Ewald Stoteler - Hahnemann Begrijpen | PDF
Het geneesmiddel dient te passen bij de totaliteit van de symptomen. De praktijk is echter een totaal andere. Nadat de anamnese van de patiënt is afgenomen maakt de homeopaat een keuze uit de symptomen die hij belangrijk vindt. Een symptoom-eliminerende wijze van voorschrijven dus. 

Bij de benadering volgens Hahnemann maakt de homeopaat een onderscheid in bepaalde symptoomgroepen. Dit proces van oriënteren en plaatsen van de symptomen heet ziekteclassificatie.

Vanuit dit overzicht kan bepaald worden waar de zwaartepunten bij iedere individuele patiënt liggen. Vanuit dit inzicht kan vervolgens een gesynthetiseerde behandeling worden toegepast die recht doet aan alle symptomen van de patiënt. Ergo, een werkelijk holistische geneeswijze. - View online for free"/>
Het geneesmiddel dient te passen bij de totaliteit van de symptomen. De praktijk is echter een totaal andere. Nadat de anamnese van de patiënt is afgenomen maakt de homeopaat een keuze uit de symptomen die hij belangrijk vindt. Een symptoom-eliminerende wijze van voorschrijven dus. 

Bij de benadering volgens Hahnemann maakt de homeopaat een onderscheid in bepaalde symptoomgroepen. Dit proces van oriënteren en plaatsen van de symptomen heet ziekteclassificatie.

Vanuit dit overzicht kan bepaald worden waar de zwaartepunten bij iedere individuele patiënt liggen. Vanuit dit inzicht kan vervolgens een gesynthetiseerde behandeling worden toegepast die recht doet aan alle symptomen van de patiënt. Ergo, een werkelijk holistische geneeswijze. - View online for free"/>
Het geneesmiddel dient te passen bij de totaliteit van de symptomen. De praktijk is echter een totaal andere. Nadat de anamnese van de patiënt is afgenomen maakt de homeopaat een keuze uit de symptomen die hij belangrijk vindt. Een symptoom-eliminerende wijze van voorschrijven dus. 

Bij de benadering volgens Hahnemann maakt de homeopaat een onderscheid in bepaalde symptoomgroepen. Dit proces van oriënteren en plaatsen van de symptomen heet ziekteclassificatie.

Vanuit dit overzicht kan bepaald worden waar de zwaartepunten bij iedere individuele patiënt liggen. Vanuit dit inzicht kan vervolgens een gesynthetiseerde behandeling worden toegepast die recht doet aan alle symptomen van de patiënt. Ergo, een werkelijk holistische geneeswijze. - View online for free"/>

Het geneesmiddel dient te passen bij de totaliteit van de symptomen. De praktijk is echter een totaal andere. Nadat de anamnese van de patiënt is afgenomen maakt de homeopaat een keuze uit de symptomen die hij belangrijk vindt. Een symptoom-eliminerende wijze van voorschrijven dus. 

Bij de benadering volgens Hahnemann maakt de homeopaat een onderscheid in bepaalde symptoomgroepen. Dit proces van oriënteren en plaatsen van de symptomen heet ziekteclassificatie.

Vanuit dit overzicht kan bepaald worden waar de zwaartepunten bij iedere individuele patiënt liggen. Vanuit dit inzicht kan vervolgens een gesynthetiseerde behandeling worden toegepast die recht doet aan alle symptomen van de patiënt. Ergo, een werkelijk holistische geneeswijze.

Organon en Chronische Ziekten




         Ewald Stöteler




                                 1
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
groot dat mijn cursisten soms spreken van omscholen in plaats van bijscholen.
De ervaringen van de afgelopen jaren hebben me ook geleerd dat het niet eenvoudig is de omslag naar de
homeopathie van Hahnemann te maken. Het vereist een heel andere manier van werken, hetgeen
grondige studie vereist.
Dat de homeopathie zoals door Hahnemann aangegeven in praktijk wordt gebracht, is gezien de
mondiale pathologische ontwikkelingen van het grootste belang.
De homeopatische geneeskunst kent vele stromingen, die zich vaak ver van Organon en Chronische
ziekten, hebben verwijderd. Dit heeft mij er mede toe aangezet dit boek te schrijven.
Het risico bestaat dat dit boek, slechts op onderdelen in praktijk wordt gebracht, zoals dit ook met
Organon en chronische ziekten nu het geval is. Dan ontstaat een gebrek aan overzicht, met consequenties
voor het resultaat van de behandeling van de patiënt.
Naar de toekomst acht ik bescherming van deze vernieuwing dan ook noodzakelijk.

Onder het copyright valt, dat dit boek op homeopathie opleidingen niet zonder meer als lesmateriaal
gebruikt mag worden Degene die de lessen verzorgt zal zich eerst moeten bekwamen en certificeren in
deze, zo andere, benaderingswijze.

Het is daarom dat de lezer van harte uitgenodigd wordt zich te scholen danwel bij te scholen in deze
benaderingwijze.

De bijscholingen worden verzorgd door de Stichting Hahnemann-homeopathie.
Voor verdere informatie kunt U zich richten tot:
www. scholingsweg@hahnemannhomeopathie.com

Door de Stichting Hahnemann-homeopathie zullen de deelnemers aan scholing en of bijscholing worden
getoetst en gecertificeerd.

De auteur.




                                                                                                     3
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Patents Act, 1988, no part of this book may be reproduced, used as teaching material, stored or transmitted, in any form or by any means,
without the prior written permission of the publishers. Enquiries should be addressed to:

Emryss bv Publishers
Duinoordstraat 78
2023 WE Haarlem
The Netherlands




First edition feb 2003




© 2003 Emryss bv Publishers
Haarlem, The Netherlands
Tel: +31 235 275060 // Fax: +31 235 259040




CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Stöteler Ewald

Hahnemann begrijpen
/ Ewald Stöteler.-Haarlem: Emryss bv
Cover: Olivier Bakker/Jenni Tree
Edited by: Gerda Zaalberg/Frans Vermeulen/
Layout: Ary bakker

ISBN 90-76189-08-0
Access code: Homoeopathy, Hahnemann, Organon, Chronische Ziekten.




                                                                                                                                       4
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Als kind van zijn tijd is Hahnemann de vader der homoeopathie. Wij zijn, overdrachtelijk gezien, zijn
nazaten. Of wij zijn geestverwanten zijn mag worden betwijfeld. Hahnemann had er weinig hoop op met
zijn tijdgenoten, dus waarom zouden wij er aanspraak op mogen maken? Hij had zich geen bescheiden
doel gesteld, zoals blijkt uit zijn Voorwoord voor de eerste editie van Chronische Krankheiten [1828]:
"Maar in het mededelen van deze grote ontdekking aan de wereld moet ik tot mijn spijt betwijfelen of
mijn tijdgenoten de logische volgorde van mijn leer zullen begrijpen en of zij die nauwgezet zullen
navolgen en zo voor de lijdende mensheid het onbegrensde heil verwerven dat automatisch moet
voortvloeien uit getrouwe en stipte naleving van deze leer, of dat zij, afgeschrikt door het ongehoorde
van veel van deze onthullingen, ze niet liever onbeproefd en daardoor nutteloos laten."

Hahnemann was een kind van zijn tijd en we moeten zijn woorden lezen in die context, al neemt het niet
weg dat het hebben van baanbrekende ideeën en het overbrengen ervan niet vanzelfsprekend samengaan.
We moeten vaststellen, tot onze spijt wellicht, dat Hahnemann de ongelukkige combinatie in zich droeg
een geniale grondlegger en een beroerde pleitbezorger te zijn.
De commotie ontstond over Hahnemann‟s concept dat chronische ziekten berusten op chronische
miasma‟s, een denkbeeld dat hij eerder introduceerde in zijn Organon. Hij noemt syfilis en sycosis
[vijgwrat-tenziekte] twee "eigensoortige inwendige chronische miasmatische ziekten". "Maar onmetelijk
veel uitgebreider en dus veel belangrijker" dan deze twee "is het chronische miasma van de psora." In
Chronische Krankheiten noemt hij psora "de draak met duizend koppen", "de oudste en veelkoppigste
van alle miasmatische chronische ziekten" en "de moeder van alle ziekten".
Aldus herkent Hahnemann een drietal chronische ziektevormen die berusten op erfelijkheid of infectie.
Ze zijn meegekregen of in het individuele leven verworven. De basis van deze leer, de zogenaamde
miasmaleer, is nadien door talloze auteurs en homoeopaten becommentarieerd en van andere
benaderingen voorzien. Daar waar Voegeli met betrekking tot psora voornamelijk spreekt over
"assimilatiestoornissen van voor de opbouw van het organisme noodzakelijke mineralen", noemt Allen
zonde en schuld als grond van dit miasma. De interpretatie van de diverse miasma‟s is in de loop der tijd
geleidelijk veranderd. De laatste jaren, bijvoorbeeld, doet de visie van de Argentijnse homoeopaat
Elisalde de Masi opgang. Deze schrijft psora toe aan de "oorspronkelijke afscheiding van God". Dit
trauma werkt door in twee hoofdthema‟s: Een innerlijk gevoel van kwetsbaarheid, onzekerheid en angst,
en de projectie hiervan op de buitenwereld. Het gevoel van afscheiding, ook wel Zondeval of verlies van
het Paradijs genoemd, roept een nostalgisch verlangen op naar de beslotenheid en vreedzaamheid van de
oorspronkelijke eenheid, alsmede een schuldgevoel dit door eigen toedoen te hebben verspeeld. De
verbroken eenheid, in het groot de Zondeval, in het klein de geboorte [de val uit de baarmoeder], is het
fundament van psora en leidt tot het basale symptoom van dit miasma: een gevoel van gemis.
Psora als latente ziektetoestand komt tot ontwikkeling door bijvoorbeeld de onderdrukking van
fysiologische uitscheidingsprocessen [zweet, urine, ontlasting, menstruatie] of, zoals Hahnemann stelt,
door "het levensbeginsel verzwakkende hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door
ondoelmatige geneeskundige behandeling". Een van de voornaamste verschijningsvormen van psora
werd door Hahnemann gezien als een jeukende huiduitslag: krätze.
Is Krätze de oorzaak van psora of verhoogt psora de vatbaarheid voor (Krätze)? Kunnen we psora
gelijkstellen aan zoiets als verlaagde weerstand of, om in moderne termen te spreken, verminderde
werking van het immuunsysteem? Belangrijker evenwel dan beantwoording van de eeuwenoude kip-of-
ei-vraag is: hoe lossen we het op?
Door getrouwe en stipte inachtneming van Hahnemann‟s ware leer, stelt Ewald Stöteler voor. Vergeten
bouwstenen van Hahnemann‟s leer, zoals de miasmaleer, de ziekteclassificatie en de toepassing van LM-


                                                                                                       5
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
andere bronnen. Het is een bouwwerk geworden waarop we kunnen voortbouwen. Er is grondleggend
werk verricht. En bovendien: Ewald Stöteler is een Nederlandse pleitbezorger op z‟n Hollands -
rechttoe-rechtaan: een die je niet onberoerd laat.


Frans Vermeulen, Molkom [Zweden].




                                                                                                    6
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Voorwoord                                                        15
Vernieuwend                                                      15
Bloeiperiode                                                     16
Ontwikkeling homeopathie                                         16
Inleiding                                                        19
Organon en Chronische Ziekten                                    19
J.T. Kent en nieuwe „meesters‟                                   19
LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie 22
1. Het holistisch mensbeeld                                      24
Genetica                                                         24
Relativiteitstheorie                                             24
Gevoel en emotie                                                 26
Denken                                                           28
Samenvatting                                                     29
2. Ziekte en gezondheid                                          30
Wat is gezond?                                                   30
Wat is ziek?                                                     30
Acute ziekten                                                    32
Chronische ziekten                                               33
Iatrogene ziekten                                                33
Onechte chronische ziekten                                       33
3. Belang en consequenties van de gelijksoortigheidsregel        35
Gelijksoortigheidsregel                                          35
Functioneel stoffelijk symptoom                                  35
Lokalisatie                                                      35
Sensatie                                                         37
Modaliteit                                                       38
Concomitant                                                      38
Particular                                                       39
Emotionele- en gevoelssymptomen                                  40
Oorzaak of „causa‟                                               40
Mentaal symptoom                                                 41
Generaliteiten                                                   42
Biografische gebeurtenissen, incidenten                          45
Erfelijke belasting                                              45
Blokkade                                                         46
Geneesmiddelgebruik                                              46
Samenvatting                                                     48
4. De homeopathische anamnese                                    49
Anamnese                                                         49
Repertorisatie                                                   49
Consult                                                          50
Onbevangen en opmerkzaam                                         50
Gezond verstand                                                  51


                                                                      7
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Eigen functioneren                                             53
Methodiek                                                      54
Attent luisterende houding                                     57
Hoofd-voeten-schema                                            58
Open vragen                                                    58
Eigen waarneming homoeopaat                                    59
„Acute‟ anamnese                                               62
Samenvatting                                                   63
5. Veranderingen binnen de homeopathische doctrine             64
Geschiedenis van de homeopathie                                64
Aspecten van de homeopathie                                    65
Classificatie van ziekten                                      68
Acute ziekten - incidenten                                     68
Chronische Ziekten, blz. 160:                                  69
Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                           71
Illustratie                                                    73
Samenvatting                                                   74
Collectieve ziekten – epidemische ziekten                      74
Chronische Ziekten, blz. 161:                                  77
Behandeling van de chronische ziekte                           77
„Acute‟ geneesmiddelen                                         78
Acuut miasmatische ziekten                                     79
6. Ziekteclassificatie                                         80
Chronische ziekten                                             80
Chronische ziekten – ander uitgangspunt                        81
Actie = reactie                                                82
Het Psora miasma                                               83
Chronische ziekten, blz. 127:                                  85
Antipsorica                                                    86
Chronische Ziekten, blz. 176:                                  86
Het Sycotisch miasma                                           88
Chronische Ziekten, blz. 103:                                  88
Chronische Ziekten, blz. 105:                                  90
Het Syfilitisch miasma                                         91
Chronische Ziekten, blz. 106:                                  92
Chronische Ziekten, blz. 109:                                  92
De ziekteclassificatie centraal                                94
Samenvatting                                                   94
7. Gebruik geneesmiddelen in relatie tot ziekteclassificatie   96
Vijf verschillende geneesmiddelgroepen                         96
De vijf geneesmiddelrijken                                     96
Symptomen en geneesmiddel                                      97
Chronische Ziekten, blz. 4:                                    98
Geneesmiddelen relaties                                        98
Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen                       98
Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:                               99


                                                                    8
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
De minerale geneesmiddelen                                        101
Chronische Ziekten, blz.176:                                      102
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                              103
Chronische Ziekten, blz. 161:                                     104
Chronische Ziekten, blz. 158:                                     105
Geneesmiddelen in afwisseling                                     105
En in de Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                     105
De nosoden                                                        107
Chronische Ziekten, blz. 185:                                     109
Tautopathische geneesmiddelen                                     110
Overige homeotherapie – psora in juiste baan                      112
Psorische indifferentie                                           112
Chronische Ziekten, blz. 156:                                     114
Tussenmiddelen                                                    115
Chronische Ziekten, blz. 176:                                     115
Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:                         117
Chronische Ziekten, blz. 127:                                     118
Miasma als ziekte tendens                                         119
Voorafgaande ontregeling                                          120
Samenvatting                                                      121
8. Analyse anamnese vanuit ziekteclassificatie                    123
Classificeren van ziekte                                          123
Chronische Ziekten, blz. 1:                                       124
Nuancering in de verschillende vormen van ziek-zijn               125
Dynamis streeft naar overleven                                    127
Casus menstruatieproblemen                                        129
Ten eerste: constitutioneel                                       130
Ten tweede: biografie                                             130
Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen                        131
Behandeling van kinderen                                          133
Ziektetendensen en ziektesoorten                                  135
Vragenlijst voor benadering casuïstiek vanuit ziekteclassificatie 138
Vraag 1 Problematiek, realiteit, beeld                            138
Vraag 2 Symtomen, (leef)omstandigheden                            139
Vraag 3 Chronische ziekte, endogeen miasmatische oorzaak          139
Vraag 4 Chronisch: dynamiek en verloop                            140
Vraag 5 Familiaire (erfelijke) ziektetendens                      142
Vraag 6 Geneesmiddelgebruik, iatrogene ziekte                     143
Vraag 7 Geblokkeerde reactie                                      144
Chronische Ziekten, blz. 155:                                     144
Chronische Ziekten, blz. 156:                                     145
Richting aan de behandeling                                       145
Samenvatting                                                      146
9. Complementaire effecten                                        148
Hiërarchie en geneesmiddelrelaties                                148
Antidote                                                          148


                                                                        9
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Compatible                                                   150
Complementair                                                150
Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                         151
Werking antipsorisch middel gaat door                        152
Lagere potenties                                             153
Afwisseling van geneesmiddelen                               153
Chronische Ziekten, blz. 160:                                155
Chronische Ziekten, blz. 160 en 161:                         156
Verstorende invloeden                                        156
Chronische Ziekten, blz. 161:                                157
Bewust gebruik van complementair effect                      159
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                         159
Tussendoor gebruiken van speciale geneesmiddelen             160
Chronische Ziekten, blz. 127:                                161
Ziekten in het voorgeslacht                                  163
Behandeling van het jonge kind                               164
Latente tendensen herkennen                                  165
Holistische totaalbenadering                                 165
Ziektedynamica                                               166
Samenvatting                                                 169
10. De antipsorische behandeling als centraal thema          170
Antipsorische behandeling                                    170
Chronische Ziekten, blz. XX1:                                171
Ontwikkeling van de homeopathie                              171
Chronische Ziekten, blz. 5:                                  171
Chronische Ziekten, blz. 6:                                  171
„Chronische Ziekten, blz. 8:                                 172
Psora gewekt                                                 174
„Chronische Ziekten, blz. 121:                               175
Chronische Ziekten, blz. 127:                                175
Karakter van psora                                           175
Chronische Ziekten, blz. 11:                                 176
Ontwikkeling psora miasma                                    177
Chronische Ziekten, blz. 176:                                177
Primaire zorg van de Dynamis                                 178
Voorschrijven op miasmatische achtergrond                    180
Samenvatting                                                 181
11. Epidemische ziekten en de wisselziekten                  182
Blokkerend effect                                            182
Appèl op de levenskracht                                     183
Chronische Ziekten, blz. 161:                                184
Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:                         184
Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling   184
Chronische Ziekten, blz. 163:                                185
Breekpunt in de biografie                                    185
Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit              186


                                                                   10
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
12. De behandeling van psychische ziekten                 189
Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt    189
Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste                    189
Grondige anamnese                                         191
Afwisseling ook hier                                      193
Een voorbeeld uit de casuistiek.                          193
Gebruik van psychofarmaca                                 194
Psychische klachten door „oorzaak van buiten‟             195
Samenvatting                                              196
13. Gebruik van geneesmiddelpotenties in de homeopathie 198
Hoge potenties                                            198
Inzichtelijk homeopathisch handelen                       199
Twee verschillende potentiereeksen                        200
De bereiding van homeopathische geneesmiddelen            201
Dynamisatieproces                                         203
Chronische Ziekten, blz. 182:                             203
Vermoeiende proefnemingen                                 203
Verdere ontwikkelingen                                    206
Kennislacunes bij de beroepsgroep                         207
De LM potentie                                            208
Bereiding van de LM potentie                              208
Samenvatting                                              213
14. Het gebruik van LM-potenties in de praktijk           214
Verschillen tussen C- en LM-potenties                     214
In het oog springende verschillen                         215
Centesimale reeks                                         216
Basisoplossing                                            218
Niet ongemodificeerd herhalen                             218
Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen     219
Diversiteit van geneesmiddelinnamen                       221
Homeopathische verergeringen                              221
Chronische Ziekten, blz. 105:                             222
Een andere ziektesoort als ingang                         223
Het geneesmiddel in oplossing                             223
Snuifdoses                                                224
Zware pathologie                                          224
Psora in de juiste baan                                   225
Chronische endogeen miasmatische ziekte                   226
Chronische Ziekten, blz. 158:                             227
Eindverergering                                           227
Chronische Ziekten, blz. 127:                             228
Diep constitutionele werking                              228
Genezing nadert voltooiing                                229
Tot de eindverergering toe                                231
Samenvatting                                              234
15. Olfactie als wijze van geneesmiddelinname             235


                                                                11
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Chronische Ziekten, blz. 157:                               236
Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:                   237
Chronische Ziekten, blz. 157:                               237
Chronische Ziekten, blz. 161:                               238
Chronische Ziekten, blz. 168:                               238
Betrouwbare geneesmiddelimpuls                              239
Samenvatting                                                240
16. Afwisseling van homeopathische geneesmiddelen           241
Geen combinaties – geen middelen tegelijk                   241
Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen   242
Afwisseling, een voorbeeld                                  244
Chronische Ziekten, blz. 168:                               245
„Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:                  246
Chronische Ziekten, blz. 155:                               247
Chronische Ziekten, blz. 156:                               247
Reactiemoeheid                                              247
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                        248
Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen        248
Chronische Ziekten, blz. 162:                               249
Samenwerking                                                250
17.Palliatieve behandeling: wanneer wel/niet behandelen     251
Palliatief behandelen                                       251
Plantaardige middelen                                       251
Urgente en levensbedreigende situaties                      252
Tussendoor gebruik van allopathie                           253
Substitutietherapie                                         253
Chronische Ziekten, blz. 138:                               254
Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:                   254
Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma            255
18. Literatuur                                              257
Notities ruimte




                                                                  12
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Vernieuwend
Het lijkt wat ambitieus een vernieuwend boek over homeopathie te willen schrijven. Het is mijns inziens
echter een gegeven dat de werken van Hahnemann heden ten dage niet meer intensief bestudeerd worden
en wellicht nog minder begrepen. Enerzijds is dit te verklaren door Hahnemann‟s soms moeilijke
schrijfstijl, anderzijds doordat de huidige homeopathie zich ver heeft verwijderd van de werkwijze van
Hahnemann zelf. Tijdens zijn leven heeft Hahnemann in de opeen-volgende publicaties van het Organon
steeds wijzigingen, nieuwe inzichten en ervaringen toegevoegd. Dit vroeg de nodige flexibiliteit van
Hahnemann‟s leerlingen, evenals het nu wellicht moeilijk zal zijn de conclusies in dit boek serieus te
nemen.
Het voor u liggende boek wil een brug vormen. Het wil een synthese zijn tussen wat Hahnemann heeft
geschreven in de zesde editie van het Organon en in de Chronische Ziekten.
De schrijver heeft niet de pretentie compleet te zijn. Er zijn veel aspecten in de homeopathische praktijk
aan te voeren die tegen-woordig anders worden uitgevoerd dan de grondlegger van de homeopathie heeft
aangegeven. Tezamen met vragen zoals : “waarom hebben wij dit nooit op de opleiding gehad?” en
verzoeken van deel-nemers aan mijn bijscholingen, heeft dit de aanzet gegeven tot het schrijven van dit
boek. Het lijdt geen twijfel dat sommige onderdelen van de homeopathische geneeswijze sinds
Hahnemann verder zijn ontwikkeld. De geneesmiddelleer [materia medica] heeft een grote vlucht
genomen en ook de filosofie kent een enorme diversiteit en veelzijdigheid. De praktijk heeft desondanks
geleerd dat veel van Hahnemann‟s werk tot op heden onvoldoende begrepen en doorgrond is en
bijgevolg onvoldoende in praktijk wordt gebracht. En dat terwijl deze informatie voor de homeopathie
nu en in de toekomst naar mijn mening zeer belangrijk is!
Bloeiperiode
In het begin van de twintigste eeuw maakte de homeopathie in Amerika een bloeiperiode door. Het
uiteindelijke resultaat was evenwel dat ze niet heeft kunnen waarmaken wat ze beloofde. We beleven in
de huidige tijd een opleving van de homeopathie, terwijl tegelijkertijd de allopathie [orthodoxe
geneeskunde] meer en meer haar greep verliest, zowel in de behandeling van chronische ziekten als in
die van infectieziekten. Door bacteriën verworven resistentie tegen antibiotica is een van de voornaamste
redenen. Op virale infecties, zoals bijvoorbeeld HIV, heeft men feitelijk helemaal geen antwoord.Vanuit
allopatische optiek bezien rampzalig,blijkt de hoeveelheid vaccins die we in onze kinderen kunnen
spuiten ook aan een maximum gebonden te zijn. In Nederland worden jaarlijks 1200 meldingen gemaakt
van zogenaamde entingschade, volgens artsen het topje van de ijsberg. De wetenschapper zit met de
handen in het haar; men spreekt al over het post-antibiotica tijdperk. Mondiaal zien we malaria,
tuberculose en andere besmettelijke ziekten hand over hand toenemen. Op termijn zal dit zeker een
bedreiging vormen voor de westerse wereld. De vraag rijst of de homeopathie wel een antwoord heeft op
de te verwachten pathologische ontwikkelingen. Zijn wij wel in staat een antwoord te geven op de
epidemische ziekten die in het verschiet liggen? Bezit de huidige homeopathie wél het juiste filosofische
en praktische kader om eventuele toekomstige ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden? Aan het
begin van de vorige eeuw kon de homeopathie de uitdaging niet aan en werd zij afgerekend op haar
falen. Blijven wij volgens dezelfde richtlijnen werken als de homeopaten aan het begin van de vorige
eeuw, dan kunnen we verwachten ook ditmaal tekort te schieten. Het noodzaakt ons tot verdere


                                                                                                       13
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>


Ontwikkeling homeopathie
De ontwikkeling die Hahnemann tijdens zijn leven doormaakte deed veel van zijn leerlingen vroegtijdig
afhaken. Hahnemann raakte verwikkeld in heftige disputen met zijn toenmalige collega‟s. Hierdoor is de
indruk ontstaan dat homeopaten elkaar voortdurend bestrijden en naar het leven staan. Aan een
gezamenlijk streven werd zo veel afbreuk gedaan.
Bijvoorbeeld: de miasmaleer was, en is, voor veel homeopaten een blanco gebied. We lezen en leren er
van alles over, maar wat we er uiteindelijk mee doen komt onveranderlijk neer op: als je het juiste,
gelijksoortige, middel maar geeft. Met zo‟n conclusie hadden we ons de moeite kunnen besparen!
Dat we proberen het meest gelijksoortige geneesmiddel te vinden is een vanzelfsprekendheid. Met
kennis van de miasmaleer heeft het weinig uit te staan.
De zesde editie van het Organon was persklaar tijdens het leven van Hahnemann, maar werd na veel
moeilijkheden en hardnekkige onderhandelingen met de erfgenamen pas in 1921 gepubliceerd. Bijna
tachtig jaren verstreken waarin generaties homeopaten niet op de hoogte waren van de laatste inzichten
van de grondlegger. Dat dit heeft bijgedragen tot problemen met de miasmaleer behoeft geen betoog.
De ontwikkeling van de homeopathie stoelde in de tussentijd op de vierde editie van het Organon. De
vijfde editie werd genegeerd. Klaar-blijkelijk bevatte die onvoldoende wezenlijk nieuwe zaken, afgezien
van talrijke opmerkingen van Hahnemann over zogenaamde half-homeopaten. Het boek Chronische
Ziekten kon zich evenmin in overweldigende aandacht verheugen.
De zesde editie van het Organon geeft een volledige herziening van veel aspecten van de homeopathie,
in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van potenties. In de zesde editie gaat het uitsluitend over
het gebruik van LM-potenties! Desondanks hebben LM-potenties nauwelijks voet aan de grond
gekregen in de homeopathische praktijk.
In het onderhavige boek komen de verschillende aspecten, zoals potentiegebruik, ziekteclassificatie,
gebruik van complementaire geneesmiddelen e.d. uitgebreid aan bod. Er wordt steeds gerelateerd aan
wat Hahnemann schrijft, inclusief citaten en bronvermelding. Organon betekent werktuig. Op het gebied
van de filosofie der homeopathie is het ons standaardwerk. Wanneer wij het Organon verbinden met de
Chronische Ziekten, speciaal met het praktische deel ervan, en dit intensief en kritisch bestuderen, dan
zien we welke aanwijzingen en consequenties deze werken tezamen bevatten voor uiteenlopende
facetten van de homeopathie, variërend van potentiekeuze tot geneesmiddelgebruik.
Tijdens seminars heb ik regelmatig uitspraken gehoord in de trant van: wij zijn Hahnemann voorbij. Dit
is, denk ik, geenszins het geval en ik wil het aantonen met de inhoud van dit boek. Het is eerder zo dat
wij nog vér te gaan hebben. De bestudering van dit boek kan voor de lezer een revolutie inhouden en
wellicht tot een totale herziening van de praktijkvoering leiden. Ingeslepen gewoonten en werkwijzen, te
veel autoriteit toedichten aan grote meesters kunnen het anderzijds moeilijk maken dit boek serieus te
nemen. Beoordeling van het waarheidsgehalte vereist grondige studie en onderzoek in de praktijk. Het
mag niet zo zijn dat wij homeopaten weigeren ons therapeutisch systeem tegen het licht te houden. Een
licht dat door Hahnemann zelf werd ontstoken teneinde de homeopathie te blijven verbeteren en
perfectioneren ten behoeve van de zieke medemens.

Om met Hahnemann te spreken:
Organon: Opmerkingen vooraf bij de eerste druk van 1810:
“Dat wil ik vooraf ter waarschuwing zeggen: indolentie, gemakzucht en eigenzinnigheid maken de
dienst aan het altaar der waarheid onmogelijk; slechts onbevangenheid en onvermoeide ijver stellen in
staat tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde. Hij die de


                                                                                                        14
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Ewald Stöteler, Almelo, december 2002.




                                                                                                  15
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Organon en Chronische Ziekten
Vanaf mijn eerste kennismaking met de homeopathie hebben Hahnemann‟s Organon en Chronische
Ziekten centraal gestaan in mijn praktijk. Als docent homeopathie heb ik de inhoud van beide werken
vanaf 1983 onderwezen. Gaandeweg werd mij duidelijk dat de manier waarop homeopathie in praktijk
gebracht werd en wordt, ver af staat van hoe Hahnemann haar ontwikkelde en toepaste. Hoe kritischer
wij het Organon en de Chronische Ziekten lezen, hoe groter en opvallender discrepantie er blijkt te
bestaan tussen Hahnemann‟s werkwijze en die van tegenwoordig. Ik wil benadrukken dat het
dogmatisch volgen van Hahnemann‟s geschriften niet mijn uitgangspunt is. Het gaat om het begrip van
wat hij schreef. We dienen in eerste instantie te onderzoeken of het logisch is of niet, of het in de
praktijk kan worden toegepast en, niet in de laatste plaats, of het ook zo werkt! Worden wij een betere
homeopaat indien wij Hahnemann‟s advies „Mach es nach, aber mach es genau nach‟ opvolgen?
Na Hahnemann‟s dood, in 1843, duurde het nog bijna tachtig jaar voordat de laatste, zesde editie van het
Organon werd gepubliceerd. In de tussenliggende jaren werkten homeopaten vanuit de vierde editie.
Hahnemann benadrukt in deze editie dat het effect van de medicinale impuls de tijd moet krijgen om
haar volledige werking te ontplooien, terwijl hij in de vijfde editie voorgeschreven medicatie vaker
herhaalt. Na Hahnemann ontwikkelden homeopaten zich volgens de richtlijnen van de vierde editie. De
meeste hedendaagse homeopaten doen dat nog steeds.


J.T. Kent en nieuwe meesters
De grootste invloed is ongetwijfeld uitgegaan van James Tyler Kent (1849-1916) en zijn tijdgenoten, die
vanuit de vierde editie werkten. Studenten werden, en worden nog steeds, opgeleid in de Kentiaanse
traditie die is gestoeld op de vierde editie van het Organon waarbij de Chronische Ziekten totaal geen
aandacht krijgt. De homeopathie die in de jaren erna ontstaat wordt gekenmerkt door het voorschrift van
een eenmalig geneesmiddel in een hoge centesimale potentie volgens een door Kent ontwikkelde reeks.
Hierbij dient het geneesmiddel, naar huidige terminologie, bij voorkeur voorgeschreven te worden op de
„essentie‟ van de patiënt. Centraal staat het vinden van het ultieme similimum, met als doel de patiënt te
genezen met een éénmalig geneesmiddelvoorschrift. Lukt dat niet dan heb je als homeopaat je werk niet
goed (genoeg) gedaan.
Er zijn door verschillende „meesters‟ veel even ingenieuze als onnavolgbare analysemethoden
ontwikkeld, de één nog indrukwekkender dan de ander. Dit heeft de ontwikkeling van jongere generaties
homeopaten zo sterk beïnvloed dat Hahnemann, behalve in naam, vrijwel vergeten schijnt. In
opleidingen wordt tegenwoordig zo weinig tijd besteed aan Organon en Chronische Ziekten dat
Hahnemann‟s gedachtengoed volledig op de achtergrond is geraakt. Opmerkingen als “hij is moeilijk te
lezen”, “het laat zich niet verenigen met wat wij op de opleiding leren” en “er zijn nu ook grote
meesters” geven de indruk dat Hahnemann achterhaald is. Dit kun je echter pas werkelijk
veronderstellen wanneer het werk van Hahnemann gekend en begrepen wordt en succes in de praktijk
ervan het bewijs is. Dan pas kunnen we de grondlegger als lichtend voorbeeld terzijde schuiven. Reeds
tijdens zijn leven ervaarde Hahnemann dat homeopaten het lieten afweten omdat zij zijn zich steeds
ontwikkelende inzichten niet begrepen, laat staan konden volgen. Daarmee wordt homeopathie snel
gereduceerd tot de meest fundamentele similia-regel, de eenmalige impuls van een geneesmiddel,
waarna langdurig op reactie wordt gewacht. Klaarblijkelijk wordt ervan uitgegaan dat er geen verschil
bestaat tussen het genezende vermogen van een plantaardig, dierlijk of mineraal geneesmiddel. Onder
het motto „wanneer het middel juist is, werkt het‟ en „wanneer het niet werkt dan ben ik geen goede


                                                                                                       16
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
dreiging die ontstaat is inflatie en vervlakking. De diepgang dreigt te verdwijnen en wat volgt is de jacht
op het „beeld‟, de essentie van de casus, wat vervolgens veelal niet voldoende oplevert.
Dit is één van de redenen waarom er zoveel meningen en stromingen in de homeopathie bestaan.
Zo af en toe valt ook eens het woord „miasma‟, met de haastige toevoeging dat er niet mee wordt
gewerkt en dat het ook niet van belang is zolang je het goede middel maar vindt. De rol die de docent
hierbij speelt is van groot, zo niet bepalend belang. De manier waarop de student de homeopathie krijgt
aangeleerd is de manier waarop de student later homeopathie bedrijft. En wanneer de kopstukken van de
homeopathische wereld zo homeopathie bedrijven, is er zeker geen reden meer om aan de juistheid van
deze benadering te twijfelen. Reden genoeg om die moeilijke Hahnemann niet te lezen, laat staan serieus
te nemen. Hij “leed waarschijnlijk toch al aan ouderdomsdementie” toen hij zijn zesde editie schreef. Zo
waren er ook de hardnekkige geruchten dat de zesde editie niet van Hahnemann zelf was, maar dat zijn
tweede vrouw, Melanie d‟Hervilly, er haar stempel op had gedrukt. Het is duidelijk dat mensen
bevooroordeeld zijn en niet de moeite nemen zich grondig te verdiepen in de oorspronkelijke bronnen.
Tijdens mijn lezingen hoor ik vaak: “Wanneer je praktiseert zoals staat beschreven in Organon en
Chronische Ziekten sta je zo alleen, er is bijna niemand die zo werkt.”
In Organon en Chronische Ziekten vinden we de neerslag van zo‟n vijftig jaar praktijk en ervaring, door
het genie C.F.S. Hahnemann genoteerd voor het nageslacht.
Vóórdat Hahnemann de homeopathie grondvestte bestond er geen homeopathische filosofie, geen
materia medica, geen analyse of repertorium, geen miasmaleer. Antipsorische geneesmiddelen waren
onbekend en gepotentieerde geneesmiddelen, daar had nog niemand zelfs maar over nagedacht.
Hahnemann heeft voor dit alles de basis gelegd en, zoals uit diepgaande studie blijkt, op onnavolgbare
wijze in woorden vervat. Hij was zijn en ook onze tijd ver vooruit. De werkelijke, onschatbare waarde
van Organon en Chronische Ziekten werd mij pas duidelijk na jaren van studie en lesgeven. Door
doorlopend met beide werken bezig te zijn, ze steeds opnieuw te bestuderen, ontwikkelde zich allengs
een samenhangend overzicht over de verschillende aspecten die erin worden behandeld. Gaandeweg
begreep ik de verbanden die Hahnemann min of meer als bekend veronderstelde en kennelijk voor
kennisgeving aannam. Het lijkt alsof hij het onnodig vond ze steeds uit te leggen en toe te lichten of
telkens opnieuw uit te werken; hij benoemt ze wel consequent.




LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie
In het begin van de jaren ‟80 kwam voor mij het gebruik van LM-potenties in beeld. De eerste jaren dat
ik ermee werkte waren hectisch maar ook verademend. De LM-potentie maakt het door zijn aard
mogelijk hem op vele verschillende momenten in de behandeling opnieuw als stimulus in te zetten.
Zoals met alles wat nieuw is, moest ik het eerst in de vingers krijgen.
Het zal ongetwijfeld een reden zijn voor collega-homeopaten om zich te verzetten tegen de
veranderingen die dit boek in gang wil zetten.
Voorts werd mij de zin en betekenis van een anti-miasmatische behandeling duidelijk. Ten tijde van
mijn ontdekking van het gebruik van LM-potenties was de essentie van zo‟n behandeling nog niet echt
tot me doorgedrongen. Pas door de classificatie van de verschillende soorten ziekten kreeg het begrip
„miasma‟ inhoud. Het werd mij helder toen ik begreep dat Hahnemann met miasma‟s de neiging tot een
soort latente fysiologisch-dynamische ontregeling [ziekten dus] koppelde aan het begrip
„ziekteclassificatie‟ of „soorten van ziek-zijn‟, ziekten van „buitenaf‟ en ziekten van „binnenuit‟. Tijdens


                                                                                                         17
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
ziekten‟ is.
De ziekteclassificatie en de daaraan gekoppelde antipsorische behandeling geeft tevens inhoud aan de
begrippen „acuut‟, „acuut miasmatische aandoening‟, „tussenziekten‟, „wisselziekten‟, „iatrogene
ziekten‟, „erfelijke predisposities‟, het sycotisch- en het syfilitisch miasma en de aard en intensiteit van
deze ziektetendensen.
Wanneer we op deze manier naar de homeopathische behandeling kijken, dan plaatst dit ook het gebruik
van de complementaire effecten van geneesmiddelen in een ander licht. Precies zoals Hahnemann zegt,
verklaart het dat er wezenlijke verschillen zijn tussen het genezend effect van nosoden en/of middelen
van plantaardige, dierlijke of minerale aard. Gebruik en toepassing van zulke middelen is vanuit de
invalshoek van „classificatie van ziekten‟ dringend toe aan een ingrijpende herziening, een herrijking.
Veel dogma‟s, taboes en roestige gewoonten moeten tegen het licht van Organon en Chronische Ziekten
worden gehouden en op hun logica, waarheidsgehalte en praktisch nut worden beproefd. Ik zal
herhaaldelijk beweringen en argumenten onderbouwen met citaten uit het Organon en de Chronische
Ziekten en tevens staven met praktijkvoorbeelden. Daardoor kan er geen twijfel bestaan dat Hahnemann
het op deze manier bedoelde én dat hij zelf daadwerkelijk zo werkte. Voor de aangehaalde paragrafen uit
het Organon heb ik de Nederlandse vertaling van O.E.A. Goetze uit 1983 vergeleken met de eerste
uitgave van de zesde editie uit 1921. Waar de Nederlandse versie niet alleen stilistisch doch ook
inhoudelijk afwijkt, heb ik de vertaling aangepast. Dat Hahnemann anders werkte dan in de huidige tijd
gebruikelijk is, blijkt onder meer uit Rima Handley‟s boek In search of the later Hahnemann. Zij
beschrijft een aantal van Hahnemann‟s casussen en laat er geen twijfel over bestaan dat zijn werkwijze
haar in verwarring brengt. Het boek kan de indruk wekken dat Hahnemann afweek van zijn vorige
inzichten. Dat is niet het geval. Zijn behandelingsmethode in 1843 is consistent met zijn aanwijzingen in
het Organon en de Chronische Ziekten uit resp. 1833 en 1828.
Rond de voorlaatste eeuwwisseling maakte homeopathie een bloeiperiode door. Desondanks kon de
belofte die ze inhield niet worden waargemaakt. Bijna is de homeopathie erdoor in de vergetelheid
geraakt. Het bijzondere van onze tijd is dat wij een herkansing krijgen, een renaissance beleven met de
mogelijkheid om homeopathie de plek in de samenleving te geven die haar toekomt. Het is de
verantwoordelijkheid van iedere homeopaat om de homeopathie zo goed als menselijkerwijs mogelijk is
in praktijk te brengen ten bate van de gezondheid van mens en mensheid.
Voor begrip, integratie en verdere ontwikkeling van de homeopathie zijn Hahnemann‟s Organon en de
Chronische Ziekten onmisbare oriëntatiepunten en wegwijzers. We zullen over persoonlijke
vooroordelen, meningen en dogma‟s moeten heenstappen, zodat we onszelf open kunnen stellen voor
verdere ontwikkeling, de ontwikkeling van de patiënt en de ontwikkeling van de homeopathie, waarbij
steeds het Organon en de Chronische Ziekten het referentiekader bieden.
Dit boek wil een bijdrage zijn aan dit proces.




                                                                                                         18
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
gezondheid alvorens we ons met de zieke mens kunnen gaan bezighouden.


Genetica
In onze „verlichte‟ tijd hebben wij de mens weten te reduceren tot zijn genetische draagvlak. Het
zogenaamde genoom is zojuist gecompleteerd. De mens is teruggebracht tot zijn materiële componenten.
Wetenschappers menen nu binnen niet al te lange tijd alle aangeboren erfelijke tendensen in kaart te
kunnen brengen, zodat er desgewenst vroegtijdig kan worden behandeld of geaborteerd. Werkgevers
zullen keuzes kunnen maken op basis van iemands genetisch paspoort. Verzekeringsmaatschappijen
krijgen de mogelijkheid om potentiële cliënten te weigeren zodat aandeelhouders geen risico lopen.
Vanuit de genetica bezien heeft alles betrekking op het stoffelijk aspect van de mens, op wat na het
overlijden als stoffelijk lichaam achterblijft. De genetica streeft ernaar alle menselijke eigenschappen te
verklaren vanuit de genetische structuur. Het sterk aanwezig zijn van bepaalde kenmerken wordt
toegeschreven aan de dominantie van een bepaald gen. Bij het vraagstuk betreffende het hoe en waarom
bepaalde genen dominant zijn en anderen recessief, raken we aan een vitaliteitsaspect waar
levensprocessen hun invloed doen gelden.


Relativiteitstheorie
In 1905 kwam Einstein met zijn relativiteitstheorie en de definitie             E = Mc2. De essentie van
Einstein‟s theorie is dat materie, of massa, in feite bestaat uit energie, trilling of frequentie. Massa
bestaat uit min of meer gestolde energie; een waarheid die voor alle materie geldt. Bij kernenergie
maken we gebruik van in de materie latent aanwezige krachten. Maken we er een kernbom van, dan
komt alle in deze materie opgesloten energie plotseling vrij op uiterst destructieve wijze. De genetische
structuren van de mens bestaan eveneens uit materie en zijn bijgevolg uitgekristalliseerde energie.
Hahnemann had 150 jaar voor Einstein reeds inzicht in de diepere aspecten van de natuur.
In het Organon schrijft hij in de laatste zin van voetnoot 7 van §270:
“Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen kunnen beschouwen als
bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”
Het zijn „energetische‟ of „dynamische‟ elementen die bepalen of een gen dominant of recessief is.
Zo bestaat zelfs ons stoflichaam in essentie niet uit materie, maar uit gestolde, deels latente energie, Het
is daarmee de meest verdichte basis voor ons aardse leven. Hoe beperkt deze verdichting is blijkt uit het
feit dat het menselijk lichaam voor ongeveer tachtig procent uit water bestaat. Zonder water geen leven.
Water is vloeibaar en zo impressief dat het menselijk leven zich daarin tot uitdrukking kan brengen, met
het element water als levensdrager. Water is terug te voeren op één waterstofatoom en twee
zuurstofatomen. Een atoom bestaat uit een kern met één of meerdere schillen waarin zich elektronen
bevinden die om de kern cirkelen.
Dit alles toont direct de energetische stromen die het heelal besturen. Wanneer we zo naar het menselijk
lichaam kijken zien we de meest tot verstilling gebrachte energie voor ons. Het lijkt substantie, materie,
het is het in feite niet. Doordat het menselijk lichaam voor het grootste deel uit vloeibare substantie
bestaat kan de levenskracht zorg dragen voor groei en ontwikkeling. Het hele genoom, ons genetisch
meest uitgekristalliseerde materiaal, is niets als er zich geen andere energievorm (levenskracht, vitaliteit
of Dynamis) mee verbindt met behulp van de lichaamsvloeistoffen.



                                                                                                         19
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
zijn allemaal uitdrukkingen van activiteit, dynamiek; energie gekoppeld aan levenskracht en de
uitdrukking ervan in de vloeistoffen. Ook ademhaling, hartslag, spijsvertering, functioneren van lijf en
leden is uitdrukking van activiteit, van energiestromen, van functionaliteit. Het is deze dynamische
energie die zich zeer gevarieerd in het menselijk lichaam kan uitdrukken en ons in staat stelt onszelf
door middel van activiteiten in de buitenwereld tot uitdrukking te brengen. In handelen, doen en laten.
De zich in handelen uitende energie is als het ware vloeibaarder, minder vastgezet dan de meer gestolde
fysieke energie. Het is deze vitale levensenergie die de organiserende kracht vormt achter de
scheikundige processen die ten grondslag liggen aan gezond functioneren, innerlijk en uiterlijk.
Stoffelijk functioneren zonder betrokkenheid van de levenskracht is ondenkbaar. Zonder de
aanwezigheid van en de verbinding met deze vitale levenskracht is het lichaam dood en valt het
geleidelijk uiteen tot zijn minerale bouwstenen. Stof tot stof. Het stoflichaam, bestaande uit
vermaterialiseerde energie, kan niet zonder de energie die we vitaliteit of levenskracht noemen. Deze
energie, die Hahnemann de Dynamis noemt, geeft het stoflichaam leven en bouwt, herstelt en handhaaft
z‟n vorm.

Organon, §9
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”

Het gezond functioneren van het stoflichaam (organisme) is volledig afhankelijk van de Dynamis.
Tegelijkertijd vormt dit gezonde organisme de basis voor een gezond gevoelsleven.


Gevoel en emotie
Het menselijk gevoels- en emotionele leven vormt, materieel gezien, een volgend probleem. Vanuit
materieel gezichtspunt kunnen we „gevoel‟ beschouwen als een afscheidingsprodukt van een of ander
orgaan. Als we de effecten van gevoelens, emoties en begeertes meten, zien we enkel hoe wij stoffelijk
en functioneel op „energetische onbalans‟ reageren. Beven, transpireren, hartkloppingen ontstaan omdat
wij iets zien dat ons gevoelsmatig raakt. Het resultaat is dat de bijnieren adrenaline afscheiden, met
fysiek-functionele reacties als gevolg. De aanleiding is niet materieel, maar, in dit geval, visueel. Dit
bewerkstelligt een energetische verandering op mentaal- of emotioneel dynamisch vlak. Het organisme
reageert dienovereenkomstig. Het is niet mogelijk de realiteit van gevoel stoffelijk aan te tonen. Wat we
kunnen waarnemen zijn uitsluitend de gevolgen, in handelingen of lichamelijke reacties. De ware
intensiteit van pijn of liefde is niet objectief meetbaar. Wat we zien is de reactie van de mens. Energie
op functioneel niveau (de vloeistofstromen) verloopt onbewust. Wanneer onze organen goed werken
blijft hun aanwezigheid onopgemerkt. Maar zijn wij ziek dan ervaren we de gevolgen van hun
disfunctioneren. Op gevoelsniveau is het bewustzijn sterker, ofschoon ook minder bewuste drijfveren
zich kenbaar kunnen maken.
Criminele handelingen worden dan toegeschreven aan verminderde toerekeningsvatbaarheid. De
voortdurende confrontatie met hoe wij ons voelen is zo subjectief en immaterieel dat er geen objectieve
diagnosestelling op kan worden losgelaten. Het meer of minder adequaat omschrijven van hoe wij ons
voelen kan, afhankelijk van de mate van bewustzijn, voor duidelijkheid of onduidelijkheid zorgen. Het



                                                                                                      20
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Hier dienen omstanders de oorzaak en toedracht aan te geven of de hulpverlener moet de diagnose
stellen op basis van objectief waarneembare lichamelijke symptomen, wat in de gegeven
omstandigheden beduidend moeilijker kan zijn. Voor ieder mens kan blijheid, verdriet, pijn of genot iets
wezenlijk anders inhouden.
Het verschilt per individu hoe dingen worden beleefd en ervaren. Een objectief kleine gebeurtenis in het
verleden kan door de een vergeten zijn terwijl de ander er diepgaand door is veranderd. Objectief bezien
bestaat hier nauwelijks een verklaring voor. Gesteld kan worden dat gevoel („sensatie‟) als ervaring
gerelateerd is aan de inwendige zelfbeleving en dat begeerten en emoties mede sterk gekoppeld zijn aan
de buitenwereld. Zulke processen spelen zich af op dynamisch interactief vlak, hetzij verbonden met de
buitenwereld, hetzij met de binnenwereld. Onze organen, zintuigen, zenuwen, endocrien stelsel en
hersenen vormen het gereedschap waardoor deze processen lichamelijk en geestelijk geïntegreerd
kunnen plaatsvinden.




                                                                                                     21
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
menselijke eigenschap, het denken. Denken is van zo‟n verfijnd energetisch niveau dat het bijna
onpersoonlijk is. Of iets objectief waar of onwaar is hangt niet af van het gevoelsleven. Het denken kan
worden beheerst door het gevoelsleven, zoals bijvoorbeeld bij “hoe kan ik mezelf het meeste genot
verschaffen.” In zo‟n geval is er geen sprake van de zuiverste vorm van denken (de logica), maar van
een meer persoonsgebonden vorm. Dan is het denken ondergeschikt aan het gevoels- en begeerteleven.
Denken en mentale processen zijn zo immaterieel dat wij ze slechts kunnen aantonen op grond van
waartoe de mens in staat is, bijvoorbeeld op grond van creatieve scheppingen in dienst van mens en
mensheid. De homeopathie kunnen we precies zo zien. Het is een geschenk aan de mensheid dat
niemand voor zichzelf kan opeisen.
In geval van ziekelijk denken vormt het denken de aanzet tot ontdekkingen van diep pathologische en
mensheid bedreigende aard. Vanuit een korte-termijn-visie kunnen wij blij zijn met de ontwikkeling van
nucleaire technologie. Maar bekeken vanuit het nageslacht - de toekomstige mensheid - wordt het een
totaal andere zaak.
De effecten van mentale activiteit zijn stoffelijk meetbaar als electrische activiteit van de hersenen. Bij
de zieke mens is er een verstoring op één of meerdere niveaus van menselijk functioneren. Een
langdurige verstoring zal vanuit het primair aangedane niveau ook de andere wezensdelen aandoen, die
als het ware gaan meeresoneren in het ziekteproces. Zo kan het zijn dat de patiënt die zich reeds langere
tijd niet goed voelt uiteindelijk op stoffelijk niveau een maagzweer ontwikkelt. Ziekte op dynamisch
vlak wordt zo de oorzaak van stoffelijke afwijkingen, die zich ontwikkelen in overeenstemming met de
predispositie van de genetische constellatie. Aldus wordt het genetisch dominante patroon bepaald door
de gezonde of pathologische geaardheid van de Dynamis of levenskracht, die, zoals Hahnemann stelt in
§9, autocratisch en zelfstandig functioneert. Dezelfde factoren zijn bepalend of een erfelijke aanleg wel
of niet tot ontwikkeling komt.




                                                                                                        22
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
individuele levenskracht, met een gevoels- en emotioneel leven en een eigen denkwereld. Bij ziekte en
gezondheid spelen in de menselijke constitutie naast de genetische (erfelijk dynamische) factoren tevens
meer tijdgebonden invloeden, die niets met erfelijkheid te maken hebben, een belangrijke rol, namelijk:
opvoeding, omgeving en omstandigheden. Veel patiënten zijn onder behandeling om de dikwijls
jarenlange gevolgen te verwerken van wat er tijdens de opvoeding is misgegaan. Andere biografische
invloeden kunnen de mens eveneens veranderen en in onbalans brengen. Breekpunten zoals verdrietige
gebeurtenissen, ongevallen, overlijden van dierbaren, financiële zorgen e.d. werken doorgaans diep en
soms ziekmakend door. Zulke gebeurtenissen zijn niet direct materieel te noemen, maar hebben wel
stoffelijk waarneembare gevolgen.
Verstoring van de harmonische, levende samenhang manifesteert zich in een wijziging van de
subjectieve zelfbeleving, met gevoelsmatige veranderingen en klachten op alle niveaus. Deze
veranderingen in de zelfbeleving, deze subjectieve symptomatologie, vormt in de klassieke homeopathie
de leidraad om de verloren homeostase, de verstoorde energiebalans te herstellen.




                                                                                                     23
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Het is niet eenvoudig een definitie van gezondheid te geven. Zo‟n definitie schiet allicht tekort en creëert
een scheef beeld. De WHO definieert het zo: “Gezondheid betekent de afwezigheid van psychisch en
lichamelijk lijden.” Deze definitie blijft in gebreke als diepgaand begrip van ziekte en gezondheid ons
doel is.


Wat is ziek?
We dienen ons allereerst af te vragen wat ziekte feitelijk is. Welke consequenties heeft ziekte? Hoe
openbaart zich dit? Wat kunnen we doen om de verloren balans te herstellen? Met zulke vragen belanden
wij op het terrein van de filosofie. Bij begripsvorming betreffende ziekte en gezondheid of voor de
creatie van een therapeutisch systeem is de beschikking over een filosofische achtergrond essentieel.
Deze achtergrond biedt ons de mogelijkheid de gevolgen van ons handelen te evalueren. Zonder filosofie
als richtlijn hobbelt de therapeut van incident naar incident en mist, als een kind in het donker, het zicht
op eventuele oorzaken en diepere pathologische processen. Filosofie verleent waarneming, deductie en
inductie een dieper inzicht in de achtergronden van pathologische processen en zodoende een beter zicht
op wat nodig is voor genezing. Het belang van de filosofie, die overigens altijd door ervaring bevestigd
dient te worden, vormt de basis van de homeopathie. Voor Hahnemann was de filosofie het
uitgangspunt. Hij ging zelfs zo ver dat hij patiënten, voor hij ze in behandeling nam, dikwijls eerst zijn
filosofisch standaardwerk, het Organon, liet lezen. Dit om vanuit ziek-zijn uit te kunnen komen bij beter
worden, zodat er voor de patiënt iets positiefs uit kon voortkomen in de zin van bewustzijnstoename en
verrijking van de levenskwaliteit. Aldus kan ziek-zijn een meerwaarde opleveren. Mensen die een
ernstig ziekbed hebben doorgemaakt zeggen vaak: “Het was een heel moeilijke periode, ik ben door een
diep dal gegaan; ik had niet gedacht het te halen, maar ik had het niet willen missen.”
De benadering van ziekte door de reguliere geneeskunde is primair gericht op het te diagnosticeren
symptoom, dat is: de stoffelijk aantoonbare afwijking. In deze methodiek is zij inmiddels ver gevorderd.
De nieuwste technieken worden ingezet en kosten noch moeite worden gespaard om ziekte de baas te
worden en uit te bannen. In Hahnemann‟s tijd paste de geneeskunde aderlatingen, bloedzuigers, purgeer-
en braakmiddelen toe; in de huidige tijd doen we het met antibiotica, antidepressiva, slaapmiddelen,
pijnstillers, cytostatica, bestraling, hormonale behandelingen, enzovoort. De therapie is gericht op het
laten verdwijnen van de symptomen, waarvan de vermeende oorzaak, zoals gezegd, bij voorkeur
stoffelijk aantoonbaar moet zijn. Helaas is het aantonen van stoffelijke veranderingen slechts in
ongeveer éénderde van de ziektegevallen mogelijk, zodat de ingezette allopathische behandeling,
zachtjes uitgedrukt, veelal onwetenschappelijk is te noemen. In alle overige gevallen wordt gesproken
van psychosomatische klachten, die, allopathisch gezien, in het gunstigste geval minder serieus genomen
hoeven te worden.
De homeopathie gaat uit van een totaal ander mensbeeld. Zij heeft een andere visie op ziekte en het
ontstaan ervan. Een visie waarin functionele, emotionele, mentale en psychische symptomen een
wezenlijk andere, veel belangrijker plek innemen bij de benadering van de patiënt en de beoordeling van
diens ziekelijke gesteldheid.

In §11 van het Organon, zesde editie, definieert Hahnemann ziekte aldus:
“Als de mens ziek wordt, is in het begin alleen deze zelf werkzame levenskracht (het levensbeginsel), die
overal in zijn organisme aanwezig is, „ontstemd‟ door de tegen het leven gerichte dynamische invloed
van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het


                                                                                                         24
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
anders.”
De ontstemming, de ontregeling van de dynamische levenskracht, manifesteert zich in het organisme
met ziektesymptomen, die zich op elk niveau kunnen openbaren. Ontregeling op functioneel niveau
heeft uiteindelijk ontregeling op emotioneel of mentaal niveau tot gevolg, waar het zich uit op een voor
de patiënt subjectieve wijze. De manier waarop de patiënt zijn symptomen ervaart en kan omschrijven is
zonder uitzondering individueel en subjectief.
Het is de ervaring van deze “unieke” patiënt in de eigen constitutie, met de eigen erfelijke
mogelijkheden en belastingen en de voor hem typerende sociale, economische en relationele
omstandigheden, ingebed in de eigen biografie. Hoe en waarom deze mens ziek is geworden is een
unieke, individuele en eenmalige gebeurtenis. De constellatie van diverse factoren maakt een holistische
benadering van ziekte noodzakelijk, indien wij de patiënt recht willen doen en iets wezenlijks bijdragen
in het genezingsproces. In de homeopathie is kennis van al deze aspecten en hun invloed op het individu
van doorslaggevend belang voor prognose, verloop en resultaat van de behandeling.
De eerste taak voor iedere geneeskundige zou het creëren moeten zijn van een goed totaalbeeld van de
patiënt, dat als basisinformatie dient en tijdens de behandeling steeds een referentiekader biedt om de
effecten van de therapie te verifiëren.
Het opnemen van alle ziektesymptomen betekent tegelijkertijd het noteren van het totale ziektebeeld.
Pas nadat alle informatie is verzameld kan het verkregen beeld worden beoordeeld. In het Organon
maakt Hahnemann daarnaast onderscheid tussen ziektevormen die verschillen in intensiteit, dynamiek en
heftigheid en die in de homeopathische behandeling mede overwogen, beoordeeld en behandeld dienen
te worden. Hij beschrijft de volgende ziektevormen:


Acute ziekten
Onder te verdelen in individuele en collectieve ziekten.
Individuele ziekten: doorgaans betreft het hier een persoon die ziek wordt (uit balans raakt) door
omstandigheden, invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld een val van de trap die een hersenschudding tot
gevolg heeft.
Collectieve ziekten noemt Hahnemann in Chronische Ziekten „tussenziekten‟ of „morbi intercurrentes‟.
Dit betreft acute, infectueuze aandoeningen waartoe grotere groepen mensen gepredisponeerd zijn op
een bepaald moment in de tijd en die tot ziekte leiden, bijvoorbeeld kinderziekten, influenza, e.d.


Chronische ziekten
zijn gebaseerd op een chronische, onderliggende miasmatische verstoring, waarbij onderscheid wordt
gemaakt in chronische ziekten van venerische oorsprong enerzijds en van psorische origine anderzijds.
De ziekten van venerische origine worden onderverdeeld in ziekten gebaseerd op het syfilitisch miasma
en ziekten gebaseerd op het sycotisch miasma.
Volgens Hahnemann is de psorisch miasmatische belasting de grondoorzaak van alle chronische, niet
venerische, dus niet uit een geslachtelijke infectie ontstane ziekten.


Iatrogene ziekten

                                                                                                     25
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
onmogelijk nog iets aan de situatie te kunnen veranderen. Dat maakt iatro-gene ziekten tot de ergst
denkbare.


Onechte chronische ziekten
In het Organon schrijft Hahnemann in §77
“Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zich zelf op de hals halen doordat ze
zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn te wijten aan het
genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de gezondheid
ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van noodzakelijke levensbehoeften, aan verblijf in
ongezonde, vooral vochtige streken, aan leven in kelders, vochtige werkplaatsen, ongeventileerde
woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door ongezonde overmatige
inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz. Deze ongezonde toestanden,
die men zich zelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze vanzelf over (als er niet ook nog
een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van chronische ziekten niet waard.”

In Organon en Chronische Ziekten beschrijft Hahnemann indringend de verschillende ziektevormen die
allen een andere positie innemen binnen de homeopathische behandeling. In de volgende hoofdstukken
worden ze besproken en uitgewerkt.




                                                                                                       26
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Gelijksoortigheidsregel
De gelijksoortigheidsregel wordt gewoonlijk als de hoeksteen van de homeopathie gezien. Het door
Hahnemann ontdekte en voor de geneeskunst praktisch en hanteerbaar gemaakte principe berust op een
existentiële natuurwet en is onlosmakelijk verbonden met alles in het leven.
Basaal gezien houdt de gelijksoortigheidsregel in dat door de patiënt geproduceerde symptomen door het
homeopathisch geneesmiddel gekopieerd, geïmiteerd en daardoor op kunstmatige manier versterkt
moeten kunnen worden.
Anders gezegd: de symptomen van de natuurlijke ziekte waaraan de patiënt lijdt, moeten door het
homeopathisch middel bij een gezonde mens opgewekt kunnen worden.


Functioneel stoffelijk symptoom
Tot het symptoombeeld van de patiënt worden alle symptomen en klachten gerekend die maken dat de
gezondheid verstoord is en de patiënt zich ziek voelt. Zowel de door de patiënt ervaren subjectieve
symptomen - voor de geneesmiddelkeuze zijn deze meestal het belangrijkst - als de objectief
waarneembare pathologische verschijnselen worden in de anamnese meegenomen. Zo ontstaat het
totaalbeeld van de zieke en zijn ziekte. Een symptoom dient te voldoen aan bepaalde criteria: het kent
verschillende onderdelen die samen het totaalsymptoom vormen. Wanneer alle onderdelen van een
symptoom beschreven kunnen worden neemt de waarde van zo‟n symptoom toe met betrekking tot de
geneesmiddelkeuze. Er moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een totaalsymptoom omdat daarin
alle aspecten van de klacht tot uitdrukking komen.


Lokalisatie
Het eerste aspect van het totaalsymptoom is de lokalisatie: de plaats waar de klacht zich bevindt. De
ontregelde levenskracht zal zich manifesteren op een bepaalde plek in het lichaam. Voor de patiënt valt
dit meestal onder de noemer hoofdklacht: de klacht waarmee de patiënt binnenkomt. Bijvoorbeeld:
hoofdpijn, huiduitslag, maagpijn, e.d. Hier komt de patiënt voor, soms voorzien van een diagnose door
de reguliere geneeskunde, zoals migraine, clusterhoofdpijn, psoriasis enz. In de homeopathie is de
lokalisatie op zich dikwijls van ondergeschikt belang voor de geneesmiddelkeuze, tenzij die gepaard
gaat met een typerende karakteristiek. Bijvoorbeeld: hoofdpijn die altijd volgens een typisch patroon
verloopt, zich steevast voordoet in het voorhoofd en primair rechtszijdig is, om zich later te verplaatsen
naar de linkerkant.
Zulke informatie typeert de hoofdpijn en maakt een betere geneesmiddelkeuze mogelijk. Er dient op
basis van gelijksoortigheid een relatie te zijn tussen de plaats waar het ziek-zijn zich manifesteert en de
lokatie waarop het geneesmiddel het sterkst inwerkt.
De vraag die daar tijdens de homeopathische anamnese bij hoort is “waar”? Waar doet zich de klacht
voor? Kunt u de plaats zo nauwkeurig mogelijk beschrijven? Het homeopathisch geneesmiddel moet de
natuurlijke ziekte kunnen imiteren. Hoe nauwkeuriger het geneesmiddel de natuurlijke ziekte kopieert en
dus kunstmatig versterkt, in lokalisatie, verloop, uitstraling, verplaatsing e.d., hoe groter de kans op een
succesvol voorschrift.
Een ander aspect betreffende verplaatsing van symptomen is dat het, wanneer dit zich voordoet ná de
inname van het middel, de homeopaat informatie verschaft over het verloop van het ziekte- dan wel
genezingsproces. Hierop zijn de „regels van Hering‟ gebaseerd:



                                                                                                         27
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Voor de meeste onderdelen van Hering‟s regels valt veel te zeggen, maar het enige dat werkelijk is
gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel is: “in omgekeerde volgorde van ontstaan.” Genezing die
zich “in omgekeerde volgorde van ontstaan” (ziekteontwikkeling) voltrekt, volgt per definitie de
Dynamis op zijn weg terug naar genezing en gezondheid. De andere onderdelen van Hering‟s regels
spreken voor zich doch zijn minder toegespitst op de individuele patiënt. Ze zijn meer geobjectiveerd en
minder gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel. Chronische huiduitslag die zich verplaatst van
boven naar beneden en naar polsen, handen, enkels en voeten trekt, kan reden zijn tot optimisme. Dat
kán, maar het is geen wet van Meden en Perzen. Bij een patiënt die reeds als kind ernstige huiduitslag op
het hoofd of in het gezicht had, kan het zo gaan dat het op de oude plaatsen het laatst verdwijnt, aldus de
„regel‟ in omgekeerde volgorde van ontstaan volgend. Het blijft zaak ieder individu als uniek te
beschouwen en de homeopathische behandeling, wil die succesvol zijn, gelijksoortig te laten zijn aan de
behoefte van deze specifieke, unieke, zieke mens. Als de homeopaat de patiënt probeert in te passen in
zijn begrip van homeopathie, ziekte, genezing en gezondheid, zonder de nadruk altijd te leggen op de
symptomen en de ziektevorm van de patiënt, dan doet ongelijksoortigheid zijn intrede in de behandeling.
De zogenaamde homeopathische „verergeringen‟ zijn hieruit te verklaren.


Sensatie
Het volgende aspect van het totaalsymptoom is de gewaarwording (sensatie). De gewaarwording
vertegenwoordigt de gevoelswaarde van de klacht. Hoe voelt de pijn, wat voor soort pijn is het? Het is
de “hoe” vraag die de patiënt uitnodigt zich verder te uiten en te omschrijven wat hij precies voelt.
Hoewel het meestal de gewaarwording van de pijn is die de patiënt hulp doet zoeken, valt het hem toch
vaak moeilijk om een nauwkeurige, subjectieve beschrijving van zijn gewaarwordingen te geven.
Kennelijk zijn er meer subjectieve pijnbelevingen mogelijk dan wij met woorden kunnen beschrijven.
Patiënten kunnen zich zo weinig bewust zijn van zichzelf dat het onmogelijk is te bepalen of een pijn
schrijnend, brandend, knijpend of pulserend is, dan wel stekend, knagend, bonkend, hamerend … etc. In
de subjectieve ervaring en beschrijving komt behalve het soort pijn eveneens in zekere zin tot
uitdrukking in welke mate de patiënt zichzelf kent.
Naast de waarde van de subjectieve symptoomomschrijving zien we het vermogen van de patiënt tot
zelfobservatie, wat een indicatie is voor zijn gevoeligheid. Dit levert informatie op en geldt als
symptoom en is daarom van belang voor de beeldvorming. Hoe gevoeliger de patiënt, hoe
gedetailleerder de symptomen worden verwoord en omschreven. De zo verkregen indruk van de
gevoeligheid moet worden meegewogen bij de bepaling van de dosering, potentie en frequentie. Deze
drie vallen onder de gelijksoortigheidsregel. Met andere woorden: ze dienen te corresponderen met de
gevoeligheid , zodat de stimulans tot zelfgenezing optimaal kan zijn. Uit de verkregen subjectieve
informatie kan eveneens worden afgeleid hoe de patiënt op het geneesmiddel zal reageren.


Modaliteit
De hoofdklacht(en) van de patiënt zijn onderhevig aan invloeden van buitenaf. De omstandigheden
waardoor de intensiteit van de klacht(en) afneemt of toeneemt worden modaliteiten genoemd. De
modaliteiten vormen het derde aspect van een totaalsymptoom. Ze bestaan uit zaken als
weersgesteldheid, temperatuur, vochtigheidsgraad, lichaamshouding e.d.; kortom, condities die de mate
van de klacht accentueren en gunstig of nadelig beïnvloeden.




                                                                                                        28
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
enigszins draaglijk te houden.
In dit geval zijn de modaliteiten: beter bij (>) op de rug liggen, in het donker, koud washandje. De
pijngewaarwording is barstend, de lokalisatie het voorhoofd.


Concomitant
Dat de patiënt huilt van pijn noemen we een concomiterend (begeleidend) symptoom. Een
concomiterend symptoom staat niet in direct oorzakelijk verband met de klacht, doch treedt wel
gelijktijdig op. Bij het bovengenoemde voorbeeld zijn huilen en overgeven de begeleidende symptomen
van de hoofdpijn. Zulke symptomen geven een acausaal verband aan en zijn heel belangrijk.
Wanneer een homeopathisch geneesmiddel dit typische, aparte, vreemde, acausale verband kan imiteren
en kunstmatig nabootsen dan neemt de kans sterk toe dat dit specifieke middel voor deze ziektesituatie
het juiste is. De aanwezigheid van één of meerdere concomiterende verschijnselen vermeerdert de
waarde van het symptoom. Bijgevolg neemt het in de analyse (methode om tot een geneesmiddelkeuze
te komen) een belangrijker plek in.
Het is vaak moeilijk om zulke begeleidende symptomen te weten te komen, hetzij omdat er geen
logische, duidelijke, directe relatie is met de klacht, hetzij omdat het voor hem zo gewoon is dat hij het
niet als symptoom ziet. Een patiënt die geïrriteerd raakt als hij klachten heeft, zal dat dikwijls als zo
normaal beschouwen dat hij het niet noemt als symptoom.
De homeopaat zal het hier moeten hebben van zijn eigen waarneming of van de observaties van mensen
die de patiënt goed kennen.
Naar eventuele begeleidende klachten moet altijd worden gevraagd. Heeft u tijdens de aanval nog andere
klachten? Hoe is dan de temperatuur, de stemming, de eetlust, de slaap, de transpiratie? Enzovoort.
Er zijn nog veel andere voorbeelden te geven van begeleidende symptomen. Het is aan de ervaring en
het waarnemingsvermogen van de homeopaat of deze belangrijke symptomen tijdens de anamnese naar
boven komen.


Particular
Het totaalsymptoom bestaat uit lokalisatie, gewaarwording, modaliteiten en concomiterende
symptomen. Totaalsymptomen behoren veelal tot de zogenaamde particulars. Particulars zeggen iets
over een onderdeel of een orgaan . Een particular heeft betrekking op, bijvoorbeeld, hoofdpijn,
maagpijn, longklachten, een gewricht.
De duidelijkheid en compleetheid van een symptoom of particular bepalen het belang ervan voor de
uiteindelijke geneesmiddelkeus. We spreken hier van een lichamelijke klacht, anders gezegd: een
„functioneel stoffelijk symptoom‟. Zulke symptomen zijn de taal waarvan de Dynamis zich bedient en
voor de homeopaat heel behulpzaam bij de geneesmiddelkeuze.
Naast het functioneel stoffelijke (totaal)symptoom kan de patiënt op termijn, min of meer voortkomend
uit de functionele ontregeling, een diepere verstoring manifesteren via emotionele of zelfs mentale
problematiek. Houdt de eerder genoemde hoofdpijn lang genoeg aan, dan kan de patiënt daar zeer
geïrriteerd of depressief door worden.
Duurt het nog langer en is er niets dat verlichting brengt, of wordt er onderdrukt, dan kan het zo zijn dat
de patiënt zijn levenslust verliest en suïcidaal wordt.

Emotionele- en gevoelssymptomen


                                                                                                        29
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
gevoelsleven betreffen. Het gevoelsleven omvat de intieme zelfbelevingssfeer: hoe voelt de patiënt zich
in zichzelf? Wat is zijn diepste gevoel van eigenheid? Bijvoorbeeld: de zelfbeleving, het gevoel van
zelfrespect en eigenwaarde van een adoptiekind is dikwijls wezenlijk anders dan die van het kind dat
opgroeit onder de liefhebbende zorg van de eigen ouders. Hoe diep werkt het non-verbale signaal van
afgestaan worden door de moeder door in het gevoel van zelfrespect van een kind? Hoe komt zo‟n kind
tot de overtuiging dat het de moeite waard is en tot de beleving dat er echt van hem wordt gehouden?
De omschrijving van het gevoelsleven is even divers als het leven zelf. Het gevoelsleven is betrokken bij
alles wat we ondernemen, hetzij vooraf als motivatie, als innerlijk referentiekader, hetzij achteraf als
conclusie. Voor zover het aan het ziek-zijn is gekoppeld, is het voor de homeopaat van belang het
gevoelsleven zo nauwkeurig mogelijk omschreven te krijgen. Hoe reageert de patiënt op belediging,
kwetsing, teleurstelling, blijdschap, eenzaamheid. Hoe is de stemming, het humeur, de
gemoedsgesteldheid? Hoe is de subjectieve beleving en hoe wordt deze geuit?

Organon, voetnoot 1, §90:
“B.v. hoe heeft de patiënt zich tijdens het consult gedragen; was hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, (voelde hij zich) getroost, kalm enz.?”


Oorzaak of ‘causa’
Emoties zijn de uiting van een innerlijke overdaad aan gevoel. Meestal is er voor een emotionele
ontlading een aanleiding, die maakt dat de patiënt boos wordt, huilt, agressief of verdrietig is, troost wil
of dichtklapt. De gebeurtenis, op zich niet meer dan de aanleiding voor de emotionele ontlading, is in de
homeopathie van groot belang. Een dergelijke aanleiding wordt dikwijls als oorzaak gezien. In de
materia medica kunnen wij ze vinden onder het woord causa.
Bij „klachten na slecht nieuws‟ is het slechte nieuws weliswaar de aanleiding, maar de individuele
reactie op dat slechte nieuws zegt meer over de patiënt dan over het nieuws. Niet iedereen wordt ziek na
verdriet of teleurstelling. Het feit dat iemand er ziek van wordt, zegt veel over de gevoeligheid van de
persoon in kwestie maar ook over diens emotionele gesteldheid en weerbaarheid. De homeopathische
behandeling is erop gericht de patiënt tot een nieuwe balans te brengen. Hij zal hierdoor zoveel sterker
worden dat een vergelijkbaar voorval in de toekomst hem niet zo hevig ontregelt dat hij er letterlijk „ziek
van wordt‟.


Mentaal symptoom
Mentale symptomen zijn symptomen die te maken hebben met bewustzijn, denken en
concentratievermogen. De kijk op de wereld, het bepalen van wat belangrijk of minder belangrijk is
gebeurt op basis van keuzes die denkend worden gemaakt. Ziektesymptomen in de mentale sfeer hebben
vaak grote consequenties. Afhankelijk van de ernst en het overheersende karakter ervan, en de mate
waarin ze de integratie in het sociale leven beïnvloeden, bevorderen of verstoren, kunnen we ze
psychische of psychiatrische symptomen noemen. Mentale symptomen beïnvloeden de realiteitsbeleving
het sterkst. De levensvisie, de contacten, het functioneren op het werk, de omgang met intimi,
vergevingsgezindheid of haat, tevredenheid of ontevredenheid, worden ingegeven door hoe de patiënt
het leven ervaart en hoe hij er over denkt.
Bij ziekelijke ontregelingen krijgt iemand al rap het etiket „psychose‟ of „manie‟ opgeplakt. Voor de
homeopaat is het van het grootste belang in communicatie te komen met de patiënt om zo rechtstreeks
de symptomen te verkrijgen die het geïndiceerde geneesmiddel kunnen onthullen. Een onderscheid moet


                                                                                                         30
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
veel te heftig en uit verhouding met de aanleiding?

Organon, voetnoot §210:
“Dan ziet hij vaak ondankbaarheid, hardvochtigheid, buitengewone kwaadaardigheid naar voren
komen en de voor het mensdom meest beschamende en tegen de borst stuitende humeuren, en dat zijn
dan de eigenschappen geweest van deze patiënt in zijn vroegere, gezonde dagen. Wie in gezonde dagen
geduldig was blijkt vaak in ziekten bokkig, heftig, opvliegend, ook wel onverdraagzaam, eigenzinnig, een
andere keer ongeduldig en wanhopig. Wie eerst deugdzaam en preuts was, wordt nu seksueel ontremd
en schaamteloos. De pientere toont zich niet zelden stompzinnig, de gewoonlijk zwakbegaafde
daarentegen lijkt verstandiger en wie een trage denker was, wordt soms bij de pinken en besluitvaardig,
enz.”


Generaliteiten
Mentale, gevoels- en emotionele symptomen vallen onder de generaliteiten. Generaliteiten zijn
symptomen die betrekking hebben op de patiënt als geheel, op de gehele mens. Tot de generaliteiten
behoren o.a. of iemand van nature warm- of koudbloedig is, of hij liever binnen- of buitenshuis verkeert,
of hij een avond- of ochtendmens is, of er uitgesproken seizoensinvloeden zijn.
Verlangens, behoeften en begeertes worden tot de generaliteiten gerekend, bijvoorbeeld symptomen
betreffende voeding. Waar gaat de voorkeur naar uit? Heeft warm eten de voorkeur of brood, hebben we
trek in zoet, zuur, zout of bitter? Lust de patiënt, vlees, vis en gevogelte? Is er een aversie tegen of
overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen? Hoe zit het met zuivelproducten? Welke wel en
welke niet? En alcohol, wijn, bier? Of wat anders?
Seksuele symptomen behoren tot het begeerteleven en daarmee tot de generaliteiten. Hoe is het gesteld
met libido, seksueel verlangen, passie? Verminderd, totaal afwezig of versterkt en nadrukkelijk
aanwezig? Is dit gedragsbepalend? Menstruatiesymptomen die een uitgesproken invloed hebben op
humeur, gemoedsgesteldheid en vitaliteit behoren eveneens tot de generaliteiten.
Verder vallen de slaapsymptomen hieronder. Wat is de favoriete slaaphouding, op de buik, op de rug?
Op de zijde, op welke? Is het mogelijk op de andere zijde te liggen? Moet hij bijna rechtop zitten om te
kunnen slapen? Of hoe anders? Het droomleven maakt ook deel uit van de generaliteiten. Nachtrust die
regelmatig of op vaste tijden is verstoord, zegt iets over de mens als geheel en is dus een generaliteit.
Bijvoorbeeld: “Om vier uur „s nachts word ik altijd wakker.” De mens wordt wakker, niet alleen z‟n voet
of z‟n arm. Generaliteiten geven het kader aan - een soort begrenzing - waarbinnen de patiënt zich
bevindt en waarbinnen de andere symptomen, de particulars, hun plaats hebben.
Hoe waren zwangerschap en bevalling? Zijn er tijdens de zwangerschap veel echo‟s gemaakt? Was er
sprake van een kunstverlossing, met keizersnede, tang of vacuüm? Waren er operaties in een latere
levensfase, zo ja waarvoor en met welk resultaat? Hoe was de reactie op vaccinaties? Heeft de patiënt
kinderziektes doorgemaakt en zo ja, welke? Hoe was de reactie daarop, was hij erg ziek? Heeft hij een
kinderziekte tweemaal gehad? Op welke leeftijd? Hoe was het tanden krijgen? Werd drinken en voeding
goed verdragen?
Was de patiënt op tijd met zijn ontwikkeling in kruipen, zitten, staan en lopen? Hoe was de tijd op de
kleuterschool en lagere school? Hebben zich daar gebeurtenissen voltrokken die de patiënt als zeer
ingrijpend heeft ervaren? Hoe was de sociale ontwikkeling? Was er sprake van goede vriendschappen of
werd de patiënt gepest, en zo ja met welke gevolgen? Hoe was de thuissituatie? Konden de ouders het
goed met elkaar vinden of was er altijd bonje? Was er sprake van een liefdevolle, veilige jeugd? Of hoe
anders?


                                                                                                      31
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
biografie en erfelijke belastingen. Aangezien de toestand van nu slechts de laatste schakel in het leven
van betrokkene is - heel het tot nu toe geleefde leven heeft bijgedragen tot hoe hij op dit moment in het
leven staat, in ziekte en in gezondheid - is de biografie in de homeopathie van het grootste belang. Alle
voorvallen die aanleiding waren voor zekere gebeurtenissen dienen tijdens de anamnese aan de orde te
komen, zodat ze meegewogen kunnen worden in het beoordelen van de rode draad in de
ziekteontwikkeling en in de bepaling van het geneesmiddel dat op het moment van het consult benodigd
is.

Organon, §93
“Als de ziekte kortgeleden, of bij een chronische aandoening langer geleden, door een merkwaardige
gebeurtenis veroorzaakt is, dan zullen of de patiënt of tenminste de apart ondervraagde familieleden dat
wel aangeven, hetzij spontaan, uit eigen beweging of op voorzichtige navraag.”
Organon, voetnoot 1, §93:
“Eventueel beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé-speurwerk trachten
op het spoor te komen.
Daartoe behoren: vergiftigingen of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse seksuele
uitspattingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of koffie;
overdadig eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of schurftinfectie,
ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet over een ongeluk dat de familie
getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps enz.”

Belangrijk zijn deze symptomen alleen wanneer ze een (diepe) indruk hebben achtergelaten. De
symptomen zijn feitelijk ontstaan als reactie op omstandigheden die van buitenaf op de patiënt hebben
ingewerkt. Hoe vroeger in de jeugd deze ingrijpende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, hoe groter,
maar ook hoe onbewuster, de invloed in het leven en op de ontwikkeling waarschijnlijk is geweest, hoe
noodzakelijker het is om er aandacht aan te besteden om tot verwerking en oplossing van het probleem
te komen.
In de symptomatologie vinden we in dergelijke gevallen altijd indicaties, symptomen die verwijzen naar
de vroegere aanleidingen. De huidige symptomen vormen zo de brug naar vroegere gebeurtenissen die
de patiënt wezenlijk hebben beschadigd in zijn welbevinden.
Vroegere deprimerende gebeurtenissen kunnen de patiënt hinderen en zelfs totaal blokkeren op zijn weg
naar herstel. Zo kan een verkrachting in de kindertijd levenslang een gezonde seksuele relatie
verhinderen en het voor de patiënt onmogelijk maken een ander te vertrouwen en toe te laten. Het is
alsof in zulke gebeurtenissen tijd niet bestaat, en het organisme, ook na zeer lange tijd, als in een reflex
in een gelijkende staat van ontreddering blijft verkeren.




                                                                                                         32
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
symptomen beïnvloeden en mede bepalen. De homeopathie beschikt over geneesmiddelen die op basis
van het teweeg brengen van een gelijksoortige verstoring in het gevoelsleven een genezingsproces op
gang brengen en zodoende decennia in de biografie kunnen overbruggen. Het resultaat is dat de patiënt
oude, onverwerkte problemen kan integreren. De gebeurtenis zelf neemt het niet weg, maar deze wordt
wel van z‟n ziekmakende lading ontdaan. Is een belangrijk deel hiervan opgelost, dan kan er worden
begonnen met de behandeling van de symptomatologie die samenhangt met de miasmatische constitutie
van de patiënt.

Organon, §5:
“Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding;
b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”


Erfelijke belasting
In het symptoombeeld hebben we te maken met symptomen die een manifestatie zijn van familiare
tendensen. Komen er binnen een familie regelmatig bepaalde ernstige ziekten voor, of openbaren zich
telkens terugkerende of vergelijkbare ziektepatronen, dan is er gerede kans dat individuen geboren in
zo‟n familie met dezelfde ziektetendensen behept zijn. Het overwinnen van een bepaalde ziekte leidt tot
immuniteit. Wordt de ziekte niet overwonnen doch onderdrukt dan ontstaat er geen immuniteit, geen
kracht en toename van gezondheid, maar eerder een sluimertoestand die de genezingskansen belemmert.
Het nageslacht van zo‟n persoon wordt geboren met de positieve en sterke kwaliteiten van vader of
moeder, maar in gelijke mate met hun zwakten en tekortkomingen. Vanzelfsprekend kan een kind geen
verhoogde weerstand tegen chronische ziekten hebben indien de ouders die ook niet hadden.
Pathologische tendensen worden doorgegeven aan het nageslacht en maken zich in de kindertijd kenbaar
door middel van symptomen. In de klachten van het kind zijn kenmerken te vinden die met bepaalde
specifieke erfelijke belastingen te maken hebben. Het is aan de homeopaat de symptomen te herkennen
en adequaat te behandelen, zodat het kind niet aan dezelfde ziekten komt te lijden als zijn (voor)ouders.


Blokkade
Een belasting vanuit het voorgeslacht kan zich voordoen als een zogenaamde blokkade. Een patiënt met
astmatische klachten en veel reuma en astma in het voorgeslacht kan bijvoorbeeld het middel Tuberculi-
num, een nosode, nodig hebben om de impasse waarin hij terecht is gekomen, te doorbreken. Hierna kan
het op de chronische ziektesymptomen geïndiceerde geneesmiddel zijn werk gaan doen. Zo is een
blokkade slechts zolang een blokkade tot het passende geneesmiddel daarop voorgeschreven wordt.
Adequate homeopathische behandeling neutraliseert de ziekelijke tendensen in de patiënt en doorbreekt
de cyclus van recidiverende familiare ziekte-uitingen. Met het doorbreken van de pathogene
familietendensen staan deze een diepe genezende reactie op het geïndiceerde geneesmiddel niet langer in
de weg.


Geneesmiddelgebruik



                                                                                                      33
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
toxische doses, in de huidige tijd is het medicijngebruik waarschijnlijk een veelvoud van wat vroeger
gebruikelijk was. Daarbij worden tegenwoordig vrijwel uitsluitend synthetische medicamenten toegepast
die afkomstig zijn uit de chemische industrie. Deze zijn dikwijls moeilijk biologisch afbreekbaar. De
Dynamis heeft er de „handen‟ vol aan het organisme van deze belasting te bevrijden of onverwijderbaar
materiaal op te slaan in het structurele vet van het organisme. Zo kan er soms een blijvend ontregelend
effect uitgaan van gebruikte preparaten. Middelen als het DES-hormoon en softenon zijn hiervan
sprekende voorbeelden, maar ook de termijneffecten van prednison, narcotica, psychopharmaca e.d.
liegen er niet om. In anamnese en behandeling is het voormalig medicijngebruik en de werking ervan
van belang, met name wanneer er in het huidige symptoombeeld sporen van zijn terug te vinden. Voor
welke klachten zijn de medicijnen gebruikt en wat was het effect? Zijn de symptomen van de natuurlijke
chronische ziekte er tijdelijk of blijvend door veranderd? Indien mogelijk zal de homeopaat een
geneesmiddel inzetten om de Dynamis te ondersteunen in het soms zware karwei het organisme te
ontdoen van medicijnschade.

Organon, §74:
“Tot de chronische ziekten moeten we helaas ook nog die algemeen verbreide rekenen, die gecreëerd
zijn door de allopathische kuur-vormen benevens door het langdurig gebruik van sterk werkende,
drastische geneesmiddelen in grote en stijgende dosering.”

Organon, §75:
“Deze door allopathische on-heelkunst geproduceerde verknoei-ingen van het menselijk welzijn (het
ergste in de laatste tijd) zijn van alle chronische ziekten de treurigste en meest ongeneeslijke en ik
constateer met leedwezen, dat het schijnt dat daarvoor, als ze wat ver doorgevoerd zijn, wel nooit
geneesmiddelen uitgevonden of bedacht zullen kunnen worden.”

Al deze informatie is relevant voor het verkrijgen van een totaaloverzicht van de symptomen en
benodigd om tot een adequate behandeling te kunnen komen. Uiteraard heeft niet iedere patiënt
symptomen in elke genoemde categorie. Hoe meer en hoe groter de diversiteit van de pathologische
symptomatologie, hoe groter de kans dat we met een gecompliceerde situatie te maken hebben.
De homeopathische constitutiebehandeling is dienovereenkomstig moeilijker en zal meer tijd in beslag
nemen. Bij de analyse van de symptomen wacht de homeopaat een moeilijke taak. Hij moet zien te
onderscheiden welk symptoom of welke symptoomgroep bij welke ontregeling hoort en tevens waaraan
bij het geneesmiddelvoorschrift de voorrang moet worden gegeven. Deze complexiteit vormt een van de
grootste obstakels bij de behandeling van chronisch zieken, speciaal wanneer de homeopaat zijn
behandeling baseert op aanwijzingen uit de vierde editie van het Organon.
Omdat de zesde editie bijna tachtig jaar voor de buitenwereld verborgen werd gehouden door de erflaters
van Hahnemann‟s schriftelijke nalatenschap, heeft de verdere ontwikkeling van de homeopathie plaats
gevonden op basis van de vierde editie. Dit heeft grote consequenties gehad voor hoe homeopathie
hedentendage in praktijk wordt gebracht.


Samenvatting
In de anamnese is het verkrijgen van totaalsymptomen van groot gewicht. Het totaalsymptoom bestaat
uit de componenten lokalisatie, gewaarwording, modaliteit en concomiterend symptoom. Het
totaalsymptoom heeft voornamelijk betrekking op de lichaamsonderdelen van de patiënt, de zogenaamde
„particulars‟.


                                                                                                    34
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
slaapsymptomen, kortom alles dat iets zegt over de gehele persoon.
Biografische gebeurtenissen kunnen voor het voorschrijven van essentieel belang zijn. Alles wat in het
verleden grote indruk heeft gemaakt kan tot op de dag van vandaag doorwerken en een gunstige
geneesmiddelrespons blokkeren. Erfelijke familiaire pathologische tendensen moeten in het voorschrift
worden meegewogen, evenals elementen uit de actuele levenssituatie die de patiënt erg aangrijpen.




                                                                                                   35
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Anamnese
Wanneer de homeopaat zich tijdens de anamnese een onjuist beeld van de patiënt vormt, is het
ondoenlijk het juiste geneesmiddel te vinden. Dit maakt dat de anamnese tot het middelpunt van de
homeopathische behandeling. Het resultaat van de behandeling staat of valt ermee. Bij de anamnese
hebben wij enerzijds te maken met het bewustzijn van de patiënt betreffende zijn eigen
gewaarwordingen, zijn opmerkingsgave en zijn talent om dit te verwoorden, en anderzijds met de
deskundigheid van de homeopaat om de juiste vragen te stellen en en te kunnen waarnemen en luisteren.
Hahnemann hechtte de grootste waarde aan de anamnese.

Organon, §104
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de ene of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk gedaan.”


Repertorisatie
Dit betekent dat al het andere minder zwaar is. De ervaren homeopaat zal de juistheid hiervan kunnen
bevestigen. Na jaren van intensieve praktijkvoering valt het soms moeilijk op te brengen om
geïnteresseerd en betrokken te blijven luisteren naar de zoveelste patiënt. Daarentegen worden andere
onderdelen van de behandeling, zoals analyse, repertorisatie en geneesmiddelkeuze, door ervaring
gemakkelijker, al was het alleen maar omdat de parate kennis groeit met de jaren en de homeopaat heeft
leren durven vertrouwen op intuïtie en gevoel, gekoppeld aan ervaring. De homeopaat gebruikt tijdens
het consult zijn vaardigheden en kwaliteiten om de patiënt centraal te stellen en zo de noodzakelijke
informatie te verkrijgen voor de homeopathische constitutiebehandeling.




                                                                                                    36
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
onbevangenheid en gezond verstand, opmerkzame observatie en accuratesse bij de notering van het
ziektebeeld.”


Consult
Eigen beeld- en oordeelsvorming gaan de homeopaat parten spelen en tussen hem en patiënt staan
wanneer de homeopaat de anamnese niet onbevangen afneemt. Dit gevaar ligt maar al te vaak op de loer,
speciaal wanneer waardeoordelen als goed en kwaad, mooi en lelijk, eens en oneens, e.d. in het geding
zijn, om van eigen onverwerkte frustraties en ergernissen nog maar niet te spreken. Tijdens het consult
dient altijd de hulpvraag centraal te staan. Alle verkregen informatie dient in dit licht te worden bezien
en beoordeeld. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit van de homeopaat: aan de ene kant moet
hij empathisch genoeg zijn om uit te nodigen tot het blootleggen van diepe zieleroerselen, aan de andere
kant moet hij voldoende afstand houden om tot een objectief oordeel te komen.

Organon, §98:
“Maar toch is aan de andere kant bij alle ziekten, maar vooral bij de chronische, bijzonder veel
omzichtigheid, bedachtzaamheid, mensen-kennis, voorzichtigheid in de vraagstelling en in hoge mate
geduld nodig, wil men het echte, volledige ziektebeeld tot in alle details nauwkeurig ontdekken.”


Onbevangen en opmerkzaam
Bij het afnemen van de anamnese wordt van de homeopaat verwacht dat hij beschikt over
onbevangenheid, gezond verstand, opmerkzame observatie, accuratesse, omzichtigheid,
bedachtzaamheid, mensenkennis, voorzichtigheid en in hoge mate geduld. In Hahnemann‟s optiek zijn
deze kwaliteiten de voorwaarden voor een goede anamnese. Uiteindelijk bepaalt de kwaliteit van de
homeopaat de mate van het resultaat van de behandeling!
Onbevangenheid impliceert openheid, openheid voor het wel en wee van een ander mens. Moeilijk
wordt het als de probleemstelling waarmee de patiënt komt als totaal oninteressant wordt ervaren, of
wanneer de patiënt in een situatie verkeert die grote gelijkenis vertoont met de privé-problemen van de
homeopaat. Dan wordt het lastig objectief te blijven, wat ertoe kan leiden dat we of een hekel krijgen
aan de patiënt of er verliefd op worden. Anders gezegd: we schieten door in onze antipathie of
sympathie.
Voor de homeopaat is het noodzakelijk om zicht te hebben op eigen gevoelsleven en drijfveren zodat
kan worden herkend wat van wie is. Het gaat tijdens het consult niet om de eigen gevoelens en energieën
van de homeopaat. Het terughouden ervan is van bepalend belang voor het goed verlopen van de
behandeling.
Anderzijds levert de waarneming van het gevoel, de kleur of de sfeer die de patiënt bij de homeopaat
oproept, een belangrijke aanvulling op voor de differentiaaldiagnose. De gevoelssfeer van het
geïndiceerde middel dient aan te sluiten bij de gevoelssfeer van de patiënt. De constatering of de patiënt
geïrriteerd, chagrijnig, opgewekt, depressief, onverschillig, gepassioneerd, sensueel of iets dergelijks is,
zegt veel over de gesteldheid van de betrokkene. Daarbij moeten wij er zorg voor dragen de patiënt niet
te beoordelen of te veroordelen op diens uitstraling, maar dit te laten meetellen bij de
geneesmiddelkeuze en behandeling. Een onbevooroordeelde houding van de homeopaat biedt de patiënt
de beste gelegenheid om zichzelf te zijn.




                                                                                                         37
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
hem of haar aan.


Gezond verstand
Na het nemen van de eerste hindernis op weg naar een anamnese die de patiënt recht doet, is er de vraag
naar „gezond verstand‟. Zonder gezond verstand komen we niet ver in de homeopathische praktijk. Bij
de anamnese, beeldvorming, analyse, repertorisatie, differentiaaldiagnose, vaststelling van de potentie en
de uiteindelijke behandeling, is het denkvermogen een voorwaarde om tot een juiste beoordeling van het
probleem te komen.
Zo zag de eerste editie van het Organon het licht onder de naam „Organon der RATIONELLEN
Heilkunde‟. Door praktijkervaring wordt het waarnemingsvermogen van de homeopaat gaandeweg
gescherpt, zodat hij steeds meer zal opmerken als hij zich daar op instelt. Voor de totstandkoming van
het totaalbeeld spelen alle zintuigen mee. Om tot bruikbare symptomen te komen zal wat wordt
waargenomen uiteraard omzichtig bij de patiënt worden nagevraagd. Wat tussen de regels doorklinkt -
de traan in de ooghoek, de gespannen trek om de mond, de blos op de wangen - levert observaties op die,
indien met respect bejegend, de brug kunnen slaan naar een werkelijke ontmoeting en een diep begrip.

Organon, §6:
“De onbevooroordeelde waarnemer weet hoe waardeloos boven-zinnelijke speculaties zijn, die niet
door ondervinding kunnen worden bevestigd. Hoe scherpzinnig hij ook moge zijn, hij moet het doen met
wat hij zintuiglijk aan de buitenkant kan waarnemen aan veranderingen in de toestand van lichaam en
geest, aan ziekte-verschijnselen, bijzonderheden en symptomen. Dat zijn dan afwijkingen van de
gezonde, voormalige toestand van degene, die nu ziek is, dus datgene:
   wat de patiënt zelf voelt;
   wat zijn omgeving aan hem waarneemt;
   wat de arts zelf aan hem observeert.
Deze waarneembare verschijnselen tezamen vertegenwoordigen de ziekte in haar volle omvang, d.w.z.
ze vormen tezamen met elkaar het enig echte en enig denkbare ziektebeeld.”


Accuraat en alert
Accuratesse is in alle opzichten belangrijk. Accuraat en alert reageren maakt dat de patiënt voelt dat de
homeopaat werkelijk geïnteresseerd is, echt luistert en betrokken is, en ondertussen niet in gedachten
met andere zaken bezig is. Voor de patiënt is deze belangstelling direct voelbaar. Gaat hij weg met het
gevoel dat hij begrepen is, ontroerd, lachend of huilend, kortom geraakt, dan is de basis gelegd voor een
vertrouwensrelatie die noodzakelijk is voor een adequate begeleiding op weg naar gezondheid. Zo‟n
vertrouwensrelatie biedt ook de ruimte om hem indien nodig te confronteren met wat hij liever niet wil
horen. Bij het noteren van de symptoom is accuratesse een absoluut vereiste. Een nauwgezet genoteerde
eerste anamnese zal tijdens de volgende consulten als referentie dienen voor de beoordeling van de
reactie op de voorgeschreven geneesmiddelen.

Organon, §104:
“Dan heeft de geneeskundige dit beeld bij de behandeling van vooral de chronische ziekte altijd voor
ogen, hij kan het in alle details doorzien.”




                                                                                                       38
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
implicerend dat de patiënt met zijn zwakke, minst weerbare kant naar buiten dient te komen. Hierbij
hoort een passende, gelijksoortige houding van de kant van de homeopaat om een atmosfeer te scheppen
waarin een gedetailleerd totaalbeeld tot stand kan komen. Door ruwheid, grofheid, ongenuanceerdheid,
irritatie, haast, etc., van de homeopaat klapt de patiënt dicht en blijven belangrijke dingen ongezegd. De
ongepaste houding van de homeopaat vormt een nieuwe belemmering in het genezingsproces van de
patiënt. De wijze waarop de homeopaat met de patiënt omgaat is voor de patiënt homeopathie! Gaat de
homeopaat slecht met de patiënt om dan zal deze geneigd zijn, indien hij de behandeling stopt,
homeopathie als afgedaan te beschouwen, “want hij heeft immers al homeopathie geprobeerd.”


Eigen functioneren
De homeopaat dient het eigen functioneren grondig te evalueren. Zeker als de praktijk „niet loopt‟ -
patiënten haken af of komen niet eens opdagen - zouden we de hand eerst in eigen boezem moeten
steken. Zichzelf onder homeopathische behandeling stellen of zich onderwerpen aan intercollegiale
functioneringsgesprekken kan helpen om de eigenschappen te ontwikkelen die voor succes in de praktijk
benodigd zijn.
De patiënt die met een hulpvraag aanklopt bij een therapeut heeft recht op kwaliteit. Het mag daarom
niet zo zijn dat de therapeut weigert zich te laten aanspreken op het eigen functioneren.
Wie niet in andere mensen is geïnteresseerd zal niet snel de wens hebben om homeopaat te worden of te
zijn. Belangstelling voor de medemens leidt uiteindelijk tot de mensenkennis die in de praktijk
onontbeerlijk is. Mensenkennis speelt in allerlei facetten van de homeopathie een rol: in de
communicatie met de patiënt, in de duiding van de symptomen, in de manier waarop de symptomen
worden gebracht. Homeopathie beoefenen stelt ons in de gelegenheid om een diep inzicht in menselijke
drijfveren, in ziekte en gezondheid, te verkrijgen. Kortom, het levert mensenkennis op. Voorzichtigheid
is geboden als er voor de patiënt „beladen‟ onderwerpen ter sprake komen.
Een onderwerp waaraan voor de patiënt veel negatieve herinneringen kleven en dientengevolge veel
emoties, zal voor hem reden kunnen zijn om zijn best te doen z‟n gevoelens onder controle te houden.
„Onderdrukken‟ is misschien een beter woord. De homeopaat bevindt zich nu in een lastig parket. Is de
vraagstelling te confronterend en direct, dan kan de patiënt dichtklappen. Laat de vraagstelling te veel
ruimte, dan voelt de patiënt zich niet gezien en zal hij zeker zijn diepste zieleroerselen niet ter tafel
brengen.
Met volharding en geduld zal de homeopaat moeten proberen om de patiënt zo aan te moedigen dat hij
drempels durft te nemen die eerder permanente blokkades leken te zijn.
Patiënt is een Engels woord dat geduldig betekent. De wetten der gelijksoortigheid nopen de homeopaat
het overeenkomstige geduld te hebben, speciaal bij langdurig chronisch zieken en wanneer de
behandeling wordt gecompliceerd door problematische levensomstandigheden.


Methodiek
Naast het verwerven van de genoemde kwaliteiten beschikken wij in de homeopathie over methodieken
die het „vak‟ toegankelijker maken. De menselijke factor blijft evenwel de belangrijkste. De mate waarin
de homeopaat zichzelf gemotiveerd blijft scholen en ontwikkelen en de wijze waarop dit in praktijk
wordt gebracht zal uiteindelijk zijn deskundigheid bepalen. Hahnemann geeft deze aanwijzing:
Voorwoord, eerste editie Organon, 1810:




                                                                                                       39
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde.”

De taak van de homeopaat is in eerste instantie een zo diep en natuurgetrouw mogelijk beeld van de
patiënt te krijgen. Hahnemann geeft een minutieuze beschrijving van dit proces van symptoomvergaring,
dat grofweg in drie delen wordt onderverdeeld.
Ten eerste is er de zogenaamde „vrije‟ anamnese. De patiënt vertelt zijn verhaal en de homeopaat treedt
niet sturend op. Uitsluitend met open vragen zal hij proberen de patiënt te stimuleren tot nadere
nuancering van de symptomen. Hij stemt zich volledig af op de patiënt en kiest de frequentie, stemming
en sfeer die bij de patiënt past. De eventuele drempels die anders opgeworpen zouden kunnen worden
blijven zo tot een minimum beperkt en de communicatie verloopt optimaal. Het kan nu gebeuren dat de
patiënt in deze fase van de anamnese heel erg ingaat op zijn levenssituatie en de rol van anderen erin,
zich toespitsend op hoe hij zich daaronder voelt - gekwetst, tekortgedaan, verdrietig, geërgerd. Hij legt
hier zo zwaar de nadruk op dat wij reeds in dit stadium kunnen zeggen dat het gesprek de richting opgaat
van een biografische anamnese. In zo‟n geval is het raadzaam om een geneesmiddel van plantaardige of
dierlijke oorsprong voor te schrijven op het biografisch incident, de levensomstandigheden, de interactie
tussen patiënt en buitenwereld.

Organon, §84:
“De patiënt vertelt hoe zijn klachten zich hebben ontwikkeld. De familieleden vertellen waarover hij
klaagt, hoe hij zich gedraagt en wat ze bij hem hebben waargenomen. De arts ziet, hoort en neemt met
zijn overige zintuigen waar, wat aan de zieke veranderd en ongewoon is. Hij schrijft alles precies op met
dezelfde bewoordingen, die de patiënt en de familieleden gebruikt hebben. Indien mogelijk, houdt hij zijn
mond en laat ze uitspreken zonder ze te onderbreken*, als ze niet naar bijkomstigheden afdwalen. Alleen
vraagt hij al in het begin aan hen of ze langzaam willen spreken, zodat hij ze met schrijven van wat hij
noodzakelijk vindt te noteren, kan bijhouden.”
* Organon, voetnoot §84:
“Iedere onderbreking stoort de gedachtengang van de vertellenden en naderhand schiet alles wat ze
eerst hadden willen zeggen, ze niet zo precies meer te binnen.”

“Hij schrijft alles op met precies dezelfde bewoordingen.” De patiënt spreekt meestal in de eerste
persoon enkelvoud en zegt dus “ik” heb last van dit of dat. Wat hij zegt wordt letterlijk genoteerd, dus in
de ik-vorm. Notaties in de derde persoon - “hij” vindt dit of dat - scheppen afstand. Het nalezen van in
de ik-vorm genoteerde symptomen spreekt het invoelend vermogen aan, met als resultaat een verfijnder
beeld van de zelfbeleving van de patiënt.
De kunst is om zo dicht mogelijk bij zijn symptoombeleving te komen en bijgevolg hem vrijuit te laten
praten. Storen we hem in zijn gedachtengang dan worden de symptomen niet meer spontaan verwoord.
Hiermee loopt de homeopaat het risico waardevolle informatie mis te lopen, die in de
differentiaaldiagnose (het onderscheid tussen de diverse middelen) van groot belang kan zijn.
Niet wat de homeopaat wil weten is van belang, maar wat de patiënt over zichzelf in eigen
bewoordingen kan en wil vertellen, maakt het vinden van het gelijksoortige geneesmiddel
mogelijk.
Dit accentueert de waarde van de vrije anamnese. De patiënt spreekt dan immers spontaan en in eigen
bewoordingen over zichzelf. Zo ontstaat het beste beeld van de patiënt, over zijn klachten en wat hem
bezig houdt, waarmee hij in zijn bewustzijn het meest bezig is. Het geïndiceerde geneesmiddel dient aan
te sluiten bij gevoelsbeleving, instelling en gedachtenleven van de patiënt. Het dient dezelfde sfeer te
ademen.


                                                                                                        40
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
hebben een verschillend verloop! Een anamnese wegens een acute klacht verloopt anders dan een
anamnese die het verkrijgen van het chronische of biografische beeld ten doel heeft.

Organon, §99:
“Over het algemeen genomen heeft de dokter het veel gemakkelijker als hij bij acute of pas kort geleden
ontstane ziekten de anamnese opneemt, omdat patiënt en familie alle bijzonderheden en afwijkingen van
de pas onlangs verloren gezondheid nog vers in het geheugen hebben en al die gegevens nog nieuw en
opvallend gebleven zijn. Weliswaar moet de arts ook hier alles weten, maar hij hoeft het veel minder na
te speuren. Het meeste zegt men hem uit zichzelf.”


Attent luisterende houding
Het lijkt tijdens zo‟n gesprek alsof de patiënt bijna „overloopt‟ en de omschrijvingen van de symptomen
als vanzelf opborrelen. Een attent luisterende houding en desnoods af en toe een vraag naar verdere
nuancering is voldoende om het actuele ziektebeeld in duidelijke, subjectieve symptomatologie
verwoord te krijgen.
Ook als de beschrijving van andere direct betrokkenen moet komen omdat de patiënt zelf te ziek is,
blijkt het veelal mogelijk een helder beeld van de zieke en zijn ziekte te krijgen. Wanneer er sprake is
van een incident in het leven van de patiënt, zal bij de juiste afstemming de communicatie toch als
vanzelf gaan, eventueel met een sporadische vraag ter verdere verduidelijking of om niet te veel af te
dwalen. Het meeste wordt als vanzelfsprekend verteld. Het spreekt voor zich dat de homeopaat geen
direct betrokkene en dus belanghebbende bij het gespreksonderwerp mag zijn.
Dit maakt het consult tot een veilige situatie voor de patiënt, waarbij de ander, de homeopaat, in het
„verhaal‟ van de patiënt de hulpvraag kan onderkennen en hierop adequaat kan voorschrijven. Acute
ziektesituaties zijn heftig, belastend en nadrukkelijk aanwezig en het kost de patiënt weinig moeite
spontaan z‟n symptomen naar voren te brengen. Een attent luisterende houding helpt om de
woordenstroom op gang te houden.
Met de anamnese van een chronisch zieke patiënt ligt het veelal anders. De dynamiek is ver te zoeken.
De patiënt heeft zich op onderdelen vaak geïdentificeerd met zijn ziek-zijn zodat het moeilijk kan zijn
om de relevante informatie duidelijk verwoord te krijgen. De klachten bestaan al zo lange tijd dat ze er
bijna bij horen. Een goed onderscheidingsvermogen is in zulke gevallen geen vanzelfsprekendheid. Het
komt nu aan op wat Hahnemann „omzichtigheid in de vraagstelling‟, „mensenkennis‟ en „geduld‟ noemt.
De symptomatologie is minder dynamisch en bijgevolg minder spectaculair. Het consult verloopt
moeizamer, zeker wanneer de patiënt weinig welwillend is om te vertellen.

Organon, §95:
“Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekteverschijnselen moet bij de chronische
ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in het kleinste detail afdalen.”


Hoofd-voeten-schema
Tijdens de geleide anamnese wordt het hoofd-voeten-schema gevolgd om het organisch functioneren in
kaart te brengen. De daadwerkelijke klachten zijn tijdens de vrije anamnese naar voren gekomen, maar
behoeven wellicht nog nadere toelichting, tot in de kleinste details, teneinde „totaalsymptomen‟ te
verkrijgen.



                                                                                                     41
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
nadere details aan, die hij als volgt navraagt. Hij leest de aparte symptomen, die hem vermeld zijn, door
en vraagt bij het een en ander speciaal bijv.: wanneer gebeurde dit? Was het in de tijd vóór het huidige
medicijngebruik? Gedurende het medicijngebruik? Of pas een paar dagen na het staken ervan? Wat
voor pijn, welke sensatie, nauwkeurig beschreven, was het die zich op deze plek voordeed? Waar was
het precies? Kwam de pijn bij vlagen, apart, op verschillende tijdstippen? Of was het aanhoudend,
ononderbroken? Hoe lang duurde het? Op welke tijd van de dag of van de nacht, bij welke
lichaamshouding was het het ergst of ging het helemaal weg? Hoe was dit of dat genoemde verschijnsel
of die omstandigheid nu precies? Beschrijf het met duidelijke bewoordingen.”


Open vragen
Bij een correct afgenomen anamnese zullen de aanvullingen die bij navraag naar boven komen
symptomen opleveren die het individuele karakter van de klachten openbaren. Hoe meer van zulke
symptomen worden verkregen, hoe duidelijker het symptoombeeld wordt. Het is belangrijk open vragen
te stellen. Open vragen zijn vragen die niet met ja of nee beantwoord kunnen worden omdat de patiënt
anders het antwoord in de mond wordt gelegd, waardoor het antwoord en het symptoom in waarde
verminderen voor de analyse. Hoe meer de patiënt de mogelijkheid wordt geboden de symptomen op de
voor hem eigen en specifieke wijze te formuleren, hoe natuurgetrouwer het beeld dat het de homeopaat
oplevert. Gemoedsgesteldheid en humeur zijn daarbij gewichtige aspecten omdat zij het temperament,
denken en voelen blootleggen, aldus een goede geneesmiddelkeuze mogelijk makend. Vragen dienen in
algemene bewoordingen te worden gesteld, zodat de patiënt uitgenodigd wordt die gedetailleerd te
beantwoorden.
De generaliteiten - symptomen die de gehele patiënt betreffen - vormen daarbij een soort kader. Zij
geven min of meer de omgeving, de belevingssfeer, het karakter, de drijfveren weer en zijn dikwijls
typerend voor zowel de patiënt als voor de karakteristieken waaraan het geneesmiddel dient te voldoen.
Tot de generaliteiten rekenen we: de mentale en emotionele symptomen, de seksuele symptomen, de
symptomen betreffende de menstruatiecyclus, voorkeuren en afkeren met betrekking tot voedsel, het dag
en nachtritme van de patiënt, seizoensgevoeligheden etc. Het zijn symptomen waarvan de patiënt zegt:
dat ben ik.


Eigen waarneming homeopaat
De eigen waarneming van de homeopaat hoort eveneens te worden meegenomen bij de vorming van het
totaalbeeld. Bij de differentiaaldiagnose speelt niet alleen het symptoombeeld een belangrijke rol, doch
evenzeer de indruk die de homeopaat heeft opgedaan. Een emotie kan bijvoorbeeld veel verschillende
betekenissen hebben. Wat de emotie betekent valt niet altijd in woorden te vatten, maar het verschil in
gevoelswaarde kan niettemin toch ervaren worden. Dit gevoel stelt de homeopaat in staat de keuze te
beperken tot een bepaalde geneesmiddelgroep.




                                                                                                      42
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, of getroost, kalm, enz.?”

Op grond hiervan is de vraag gerechtvaardigd en noodzakelijk waarom hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
haastig, angstig, vertwijfeld of bedroefd is, zodat de symptomen genuanceerd kunnen worden en een
levende inhoud krijgen. Schaamte, verlegenheid of geslotenheid kunnen de communicatie bemoeilijken,
met name wanneer de klachten zijn voortgekomen uit specifieke gebeurtenissen waar de patiënt niet
trots op is of waarvoor hij zich geneert.

Organon, voetnoot 1, §93:
“Eventuele beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé speurwerk trachten
op het spoor te komen. Daartoe behoren: vergiftiging of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse
seksuele uitspat-tingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of
koffie; overdadig in eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of
schurftinfectie, ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet dat de familie
getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps, enz.”

In onze tijd kunnen wij daar nog aan toevoegen: druggebruik, verslaving aan allopathische medicatie,
computer-, tv-, koop- of andere verslaving etc. In de honderdvijftig jaar sinds Hahnemann is er weinig
veranderd in motivatie, begeerteleven en andere drijfveren van de mens. De mogelijkheden om het eigen
leven te verzieken zijn feitelijk alleen maar toegenomen. De adviezen ten aanzien van leefregels en
levenshygiëne die Hahnemann in het Organon in geeft zijn nog verbazingwekkend actueel. Inzicht in de
leefwijze, dieet en huiselijke gewoonten van de patiënt is belangrijk om ziekteverwekkende of
ziekteonderhoudende factoren op het spoor te komen. Desgewenst kan de patiënt zo worden geadviseerd
een en ander te veranderen, al spreekt het voor zich dat dit niet altijd eenvoudig te realiseren zal zijn.
Immers, verslavingen laten zich vaak moeilijk van de ene op de andere dag doorbreken en stopzetten.
Waar een verslaving het uiteindelijke succes van de behandeling in de weg staat, zal de patiënt er echter
op moeten worden gewezen dat hij zijn leefwijze dient te wijzigen om het genezingsproces een kans te
geven.

Organon, §94:
“Men moet nagaan wat daarvan ziekte kan verwekken of onderhouden, om door eliminatie daarvan de
genezing te kunnen bevorderen.”

Veel vrouwen, jonge meisjes zelfs, gebruiken tegenwoordig de pil. Hormoongebruik grijpt diep in de
menselijke constitutie in, beïnvloedt seksleven en seksuele behoeften en verstoort ernstig de onderlinge
samenwerking tussen de endocriene klieren. Allerlei latent pathologische tendensen kunnen door
pilgebruik manifest worden. Voor het nageslacht kan hormoongebruik eveneens ernstige gevolgen
hebben. De dochters van DES-moeders zijn daarvan een sprekend voorbeeld. Afwijkingen komen voor
tot in de tweede generatie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het verschijnsel hypospadie (verkeerd aangelegde
plasbuis) bij zonen van DES-dochters.
Jonge moeders die, ten gevolge van pilgebruik, na de bevalling lijden aan een postnatale depressie geven
aan hun kinderen een zekere emotionele belasting mee. Daarbij blijft het niet, want langdurig pilgebruik
kan functionele gevolgen hebben voor, bijvoorbeeld, de geestelijke ontwikkeling of de vruchtbaarheid
van het nageslacht. Natuurlijke geslachtshormonen, waarmee de menstruatiecyclus samenhangt, oefenen


                                                                                                       43
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
daarom aan de orde te komen.

Organon, voetnoot 1, §94:
”Vooral moet men bij chronische ziekten van vrouwelijke patiënten rekening houden met zwangerschap,
steriliteit, lust tot geslachtsverkeer, bevallingen, miskramen, borstvoeding, vaginale afscheidingen en de
aard van de menstruatie. In het bijzonder moet men met betrekking tot het laatste niet vergeten te vragen
of ze te frequent of te laat komt, hoe lang ze duurt, ononderbroken of met stagnatie? Vooral echter
vragen wat voor lichamelijke of psychische klachten er mee gepaard gaan, welke sensaties en pijnen
voor, gedurende of na de beëindiging van de vloeiing. Heeft ze fluor albus? Van welke aard, met wat
voor sensaties erbij, hoeveel? En onder welke voorwaarden en na welke aanleiding treedt die op?”

Zo ontstaat geleidelijk een gedetailleerd totaalbeeld van de levenssfeer van de patiënt, hetgeen
„totaalanamnese‟ wordt genoemd. De totaalanamnese maakt een holistische benadering mogelijk.

Organon, §95:
“Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekte-verschijnselen moet bij chronische
ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in de kleinste details afdalen. Dat is in de
eerste plaats nodig, omdat ze bij deze ziekten het eigenaardigst zijn, het minst lijken op de verschijnselen
bij snel verlopende ziekte-processen en voor de genezing, wil die slagen, niet nauwkeurig genoeg
genomen kunnen worden. Maar ook, omdat de patiënten zo gewend raken aan hun lange
lijdensgeschiedenis, dat ze op de kleinere, vaak zo tekenende (karakteristieke) nevenomstandig-heden,
die van grote invloed zijn op de geneesmiddelkeus, weinig of geen acht meer slaan.”


‘Acute’ anamnese
Het opnemen van een acute anamnese is enigszins gemakkelijker. De hoeveelheid ziektesymptomen is
beperkt en zij dienen zich min of meer op een presenteerblaadje aan. Er hoeft meestal weinig te worden
nagevraagd: de symptomen borrelen spontaan op. Alhoewel de druk op de homeopaat toeneemt met de
ernst van de symptomen, is de geneesmiddelkeuze om dezelfde reden eenvoudiger: hoe heviger de
verschijnselen, hoe duidelijker ze zijn.

Organon, §104:
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk ook klaar.”

De noodzakelijke informatie op een goede manier verkrijgen is desondanks een veeleisende taak. Bij
acute ziekten is het simpeler omdat de symptomatologie zich beperkt tot een kleiner gebied, maar bij
chronische, langdurige klachten komt er meer bij kijken om tot een volledige inventarisatie te komen.
Zo‟n inventarisatie blijft namelijk niet beperkt tot de symptomen die zich ten tijde van de anamnese het
sterkst manifesteren, doch omvat tevens de symptomen uit het verleden en hun verloop. Voor een goede
beoordeling en een goed verloop van de behandeling hebben wij ze allemaal nodig.


Samenvatting



                                                                                                         44
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
omzichtigheid, bedachtzaamheid en voorzichtigheid. Deze eigenschappen zijn in hoge mate bepalend
voor de kwaliteit van de anamnese.
De anamnese bestaat uit twee onderdelen: de „vrije anamnese‟ en de „geleide anamnese‟. Tevens maken
de erfelijke tendensen en de biografie deel uit van de homeopathische anamnese, evenals de actuele
levensomstandigheden.
De patiënt dient omzichtig te worden aangesproken op zaken die de effectiviteit van de behandeling in
de weg staan, zoals dieet, medicijngebruik, verslavingen, e.d.




                                                                                                  45
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Geschiedenis van de homeopathie
De geschiedenis van de homeopathie heeft zich tijdens het leven van Hahnemann tussen de jaren 1790
en 1843 in fasen voltrokken. Het zou tot 1810 duren voordat het eerste Organon het levenslicht zag.
De tweede editie van het Organon stamt uit 1819, de derde verscheen in 1824 en de vierde in 1829. Met
name de vierde editie is door de Amerikaanse homeopaten gebruikt voor de verdere ontwikkeling van de
homeopathie. De vijfde editie werd door Hahnemann uitgebracht in 1833 en de zesde en laatste editie
tenslotte werd door hem afgerond in 1843. Door omstandigheden werd de uitgave van de zesde editie
bijna 80 jaar opgehouden, om in 1921 uiteindelijk te worden uitgebracht door Richard Haehl.
In de zes edities maakt de homeopathie een steeds verder voortschrijdende ontwikkeling door, die voor
de toenmalige homeopaten moeilijk te volgen was. Een belangrijk twistpunt was de ontwikkeling van
gepotentieerde geneesmiddelen voorbij het getal van Avogadro: het onstoffelijk of energetisch worden
van geneesmiddelen.
De discussie over het verschil in bruikbaarheid en effectiviteit van centesimale en LM-potenties duurt tot
op heden voort.
Tussen 1816 en 1827 werkte Hahnemann intensief aan een oplossing van het raadsel chronische ziekten.
Zijn bevindingen gaf hij weer in de Chronische Ziekten, waarvan de laatste editie verscheen in 1837.
Waar het Organon van paragraaf tot paragraaf de wetenschappelijk-filosofische grondslag van de
homeopathie beschrijft, komt in de Chronische Ziekten de praktische uitvoering ervan aan de orde. Tot
in detail wordt uit de doeken gedaan hoe wij de homeopathische behandeling van zieken moeten
aanpakken. Bij oppervlakkige beschouwing zouden wij tot de conclusie kunnen komen dat er
contradicties bestaan tussen wat Hahnemann stelt in het Organon en in praktijk brengt in de Chronische
Ziekten. Wanneer wij evenwel de totale inhoud van beide werken bestuderen, blijkt dat er van
tegenstellingen geen sprake is. Organon en Chronische Ziekten vullen elkaar aan; ze zijn elkaars
complementen. Het is aan de hedendaagse homeopaat om Hahnemann intensief te bestuderen en aldus
tot een nieuw begrip te komen van de wijze waarop Hahnemann de homeopathie gestalte heeft gegeven.
Het mogelijke resultaat is dat later ingeslepen ideeën en dogma‟s op de helling moeten. De toekomst van
de homeopathie zowel als het wel en wee van de zieke mensheid is te belangrijk om deze opgave af te
doen met een opmerking als “Wij zijn Hahnemann voorbij”.
De enige manier om het genie Hahnemann te overtreffen is hem helemaal begrijpen en daarna eventuele
verbeteringen aan te brengen. Eerst echter zullen we terug moeten naar de basis zoals die door
Hahnemann is gelegd.


Aspecten van de homeopathie
De verschillende aspecten van de homeopathie, zoals door Hahnemann beschreven, zullen in het
navolgende steeds worden teruggekoppeld naar en onderbouwd worden met passages uit Organon en
Chronische Ziekten. Er zal waarschijnlijk een ander beeld door ontstaan dan zoals wij tegenwoordig de
homeopathie voor ogen hebben. Omdat het op essentiële punten zo wezenlijk afwijkt van het geleerde
op homeopathische opleidingen zijn ruimdenkendheid en flexibiliteit gewenst, evenals een kritische en
op waarheid gerichte instelling. Het kan zijn dat de eigen praktijkvoering over de gehele linie grondig
moet worden herzien. Wanneer wij reeds gedurende langere tijd in de homeopathie werkzaam zijn, zal
dit ongetwijfeld geen eenvoudige opgave zijn. Het algemeen belang gaat echter boven eventuele
persoonlijke argumenten. We kunnen en mogen het streven de homeopathie te vervolmaken, of beter


                                                                                                       46
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
om de homeopathie verder te ontplooien. Laten we beginnen eens te kijken wat Hahnemann werkelijk
schreef in zijn beide standaardwerken.
De gelijksoortigheidsregel, de hoeksteen van de homeopathie, is op elk aspect van de homeopathie van
toepassing. Dit uitgangspunt wordt geweld aangedaan wanneer we het uitsluitend betrekking laten
hebben op de relatie tussen het natuurlijke ziektebeeld en de kunstmatige geneesmiddelziekte ofwel het
homeopathisch geneesmiddel.
Organon en Chronische Ziekten gaan over de behandeling van zieken, niet over het repareren van de
postkoets of over de huiselijke aangelegenheden van de schrijver: alle aspecten van zo‟n behandeling
worden onder de loupe genomen. Van doorslaggevend belang is hoe Hahnemann ziekte en gezondheid
zag. Daartoe zullen wij de betreffende paragrafen aan een nader onderzoek onderwerpen.
De meest complete omschrijving van het begrip gezondheid geeft hij in paragraaf negen.

Organon, §9:
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”

Met andere woorden, het lichaam is slechts het werktuig waardoor de mens zich op aarde kan uitdrukken
en zijn levensweg kan gaan, en zich „vrij‟ kan richten op de „hogere bedoelingen‟ van zijn individuele
bestaan. Gezondheid maakt dat de mens „vrij‟ gebruik kan maken van zijn stoffelijk voertuig, het
lichaam. Ziekte daarentegen bindt de mens aan zijn stoffelijk aspect omdat het ziek-zijn hem belemmert
in het gaan van zijn levensweg. Ziekte maakt „onvrij‟, ketent hem aan de stof door de belemmeringen die
het hem oplegt. Dat ziekte in spirituele zin een betekenis kan hebben en de mens kan spiegelen in zijn
gemaakte keuzes is een interessant gegeven; dit valt echter buiten het bestek van dit boek.

Organon, §253:
“Bij alle ziekten, vooral bij de snel ontstane (acute), is van de tekenen die een klein, niet voor iedereen
zichtbaar begin van verbetering of verergering aantonen, de toestand van de stemming en de hele
manier van doen van de patiënt het meest betrouwbaar en duidelijk. In het geval van een nog zo klein
begin van verbetering blijkt dat daaruit, dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en geestelijk vrijer;
hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter sprake is van ook
maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is bevangen,
onbeholpener, meelijwekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle houdingen, posities
en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en aantonen, al is het niet in
woorden te beschrijven.”

De beschrijving van de effecten van ziek-zijn leert dat, als deze invloeden chronisch zijn, het leven van
de betrokkene er anders komt uit te zien dan mogelijkerwijs is bedoeld. De levensvisie verandert en te
maken keuzes komen in een ander verband en daglicht te staan. De mens wordt onvrij. De chronische
ziektelast zal de levensloop veranderen. Levenszin en levensgeluk worden nadelig beïnvloed en
uiteindelijk nadelig bepaald. In paragraaf 11 van het Organon gaat Hahnemann voor de eerste keer in op
het begrip ziekte.

Organon, §11:


                                                                                                         47
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het
organisme die nare gewaar-wordingen bezorgen en het zo abnormaal laten functioneren, dat we het ziek
noemen. Want deze kracht, die op zichzelf onzichtbaar is en alleen te merken door haar inwerkingen op
het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
anders.”

Het lichaam wordt gevormd door de levenskracht, die haar in stand houdt. Een gezonde levenskracht
creëert een gezond lichaam, een ongezonde levenskracht creëert een ongezond lichaam, inclusief de
bijbehorende bacteriën, virussen en pathologie. In paragraaf 11 brengt Hahnemann het begrip ziekte op
het niveau waar het hoort, op het dynamisch energetisch spirituele niveau. Hij geeft duidelijk aan dat
ziekte niet iets stoffelijks is. Iedere materiële verandering is het gevolg van een ontregeling van de
spirituele levenskracht, die aan het stoflichaam ten grondslag ligt. Het is een disfunctie van de Dynamis.
Hahnemann‟s benadering van het begrip ziekte verschaft ons meer inzicht in zijn werkwijze.


Classificatie van ziekten
In het Organon geeft Hahnemann vanaf §72 de „Indeling der Ziekten‟:
“De menselijke ziekten zijn te verdelen in twee groepen:
a. snel verlopende aandoeningen van het uit zijn evenwicht gebrachte „ontstemde‟ levensbeginsel. Ze
verlopen in een variërend, steeds beperkt tijdsbestek. Men noemt ze de acute ziekten.
b. die ziekten, die klein, vaak ongemerkt beginnen het levende organisme, ieder op haar eigen wijze,
dynamisch te ontregelen. Geleidelijk aan verwijdert het organisme zich daardoor steeds meer van de
gezonde toestand, zodat de automatische, onbewuste, vitale energie, de zg. levenskracht (het
levensbeginsel), die de gezondheid in stand behoort te houden, aan die ziekten van het begin af en in hun
hele verloop slechts onvoldoende, ondoel-matige en nutteloze weerstand biedt.
   Ze kan ze op eigen kracht niet uitdoven, maar is, machteloos, genoodzaakt ze te laten voortwoekeren.
Het organisme moet zich steeds meer laten ontregelen tot uiteindelijke algehele vernietiging. Dat noemt
men chronische ziekten. Deze ontstaan door een „dynamische‟ infectie van een chronisch miasma.”


Acute ziekten - incidenten
Bij acute ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen twee grote groepen.
De eerste groep omvat incidenten, waaronder acute ziekten op basis van een externe aanleiding worden
verstaan. De acute ziekte voldoet aan bepaalde criteria: hij komt plotseling en snel op en vertoont een
heftig karakter. Bewustzijn en beleving worden er geheel door in beslag genomen. Onbehandeld zal de
acute ziekte zich na zijn natuurlijk verloop oplossen in herwonnen gezondheid. Was de patiënt echter al
erg verzwakt en heeft de acute aandoening een hevig verloop, dan kan er levensgevaar dreigen en komt
de patiënt misschien zelfs te overlijden. Wat bij „acute ziekten‟ - „incidenten‟ - het sterkst op de
voorgrond treedt, is de heftigheid en intensiteit van de verschijnselen. Hierin drukt zich tegelijkertijd de
onderliggende tendens uit van hoe en in welke mate de Dynamis is aangedaan.

Chronische Ziekten, blz. 160:
“Als incidenten die de kuur slechts tijdelijk storen, beschouw ik: overladen maag (die weer kan worden
opgeknapt door honger, d.w.z. alleen maar wat dunne soep gebruiken i.p.v. een maaltijd en een beetje


                                                                                                         48
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Antimonium crudum in hoge potentie), kou op de maag door eten van fruit (aan Arsenicum laten
ruiken), klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven maag met gastrische koorts, rillerigheid en
kou (Bryonia), enz…..
Ergernis die een inwendige, stille kommer, verdriet of schaamte teweegbrengt (vraagt om Ignatia).
Ergernis die toorn, heftigheid, hitte, geprikkeldheid produceert (behandelen met Chamomilla, maar met
Bryonia indien naast de geprikkeldheid ook rillerigheid en lichamelijke kou aanwezig zijn). Ergernis
met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit wat men juist in de hand heeft:
Staphisagria) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte) innerlijke krenking (hiervoor
Colocynthis).
 Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige liefde met jaloezie (Hyoscyamus). Een hevig
kouvatten (schrijf naast binnen blijven in kamer of in bed Nux Vomica voor, als diarree het gevolg was
Dulcamara, als pijnen volgen Coffea cruda, maar als koorts en hitte daaruit voortkomen Aconitum).
En op blz. 161:
Vertillen en verrekken (in enkele gevallen Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus
toxicodendron), kneuzingen en verwondingen door stompe voorwerpen (Arnica), brandwonden
(behandelen met omslagen van water met hoog gepotentieerde Arsenicum-dilutie of met urenlang
ononderbroken applicatie van in flink heet water verhitte alcohol). Tenslotte verzwakking door verlies
van lichaams-sappen en bloed (China) en heimwee met rode wangen (te verhelpen door Capsicum).”

Opvallend is dat incidenten zich kunnen manifesteren op verschillende niveaus, zowel op het
lichamelijk-functionele, alsook op het emotionele en mentale niveau .
Incidenten zijn altijd overheersend, dat wil zeggen ze bepalen gedurende een bepaalde periode de
levenssfeer van de patiënt.
Wie een been breekt of van de trap valt en zich vreselijk bezeert, heeft pijnen en andere symptomen die
zo belastend en bepalend zijn dat ze weinig ruimte laten voor de beleving van iets anders. De oorzaak is
functioneel. De emotionele gevolgen worden doorgaans veroorzaakt door de heftigheid van de
functionele oorzaak, de val.
Bij klachten ten gevolge van kouvatten, verbranding of vertillen geldt eveneens dat het emotionele
niveau sterker is aangedaan naarmate de functionele klachten erger zijn. Door de kracht van de externe
prikkel wordt de Dynamis uit balans gebracht.
Bij klachten als ergernis, verontwaardiging, teleurstelling, verdriet, kommer, krenking enz. is de patiënt
het eerst op het emotionele vlak aangedaan. De klachten op dynamisch-functioneel niveau zijn het
gevolg van de emotionele verstoring.
In al deze gevallen ligt de oorzaak van het lijden BUITEN de patiënt. De oorzaak is exogeen. De Dynamis
zelf is niet ziek, maar in een poging de balans te herstellen produceert zij de symptomen van een acute
ziekte.
In onze huidige dynamische samenleving, waar werken topsport is en de nadruk op jeugdigheid en
kracht wordt gelegd, wordt nog zelden gemeten met de menselijke maat. Mensen voelen zich veelvuldig
gekrenkt en gekwetst. Eén op de drie huwelijken strandt en eindigt met een echtscheiding, waarna de ex-
echtelieden hun onenigheden verder uitvechten over de hoofden van hun kroost. Vrijwel onvermijdelijk
raken alle betrokkenen, de kinderen incluis, hierdoor beschadigd.
Wat betreft de maatschappelijke carrière schijnt het tegenwoordig onwenselijk te zijn zich aan een
werkgever te „hechten‟. Regelmatig van baan veranderen hoort erbij, evenals stijgen op de
maatschappelijke ladder totdat uiteindelijk een niveau is bereikt waarop we niet meer functioneren. Dit
fenomeen heet het „Peter Principe‟. Het staat garant voor veel verdriet, onvrede en teleurstelling. Zulke
ziekmakende omstandigheden hebben grote gevolgen voor de betrokkenen.


                                                                                                       49
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
voortdurende bron van angst, verdriet en spanning vormen. Alle welvaart en materiële voorspoed ten
spijt, leeft menigeen met de spanning van geldzorgen op de achtergrond. Armoede mag een grote
spanningsbron zijn, rijkdom maakt mensen evenmin gelukkiger, zoals uit onderzoeken blijkt.
Vanzelfsprekend raakt niet iedereen aangedaan door tegenzittende omstandigheden; dat verschilt per
individu. Gevoeligheid maakt dat wij door een of andere indruk uit het lood geslagen worden, wat ons,
om met de woorden van Hahnemann te spreken, gevoelig maakt voor incidenten. Behandeling is alleen
dan noodzakelijk wanneer er symptomen zijn die om behandeling vragen. Uit de aanwezigheid van
symptomen blijkt dat de patiënt moeite heeft de balans en daarmee de gezondheid te herstellen.

Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:
“Deze methode, het gepotentieerde middel laten inwerken op de patiënt door hem eraan te laten ruiken,
heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische
ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen weer zo snel mogelijk uit de
weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of minder sterkte via
olfactie (ruiken) laten ontvangen.
Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat, zodat de
voortzetting van de behandeling der chronische ziekte het minst wordt opgehouden. Ja, als het incident
op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen anti-psorische
geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het ruikmiddel tegen de
ziekelijke storing zo toegediend worden, dat zijn werking slechts juist toereikend is om het nadeel van de
tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking voort te zetten.”
Hahnemann spreekt hier over de behandeling van de incidenten tijdens de chronische ziekte van de
patiënt.
De patiënt lijdt dus, volgens Hahnemann, aan een incident EN een chronische ziekte. Van de invloed van
het incident dient hij bevrijd te worden door een adequaat voorschrift tijdens en naast de behandeling
van de chronische ziekte.
Een adequaat voorschrift houdt in dat hij direct aan het passende geneesmiddel moet ruiken teneinde het
incident zo snel mogelijk te boven te komen. Olfactie garandeert een snel effect. Bovendien verstoort het
de chronische behandeling niet: „het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel werkt dan soms nog
enige tijd door‟!
Een ander voorbeeld is de chronische patiënt die verstoord raakt door een incident. Hier wordt het
incident veroorzaakt door de levensomstandigheden die voortvloeien uit de chronisch constitutionele
ziektesituatie. Het incident is complementair of aanvullend ten opzichte van de chronische situatie.
Het zijn de specifieke leefsituatie en omstandigheden die gevoelig maken voor de inwerking van deze
speciale tegenslag, die incident genoemd wordt.
Chronische ziekten en incidenten zijn twee grootheden van verschillende orde die ieder op basis van
gelijksoortigheid behandeling nodig hebben.
Vergelijken we de aard van een incident met die van een chronische ziekte dan tonen zich wezenlijke
verschillen in kenmerken, geaardheid en dynamiek. De behandeling dient hiermee rekening te houden,
zowel in het geneesmiddelvoorschrift alsook in de potentiekeuze en de dosering.
Voor de behandeling van incidenten wijst Hahnemann vooral op niet antipsorische, plantaardige en
dierlijke geneesmiddelen, met als uitzondering de minerale middelen Arsenicum en Antimonium.




                                                                                                       50
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Most read
Een tweedimensionaal plaatje is feitelijk ongeschikt om een driedimensionaal tijdsproces weer te geven.
Toch geeft de bloem een impressie van het pathologisch krachtenspel waaraan de mens kan blootstaan.
Ieder blaadje, ieder levensveld bezit een mogelijk ziekteverwekkende energie die de patiënt in onbalans
kan brengen, met in de kern, het hart, de grondoorzaak van ziekte, de psorisch verstoorde Dynamis.
Ieder blaadje bezit een andere dynamiek, een andere activiteit. De mate van pathologische activiteit, en
de eruit voortkomende symptomen, bepalen de grootte van ieder afzonderlijk blaadje. Hoe meer
symptomen samenhangen met, bijvoorbeeld, het blaadje incidenten, hoe meer dit de verhouding ten
opzichte van de andere blaadjes en daarmee de „kleur‟ van heel de bloem bepaalt. De symptomen - de
kleur van de gehele bloem - kunnen zich in relatief korte tijd wijzigen, afhankelijk van de verschillende
levensprocessen. De bloem ontwikkelt zich immers ook in de tijd, gedurende het leven. Afhankelijk van
de pathologische ontwikkelingsfase of de omstandigheden waarin de patiënt verkeert kan het
zwaartepunt van het symptoombeeld - de kleur van de bloem - anders komen te liggen. Dan zijn andere
geneesmiddelen geïndiceerd. Het leven laat zich moeilijk vangen in een plaatje, maar een dergelijke
schematische voorstelling kan helpen voor de beeldvorming.


Samenvatting
Resumerend kunnen we stellen dat „een incident‟ zich kenmerkt door:
--een buiten de patiënt liggende oorzaak (exogeen; de Dynamis zelf kan gezond zijn). De symptomen
zijn verklaarbaar vanuit de levensomstandigheden en gebeurtenissen.
--een plotseling opkomend klachtenpatroon met een heftig allesbepalend karakter (acuut).
--een over het algemeen kenmerkend snel verloop.
--uit zichzelf kunnen genezen.
--goed behandelbaar met niet antipsorische homeopathische geneesmiddelen.


Collectieve ziekten – epidemische ziekten
De tweede groep van acute ziekten noemt Hahnemann collectieve ziekten, tussenziekten of morbi
intercurrentes. Tegenwoordig noemen we ze epidemische ziekten.

Organon, §73:
“II. Collectieve ziekten:
Er zijn ziekten, die hier en daar (sporadisch) enkele mensen tegelijk aantasten, veroorzaakt door
atmosferische of tellurische invloeden en noxen, waarvoor maar enkele mensen op eenzelfde tijdstip
vatbaar zijn. Hieraan grenzen de ziekten, die door eenzelfde oorzaak veel mensen met sterk
overeenkomstige klachten epidemisch aantasten, ziekten, die dan gewoonlijk, als ze dicht opeen levende
mensenmassa‟s op hun weg vinden, besmettelijk (contagieus) plegen te worden. Dan ontstaan er
koortsende ziekten, elke keer van een eigen type, die, omdat ze van dezelfde oorsprong zijn, bij de
besmette mensen steeds een gelijksoortig ziektebeeld verwekken. Als men ze op haar beloop laat, gaat de
ziekte echter in een beperkte tijdsduur voorbij, met dodelijke afloop of met herstel. Oorlogsellende,
overstromingen en hongersnood zijn niet zelden de aanleiding en oorzaak ervan.”




                                                                                                      51
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
collectieve ziekten infectieus zijn en de een na de ander kunnen „aansteken‟, wat bij incidenten veel
minder het geval is. Collectieve ziekten zijn primair koortsende acute ziekten die grote groepen mensen
aandoen en die epidemische vormen kunnen aannemen. Influenza-achtige aandoeningen vallen onder de
collectieve ziekten. Dat „oorlogsellende, overstromingen en hongersnood niet zelden de aanleiding en
oorzaak zijn‟, zoals Hahnemann schrijft, geldt tot op de dag van vandaag. Wij horen vrijwel dagelijks in
de media over een dreigende epidemie in een of ander rampgebied.
Aanleiding en oorzaak zijn hier identiek en liggen buiten de mens. Ze hangen samen met de
levensomstandigheden en niet primair met de constitutie. Desondanks heeft de patiënt een bepaalde
ontvankelijkheid of gevoeligheid voor deze specifieke vorm van ziekte, een gevoeligheid die wellicht in
andere omstandigheden als „gezond‟ geclassificeerd kan worden. Er bestaat niet noodzakelijkerwijs een
endogene dynamische constitutionele predispositie om zo‟n ziekte te krijgen. Voorbeelden zijn tyfus,
cholera, dysenterie, kinkhoest, mazelen, Spaanse griep, pest, polio, Ebola e.d. Haast altijd raken grote
groepen mensen besmet en vallen er veel slachtoffers. Typische algemene kenmerken zijn acuutheid,
heftigheid, intensiteit, hoge koorts, diarree, uitdroging en uitputting. Voor chronisch zieken leiden ze
snel tot een crisis en eventueel de dood.
De differentiaaldiagnose ligt in zulke gevallen in de individualisering van de subjectieve symptomen;
symptomen die de ene patiënt onderscheiden van alle andere. Op grond van overeenkomende
symptomen bij meerdere patiënten, en hun reactie op het voorgeschreven geneesmiddel, kan tevens
worden voorgeschreven op de zogenaamde genus epidemicus van de collectieve ziekte. Het
geneesmiddel dient dan, gelijksoortig aan de ziektedynamiek, in frequent herhaalde doses te worden
toegediend tot er een duidelijke verbetering optreedt. Hoe heftiger en acuter de ziekte, hoe frequenter de
inname van het passende geneesmiddel. Wanneer een duidelijke curatieve respons optreedt moet de
frequentie worden verminderd om overstimulatie te voorkomen.

Organon, §102:
“Als men de symptomen van meer van zulke gevallen noteert, wordt het geschetste ziektebeeld steeds
vollediger. Niet door meer uitgebreidheid en omhaal van woorden, maar doordat het beeld meer
getypeerd, gekarakteriseerd wordt en de kenmerken van deze collectieve ziekte vollediger omvat. De
algemene verschijnselen (bijv. gebrek aan eetlust, aan slaap enz.) worden ten opzichte van dit
ziektebeeld nauwkeuriger bepaald en daartegenover treden de opvallende, speciale symptomen, die,
tenminste in deze combinatie, schaarser en maar bij enkele ziekten voorkomen, duidelijk naar voren en
vormen het kenmerkende van deze epidemie. Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast,
hebben weliswaar een gelijke ziekte, voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het
complete beeld van zo‟n epidemische ziekte en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een
enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende
lichamelijke condities volledig geabstraheerd en omschreven worden. De kennis van de totaliteit is
nodig om een overzicht te krijgen over het gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest
passende homeopathische geneesmiddel kan worden gekozen.”

Tussenziekten en incidenten kunnen de chronische constitutiebehandeling danig verstoren en
belemmeren. Dit is met name het geval indien de tussenziekte een lange nasleep heeft en de patiënt
langer dan alleen gedurende de acute fase in het herstel belemmerd wordt. We moeten nu proberen met
een goed voorschrift het herstel van de tussenziekte te bespoedigen. Immers, het doel van
homeopathische behandeling is de patiënt te bevrijden van zijn chronische ziekte. De tegenslagen en
collectieve ziekten die dit doel in de weg staan dienen uit de weg geruimd, opgelost te worden. Acute
ziekten die geen correct, dat is geen spontaan genezend verloop hebben, verstoren de chronische


                                                                                                       52
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
tussenziekten voornamelijk plantaardige, niet antipsorische geneesmiddelen, aangevuld met de minerale
middelen Arsenicum en Antimonium.

Chronische Ziekten, blz. 161:
“Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door antipsorica ook helemaal niet
zo zelden behoefte aan het overige niet antipsorische geneesmiddelarsenaal, nl. in die gevallen, waarin
tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten
en gewoonlijk door meteorische of tellurische oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet
onaangetast laten en op die manier de antipsorische kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende
langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica die we al kenden,
om welke reden ik er hier niets over hoef te zeggen, behalve dan dat de antipsorische behandeling
volledig moet worden onderbroken, zolang de behandeling van de heersende en ook onze (chronische)
patiënt aantastende tussenziekte duurt, ook al kost het hem in het ergste geval een paar weken.
Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der geneesmiddelen
door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de behandeling van
de acute ziekte bijzonder bekort.”


Behandeling van chronische ziekte
Na de behandeling van de tussenziekte wordt de verdere behandeling van de chronische ziekte weer ter
hand genomen. De acute collectieve ziekte is een bijkomende ziekte. De symptomen van de chronische
ziektetoestand verdwijnen door de heftigheid van de acute aandoening naar de achtergrond, waardoor ze
tijdelijk niet voor verdere behandeling in aanmerking komen. De Dynamis is sterk verminderd of zelfs
niet ontvankelijk voor beïnvloeding door het diepwerkende antantipsoricum.
De acute bijkomende ziekte „onderdrukt‟ de reeds langer bestaande chronische ziekte, wat een versnelde
ontwikkeling van chronische pathologie kan impliceren.
De toename van klachten resulteert in een acute ziekelijke verstoring, die soms samengaat met een
verergering van de chronische ziektetoestand. Bij patiënten met een gebrekkige vitaliteit betekent dit dat
wij voorzichtig moeten zijn met de eventuele herhaling van het geïndiceerde acute geneesmiddel. Een te
enthousiast voorschrijven kan namelijk tot ongewenste verergeringen leiden. Natuurlijke ziekten kunnen
elkaar onderdrukken en verergeren, net zoals overdosering met homeopathisch middelen kan
onderdrukken en verergeren. Voor een snel, mild en duurzaam herstel is het essentieel ook hier uit te
gaan van het gelijksoortigheidsprincipe, dat wil zeggen: de frequentie, potentie en dosering dienen
gelijksoortig te zijn aan intensiteit, dynamiek en verloop van het ziekteproces.


‘Acute’ geneesmiddelen
De werking, diepte en aard van het antipsoricum zijn ongelijksoortig aan de conditie van de Dynamis
tijdens de tussenziekte. Het geneesmiddel, voorgeschreven op de chronische symptomen heeft een
wezenlijk andere dynamiek en bezit een geheel andere symptoombeeld. In zo‟n geval zoeken we naar
een geneesmiddel dat past bij de huidige, acute ziektetoestand. Dit geneesmiddel kan gevonden worden
bij de niet antipsorische middelen: middelen van plantaardige en dierlijke oorsprong. Bij „acute
geneesmiddelen‟ ligt het accent op plantaardige en dierlijke middelen, die als totaliteit complementair
zijn aan minerale antipsorische constitutiemiddelen. Ten opzichte van de chronische ziekte zien we de
acute ziekte als complementair, aanvullend, bijkomend.



                                                                                                       53
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Belladonna-beeld zal vertonen tijdens een acute ziekte. Tussen veel acute middelen en antipsorica
bestaan complementaire verhoudingen. Precies zo kan een acute ziekte als complementair gezien worden
aan de chronische ziektetoestand.
Acuut miasmatische ziekten
De derde vorm van acute ziekten bestaat uit acuut miasmatische ziekten. Hier zijn twee vormen van. De
eerste vorm omvat de aandoeningen die zich gewoonlijk manifesteren als „acute kinderziekten‟.


Organon, §73:
“II. Collectieve ziekten
Tenslotte zijn er de steeds op dezelfde manier weer optredende, eigensoortige, acute miasma‟s (die
daarom bekend staan onder een vaste naam). Er zijn er die de mens maar éénmaal in zijn leven
aandoen, zoals pokken, mazelen, kinkhoest, de voormalige gladde lichtrode roodvonk van Sydenham en
de bof. Andere komen vaak op vrij overeenkomstige wijze terug, zoals de Levantijnse pest, de gele koorts
van de kustlanden, de Oost-Indische cholera enz.”

Een acuut miasmatische ziekte verloopt heftig. Kinderziekten vatten we op als een natuurlijke poging
het organisme te bevrijden van degeneratieve pathologische tendensen die het via overerving heeft
meegekregen. Hierin komt de relatie met de chronische constitutie naar voren. Globaal genomen doet
een acuut miasmatische manifestatie zich het vaakst voor als een constitutionele reactie op een incident
of tussenziekte. Het chronische beeld openbaart zich als een soort acute klacht, bijvoorbeeld: een astma-
aanval, huiduitslag die opnieuw uitbreekt, een dikkedarmontsteking, een acute tandwortelontsteking die
overgaat in een kaakabces. We hebben te maken met een opleving van de chronische ziekte, die het
karakter aanneemt van een hevige acute klacht. De acuut miasmatische ziekte kan zich in veel gedaanten
voordoen, veroorzaakt en gedreven door de onderliggende chronische ziektetoestand. Afhankelijk van de
gesteldheid van de chronische ondergrond kunnen relatief zwakke prikkels een acuut miasmatische
ziektecrisis oproepen. De hevige beginverergering die de homeopaat noodzaakt het gegeven middel te
antidoteren, behoort feitelijk tot de acuut miasmatische ziekten. Hetzelfde geldt voor chronische
klachten die als reactie op een homeopathisch middel dramatisch verergeren.
Acuut miasmatische ziekten die zich herhalen binnen een bepaald tijdsbestek, allergieën bijvoorbeeld,
worden wisselziekten genoemd.




                                      6. Ziekteclassificatie


                                                                                                      54
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
heeft weinig begrip gekregen. Veel homeopaten zeggen dat ze “niet met miasma‟s werken”. Wordt er
wel mee gewerkt dan staat te bezien of het werkelijk voor de behandelwijze inhoud en consequenties
heeft. Suggesties naar voren gebracht tijdens seminars zijn evenmin bevredigend. De kwestie wordt
dikwijls afgedaan met opmerkingen in de trant van “de miasmaleer is niet praktisch” en “als het
geneesmiddel maar goed is”. In de literatuur vinden we twee mogelijkheden: de miasmatische belasting
wordt gereduceerd tot een bacteriële c.q. virale belasting, of er wordt volstaan met de opsomming van
rijen symptomen. Voor de praktijk schieten we er niets mee op. Sommigen gaan nog een stap verder en
introduceren het bestaan van een tuberculinisch en een kanker miasma, met als toevoeging “dat er nog
meer zullen volgen”. De zaken worden er niet duidelijker op. Het gebrek aan kennis, kunde en begrip
gaat soms zelfs zo dat wij af en toe horen beweren dat Hahnemann aan het einde van zijn leven blijk gaf
van beginnende dementie. De zesde editie van het Organon en de miasmaleer zouden daarom niet
serieus genomen hoeven te worden. De bijdrage die Hahnemann aan de ontwikkeling van de
geneeskunst heeft geleverd zou personen die „Hahnemanniaanse‟ homeopathie bedrijven toch minstens
moeten verplichten om „open‟ te staan en zijn werken grondig te bestuderen. Overal in Organon en
Chronische Ziekten benadrukt Hahnemann het belang van de miasmatische antipsorische behandeling.

Organon, §5:
“Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding.
b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”
Om in de voetsporen van Hahnemann te treden en in zijn „geest‟ homeopathie te bedrijven, zullen we
ons intensief moeten bezighouden met de door hem nagelaten informatie om op basis van kennis en
inzicht inhoud te geven aan de door hem gehanteerde begrippen. Zonder inhoudelijke betekenis draagt
het woord psora niets bij aan de homeopathie. Hahnemann‟s ziekteclassificatie plaatst alle gehanteerde
begrippen in een zinvol verband. De begrippen en hun inhoud bieden een leidraad voor de
homeopathische praktijk die, naar mijn mening, op geen andere manier kan worden verkregen.

Zoals we hebben gezien zijn er acute ziekten en chronische ziekten. De acute ziekten hangen samen met
de omstandigheden, leefsituatie en buitenwereld van de patiënt. Aanleiding en oorzaak zijn exogeen; de
Dynamis zelf is niet per definitie ziek. De acute symptomen ontstaan doordat de Dynamis als reactie op
de sterke inwerking van het ziekmakend „agens‟ heftige „acute ziekte‟-symptomen produceert.


Chronische ziekten – ander uitgangspunt
Bij chronische ziekten ligt het heel anders. Daar is sprake van een duurzame ontregeling van het
natuurlijk herstelvermogen, waardoor de Dynamis (levenskracht) niet meer bij machte is het natuurlijk
evenwicht te herstellen tot een toestand van gezondheid. Chronische ziekte is zo bezien niet (meer)
primair afhankelijk van de buitenwereld of de omstandigheden. Zelfs bij optimale
levensomstandigheden zal een chronisch ziektebeeld zich verder ontwikkelen en uiteindelijk het leven
diepgaand ontregelen. Deze chronische ziekten zijn endogeen, verbonden aan een disfunctionerende
levenskracht.
De eerste besmetting met een chronisch miasma komt ten dele neer op een stoffelijke infectie. De
bacteriële besmetting is evenwel niet meer dan de stoffelijke vertegenwoorder van de dynamische



                                                                                                    55
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Bij een chronisch miasma draagt de dynamische infectie van de levenskracht een soort symbiotisch
karakter, waardoor de infectie min of meer versmelt met de Dynamis. Vanaf de eerste besmetting zal het
pathologisch dynamisch chronisch miasma het gezond functioneren van de levenskracht blijvend
ontregelen. Vanaf het moment van besmetting wordt de chronisch miasmatische infectie endogeen, met
andere woorden: ze maakt deel uit van de individuele constitutie. De „ruimte‟ die deze disfunctie creëert
geeft bacteriële c.q. virale infecties de kans het organisme aan te vallen. Een gezonde Dynamis
daarentegen biedt bacteriële infecties geen kans zich te ontwikkelen. De levenskracht zal er door middel
van het haar ten dienste staande immuunsysteem direct mee afrekenen. Enkel wanneer de Dynamis
chronisch ontregeld (ziek en zwak) is kunnen microben, virussen e.d. in het organisme „voet aan de
grond‟ krijgen. De levenskracht kan op uiteenlopende manieren ontregeld zijn.


Actie = reactie
Op iedere prikkel die wordt uitgeoefend op een gezonde Dynamis komt een omgekeerd evenredige
reactie. Op een honderd procent actie reageert de Dynamis met een honderd procent reactie. De
fundamentele, dialectische natuurwet „actie = reactie‟ ligt aan de gehele schepping ten grondslag. De
Dynamis functioneert volgens hetzelfde grondprincipe, waarop wordt gedoeld met de term vis
medicatrix naturae, het zelfgenezende vermogen van de natuur. Bij chronische ziekte raakt het principe
van „actie = reactie‟ in het gedrang. Het zelfgenezende vermogen van de Natuur is verstoord geraakt.
Om die reden noemt Hahnemann een verstoring op dit niveau de grondoorzaak van chronische ziekte.
Dieper ziek kan de mens niet zijn.
Met miasmatische ziekten worden ziekten bedoeld die dynamisch endogeen zijn. Bij de miasmatische
ziekten wordt ervan uitgegaan dat de Dynamis zelf ziek is en derhalve niet meer gezond en curatief
kan reageren.
Bij miasmatische ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen venerische en niet-venerische ziekten.
De venerische ziekten noemde hij respectievelijk „Syfilis‟ en „Sycosis‟. Het chronisch niet-venerisch
miasma noemt hij „Psora‟. Het psora-miasma vormt volgens Hahnemann de grondoorzaak voor de
meeste chronische ziekten.
‘Psora’ is in eerste instantie een exogene besmetting, die zich echter direct na de contaminatie op
symbiotische wijze verbindt met de Dynamis, de levenskracht, en zich manifesteert als een ontregeling
ervan.
Het Psora miasma
Hahnemann beschouwt het chronisch miasma psora als de grondoorzaak van chronische ziekten. De
vraag rijst wat onder „psora‟ moet worden verstaan. Hoe wordt de Dynamis aangedaan, met als gevolg
dat deze direct na de psorische infectie chronisch ziek is?

Organon, §80:
“Maar bij de psora laat het inwendige ontzagwekkende chronische miasma, eveneens pas na voltooide
inwendige aantasting van het hele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die soms
maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijk kriebelige, opwindende jeuk en een speciale
geur. Die psora is de echte fundamentele oorzaak en verwekker van bijna alle overige, veel
voorkomende, zelfs ontelbare ziektebeelden, die optreden onder zulke namen als …”

Het psorisch miasma wordt gekenmerkt door enkele primaire eigenschappen. Ten eerste de
incubatietijd, de periode die de Dynamis nodig heeft om te reageren. Gedurende de periode waarin de
herstelreactie (curatieve respons) uitblijft, neemt de inwendige dynamische verstoring toe. Na


                                                                                                      56
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
onvoldoende en incompleet. „Incubatietijd‟ betekent „vertraagd reageren‟ - de reactie van de Dynamis
treedt vertraagd op en het beperkte aantal blaasjes staat gelijk aan „incompleet reageren‟.Voor de goede
orde in het geval van psora als chronisch miasma spreken we niet over de schurftmijt maar over een
chronisch dynamische besmetting, die zich primair uit in blaasjeseczeem Verder hebben de blaasjes, die
als drukventiel voor het inwendige lijden fungeren, de neiging weer spontaan te verdwijnen, wat
typerend is voor het latent worden van het psorisch miasma. Zolang de blaasjes zich als uitdrukking van
psora op de huid bevinden, spreken we van „primaire psora‟. Primaire psora is nog eenvoudig te
genezen. De huiduitslag die spontaan of door onderdrukking verdwijnt, noemen we secundaire psora.
Deze vorm is verantwoordelijk voor het merendeel der symptomen die zich nadien ontwikkelen. Deze
zijn veel moeilijker te genezen. De patiënt is chronisch ziek, maar de symptomen waaruit dat in het
begin duidelijk zou kunnen worden verdwijnen veelal uit zichzelf weer naar de achtergrond.
„Traagheid, incomplete reacties en neiging latent te worden‟ karakteriseren het psorisch miasma en de
eruit voortvloeiende chronische ziekten.
Organon, §8:
“Als men bedenkt dat deze oeroude infectielont geleidelijk gedurende een paar honderd generaties vele
miljoenen menselijke organismen is doorgesmeuld en zodoende tot een onvoorstelbare ontwikkeling is
gekomen, is het enigszins te begrijpen hoe zij zich in zo talloos vele ziektebeelden van de mensheid kon
differentiëren. Vooral, als we in overweging nemen hoeveel factoren meewerken in de vorming van deze
grote verscheidenheid aan chronische ziekten (de secundaire symptomen van de psora), ongeacht al de
enorme variaties van aangeboren menselijke constitutietypen, zo oneindig verschillend van elkaar, dan
is het geen wonder dat het psorisch miasma in zo verschillende organismen met zoveel verschillende,
vaak permanente van binnenuit en buitenaf inwerkende noxen, ook zo‟n enorme variatie aan gebreken,
verval, ontstemmingen en kwalen kan produceren. En die werden in de oude ziekteleer onder een hele
serie eigen benamingen ten onrechte als op zichzelf staande ziekten opgevoerd.”

De kenmerken „traag‟, „incompleet‟, „te weinig‟, „te kort‟ en de neiging om latent te worden, zo
karakteristiek voor deze chronische, endogene verstoring van de Dynamis, maken dat het psorisch
miasma het tijdsmiasma kan wordt genoemd. De psorische kenmerken blijven zich gedurende heel het
chronische ziekteverloop manifesteren. Chronische ziekten die berusten op psora worden getypeerd door
een trage ontwikkeling, een incompleet en aspecifiek symptoombeeld en de gemakkelijke
„onderdrukking‟ ervan. Onderdrukking zal steeds een secundaire reactie en daarmee een verdere
ontregeling van de Dynamis tot gevolg hebben. Door het vertraagde, psorische reactiepatroon zal er
ogenschijnlijk geen verband bestaan tussen bijvoorbeeld de migraine van een paar jaar geleden en de
chronische maagklachten van nu. Psora vertroebelt onderliggende samenhangen en werkt zo
symptomatisch voorschrijven (voorschrijven op enkele symptomen) in de hand. Voorschrijven op een
beperkte groep symptomen, zonder rekening te houden met de psorische constitutielaag, betekent op
termijn een terugkeer van de oorspronkelijke, of ernstiger, symptomen. Duurzame genezing blijft
achterwege. Bij alle ziekten met een langdurig verloop of ontsproten aan een familiare erfelijke tendens
is het psorisch miasma de diepst onderliggende verstoring. Wanneer de psorische belasting reeds sedert
generaties zwaar op de leden van een familie drukt, is het ondenkbaar dat zo‟n belasting met één enkel
antipsorisch voorschrift kan worden opgelost. Een patiënt met eczeem die uit een familie komt waarin
huiduitslag een overheersend probleem is zal niet na één dosis van een antipsoricum van z‟n eczeem af
zijn.

Organon, §171:



                                                                                                     57
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Chronische ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm - met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde - dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
van vele na elkaar.”

De Dynamis is door de symbiotische, psorisch functionele ontregeling zozeer uit balans dat de patiënt
veelal door enkele opeenvolgende ziektestadia heen gaat. Het klachtenpatroon openbaart zich als „acuut
miasma‟ of er ontwikkelt zich op basis van onderdrukking of verlaagde vitaliteit, een ander, ernstiger
ziektebeeld. Met Dynamis, en patiënt, gaat het bergafwaarts. Het acuut doen verdwijnen van de
chronische symptomen is geen oplossing. Voor een duurzame genezing zullen de verstoringen
geleidelijk, in omgekeerde volgorde van hun ontstaan, moeten worden opgelost. Daarbij doorloopt de
patiënt alle voorgaande ziektestadia van de levenskracht.

Antipsorica
Sommige homeopathische middelen hebben een specifiek antipsorische werking. Ze worden antipsorica
genoemd.
De Dynamis heeft de grootste affiniteit met het element water. Als oerbron van het leven biedt water de
Dynamis de mogelijkheid zich optimaal uit te drukken. In het element water bevinden zich mineralen.
Deze mineralen worden door de Dynamis benut voor het creëren van het stoflichaam. Mineralen maken
het mogelijk dat de Dynamis het energetisch levensveld kan laten „stollen‟ tot waarneembare
lichamelijkheid. Behalve de affiniteit met water is er dus eveneens de affiniteit met het mineralenrijk
waaruit de menselijke constitutie is opgebouwd. De Dynamis bouwt het menselijk lichaam met behulp
van water en mineralen. Gaat er in het functioneren van de Dynamis iets fout, dan zal dit op grond van
de sterke wederzijdse affiniteit tussen Dynamis en mineralenrijk, voornamelijk gevolgen hebben voor de
kwalitatieve en later de kwantitatieve mineralenhuishouding.
Wij spreken daarom van een Sulphur-, Silicea-, Calcarea carbonica- of Phosphorus-constitutie. De
geneesmiddelen die het psorisch disfunctioneren van de Dynamis het diepst kunnen spiegelen zijn de
minerale geneesmiddelen. De antipsorische geneesmiddelen, die de Dynamis duurzaam kunnen
bevrijden van de psorische belasting, zijn voornamelijk afkomstig uit het mineralenrijk. De plantaardige
en dierlijke middelen behoren volgens Hahnemann tot de overige homeotherapeutica, die geïndiceerd
zijn bij „acute ziekten‟, „incidenten‟ en „collectieve ziekten‟. Duurzame genezing van chronische ziekten
hoeven we van deze geneesmiddelen in de regel niet te verwachten.

Chronische Ziekten, blz. 176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
van de haast ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het
voornaamste antipsoricum, Sulphur, met Phosphor en andere brandbare substanties uit de planten- en



                                                                                                      58
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Gedurende vele generaties heeft de psorische belasting zijn stempel op de mens en zijn ontwikkeling
gedrukt. Het te weinig, te kort, vertraagd en incompleet reageren kunnen we zodoende doortrekken naar
alle niveaus van menselijk functioneren. Ongenezen chronisch miasmatische belastingen blijven
verbonden met de Dynamis.
De chronisch pathologische belasting gaat met de conceptie over op de levenskracht van het nageslacht,
waarmee de basis wordt gevormd voor het ontstaan van chronische ziekten. Soms toont het zich vanaf de
geboorte in de vorm van, bijvoorbeeld, dauwworm, maar vaker komt de ware aard van psora pas op een
later tijdstip naar boven. Een gezond mens functioneert op alle niveaus gezond. Hij kan op iedere
levensgebeurtenis spontaan naar zijn innerlijke geaardheid reageren. Bij de psorische mens is dit niet het
geval. Wat zich op het functionele vlak openbaart als gebrekkig reageren, met chronische ziekte als
gevolg, manifesteert zich op het gevoels- en emotionele vlak als niet bij de eigen beleving kunnen
komen of er niet mee kunnen omgaan.
Op het mentale niveau veroorzaakt het, bijvoorbeeld, concentratiezwakte of een behoefte aan autoriteit
vanwege existentiële onzekerheid. Psora staat voor existentiële onzekerheid, angst om te leven. Het
zelfbeeld, het zelfvertrouwen of beter, het gebrek eraan, wordt mede beïnvloed en bepaald door de
psorische gesteldheid van de mens.
Het zijn dergelijke patronen die de homeopaat herkent als typerend voor Natrium, Sulphur, Phosphorus
e.d. Het zijn creaties van de Dynamis.
Hoe gezonder de Dynamis, hoe gezonder en duidelijker het beeld en hoe groter de kans op genezing.
Hoe zieker de Dynamis, hoe pathologischer de klachten en hoe moeilijker genezing kan worden bereikt,
speciaal wanneer het constitutionele beeld door veel eerdere behandelingen is verstoord, vertroebeld of
geblokkeerd. Een patiënt met een constitutioneel Natrium muriaticum-beeld zal in verschillende
levenssituaties anders reageren dan iemand met een Phosphorus-constitutie. Heel het sociale en
emotionele leven, en de gemaakte keuzes, worden mede bepaald door iemands constitutie. Bij psorische
patiënten overheersen twijfel, aarzeling en besluiteloosheid, resulterend in reacties die nét niet adequaat
genoeg zijn, zodat bijvoorbeeld de baan of relatie waarop zij hadden gehoopt aan hun neus voorbij gaat.
Het psorisch miasma houdt beperking in van de „vrije‟ ontwikkeling, waardoor een gezond mens,
„patiënt‟ ( „de geduldige‟) wordt. Geduldig tot hij uit de ketenen van zijn miasmatische belasting wordt
bevrijd.
Omdat hij hiertoe zelf niet bij machte is - niemand kan zichzelf aan de haren uit de put trekken - behoeft
hij een antipsorisch middel om de Dynamis op weg te helpen.
De antipsorische behandeling bevrijdt de dynamis van de ketenen van de psorische belasting, zodat „de
met verstand toegeruste geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere
bedoelingen van ons bestaan‟, zoals Hahnemann schrijft in §9 van het Organon.


Het Sycotisch miasma
Bij de psorische belasting leidt de verstoring van de Dynamis tot „tekort‟ en „gebrek‟. Het
tegenovergestelde is het geval bij de sycotische belasting. Op iedere prikkel die de Dynamis aanzet tot
reageren wordt overmatig gereageerd. De reactie wordt getypeerd door „te veel‟, „te heftig‟, „snel en
overdadig‟. De gonococcus bacterie is het voertuig dat het sycotische miasma overdraagt.
Voortkomend uit een besmetting met gonococcus en de eruit voortvloeiende „infectie‟ met het sycotisch
miasma tijdens geslachtsgemeenschap, ontstaat het primaire symptoom, de „druiper‟ of gonorroe. Het
eerste kenmerk is „toename‟, een vermeerdering van afscheiding uit de urethra, een teken van teveel of
overdaad.



                                                                                                        59
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Gewoonlijk is bij deze soort druiper het secreet direct van het begin af aan dikachtig, als etter; het
urineren is weinig pijnlijk, maar het corpus penis enigszins hard gezwollen, ook wel aan de dorsale kant
bedekt met klierknobbels en erg pijnlijk bij aanraking.”

Dit geeft een globale indruk van het verloop van het sycotisch miasma. Centraal bij het sycotisch
miasma staan: heftigheid, ontsteking, pijngevoeligheid, pusvorming, klierzwellingen, wratvorming,
poliepvorming en andere excrescenties, al dan niet bloedend, e.d. Er is overmaat, „teveel‟ aan weefsel en
uitscheidingen. Dikwijls lijkt de patiënt zieker dan hij is. Anders gezegd: van deze vorm van ziek-zijn
geneest hij gemakkelijker dan van vergelijkbare symptomen ontsproten aan het psorisch miasma. Over
het algemeen heeft het ziekteproces een actief, beweeglijk, dynamisch verloop. De beleving, de
„zijnstoestand‟ is gevoeliger, heftiger, geprikkelder en extraverter dan die van de meer psorische patiënt.
Dit maakt dat de sycotische patiënt sneller geneest. Als er veel beweging, veel dynamische activiteit is,
is er navenant veel actiepotentiaal waaraan een homeopathisch middel kan appelleren. Een
genezingsreactie komt daardoor sneller tot stand. De Dynamis raakt besmet met het sycotisch miasma
door geslachtsverkeer en vervolgens, nadat gedurende de incubatietijd de Dynamis doordrongen en
verbonden is met de sycotisch-dynamische activiteit, ontstaat een ontregeling van de vitale
levensprocessen op basis van overreacties.
Vanaf het latent worden van de druiper, spontaan of door onderdrukking, zal de endogene sycotische
belasting bij vlagen, soms in afwisseling met de vaak onderliggende psorische diathese, het
reactiepatroon bepalen, bijvoorbeeld tijdens een acuut miasmatische ziektefase.
De hoedanigheden van het sycotisch miasma laten zich herkennen op alle levensniveaus. Karakteristiek
is de hang naar buitensporigheid. De sycotische mens kleedt zich opvallend, gedraagt zich extravert,
vindt alles normaal. “Alles moet kunnen.” Hij kent weinig grenzen en is op zoek naar de „kick‟ in het
bestaan. Hij doet zijn uiterste best niets in het leven te missen en zijn behoeften volledig te bevredigen.
Dit kan zich uiten op zowel het seksuele, financiële, relationele vlak als in de carrière. Sycotische
tendensen zijn waarneembaar in koopgedrag, in muziek of uitgaan, in de snelheid van auto of computer,
in bungee-jumping en wapenwedloop. Heel het leven is doorspekt met de behoefte aan meer, beter,
sneller, indrukwekkender, en dat alles ten koste van …? Het door sycotisch verlangen gestimuleerde
begeerteleven doet de mens streven naar zoveel mogelijk dingen voor zo weinig mogelijk geld, met de
eigen gezondheid en de planeet aarde als uiteindelijke verliezers. De planeet wordt ziek doordat de mens
zijn begeerte naar meer, meer, en nog meer wil bevredigen. De zich op aarde voltrekkende rampen
dragen naar signatuur dezelfde sycotische kenmerken van heftigheid, felheid, overdaad en exces.
In „sycosis‟ ontbreekt rust. Er is geen ontspanning, geen afstand, geen introspectie; er is uitsluitend
dynamiek, beweging, impuls en bevrediging. De westerse samenleving is een uitgesproken voorbeeld
van sycosis. Het westen consumeert pakweg 80% van de wereldenergievoorraad. Het sycotisch miasma
heeft het begeerteleven van veel mensen geïnfecteerd.
In ziekteprocessen zien we de sycotische „drive‟ eveneens terug. ADHD, allergieën, vaccinaties en de
schadelijke gevolgen ervan, de versnelde ontwikkeling van de jeugd - tanden wisselen op vijfjarige
leeftijd, menstruatie vanaf tien jaar, vervroegde seksuele activiteit, toename van seksueel overdraagbare
ziekten - allemaal afspiegelingen van sycotische tendensen. Te snel, te vroeg, te veel, overal overdaad.
Hahnemann besteedt in de Chronische Ziekten slechts drie bladzijden aan het sycotisch miasma. Als
medicatie noemt hij slechts twee hoofdmiddelen, namelijk het plantaardige middel Thuja en het minerale
middel Nitricum acidum. Dit tweetal komt aan bod wanneer de sycosis zuiver en op zichzelf staand
behandeld kan worden.
Reeds in Hahnemann‟s tijd was het zo dat een contaminatie en vermenging van twee of incidenteel van
drie miasma‟s plaatsvond.


                                                                                                        60
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Net als bij het wekken van latente psora, vlamt de sycotische tendens op door levensomstandigheden. De
ziekte draagt veelal het kenmerk van een acute ziekte.
Eventuele chronische ziekten worden getypeerd door heftigheid, intensiteit in de beleving, de snelle
overgang tot pusvorming die, ongenezen blijvend, een permanent karakter gaat vertonen.

Chronische Ziekten, blz. 105:
“Was de zieke echter tegelijk ook door andere chronische ziekten aangetast, zoals gewoonlijk het geval
is na zulke agressieve kuren als bij condylomata door allopathische artsen worden toegepast, dan vindt
men vaak een ontwikkelde psora als complicatie van de sycosis, wanneer zoiets al latent in hem
aanwezig was, zoals erg vaak het geval is. Tevens zijn, als een slechte behandeling van een venerische
sjankerziekte is voorafgegaan, deze beide miasmata ook nog eens met syfilis gecombineerd. Dan is het
nodig allereerst het ergste deel, de psora, met de hierna genoemde, specifieke antipsorische
geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te gebruiken, eer
men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen, tegen de syfilis voorschrijft.
Daarna herhaalt men deze alternerende behandeling zo nodig, totdat volledig herstel is bereikt.”

De behandeling waarop Hahnemann hier in Chronische Ziekten doelt betreft patiënten die sycosis en/of
syfilis hebben doorgemaakt en tevens lijden aan latente, onderliggende psora, die of door eigen
besmetting is ontstaan of via overerving is meegekregen.
Zo zijn het sycotisch en het syfilitisch miasma altijd geënt op het diep daaronder liggende psorisch
miasma, als oudste verstoring. Bij de chronische ziektebehandeling moeten we voorschrijven op het
miasma dat zich qua symptomen en dynamiek het sterkst manifesteert. De verschuiving van symptomen
en miasmatische ondergrond maakt deel uit van een continu proces van wisselwerking met de
levensprocessen in binnen- en buitenwereld. Afhankelijk van de wisselwerking tussen constitutie en
omstandigheden, zal de patiënt al dan niet reageren met pathologische symptomen en is de gezondheid
verstoord.


Het Syfilitisch miasma
Het syfilitisch miasma behelst een verstoring van de Dynamis die deze doet reageren op overprikkeling
met ontregeling en daaruit voortkomende ontaarding van het aangedane orgaan. Destructie van weefsel
typeert de syfilitische reactie.
Zoals Hahnemann beschrijft in Chronische Ziekten gaat syfilis, indien gecompliceerd, meestal een
combinatie aan met psora, en slechts in sporadische gevallen met sycosis. Waarom dit zo is wordt
duidelijk wanneer we de kenmerken van beide venerische ziekten naast elkaar leggen. We zien dan dat
beide wat betreft het verloop van de symptomen een vergelijkbare dynamiek en snelheid bezitten. Ze
zijn zo gelijksoortig dat de een de ander verdringt of zelfs een infectie met het andere miasma belet.

Chronische Ziekten, blz. 106:
“Bij de behandeling van de venerische ziekte moeten drie toestanden worden onderscheiden:
1. Ze is nog alleen en vertoont het bijbehorende locale symptoom, de sjanker, of, als ook deze is
weggewerkt, heeft ze tenminste nog het locale symptoom dat op gelijke wijze vicariërend voor de
inwendige aandoening optreedt, nl. de liesbuil (bubo, boulain)
2. Ze is weliswaar nog alleen, d.w.z. nog zonder complicatie met een tweede of derde chronisch miasma,
maar is al beroofd van het plaatsvervangende locale symptoom zelf, de sjanker (en de bubo).



                                                                                                       61
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
.
Hahnemann had dagelijks te maken met syfilispatiënten („Franse ziekte‟). Het lijdt geen twijfel dat hij
tevens de verderfelijke gevolgen van de allopathische behandeling van syfilis heeft gezien. Syfilislijders
kregen zoveel pure kwikzilver toegediend dat ze na drie weken „spontaan‟ al hun tanden kwijt waren!
Gedurende de incubatietijd, die volgt op de besmetting met het syfilitisch miasma, werkt de destructieve
tendens van het miasma in op de Dynamis. Het primair affect manifesteert zich als sjanker, of soms als
bubo of liesbuil, een lymfeklierzwelling in de lies. De sjanker of syfilitische zweer is een lesie, een
verstoring van de natuurlijke continuïteit van de huid. Het primair affect draagt reeds het kenmerk van
weefseldestructie. In dit stadium is er feitelijk nog geen sprake van chronische ziekte, doch eerder van
een acute aandoening, die gemakkelijk homeopathisch te genezen is.

Chronische Ziekten, blz. 109:
“Want onder deze omstandigheden en als ze niet nog bovendien met psora is verwikkeld, kan men op
grond van veelvuldige ervaring en met reden beweren dat er geen chronisch miasma, geen uit een
miasma ontstane chronische ziekte op aarde bestaat, die geneeslijker en makkelijker te genezen zou zijn
dan deze.”

Volgens Hahnemann “is het syfilitisch miasma verreweg het eenvoudigst te genezen, terwijl de sycosis
het minst voorkomt” (in de huidige tijd wellicht meer). Genezing van psora daarentegen is het moeilijkst
en behoeft veel antipsorische middelen. Bij genezing van de achterliggende chronisch miasmatische
aandoening verdwijnt automatisch eveneens de bijbehorende bacteriële infectie.
Het syfilitisch miasma leidt tot vernietiging van weefsel. Bij de behandeling van patiënten met een
syfilitisch symptoombeeld spreekt het haast vanzelf dat het voorgeschreven middel snel
genezingsreacties moet uitlokken omdat het destructieve karakter van dit miasma anders wellicht weinig
meer te genezen overlaat! Het verdrijven van het primair affect, de sjanker, met uitwendige of inwendig
onderdrukkende middelen maakt de aandoening chronisch.
Dit heeft misvormingen en destructie van inwendige organen tot gevolg. Voor het eventuele nageslacht
houdt het aangeboren afwijkingen in, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down, spina bifida,
anencephalisme, e.d. In de primaire fase is een enkele dosis van het beste kwikmiddel (Mercurius
solubilis) toereikend om de sjanker en daarmee de syfilis in veertien dagen volledig te genezen. (Voor
psora in de primaire fase zijn drie maanden benodigd!).
De gevolgen van het syfilitisch miasma tonen zich eveneens op andere niveaus. Omdat syfilis reeds
generaties in de mensheid verankerd is, zien we de effecten bijna nog vaker op de minder stoffelijke,
meer spirituele niveaus. In onze westerse samenleving doch zeker ook wereldwijd kunnen we de
destructieve elementen en tendensen waarnemen. We denken hier aan zorgwekkende zaken zoals: het
gat in de ozonlaag, natuurrampen, globale opwarming, milieuverontreiniging, de conditie van het
drinkwater, BSE en varkenspest, toename van criminaliteit, vandalisme, moord en doodslag,
kinderporno, het de persoonlijkheid vernietigende religieus fanatisme c.q fundamentalisme, het gebruik
van massavernietigingswapens.
Vernietigingsdrang is weliswaar van alle tijden, maar we kunnen toch wel stellen dat de destructieve
capaciteit nooit eerder in de geschiedenis zo nadrukkelijk aanwezig is geweest en nooit in zo‟n mate dat
het gehele mondiale organisme op alle niveaus volledig vernietigd kon worden. Deze ontwikkeling heeft
zich voltrokken in een tijdsbestek van niet meer dan honderd jaar. Tegen de achtergrond van de
aardeontwikkeling beslaat dit een fractie van een ademteug in een mensenleven. De ontregelende,
desintegrerende en vernietigende tendensen van het syfilitisch miasma grijpen razendsnel om zich heen.



                                                                                                       62
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
gepaard gaan met acute fasen die om antisyfilitische middelen vragen. Bijvoorbeeld: de Sulphur-patiënt
(psorisch) die ‟s nachts zo‟n jeuk heeft dat het hem uit de slaap houdt heeft Mercurius nodig.


De ziekteclassificatie centraal
Uit grondige bestudering van Organon en Chronische Ziekten blijkt dat de ziekteclassificatie voor
Hahnemann centraal stond. Bij de chronische ziektebehandeling dient de „grondoorzaak‟ te worden
opgespoord en opgeheven. De grondoorzaak is het psorisch miasma. Het is het einddoel van de
behandeling. De niet antipsorische geneesmiddelen hebben een complementaire en ondersteunende
functie waar ziekte voortkomt uit incident, tussenziekte, sycosis of syfilis.
Het is de taak van de homeopaat om te beoordelen met welke ziektevorm hij te maken heeft. Hij kan zo
een prognose opstellen voor de actuele situatie en vaststellen wanneer de antipsorische behandeling
begonnen dan wel voorgezet kan worden.
De Dynamis kan uitsluitend op drie manieren chronisch endogeen verstoord zijn. Ze kan te weinig, te
veel of destructief reageren. Deze endogeen chronische verstoringen van het gezonde reactiepatroon van
de Dynamis noemt Hahnemann vanwege hun permanente symbiotische karakter, chronische miasma‟s.
De chronische miasma‟s laten zich herleiden tot drie verstoringen, die Hahnemann psora, sycosis en
syfilis noemt. Alle andere chronische verstoringen zijn variaties op dit drietal.


Samenvatting
Ziekteclassificatie en miasmaleer vormen de basis van de homeopathie. Bij ziekte
onderscheiden we acuut en chronisch.
Acute ziekten omvatten incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Ze hebben een
exogene oorzaak.
Incidenten en epidemische ziekten zijn exogene verstoringen die de Dynamis weliswaar in onbalans
brengen en daardoor symptomen veroorzaken, maar waarbij de Dynamis zelf niet is aangetast.
Chronisch miasmatische belastingen zijn ziekten binnenin de mens (endogeen); drieledige ziekten van
de Dynamis. Ze berusten op een te zwak, een te sterk of een destructief reactiepatroon. Er zijn drie
chronisch miasmatische verstoringen: psora, sycosis en syfilis.
Endogeen miasmatisch dynamische verstoringen ontregelen de gezondheid van de mens chronisch,
waardoor hun pathogene invloed zich uiteindelijk op alle niveaus van het leven in binnen- en
buitenwereld doet gelden.
De vermeende tuberculinische en carcinogene tendenzen zijn geen op zichzelf staande miasma‟s maar
een gezamenlijke uitdrukking van spora, sycosis en syfilisch.




                                                                                                        63
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Vijf geneesmiddelgroepen
Homeopathische geneesmiddelen komen uit verschillende bronnen, die globaal genomen in vijf groepen
zijn onder te verdelen. Ze hebben alle een specifieke relatie tot de verschillende door Hahnemann
onderscheiden ziektevormen.


De vijf geneesmiddelrijken
* Plantaardige geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het plantenrijk)
* Dierlijke geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het dierenrijk)
* Minerale geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het mineralenrijk)
* Nosoden (grondstoffen afgeleid van menselijke uitscheidings- of ziekteproducten)
* Tautopathische geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig van allopathische medicijnen)
Van deze groepen worden de plantaardige, dierlijke en minerale geneesmiddelen het meest gebruikt. Zij
worden vrijwel uitsluitend voorgeschreven op symptoomgelijksoortigheid. De symptomen worden
vanuit het totale beeld geanalyseerd. Het geneesmiddel dat het meest overeenkomt met de
karakteristieke symptomen wordt voorgeschreven. Tussen de verschillende geneesmiddelrijken wordt
hierbij doorgaans geen onderscheid gemaakt.
Voor veel homeopaten doet zo‟n onderscheid er niet toe. Voorschrijven op de totaliteit van de
symptomen - bij voorkeur op de meest opvallende en kenmerkende - geeft de meeste zekerheid dat de
werking van het geneesmiddel correspondeert met de pathologische ontregeling van de Dynamis.




                                                                                                  64
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
volgende geneesmiddel wordt voorgeschreven. Bij een „goede‟ reactie bestaat het tweede voorschrift in
de regel uit hetzelfde geneesmiddel in een hogere potentie. Bij een ontoereikende reactie meent de
homeopaat zijn werk niet goed te hebben gedaan, met als gevolg dat hij naarstig op zoek gaat naar een
volgend, beter passend middel. Zo wordt de situatie van consult tot consult geëvalueerd met op de
achtergrond steeds het denkbeeld dat het laten verdwijnen van symptomen de opzet van de behandeling
is. Bijgevolg maakt het niet uit of de symptomen wegblijven na inzet van een plantaardig, dierlijk of
mineraal geneesmiddel of een nosode. Deze manier van voorschrijven wekt de indruk dat ieder
homeopathisch middel in staat is duurzame gezondheid te bewerkstelligen. Dit is niet het geval.
Plantaardige middelen missen vaak de dieptewerking, het specifieke effect op chronische ziekten, om
voor duurzame genezing te zorgen. Als tegenargument wordt dan aangevoerd dat veel patiënten worden
„genezen‟ met plantaardige middelen. Na de snelle verbetering op een plantaardig middel hoefde de
patiënt niet meer terug te komen. In het geval na anderhalf jaar een terugval optrad, reageerde de patiënt
opnieuw goed op, bijvoorbeeld, Pulsatilla. Dat de patiënt na anderhalf jaar terugvalt en andermaal goed
reageert op hetzelfde plantaardige middel, onderstreept feitelijk dat er helemaal geen sprake was van
blijvende genezing. Ofschoon we tevreden kunnen zijn wanneer een patiënt langere tijd goed reageert op
een middel, blijft desondanks een „snel, zacht en duurzaam herstel‟ het ideaal (Organon paragraaf 2). In
Organon en Chronische Ziekten geeft Hahnemann aanwijzingen hoe de diverse ziektemanifestaties
tegemoet moeten worden getreden. Hij verschaft ons een diep inzicht in het onderscheid tussen de
functies van de geneesmiddelen tijdens de behandeling, in relatie tot elkaar en tegen de achtergrond van
de classificatie van de ziektevormen. Alleen zo kan de patiënt efficiënt tot zelfgenezing worden
gestimuleerd. In de periode waarin Hahnemann de antipsorische minerale geneesmiddelen nog niet had
ontdekt, komt hij herhaaldelijk terug op de beperkingen van niet-antipsorische middelen:


Chronische Ziekten, blz. 4:
“Maar deze gunstige stilstand was toch nooit van lange duur en bij de terugkeer en steeds herhaalde
terugkeer van de klachten bleken tenslotte ook de best uitgekozen, tot dusver bekende homeopathische
geneesmiddelen in de meest passende dosis des te minder effectief naarmate ze vaker werden toegepast.
Op het laatst waren het niet meer dan zwakke palliativa.”


Geneesmiddelrelaties
Homeopathische middelen staan in bepaalde verhoudingen tot elkaar. We kennen onharmonische,
conflicterende relaties als inimical (vijandig) en antidoterend (tegenwerkend). Middelen die elkaar goed
verdragen heten compatible (verenigbaar) en following well (goed volgend). De beste relatie is
complementair (aanvullend). Bij de toepassing van centesimale potenties (C-potenties) moeten we bij
elke wijziging in het voorschrift nagaan of er niet een vijandige relatie bestaat tussen het nieuwe en het
voorafgaande middel, ook als er tussen beide een langere periode is verstreken. Houden we hiermee
geen rekening dan kunnen hevige verergeringen of zelfs een ziektecrisis of acuut miasmatische
aandoening het gevolg zijn.
Negatieve relaties - inimicals en incompatibles - spelen evenwel geen enkele rol meer indien we LM-
potenties gebruiken. Hahnemann heeft daarover in de zesde editie van het Organon uitgebreid
geschreven. Bij LM-potenties komen alle geneesmiddelen in een harmonische verhouding tot elkaar te
staan. Geneesmiddelen die in centesimale potentie onderling vijandig zijn maken de inzet van een
tussenmiddel noodzakelijk om die vijandigheid te overbruggen. Bij LM-potenties hoeft dat niet; zij
kunnen kort na elkaar en zonder risico van verergeringen voorgeschreven worden. Geneesmiddelrelaties


                                                                                                       65
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>


Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen
Deze middelen stammen uit de vroegste periode van de homeopathie. Tot ongeveer 1810 werkte
Hahnemann vrijwel uitsluitend met plantaardige en dierlijke middelen. Toen hem begon op te vallen dat
patiënten na verloop van tijd een terugval vertoonden, trok hij de logische conclusie dat er geen sprake
kon zijn van duurzaam herstel van de gezondheid, in weerwil van de goede resultaten van de
behandeling.

Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:
“Waar kwam dat minder gunstige, ja zelfs ongunstige resultaat bij de voortgezette behandeling van de
niet-venerische chronische ziekten, zelfs door de homeopathie, vandaan? Waaraan lag het bij die
duizenden mislukte pogingen die overige ziektegevallen van chronische aard zo te genezen dat er een
duurzaam herstel uit voortkwam? Misschien lag het aan het nog te geringe aantal van de homeopa-
thische geneesmiddelen die op hun pure werking waren onderzocht! De leerlingen der homeopathie
troostten zich tot dusver met deze gedachte.
Maar haar grondlegger bevredigde deze uitvlucht of deze zogenaamde
troost nooit - alleen al daarom niet, omdat ook de van jaar tot jaar
toenemende nieuwe aanwas van onderzochte, krachtige geneesmiddelen
de genezing van de chronische (niet-venerische) ziekten geen stap verder
bracht. Terwijl toch acute ziekten (voor zover ze niet van begin af aan een
onvermijdelijk fatale prognose hadden) bij goed aangewend
homeopathisch geneesmiddelgebruik niet alleen redelijk werden opgelost,
maar met behulp van de nooit rustende kracht in ons organisme, die het
leven in stand houdt, spoedig en volledig plachten te herstellen!”
Bij de niet-venerische chronische ziekten bleken de gebruikte plantaardige en dierlijke middelen, hoe
sterk ze ook werkten, geen duurzame genezing te kunnen bewerkstelligen. De huidige trend om steeds
meer plantaardige of dierlijke middelen te introduceren zal de oplossing van chronische ziekten geen
stap dichterbij brengen.
Op enkele uitzonderingen na zijn plantaardige en dierlijke middelen meestal geïndiceerd voor acute
klachten. Het zijn „acute middelen‟. Toepassing ervan ligt niet zozeer in de chronische sfeer doch betreft
voornamelijk incidenten en collectieve ziekten, waarvan oorzaak en aanleiding exogeen zijn. Dergelijke
klachten wijken snel en permanent bij gebruik van plantaardige en dierlijke middelen. De behandeling
van acuut miasmatische ziekten ligt eveneens binnen hun bereik. Acute ziekten zijn zeer dynamisch: er
is veel beweging en een uitgesproken ziektetendens. De hoeveelheid symptomen is beperkt en dient zich
min of meer op een presenteerblaadje aan. Acute aandoeningen zijn analoog aan de ontwikkeling - groei,
bloei en afsterven - van de plant in de natuur. De plant groeit op de mineraalhoudende bodem waarin hij
is geworteld. Precies zo heeft de acute ziekte, speciaal een acuut miasmatische, zijn wortels verankerd in
de chronische ziektebodem die wij psora noemen. De acute ziekte impliceert een acute opleving van de
chronische miasmatische ondergrond.




                                                                                                       66
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
schrijven. Een acuut zieke patiënt is overgevoelig en zal door minerale middelen té diep wordt geraakt,
met allerlei verergeringen als resultaat.
De Belladonna-patiënt die tijdens of kort na een acute koortsaanval Calcarea carbonica krijgt
voorgeschreven loopt de gerede kans dat de koorts en de overige acute symptomen verergeren of weer
terugkomen. Acute ziekten zijn het werkterrein van plantaardige en dierlijke middelen. Na de acute
ziekte volgt terugkeer naar de chronische constellatie van voor de acute ziekte. De chronische ziekte
ontwikkelt zich nu verder met nieuwe en ernstiger klachten.
Hahnemann nam dit fenomeen waar tijdens de eerste jaren van de ontwikkeling van de homeopathie.
Het liet zijn onderzoekende geest niet los. Voor Hahnemann lag het antwoord niet in de ontwikkeling
van méér geneesmiddelen uit dezelfde natuurrijken; hij ging op zoek naar de onderliggende, ware aard
van chronische ziekten.

Chronische Ziekten, blz. 6:
“Waarom kan nu deze levenskracht, die, gestimuleerd door homeopathische middelen, geschapen is om
de integriteit van het organisme te herstellen en onvermoeibaar werkzaam blijft om de genezing te
voltooien, zelfs in zware acute ziekten, nu geen echte, blijvende genezing tot stand brengen bij
chronische kwalen, zelfs niet met behulp van de homeopathische middelen die de symptomen zo goed
mogelijk dekken?
Wat weerhoudt haar ervan? De beantwoording van deze zo vanzelfsprekende vraag moest mij wel leiden
tot de aard van de chronische ziekten. Het ging er dus om de reden op te sporen, waarom al die bij de
homeopathie bekende geneesmiddelen in de genoemde ziekten geen echte genezing teweegbrengen, om
een zo mogelijk beter, ja juist inzicht te verkrijgen in de werkelijke gesteldheid van die duizenden
chronische ziekten, die niet genezen worden - die ondanks de onomstotelijke waarheid van de
homeopathische geneeswet toch ongenezen blijven. Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren
1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie!
De Gever van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door onophoudelijk na te
denken, onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen,
dat grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

Hahnemann was aldus op zoek naar het oer-euvel. Het moest van chronisch miasmatische aard zijn want
het kon niet vanzelf worden overwonnen. Niet door de beste constitutie of conditie noch door de beste
leefregel.

Chronische Ziekten, blz. 7:
“Dat echter het gezochte oer-euvel daarenboven nog van miasmatisch – chronische aard moest zijn,
bleek mij duidelijk uit de omstandigheid dat het nooit, zodra het tot enige hoogte was toegenomen en
ontwikkeld, door de kracht van een sterke constitutie kon worden opgeheven. Ook wordt het nooit
overwonnen door een nog zo gezond dieet en geordende leefwijze; nooit dooft het vanzelf uit, maar met
de jaren verergert het, door overschakeling op andere, meer zorgelijke symptomen, tot aan het
levenseinde.”


De minerale geneesmiddelen
De aard van chronisch miasmatische ziekten stelt bepaalde kwaliteitseisen aan homeopathische
geneesmiddelen. Ze moeten het vermogen bezitten om de bron van het chronisch lijden genezend te
beïnvloeden. De aan dit gedachtenproces ontsproten miasmaleer en de bijbehorende materia medica zijn


                                                                                                    67
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Antipsorica bestaan hoofdzakelijk uit minerale middelen, die in Hahnemann‟s tijd onbekend waren en
door hem zijn geïntroduceerd.

Chronische Ziekten, blz.176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de haast
ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het voornaamste
antipsoricum, Sulphur, met Phosphorus en andere brandbare substanties uit de planten- en
mineralenwereld tot het gebruik van de laatstgenoemde, en enkele animale stoffen sloten zich daarbij
aan door analogie en opgedane ervaringen.”

Het gebruik van minerale middelen is vooral aangewezen bij de behandeling van chronische ziekten.
Slechts enkele plantaardige en dierlijke middelen bezitten een diepe antipsorische werking. De Dynamis
creëert en onderhoudt het stoffelijk lichaam en laat het functioneren. Er bestaat grote affiniteit tussen
Dynamis, het element water en het mineralenrijk. Immers, de Dynamis schept in het waterelement met
behulp van het mineralenrijk het menselijk lichaam. Een chronisch verstoorde Dynamis mondt uit in het
ontstaan van symptomen die te herleiden zijn tot een kwalitatieve verstoring in de
mineralenhuishouding. Dit komt tot uitdrukking in subjectieve, chronische symptomen, die bijvoorbeeld
kenmerkend zijn voor Sulphur of Natrium muriaticum.
Uit de intensive relatie tussen Dynamis en mineralenrijk volgt dat minerale middelen bij uitstek zijn
geschikt om genezend op de Dynamis in te werken wanneer er sprake is van een psorische belasting.
Daarom worden minerale middelen gezien als constitutiemiddelen. Plantaardige, dierlijke en
tautopathische middelen evenals de nosoden hebben een andere functie. De psorische belasting is
endogeen en eindigt, indien onbehandeld, pas met de dood.
Bij mineralen is er geen sprake van groeien, bloeien en afsterven. Het mineralenrijk is verbonden met
het menselijk bestaan. Net als de chronische ziekte, wijkt het mineralenrijk niet van de levende mens. De
kwaliteiten van het mineralenrijk kunnen derhalve worden aangewend om de Dynamis terug te brengen
naar een nieuwe, gezonde balans.
Behandeling van chronische ziekten met duurzaam resultaat is zonder minerale middelen niet mogelijk.
Voor de patiënt die na het doormaken van een acute of acuut miasmatische ziekte in rustiger vaarwater is
beland, is het van essentieel belang om een antipsorische behandeling te beginnen c.q. te continueren.

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Een verstandige homeopathische arts zal al gauw het tijdstip in de gaten krijgen, waarop zijn
geneesmiddelen het herstel van de rondwarende intercurrente ziekte hebben voltooid en de chronische
(psorische) kwaal weer zijn eigen gang gaat.
Men zal echter na herstel van zo‟n heersende tussenziekte altijd zien dat de symptomen van de
oorspronkelijk chronische ziekte iets veranderd zijn en ook wel dat een ander deel van het lichaam meer
is aangetast.
De homeopathische arts zal dan zijn antipsoricum precies kiezen op grond van het nu overgebleven
ziektebeeld en niet zonder meer dat geven wat hij zich vóór de komst van de intercurrente ziekte had
voorgenomen.”

Met de kracht en dynamiek van een acute of acuut miasmatische ziekte kan het twee kanten op. De acute
aandoening kan effectief zijn doorgemaakt en geen al te grote aanslag op de vitaliteit hebben gedaan,
waardoor de patiënt een sprong voorwaarts maakt in zijn gezondheid. Tijdens de chronische


                                                                                                      68
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Omgekeerd is het bij de acute ziekte die veel energie gekost en de reserves danig aangesproken heeft.
Dan schijnt de chronische ziekte zich door de verminderde weerbaarheid juist versneld te kunnen
ontwikkelen, met als resultaat een langdurige herstelperiode en toename van de chronische klachten. Bij
verzwakte patiënten is het daarom belangrijk om acute ziekten te behandelen met niet-minerale
middelen.
De duur van de acute ziekte kan ermee tot de helft of een kwart worden teruggebracht. De chronische
behandeling kan vervolgens met zo min mogelijk verlies van vitaliteit worden voortgezet met passende
minerale antipsorica.

Chronische Ziekten, blz. 161:
…“Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Bij een overigens gezonde patiënt kunnen we bij een incident of een tussenziekte volstaan met
behandeling met het geïndiceerde plantaardige of dierlijke middel. Bij acuut miasmatische ziekten is het
daarentegen van wezenlijk belang dat de onderliggende chronisch psorische belasting, direct na het
uitdoven van de acute ziekte, verder behandeld wordt met passende minerale antipsorische
constitutiemiddelen.
De acute toestand is complementair of aanvullend aan de chronisch psorische gesteldheid. Geprovoceerd
door een incident komt de patiënt vanuit de relatieve psorische rustsituatie in een acuut miasmatische
fase terecht. Deze wordt behandeld met niet-psorische, plantaardige of dierlijke middelen. Niet-
psorische (plantaardige, dierlijke, etc.) middelen zijn complementair aan antipsorische minerale
constitutiemiddelen.
De werking van beiden is echter van een totaal andere orde. Ze zijn zo wezenlijk verschillend dat ze
elkaar klaarblijkelijk niet storen wanneer ze kort na elkaar worden toegediend.
Het minerale, constitutioneel geïndiceerde middel werkt zelfs vaak beter wanneer het - indien
geïndiceerd - wordt voorafgegaan door het complementaire middel afkomstig uit planten- of dierenrijk.
Na een plantaardig middel als Pulsatilla, voorgeschreven voor een acute middenoorontsteking, kan het
daarna op de constitutionele symptomen gegeven middel, bijvoorbeeld Silicea, veel beter zijn werk
doen. Het is alsof de Dynamis gemakkelijker, vrijer en ongeremder kan reageren! De ervaren homeopaat
weet dat geneesmiddelen uit verschillende rijken elkaar niet in hun werking storen. Sulphur zal zijn
constitutionele werking staken wanneer na een val bijvoorbeeld geen Arnica wordt voorgeschreven.
Omgekeerd zal Sulphur dikwijls nog doorwerken wanneer er wel op het incident werd voorgeschreven,
wat blijkt uit het feit dat er geen terugval optreedt in de chronische ziekte.
Chronische Ziekten, blz. 158:
“Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door.”


Geneesmiddelen in afwisseling
Zo kan het dus zijn dat er „kort‟ na elkaar diverse geneesmiddelen worden voorgeschreven op grond van
verschillende indicaties, tegen de achtergrond van de ziekteclassificatie. Het idee dat Hahnemann altijd
maar één middel tegelijk voorschreef, dienen we wat nader onder de loupe te nemen. Hahnemann
streefde naar het voorschrijven van één diepwerkend antipsoricum, doch alleen indien de patiënt op dat
middel ongehinderd en voorspoedig reageerde. Hahnemann schreef zowel slechts één geneesmiddel per


                                                                                                     69
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekte heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Slechts door het voorschrijven van minerale middelen - antipsorische constitutiemiddelen - wordt het
menselijk gestel, de constitutie, van chronische ziekte bevrijd en in balans gebracht.

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
Capsicum, met Menyanthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipeca-cuanha enz.”

Hahnemann wisselde geneesmiddelen af in acute situaties, bijvoorbeeld bij de bovengenoemde
tussenziekten. Hij vermeldt ook diepwerkende minerale constitutiemiddelen. Deze zijn geïndiceerd
wanneer de tussenziekte zoveel invloed heeft dat de chronische aandoening gaat meeresoneren,
waardoor de acute tussenziekte een acuut miasmatisch karakter krijgt.
Een tussenziekte, of epidemische ziekte, vormt een indicatie voor een geneesmiddel uit de „overige
homeotherapeutica‟ en niet voor een diepwerkend mineraal constitutiemiddel. Hahnemann wisselde
minerale en plantaardige middelen af op indicatie. Afwisseling van middelen op basis van een incident
en een acuut miasmatische aandoening was hem evenmin vreemd. Een mooi voorbeeld vinden we in
Richard Haehl‟s biografie van Hahnemann.

R. Haehl: “Samuel Hahnemann, his life and work”, deel 2, blz. 184:
(Hahnemann schrijft in een brief aan Stapf over de dood van zijn vrouw.)
“Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief van Rummel, zo heftig en zo
ernstig dat ik met niemand kon spreken. Ik kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal
keren per dag van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had me zo gemist), zonder
haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en Arsenicum verscheidene keren per dag in
AFWISSELING ingenomen hebben mij gered, zodat ik herstellende was toen ze overleed.”
Het incident (de brief van Rummel die hem ergerde) en zijn stervende vrouw hadden hem zodanig uit
het lood geslagen dat er sprake was van een acuut miasmatische situatie. De hiervoor aangewezen
middelen, Staphisagria en Arsenicum, nam Hahnemann meerdere keren per dag in afwisseling in. Van
Arsenicum mogen we aannemen dat dit mogelijk een constitutiemiddel was voor Hahnemann gezien
zijn nauwgezetheid, punctualiteit en werklust. De jaarlijks terugkerende longklachten, waaraan hij
uiteindelijk in 1843 overleed, en zijn kleine tengere lichaamsbouw bevestigen dit vermoeden.
Hahnemann was zo perfectionistisch en betrouwbaar dat het Apotheker Lexicon, bestaande uit vier delen
en 1200 pagina‟s, dat hij tussen1793 en 1797 schreef, in Duitsland tot na 1900 het standaardwerk bleef.
De ironie wil dat Duitse apothekers gedurende honderd jaar hun allopathische medicamenten dienden te


                                                                                                    70
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Afgaand op Hahnemann behoort afwisseling van geneesmiddelen op grond van een incident en de acuut
miasmatische symptomen derhalve tot de mogelijkheden. Deze middelen belemmeren elkaar niet.
Integendeel, ze ondersteunen en versterken elkaar.
Elk afzonderlijk geneesmiddel heeft binnen de groep waartoe het behoort een eigen werkingsgebied met
eigen dynamiek, mogelijkheden en beperkingen. De tijdsfactor, die qua frequentie en mogelijke
afwisseling van middelen moet worden gehanteerd, is relatief en afhankelijk van de te behandelen soort
ziekte. Bij acute ziekten worden geneesmiddelen doorgaans sneller herhaald dan bij chronische ziekten.
Dit noopt de homeopaat zich bij iedere patiënt af te vragen met welke ziektesoort hij te maken heeft, om
vervolgens zo gelijksoortig mogelijk voor te schrijven in relatie tot ziektedynamiek en ziekteverloop en
dosering, potentie en frequentie erop af te stemmen.


De nosoden
We merken in de praktijk hoe wezenlijk het is dat patiënten de mogelijkheid krijgen om ziekteprocessen
waarmee zij worden geconfronteerd goed door te maken. Niet goed doorgemaakte ziekten laten vaak tot
ver in de toekomst hun sporen na. Zulke sporen van vroegere ziekten komen we tijdens de behandeling
frequent tegen als reactie-blokkerende elementen.
Het gevolg is dat het passende middel niet lijkt te werken. Het probleem kan patiënt en homeopaat tot
wanhoop drijven als het zich herhaaldelijk voordoet. We spreken van een blokkade. Het genezingsproces
blokkeert en we moeten de oorzaak zien te vinden. Wat is er bij een blokkade aan de hand?
Wanneer er veel beweging en dynamiek is werkt een homeopathisch geneesmiddel, mits geïndiceerd,
meestal snel en zonder mankeren. Bij sterk verminderde dynamiek en beweging is de kans op het
uitblijven van reacties navenant groter. De Dynamis bevindt zich ogenschijnlijk in een toestand van
apathie en indifferentie, wat curatief reageren in de weg staat. Een blokkade treedt het makkelijkst op bij
het voorschrijven van een mineraal middel op het psorisch miasma. Na een slecht doorgemaakte acute
ziekte knapt de patiënt niet op. Door de verzwakking (vatbaarheid) is hij ziek geworden; hij is,
zogezegd, psorisch gepredisponeerd.
Door zijn constitutioneel psorische gesteldheid kan hij onvoldoende vitaliteit (weerstand) genereren om
de ziekte effectief door te maken en de bonus van toegenomen immuniteit te innen. In plaats daarvan
krijgen zijn klachten een slepend karakter. Hij komt er niet overheen. Chronische vermoeidheid of een
sterk verlaagde infectiedrempel zijn voorbeelden en voor de patiënt veelal reden voor homeopathische
behandeling om zo de verloren gezondheid terug te winnen.
In het repertorium vinden we dit probleem terug onder de rubriek „never been well since‟. Doorgemaakte
kinderziekten, tussenziekten of incidenten hebben zo‟n sterke uitwerking gehad dat herstel ervan zeer
moeizaam verliep of zelfs geheel uitbleef, zodat de chronische klachten geregeld de kop opsteken.
Een dergelijke gesteldheid kan worden doorgegeven aan het nageslacht en dan op vergelijkbare wijze
doorwerken in een predispositie voor ziekte. Tuberculose bij ouders of voorouders verhoogt voor het
nageslacht de kans op reuma, cara en allergieën. Het kan tevens de reactie op homeopathische
geneesmiddelen blokkeren, waardoor deze ontoereikend werken of reactie helemaal uitblijft. De
psorische, syfilitische of sycotische belasting als dynamisch resultaat van onopgeloste ziekteprocessen
wordt op vergelijkbare wijze doorgegeven.
Ziektevormen die zich in het voorgeslacht hebben voorgedaan en waartegen geen immuniteit is
verworven, kunnen in het nageslacht voor blokkades zorgen en zo ziekte veroorzaken of in stand
houden. In het repertorium vinden we de bijbehorende geneesmiddelen in het hoofdstuk „Generals‟
onder de rubriek „Family history of‟….



                                                                                                        71
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Dynamis de ziekte niet de baas heeft kunnen worden. Het onopgeloste probleem vinden we terug als een
symptoombeeld dat gelijkenis vertoont met de voormalige problematiek. Bij tuberculose in het
voorgeslacht zien we de restsymptomen terug bij de kinderen die deze tendens hebben meegekregen.
Bijvoorbeeld: longklachten, vermagering en nachtzweten zijn niet ongewoon bij kinderen uit
tuberculeuze ouders.
Het niet goed doormaken van ziekten tijdens het leven en het optreden van bepaalde aandoeningen in het
voorgeslacht zijn, naast het onvoldoende reageren op passende middelen, aanwijzingen voor het gebruik
van nosoden.
De nosode biedt de Dynamis op een later tijdstip nogmaals de mogelijkheid tot de onderliggende
dynamische verstoring op te lossen. Daarna kan het aangewezen minerale antipsoricum een genezende
reactie oproepen en de mens van zijn psorische belasting, de grondoorzaak van chronische ziekte,
bevrijden.
Het gebruik van nosoden was in de tijd van Hahnemann niet aan de orde. Ze waren er domweg nog niet
en daarom vinden we er bij Hahnemann niet veel over terug. Hij neemt echter wel stelling tegen de
veronderstelling dat de toepassing van nosoden isopathie zou betreffen:


Chronische Ziekten, blz. 185:
“De dynamiseringsprocedure (potentiëring) brengt veranderingen aan in de stof en modificeert die,
evenals bladgoud na zijn potentiëring niet meer een in het menselijk lichaam inactief, onbewerkt
(blad)goud is, maar bij iedere trap van potentiëring meer en meer wordt gemodificeerd en veranderd.
Op die wijze gepotentieerd en gemodificeerd is ook de toe te dienen schurftsubstantie (Psorine) niet
meer “idem” met de onbewerkte, originele schurftsubstantie, maar slechts een similimum. Want tussen
idem en similimum bestaat voor wie kan nadenken geen tussenfase. Met andere woorden, tussen idem
en simile kan alleen similimum liggen. Isopathisch en aequale zijn misleidende termen. Als ze iets
betrouwbaars moeten betekenen, kunnen ze slechts similimum betekenen, omdat ze niet “idem” (tauton,
hetzelfde) zijn.”

Omdat nosoden gemaakt zijn van ziekteproducten nemen ze een andere plaats in voor de constitutie dan
de minerale antipsorica.
Ze hebben een ondersteunende functie voor de antipsorische behandeling. Ze kunnen de Dynamis niet
van het psorisch miasma bevrijden. Nosoden zijn gemaakt van het gevolg, het resultaat van ziekte en
spiegelen niet de psorische oorzaak. Ze spiegelen het moment waarop de Dynamis het bij bepaalde
ziekten heeft moeten laten afweten.
Wanneer er aanwijzingen zijn voor het inzetten van een nosode rijst de vraag of de nosode als solitair
middel gegeven moet worden of dat er op een andere manier mee omgegaan dient te worden. Wordt het
symptoombeeld in hoge mate bepaald wordt door verschijnselen die naar een nosode verwijzen, dan kan
deze als ware het een constitutiemiddel solitair worden voorgeschreven.
Erna zullen altijd één of meerdere minerale middelen moeten worden ingezet om de antipsorische
behandeling te vervolgen. Bij patiënten die aanvankelijk goed reageerden op een bepaald mineraal
middel en later niet meer dient de nosode om de weg vrij te maken voor het constitutiemiddel. Ofschoon
het symptoombeeld duidelijk op een of ander geneesmiddel kan wijzen, zijn er soms eveneens
symptomen die een nosode indiceren. In zo‟n geval dient de nosode gegeven te worden zodra de
vooruitgang in de genezing stagneert, eventueel in afwisseling met het aangewezen constitutiemiddel!




                                                                                                   72
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Most read
we tautopathische middelen. Tautopathische middelen staan niet in relatie tot de menselijke constitutie
of tot de natuurlijke ziekte en zijn daarom feitelijk in letterlijke zin geen homeopathische
geneesmiddelen. Ze kunnen chronische ziekten niet duurzaam genezen. Wat is dan hun functie binnen
het homeopathisch geneesmiddelbestand? Allopathische medicijnen worden tegenwoordig in
overweldigende hoeveelheden toegepast.
De druk die zulke medicijnen op de constitutie uitoefenen is enorm. In de westerse wereld is één op de
drie patiënten ziek door allopathische behandeling(en). We noemen dit iatrogene ziekten. In
Hahnemann‟s tijd was het overmatig gebruik van allopathische medicamenten evenmin een
zeldzaamheid en ook toen had het verstrekkende gevolgen.




                                                                                                    73
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
verhouding meer tijd nodig. Allopathische wankunde was niet alleen onmachtig de natuurlijke ziekte te
genezen, maar produceerde vaak ook nog chronische geneesmiddelziekten erbij, en vooral die hebben
een veel langere tijd voor herstel nodig. Vaak zij ze zelfs ongeneeslijk geworden door de brute
roofaanslag op de krachten en lichaamsvochten van de patiënt (aderlatingen, laxaties enz.). Dit is
bijvoorbeeld het geval bij de vaak langdurig voortgezette toepassing van hoge doses sterk werkende
middelen, die voorgeschreven werden op grond van loze, foutieve veronderstellingen van hun beweerde
nut bij gevallen, die schenen te lijken op de actuele ziekte.
Denk aan het voorschrijven van inadequate mineraalbaden enz., kortom “de gebruikelijke heldendaden
van de allopathie in hun zogenaamde kuren.”

Allopathische medicatie heeft een drieledig effect. Ten eerste is de chemisch synthetische
verontreiniging van het stoflichaam biologisch moeilijk afbreekbaar. Het gevolg is overbelasting van de
organen die zorg dragen voor de ontgifting en reiniging van het organisme. Over de schadelijke effecten
op lange termijn is dikwijls weinig bekend. Zo af en toe wordt de wereld opgeschrikt door
verontrustende berichten en beginnen slachtoffers een rechtszaak om hun recht en genoegdoening te
halen. Een tweede effect, en zo mogelijker nog schadelijker, is dat de door de Dynamis gecreëerde
symptomen niet worden opgelost doch slechts afgeleid en onderdrukt. Hierdoor kan de levenskracht zich
niet meer uiten en door ziektesymptomen de spanning in het organisme verlichten. Zo vindt er verdere
blokkering en stagnatie van de dynamische energie plaats. Ten derde heeft allopathische medicatie altijd
een toename van pathologie ten gevolge. De patiënt wordt op termijn ernstiger ziek.
Overgevoeligheidsreacties zijn geen uitzondering. In de reguliere pharmacopee heten de risico‟s
eufemistisch bijwerkingen. De teweeggebrachte effecten kunnen een indicatie zijn om het betreffende
allopathische medicijn dat vervelende bijwerkingen gaf of langdurig werd ingenomen eens in
gepotentieerde vorm voor te schrijven. Dit kan een overweging zijn wanneer de patiënt niet adequaat op
de voorgeschreven homeopathische middelen reageert. De Dynamis wordt zo ondersteund in het
afrekenen met de belasting die voortkomt uit allopathisch medicijngebruik. Een tautopathisch middel
schept daarmee binnen de Dynamis de mogelijkheid voor de werking van andere homeopathische
geneesmiddelen.


Overige homeotherapeutica – psora in juiste baan
Dierlijke, plantaardige en tautopathische middelen en de nosoden werken niet genezend op de
grondoorzaak van ziekte die Hahnemann definieerde als psora. Met zulke middelen hoeven wij ten
aanzien van de genezing van de psorische belasting - de meest fundamentele verstoring van de natuurwet
„actie = reactie‟ - weinig hoop te koesteren. De geneesmiddelen om de Dynamis te helpen zich te
bevrijden van de psorische belasting komen voornamelijk uit het rijk van de antipsorische minerale
middelen.
De overige homeotherapeutica dienen, om met Hahnemann te spreken, “om de psora in de juiste baan te
brengen zodat het antipsorische minerale middel zijn genezende werk kan verrichten”. Ongeacht of het
een plantaardig, dierlijk of tautopathisch middel of een nosode is waarop de patiënt goed reageert, de
homeopaat weet dat die reactie niet werkelijk blijvende genezing kan inhouden indien de behandeling
niet wordt afgesloten met een diepwerkend mineraal antipsorisch constitutiemiddel. Dit
constitutiemiddel moet worden ingenomen totdat er een eindverergering optreedt. Wordt de afsluiting
met een mineraal antipsoricum nagelaten dan zullen na verloop van tijd de oude symptomen terugkomen
of er ontstaan nieuwe symptomen.



                                                                                                     74
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>


Psorische indifferentie
De psorische diathese beïnvloedt de reacties op exogene prikkels. De homeostase (innerlijke balans)
wordt hierdoor steeds verder verstoord. Spontaan en direct reageren wordt vrijwel onmogelijk. Zulke
verstoorde, vertraagde en onvolledige reacties kunnen voor de goede observator op alle niveaus van
menselijk leven waarneembaar zijn.
Psorische belasting kan zowel leiden tot verminderde als tot overmatige reacties. In het eerste geval zien
we na een aanvankelijke verbetering, met een duidelijk en goed reactiepatroon, dat de reacties op het
volgende voorschrift zonder aanwijsbare reden afnemen. Soms gebeurt dit in een vroeg stadium van de
behandeling. De patiënt komt op consult en zegt: ”Het eerste middel dat u mij gaf heeft goed gewerkt.
De middelen die u mij daarna gaf hebben niets gedaan.” Het lijkt alsof de Dynamis niet meer is te
prikkelen tot genezende activiteit. Alsof de eerste goede reactie meteen alle reserves voor verder
reageren heeft opgebruikt! Ieder volgend geneesmiddel geeft wel eerst een beginverergering doch die
wordt niet gevolgd door een constructieve verbetering.
Elk geneesmiddel schijnt te werken en toch constateren we dat er in het klachtenpatroon niets wezenlijks
is veranderd. De gegeven middelen werden op de juiste indicaties voorgeschreven en aan de keuze van
potentie en dosering lag het evenmin. Het probleem ligt in eerste instantie niet bij de homeopaat, maar
bij het onvermogen van de Dynamis om te reageren op prikkels. De Dynamis verkeert in de
verlammende greep van de psorisch miasmatisch pathologische belasting, die normale, genezende
reacties verhindert. Deze greep kan zo sterk zijn dat er op nagenoeg ieder voorschrift een inadequate
reactie volgt. Het niet-reageren is het werkelijke probleem. Hierop moet de geneesmiddelkeuze worden
gericht.
Het middel waarmee zo‟n probleem wordt opgelost draagt het predikaat tussenmiddel. De bijbehorende
rubriek in het repertorium vinden we in het hoofdstuk Generals: „When well selected remedies fail to
act‟. Hier vinden we middelen die elk vanuit een verschillende achtergrond geïndiceerd zijn wanneer de
ogenschijnlijk „aangewezen‟ geneesmiddelen niet werken. Twee belangrijke middelen in deze rubriek
zijn Sulphur en Carbo vegetabilis.
Sulphur was voor Hahnemann het belangrijkste antipsoricum. Het middel wordt in de homeopathische
praktijk veelvuldig gebruikt, en wel in zo‟n mate dat Kent schrijft: “Men kan de deskundigheid van een
homeopaat niet aflezen aan de frequentie waarmee hij Sulphur voorschrijft.”
Sulphur neemt een bijzondere positie in de materia medica in. Het is zo frequent geïndiceerd omdat het
regelmatig voorkomt dat de Dynamis verminderd reageert! Hahnemann begon de behandeling
regelmatig met Sulphur of Hepar sulphuris. Hij deed dat om de casus te „openen‟ en de Dynamis tot
reactie te prikkelen. Zijn volgende voorschriften waren meer geïndividualiseerd en op de constitutie
afgestemd.
Klaarblijkelijk is het zinvol de Dynamis te bevrijden van een stukje psora teneinde ruimte te scheppen
voor vrije, curatieve reacties op de volgende middelen. De zwavel in ons organisme ligt ten grondslag
aan alle verbrandingsprocessen in het stoflichaam.
Zwavel maakt het de Dynamis mogelijk het stoflichaam te verwarmen en te doorleven. Daarom helpt
gepotentieerde zwavel, Sulphur, de Dynamis bij het verwarmen en vitaliseren van het stoflichaam. Mede
daardoor worden adequate reacties op andere, volgende homeopathische middelen gestimuleerd.
Dit was voor Hahnemann de reden om in veel gevallen de behandeling te beginnen met Sulphur. Door
de toegenomen vitaliteit die Sulphur uitlokt kan de Dynamis duidelijker symptomen produceren.
Daardoor worden een betere geneesmiddelkeuze en adequate, genezende reacties op het meer
constitutioneel geïndiceerde geneesmiddel mogelijk. Laten we na de reactiekracht van de Dynamis te


                                                                                                       75
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
patiënt. Er is geen specifiek Sulphur-beeld. Het min of meer gebrekkige specifieke beeld en de
ontoereikende reacties op eerdere voorschriften rechtvaardigen de conclusie dat de psorische
ontwikkeling zich zo manifesteert dat het genezingsproces stagneert.

Chronische Ziekten, blz. 156:
“Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
Hepar sulphuris te geven (al naargelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al
verknoeid waren door grote allopathische zwaveldoses en door zwavelhoudende baden. In die gevallen
geven we eerst een dosis Mercurius C30.




                                                                                                     76
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
reactie aan te zetten, zodat daaropvolgende constitutiemiddelen het te verwachten rendement zullen
opleveren. Sulphur en Hepar sulphuris komen in aanmerking bij gebrekkig en te weinig reageren;
Mercurius wanneer de Dynamis door grote doses zwavel in een toestand van overgevoeligheid is
geraakt, waarbij het acute karakter van de symptomen bepaalde syfilitische kenmerken vertoont.
Mercurius vormt hier het „acute deel‟ van Sulphur. Het neutraliseert de naar destructie neigende
psorische ACUUT MIASMATISCHE conditie. In zulke gevallen komt zelfs een syfilitisch middel als
Mercurius van pas bij de antipsorische behandeling! In plaats van op de constitutie worden de genoemde
middelen voorgeschreven op de dynamische of liever adynamische toestand: de psorische indifferentie
en de onmogelijkheid om daardoor tot curatieve reacties te komen. In dezelfde context worden door
Hahnemann ook Nux vomica en Pulsatilla genoemd. Beiden dienen evenwel voorgeschreven te worden
op de voor hen specifieke indicaties.


Chronische Ziekten, blz. 176:
“Maar toch zijn, zoals vanzelf spreekt, ook de overige, in de genees-middelproeven onderzochte
homeopathische middelen, Mercurius niet uitgezonderd, voor bepaalde toestanden bij de psorische
ziekten niet te ontberen.”

Geneesmiddelen als Sulphur en Carbo vegetabilis hebben in de homeopathische behandeling nog een
andere functie dan alleen die van constitutiemiddel. Wat betreft Carbo vegetabilis kunnen we zelfs
stellen dat een Carbo vegetabilis-constitutie niet bestaat. De houtskool-patiënt is de dood nabij, zoals dat
ook bij de Arsenicum album-patiënt het geval kan zijn. Een mens bezit niet in essentie een Carbo
vegetabilis-constitutie. Bij een patiënt die veel Carbo vegetabilis-symptomen vertoont komt na het
voorschrijven van dit middel, op basis van de toegenomen vitaliteit en reactiekracht, een beeld
tevoorschijn dat vraagt om een ander mineraal middel. De functie van de Carbo vegetabilis is de
levenskracht op een milde manier te stimuleren. De reguliere geneeskunde past houtskool toe vanwege
zijn ontgiftende en reinigende eigenschappen: bij een voedselvergiftiging bindt en neutraliseert
houtskool de toxische darminhoud. Homeopathisch gezien is Carbo vegetabilis geschikt voor patiënten
met een lange geschiedenis van spijsverteringsklachten, overprikkeling, disfunctioneren en diarree. Het
middel kan een grote diversiteit aan stoelgangklachten produceren.
Een belangrijke indicatie voor Carbo vegetabilis vinden we voorts bij de zuigeling met darmkrampjes en
overgevoeligheid voor alle voeding. Carbo vegetabilis neemt de overprikkeling weg en stimuleert een
goede geneesmiddelreactie. Het middel is geïndiceerd waar geneesmiddelen als Chamomilla en
Magnesium carbonicum niet of onvoldoende werken. Een zuigeling die geen moedermelk verdraagt zou
in de vrije natuur onvermijdelijk sterven. Wanneer de niet adequaat en sterk genoeg reagerende
levenskracht wordt geconfronteerd met de „doodskrachten‟ van Carbo vegetabilis wekt dit in de
Dynamis een vitaler reactiepatroon tot leven. Aldus bezit Carbo vegetabilis een milde antipsorische
werking, wat betekent dat tijdens de reactiefase van de Dynamis niet gelijk een voor de patiënt
belastende toename van ziektesymptomen volgt. Voor Carbo animalis gelden vergelijkbare indicaties.
Wanneer tijdens de behandeling van ernstige pathologie, bijvoorbeeld kanker, een stagnatie in de
geneesmiddelreacties optreedt, kunnen we met Carbo animalis de vitale reacties nieuw leven inblazen. In
het geneesmiddelbeeld van Carbo animalis vinden we de carcinogene tendens duidelijk terug. Zwakte,
net als bij Carbo vegetabilis, brandende pijnen en een sterk maligne tendens typeren Carbo animalis.
Ontsteking, zwelling en kankerachtige degeneratie van klierweefsel, zoals maagkanker,
baarmoederkanker, lymfeklierkanker, borst- of testikelkanker.



                                                                                                         77
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Bij Carbo animalis treedt de dierlijke, emotionele en hormonale component sterker op de voorgrond, wat
blijkt uit de affiniteit van Carbo animalis met het endocriene stelsel, ontstekingen en maligniteit.
In zulke gevallen is gebruik van Carbo animalis noodzakelijk, in afwisseling met het constitutiemiddel
waarop, hoewel het was geïndiceerd, onvoldoende werd gereageerd. Een Carbo vegetabilis-constitutie
bestaat niet, net zo min als een Carbo animalis-constitutie. Beide diep en mild werkende antipsorische
middelen zijn als ondersteunend- en tussenmiddel onmisbaar in de homeopathische praktijk. Ze
verdienen te worden meegenomen in de differentiaaldiagnose wanneer Sulphur of Hepar sulfuris lijken
geïndiceerd.
Een andere aanwijzing voor middelen die de Dynamis tot constructieve reacties aanzetten is het herstel
van acute collectieve ziekten. Wanneer herstel bij ernstig verzwakte patiënten te veel tijd vraagt of
geheel uitblijft is de levenskracht door de acute ziekte zo uitgeput dat het lijkt alsof ze niet meer te
prikkelen is. Het herstel verloopt traag en slepend. De allopathie spreekt van de ziekte van Pfeiffer,
„burned out‟, myalgische encephalitis (ME) e.d. Door acute infectieziekten raken mensen soms voor
langere tijd uit de roulatie.
Voor oude mensen en chronisch zieken zijn acute infectieziekten soms zo‟n aanslag op hun vitaliteit dat
ze die niet meer te boven komen en overlijden. In zulke gevallen is het herstelvermogen van de Dynamis
door voorafgaande chronische psorische belasting dusdanig verzwakt dat acute stoornissen niet meer
verwerkt kunnen worden.
Dan zegt men dat de patiënt is overleden aan influenza, wat natuurlijk niet het geval is. De patiënt
overlijdt aan verregaande ontwikkeling van de chronische psorisch miasmatische belasting,
gecompliceerd tot een acuut miasmatische ziekte die de patiënt de crisis brengt waaraan hij komt te
overlijden.

Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:
“Wordt de dokter geroepen om zo‟n heersende ziekte te behandelen bij een patiënt die hij niet tevoren
als chronische patiënt in zijn praktijk had, dan zal het niet zelden voorkomen, vooral als de koorts nogal
fors was, dat hij ontdekt, als hij die overwonnen heeft met het middel dat ook bij de andere patiënten die
aan deze aandoening leden homeopathisch specifiek was, dat een volledig herstel ook bij goede voeding
en leefregels vaak niet lukken wil. Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we
gewoonlijk nasleep, naziekten noemen), die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In
zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met een psora te maken, die zich tot een chronische ziekte aan het
ontwikkelen is.
De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acuut miasmatische ziekten, als ze
niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak antipsorische
ondersteuning nodig - zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een
specifiek homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk
behandelde ik dan na met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel
had gebruikt. In dat geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”

Hahnemann‟s opmerking “gewoonlijk behandelde ik dan na met Sulphur” is enigszins raadselachtig en
lijkt, oppervlakkig gezien, in strijd met het gelijksoortigheidsbeginsel. Wanneer wij de opmerking echter
plaatsen tegen de achtergrond van Hahnemann‟s visie op de verschillende ziektevormen, zien we dat
Hahnemann zijn voorschriften baseerde op onderliggende miasmatische tendensen. Het vergt een andere
analysemethode dan de gebruikelijke. Sinds Hahnemann maakt de homeopathie een ontwikkeling door
waarbij steeds intensiever en op grond van gedetailleerder symptomen wordt gepoogd op de „essentie‟
voor te schrijven. Hahnemann‟s ziekteclassificatie werpt de vraag op of zoiets als de „essentie‟ wel


                                                                                                       78
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
In elke afzonderlijke situatie kan de patiënt reageren vanuit zijn „essentie‟ en toch steeds een ander
geneesmiddel nodig hebben om de balans te herstellen. De mens heeft meer uitdrukkingsmogelijkheden
tot zijn beschikking dan wat wij in één geneesmiddelbeeld kunnen terugvinden. Bijgevolg hebben we
voor de chronische behandeling vrijwel altijd meerdere en verschillende middelen nodig, in
uiteenlopende potenties.

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde psora – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, alsook die
zich tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door
een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige
genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van zulke geneesmiddelen en in de ergste
gevallen ook wel van vele na elkaar.”

Miasma als ziektetendens
In de homeopathie kennen we een grote diversiteit aan symptomen: van particulars tot mentals, van
generaliteiten tot desires en aversions, enz. In alle symptomen drukt zich iets uit. Achter de symptomen
schuilt een miasmatisch pathologisch dynamisch actiepotentiaal. Dit veroorzaakt de symptomen en is de
drijvende kracht erachter. Naar mate de immateriële dynamische verstoring actiever dan wel krachtiger
nemen de symptomen qua geaardheid, heftigheid en intensiteit navenant toe.
Deze achtergrondspanning verleent de symptomen hun kracht en dynamiek, hun progressieve dan wel
adynamische karakter.
De dynamische verstoring tendeert er naar zich op een bepaalde wijze in het menselijk organisme uit te
drukken. Zo kan de mens zich in iedere, zich aan hem voordoende levenssituatie op individueel
karakteristieke wijze uitdrukken, op een gezonde of ongezonde manier. De miasmatische belasting
verstoort het gezonde actie-reactiepatroon en maakt dat de mens niet in overeenstemming met de
aanleiding reageert.
We kunnen de miasmatische belasting zodoende omschrijven en definiëren als de mate waarin de mens
naar ziek worden neigt. Het miasma op zich vertegenwoordigt de latente of manifeste ziektetendens. In
essentie behandelt de klassiek homeopaat met zijn dynamische, gepotentieerde geneesmiddelen de
achter de symptomen schuilgaande miasmatische ziektetendens. Dit heeft het grote voordeel dat in een
vroeg en dus nog niet ernstig pathologisch stadium al kan worden ingegrepen, op voorwaarde dat wij
zicht hebben de achterliggende tendens.
Wanneer de homeopaat uit het summiere symptoombeeld reeds de carcinogene tendens kan opmaken en
weet dat er op de achtergrond een dergelijk proces gaande is dan hoeft hij niet te wachten tot er zich
daadwerkelijk een tumor heeft gevormd alvorens de predispositie te behandelen.
Wordt de predispositie niet doelgericht en adequaat behandeld dan zal de patiënt in de toekomst, in
weerwil van de genoten homeopathische behandeling, toch een reëel risico lopen maligniteit te
ontwikkelen.
Een andere miasmatisch pathologische achtergrond zal zich op een andere manier openbaren,
bijvoorbeeld als astma, reuma, maagzweer, hartinfarct of diabetes. De daadwerkelijke stoffelijke
ziekteuiting is niet meer dan het sluitstuk van het psorische drama dat zich dikwijls reeds veel jaren
heeft voortgesleept. De regels of „wetten‟ van Hering zijn gebaseerd op dezelfde wetmatigheid. Zolang
er uitgesproken pathologische tendensen op grond van erfelijkheid of biografie herkenbaar zijn en er niet



                                                                                                      79
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
voorradig is om de ongenezen pathologische ontwikkeling te voeden.


Voorafgaande ontregeling
Ziekteverschijnselen zijn het gevolg van de eraan voorafgaande ontregeling van de levenskracht. De
ontregeling van levenskracht of Dynamis is immaterieel. In eerste instantie verschijnen de symptomen
op het immateriële, dynamische niveau: de patiënt “voelt zich niet goed”. Een en ander drukt zich uit in
subjectieve symptomen. Materiële afwijkingen vallen nog niet waar te nemen. Worden zulke
symptomen onderdrukt of wordt de ontregeling van de Dynamis niet hersteld en genezen dan zal de
ziekte zich, afhankelijk van de achterliggende miasmatische belasting, na kortere of langere tijd
stoffelijk kenbaar maken.
De aandoening heeft nu een materiële component geschapen en is diagnosticeerbaar. De (terug)weg naar
genezing vergt in zo‟n geval meer tijd. Zolang de ziekte zich nog op het dynamische vlak van de
ontregeling van de levenskracht manifesteert als ziektetendens, blijkt het eenvoudiger genezende reacties
in gang te zetten. Het is de taak van de homeopaat om uit de activiteiten van de levenskracht te
destilleren welke symtomen uitdrukking zijn van welke pathologische tendens.
Welke symtomen horen bij de levensfase waarin de patiënt zich bevindt? Een provocerende puber
gedraagt zich overeenkomstig zijn levensfase, in tegenstelling tot de 65-jarige die zijn omgeving loopt
op te jutten. In het eerste geval heeft zoiets minder symptoomwaarde dan in het tweede. Zijn hierbij de
gedragssymptomen gerelateerd aan de levensomstandigheden en hieruit grotendeels verklaarbaar, dan
betekent het dat ze niet diep constitutioneel zijn en evenmin als zodanig moeten worden geduid.
Een plantaardig middel heeft de voorkeur indien de mentale gesteldheid verklaarbaar is vanuit de
levensomstandigheden. Het zal snel een genezende reactie oproepen. Heel anders ligt het wanneer de
patiënt een leven van conflicten achter de rug heeft vanwege non-conformistisch en provocerend gedrag.
Dit is veeleer een chronisch constitutionele gesteldheid, gebaseerd op een onderliggende chronisch
miasmatische verstoring.
Hier schrijven we diepwerkende antisyfilitische of antisycotische geneesmiddelen voor in afwisseling
met passende antisporische middelen en eventueel in afwisseling met de bijhorende nosoden als de
erfelijke belasting of de biografie daar aanleiding toe geeft. De homeopathische analyse op grond van de
juiste symptoomclassificatie heeft derhalve geen eliminerend doch een synthetiserend karakter. Ieder
symptoom krijgt zijn plek en wordt recht gedaan door middel van het voorschrift op basis van
gelijksoortigheid.
De patiënt wordt op basis van de op de juiste symptoomclassificatie voorgeschreven middelen bevrijd
van de onderliggende miasmatische pathologische tendensen, die anders in de toekomst onheil voor hem
in petto zouden hebben. Afhankelijk van het ontwikkelingsstadium zullen de basale miasmatische
verstoringen zich dus in meer of mindere mate doen gelden.
Onderkent de homeopaat ze niet dan kan hij slechts wachten tot de intensiteit toeneemt en daardoor het
pathologische beeld duidelijker wordt. In de tussentijd maakt de miasmatische tendens de patiënt echter
zieker, zodat de homeopaat door de presentatie van symptomen duidelijker signalen krijgt wat hem te
doen staat. Dit toont het belang van het in een vroeg stadium herkennen en onderkennen van
achterliggende pathologische tendensen!

Samenvatting
Homeopathische geneesmiddelen zijn onder te verdelen in vijf groepen: plantaardige, dierlijke, minerale
en tautopathische middelen en nosoden.



                                                                                                       80
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
ziekten, te weten: incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Het betreft hier ziekten
van exogene origine die de levenskracht verstoren.
Tautopathische geneesmiddelen zijn passend waar gebruik van allopathische medicijnen een duurzame
blokkade van de Dynamis heeft bewerkstelligd.
Minerale geneesmiddelen ten slotte zijn constitutiemiddelen die worden voorgeschreven op een
endogeen miasmatische belasting van de levenskracht, met name de psorische. Het zijn de minerale
middelen die uiteindelijk genezing teweegbrengen.




                                                                                                       81
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Classificeren van ziekte
Het classificeren van ziekte voordat we tot voorschrijven en behandeling kunnen overgaan heeft grote
consequenties voor de manier waarop met de door de patiënt verstrekte informatie wordt omgegaan.
Nadat de homeopaat zich een beeld heeft geschapen is de eerste vraag: met wat voor soort ziekte heb ik
hier te maken?

Organon, §104:
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk ook klaar.”

Met andere woorden:
Is er sprake van een acute ziekte gebaseerd op een incident of collectieve ziekte?
Is er sprake van een acute opleving van een chronisch constitutionele gesteldheid (acuut miasmatische
ziekte)?
Is er sprake van een chronisch constitutionele gesteldheid of is het de manifestatie van een familiare
erfelijke tendens?
Er is dikwijls sprake van een combinatie. Bijvoorbeeld: chronisch constitutionele klachten zijn
toegenomen of wisselen zich af met symptomen die horen bij de levensomstandigheden of bij acute
symptomen.
Het kan zijn dat een patiënt met chronisch eczeem veel te lijden heeft onder de spanningen van een
slechte relatie en een aanstaande echtscheiding. Of een van de kinderen is ziek, waardoor het eczeem, tot
dan rustig, weer hevig de kop opsteekt.
Herhalen wij in zo‟n situatie het eerder op de chronisch constitutionele gesteldheid voorgeschreven
minerale middel, dan heeft de aandoening - in de gegeven situatie - de neiging erger te worden door het
antipsorische en vitaliserende effect van het minerale middel. Met andere woorden, het minerale middel
is ongelijksoortig ten aanzien van de actuele, acute situatie en daarom niet passend. In de actuele, acute
situatie bundelt de levensenergie zich als het ware samen tot een beperkte groep symptomen van grote
intensiteit.
Dag en nacht is de patiënt min of meer bevangen door de actuele en zich als acute ziekte manifesterende
problematiek. De chronische klachten kunnen erdoor eveneens verergeren: de diepere constitutionele
symptomen gaan mee resoneren met de heftiger actuele ziektetoestand. De intensiteit van de klachten
noopt de patiënt hulp te zoeken.
Weigert de homeopaat voor te schrijven op de nieuwe situatie omdat het “mogelijk een verergering
betreft op het eerder ingenomen minerale middel” dan zoekt de patiënt zijn heil elders. Maar funderen
we ons oordeel op de ervaringen en inzichten in Hahnemann‟s Chronische Ziekten dan zullen we op de
actuele situatie een plantaardig of dierlijk middel met beperkte dieptewerking in gepaste potentie en
frequentie voorschrijven. Het eerder voorgeschreven constitutiemiddel kan daardoor ongestoord
doorwerken.

Chronische Ziekten, blz. 1:
“De homeopathische geneeskunst, zoals die in de geschriften van mij en mijn leerlingen is onderwezen,
heeft, mits serieus nagevolgd, tot dusver overduidelijk, op treffende wijze haar natuurlijke superioriteit



                                                                                                       82
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
optredende) koortsziekten.
De venerische ziekten werden door de homeopathie eveneens veel veiliger, met minder moeite en zonder
naweeën grondig genezen; deze verdelgde en genas namelijk het inwendige euvel, dat aan die ziekten te
grondslag lag, door het meest specifieke middel uitsluitend van binnen uit, zonder de plaatselijk
ontstane aandoeningen te storen of te vernietigen. Maar het getal van de overige langdurige ziekten op
heel de wereld was en bleef onvergelijkelijk veel groter, ja ontzagwekkend groot.”




                                                                                                   83
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
en ziekteprocessen. In het leven van de patiënt komen we zulke vormen en processen eveneens tegen.
Acute aandoeningen die binnen de constitutie zijn opgelost, zullen in de biografie en dus in de anamnese
geen rol van betekenis spelen. Anders gezegd, van acute ziekten die goed zijn genezen vinden we geen
sporen terug. En andersom: niet goed genezen acute ziekten laten sporen na. Niettemin hoeven wij bij
een patiënt die, bijvoorbeeld, niet goed de mazelen heeft doorgemaakt geen overduidelijk Morbillinum-
beeld [mazelen nosode] te verwachten. De tekenen zijn eerder sluipend en meer verborgen.
We merken ze dikwijls niet eens op en kennen ze bijgevolg niet de juiste waarde toe. De obstructie
vanuit het verleden creëert een blokkade in de reactie op, met name, het voorgeschreven antipsoricum.
Voorgeschreven middelen werken niet of slechts ten dele; de reactie is voor zowel patiënt als homeopaat
verre van bevredigend. Het niet (goed) doormaken van, bijvoorbeeld, mazelen heeft tot gevolg dat de
betrokkene niet kan afrekenen met een stuk erfelijke miasmatische belasting. Er kunnen vroegtijdige
pathologische ontwikkelingen uit voortvloeien, die de manifestatie zijn van de niet geneutraliseerde
erfelijke tendens die zich voordoet als endogeen chronisch constitutioneel klachtenpatroon.
Veel ernstige ziekten bij jonge kinderen zijn verklaarbaar vanuit deze achtergrond. Het niet kunnen
oplossen van erfelijke belasting met behulp van acute ziekten - kinderziekten - maakt dat het kind moet
opgroeien met de pathologische tendensen van het voorgeslacht. Deze kunnen zich reeds vroeg in het
kinderleven openbaren. Zoals gezegd, het is onwaarschijnlijk dat de patiënt een typisch Morbillinum-
beeld presenteert. De kans is veel groter dat hij komt met, laten we zeggen, constitutionele Calcarea
carbonica-symptomen.
Desondanks zal de reactie op dit constitutiemiddel beduidend beter zijn wanneer we het laten voorafgaan
door Morbillinum of, beter nog, deze twee geneesmiddelen in afwisseling geven. Hierdoor wordt de
„mazelen-blokkade‟ door Morbillinum opgeruimd. In de ontstane ruimte kan de Dynamis constitutioneel
curatief op Calcarea reageren.
Een carcinogene erfelijke tendens noodzaakt, bij niet genezend reageren op de voorgeschreven passende
geneesmiddelen, om het „blokkademiddel‟ Carcinosinum voor te schrijven. Bij kinderen geboren uit
tuberculeuze ouders stuiten we op de tuberculinische constitutielaag, die blokkerend werkt op het
zelfgenezende vermogen. Een Tuberculinum nosode slaat hier de brug naar een genezend constitutioneel
reactiepatroon en naar gezondheid.
Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij geslachtsziekten in het voorgeslacht, waarbij het
homeopathisch analoge middel gevonden kan worden in Medorrhinum of Syphilinum. Het zou van
naïveteit en weinig praktijkervaring getuigen als we beweren dat met het éénmalig voorschrijven van de
desbetreffende nosode in een C-potentie de gehele achterliggende pathologische tendens kan worden
opgelost en verwijderd. Of de tendens opgelost is blijkt uitsluitend uit structureel genezende reacties op
het geïndiceerde constitutiemiddel.
Bij ongewijzigde symptomen vinden we telkens wanneer niet goed meer wordt gereageerd op het
passende constitutiemiddel, een indicatie voor de desbetreffende nosode.
Het probleem van ontoereikende reacties is derhalve te ondervangen door de nosode net zo lang in
afwisseling te geven met het geïndiceerde constitutiemiddel tot blijkt dat het reactievermogen van de
Dynamis niet langer wordt beperkt. De nosode kan dan worden weggelaten.
Door de grootschalige vaccinatieprogramma‟s en de pathologische constitutionele gevolgen ervan voor
het verdere leven is de toepassing van nosoden onvermijdelijk. Individueel geïndiceerde nosoden helpen
de gezondheid te (her)winnen. Neutralisatie en bevrijding van erfelijke ziektetendensen is
noodzakelijker dan ooit en wordt in de homeopathie bereikt met het gebruik van nosoden.
Behalve erfelijke tendensen kunnen ook andere stoorzenders de behandeling hinderen. Bijvoorbeeld: de
patiënt krijgt tijdens de constitutiebehandeling een ongeluk. Indien het een ernstig ongeval betreft dient



                                                                                                       84
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Zo wordt Arnica montana gegeven bij kwetsuren van bot, pees, spier of beenvlies, (eventueel) in
afwisseling met middelen als Symphytum, Ruta of Rhus toxicodendron. De ervaring leert dat daardoor
herstel veel sneller optreedt. Hahnemann ging precies zo te werk, waarvan we voorbeelden vinden in
zijn Krankenjournale en Chronische Ziekten.

Organon, §248:
“Daarvan laat men de patiënt één of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie- of theelepeltjes
innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3, of 2 uur en in
de dringendste gevallen elk uur of nog vaker.”


Dynamis streeft naar overleven
Een acute situatie is zo overheersend dat een middel voor de chronische symptomen op zo‟n moment
absoluut niet aan de orde is. Het chronische symptoombeeld wordt door het geweld van het acute trauma
naar de achtergrond gedrukt. De Dynamis heeft alle energie nodig voor overleving. Zodra het beter gaat
met de patiënt komt de vraag aan de orde wanneer het verantwoord of zelfs noodzakelijk is de
chronische constitutiebehandeling voort te zetten.
De patiënt herstelt van het trauma en de chronische klachten steken weer nadrukkelijker de kop op. Wat
nu te doen? Enerzijds zijn er de restverschijnselen van het trauma, anderzijds vragen de chronische
klachten om aandacht. De enige onderlinge relatie die de symptomen hebben is dat zij optreden bij een
en dezelfde persoon in dezelfde tijdspanne.
De door het trauma opgeroepen symptomen hebben een exogene oorzaak, terwijl de andere voortkomen
uit de constitutionele gesteldheid van de Dynamis. Laatstgenoemden noemen we „miasmatisch endogeen
constitutioneel‟. Beide groepen, zowel de traumatische alsook de constitutionele, vragen een
geneesmiddel, inclusief de passende potentie en frequentie, dat overeenkomt met hun karakter en
dynamiek.

Van een geneesmiddel voorgeschreven op de hoofdpijnsymptomen na een ongeval kunnen we niet
verwachten dat het eveneens de chronische klachten duurzaam verbetert. De chronische klachten houden
geen verband met de exogene verstoring - het trauma - doch berusten op een endogeen miasmatische
ontregeling.
We moeten ons niet laten misleiden wanneer de chronische symptomen onder invloed van het
traumamiddel tijdelijk lijken te verbeteren. Bij psorische patiënten kan het zelfs zo zijn dat de
verbetering van de chronische symptomen enige tijd aanhoudt. Wanneer het passende antipsoricum niet
wordt gecontinueerd keren ze evenwel spoedig terug. Na inname van Ignatia vanwege een groot verdriet
kan, bijvoorbeeld, het gevoel ontstaan dat Ignatia een diepe (constitutionele) verbetering bewerkstelligt.
In werkelijkheid heeft Ignatia echter slechts de gevolgen van het emotionele incident helpen opruimen,
waarbij de voorspoedige verbetering voor ruimte heeft gezorgd. In de fundamentele Phosphorus- of
Natrium muriaticum gesteldheid of de Carcinosinum-blokkade brengt Ignatia geen verandering.
De chronisch antipsorische of hereditaire sfeer wordt door een middel als Ignatia niet permanent
beïnvloed, zodat de basale tendensen zich na verloop van tijd weer manifesteren. Tijdens anamnese en
analyse schemeren de constitutielagen en andere tendensen reeds door in de symptomen. We negeren ze
soms omdat ze niet van belang zijn bij de zogeheten klassieke manier van voorschrijven.
De gebruikelijke analysemethoden maken gebruik van de meest karakteristieke symptomen. Als minder
typerend opgevatte symptomen worden voorlopig terzijde geschoven. Aldus wordt via eliminatie van
minder belangrijke symptomen doorgedrongen tot de „essentie‟ van de casus, waarop vervolgens wordt


                                                                                                       85
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Voorschrijven van het juiste geneesmiddel op de constitutie heeft vaak alleen zin wanneer er niet te
veel stoorzenders zijn die een curatieve reactie van de Dynamis belemmeren.

Een probleem dat zich hierbij geregeld voordoet is dat een kenmerkend symptoom, bijvoorbeeld met
betrekking tot verdriet, onterecht als endogeen constitutioneel symptoom wordt geduid en behandeld. In
werkelijkheid is het symptoom evenwel gerelateerd aan een incident, een voorval in het leven van de
patiënt.
Wordt nu het betreffende symptoom of de symptoomgroep bij de analyse, repertorisatie en
differentiaaldiagnose voor constitutioneel aangezien dan volgt de keuze van een mineraal middel. Maar
aangezien de gesteldheid alleen gerelateerd is aan het verdrietige voorval, is meewegen van
constitutionele symptomen voor de geneesmiddelkeuze - tijdens deze fase van het incident - niet aan de
orde en zelfs ongewenst.
Tempo en dynamiek van het minerale middel zijn doorgaans niet analoog aan snelheid en dynamiek van
het incident. Een mineraal middel dat wordt gegeven vanwege de gevolgen van een incident zal dieper
dan noodzakelijk inwerken, waardoor de constitutionele spanning toeneemt en de patiënt verslechtert.
Iedere verergering van symptomen wijst feitelijk op ongelijksoortigheid: van geneesmiddel, potentie,
dosering of frequentie.
Alle symptomen gerelateerd aan het incident dienen voor de geneesmiddelkeuze te worden
meegenomen. Bij een acuut voorval of incident is een plantaardige middel het geschiktst. De chronische
symptomen die zich tegelijkertijd blijven tonen geven dikwijls een vingerwijzing voor het minerale
constitutiemiddel dat spoedig na het plantaardige middel zal volgen.
Een gedegen onderscheidingsvermogen ten aanzien van het soort ziekte symptomen is bij de analyse van
de ziekteclassificatie van groot, misschien wel doorslaggevend belang voor effectieve behandeling. Om
de afzonderlijke symptomen van het ziektebeeld te kunnen analyseren en op waarde te schatten dient de
homeopaat te weten wat op welk moment moet worden behandeld. Symptomen geven weer hoe het
ervoor staat met de vitaliteit, de Dynamis en de pathologie.
Voor de meest gelijksoortige behandeling van de actuele toestand zullen we moeten begrijpen waar ieder
afzonderlijk symptoom vandaan komt. Elimineren of door elkaar halen van ziektesymptomen resulteert
in het voorschrijven van homeopathische middelen op een allopathische manier.
Genezing van psora zal zo uitblijven of slechts via omwegen kunnen worden bereikt.
Het voorschrift dekt niet de symptomen die de totaliteit van de ziektesoort weerspiegelen, terwijl daar
wel het zwaartepunt ligt. De volgende enigszins ingekorte casus moge ter illustratie dienen.


Casus menstruatieproblemen
Een jonge vrouw (34 jaar) komt onder behandeling vanwege menstruatieproblemen en tussentijds
bloedverlies. Ze heeft tien jaar lang de pil gebruikt maar is daar mee opgehouden toen ze kinderen wilde.
Ze werd vrijwel direct zwanger. Sinds de geboorte van haar dochtertje, drie jaar geleden, is de
menstruatie „van slag‟. De menstruatiepijnen zijn toegenomen. Soms is er krampende pijn waarbij ze
liefst plat op buik of rug in bed ligt. Graag een hete kruik op de buik, geen zin om op te staan. Beter door
warmte en bij alleen zijn. Ze wil met rust worden gelaten. Tegen de avond wordt de pijn wat minder.
Sinds de zwangerschap is de behoefte aan seks zodanig verminderd dat het bijna een aversie is
geworden. Dit leidt tot grote spanningen in de relatie. Onder de aanhoudende druk van haar partner geeft
ze weliswaar toe, maar ze ervaart het bijna als verkrachting.



                                                                                                         86
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
“Als ik van hem af wil moet ik als hij niet thuis is de koffers pakken en weggaan, anders komt het er
toch niet van. Bovendien durf ik er bij mijn ouders niet mee aan te komen want zij zijn stapel op hem en
ik kan toch niets goed doen, dat is altijd al zo. Daarnaast is mijn vader zo autoritair dat als ik bij mijn
ouders thuis zou komen, hij me zo weer terug naar huis brengt.”
Bij navraag blijkt oma van vaderszijde te zijn overleden aan borstkanker. Er komt veel allergie in de
familie voor. Patiënte zelf geeft aan twee keer (!) waterpokken te hebben gehad.

Een casus zoals wij ze dagelijks kunnen tegenkomen. Bij nadere beschouwing zijn er een drietal „lijnen‟
of pathologische tendensen in te ontdekken.
Ten eerste: constitutioneel.
De menstruatieklachten en alle begeleidende symptomen. Het tussentijds bloedverlies, de > warmte,
alleen zijn, met rust gelaten willen worden, het op de buik slapen en de > tegen de avond. De
vermindering van het libido en de klachten na de zwangerschap. Aversie seks. Daarbij het tien jaar
pilgebruik. Het plaatje is compleet. Op basis van de constitutionele symptomen kan met een gerust hart
Sepia voorgeschreven worden.
Ten tweede: biografie.
De relatie staat op springen. Ze voelt zich kennelijk niet opgewassen tegen haar man, laat zich voor haar
gevoel steeds „gebruiken‟, „verkrachten‟ welhaast, en durft geen stelling te nemen. Het wellicht
onnodige (?) risico is dat ze haar koffers pakt en verdwijnt. De levensomstandigheden en de manier van
reageren wijzen op Staphisagria.
Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen.
Dit betreft haar relatie met haar ouders, in het bijzonder de vader, door wie zij zich nogal heeft laten, en
nog laat, domineren. Voor haar gevoel kon ze nooit iets goed doen en bepalen haar ouders, in haar
beleving, nu nog voor haar wat er gaat gebeuren.
Daarnaast komt er in de familie bij oma borstkanker voor en heeft ze zelf tweemaal waterpokken gehad.
Kortom: indicaties voor Carcinosinum.

Wat te doen? Enkel Sepia op de constitutionele symptomen zou goed kunnen werken. Maar de
erfelijk/biografische tendensen en de aard van de relatie met haar echtgenoot zal Sepia ongemoeid laten.
Beginnen we met Carcinosinum, dan zal een stuk erfelijke belasting kunnen worden opgelost. Wellicht
wordt daarmee een bijdrage geleverd aan het ontstaan van meer evenwicht in de relatie doordat ze beter
voor zichzelf gaat opkomen.
Met Staphisagria blijven de constitutionele symptomen en de erfelijk/biografische tendensen buiten
schot en beperken wij ons tot de poging om wat ontspanning te brengen in een dreigende crisissituatie.
Aangezien Staphisagria en Carcinosinum ten dele overeenkomen in de tendens zich te laten overheersen,
heeft Carcinosinum hier een bredere relatie met de symptomatologie. Wanneer we de crisissituatie in
ogenschouw nemen heeft Carcinosinum bovendien de voorkeur boven Staphisagria. (Carcinosinum is
een nosode, Staphisagria is van plantaardige origine).
Sepia past bij de constitutionele symptomen en komt daardoor het meest overeen met de constitutioneel
miasmatisch endogene gesteldheid. (Sepia is een dierlijk middel dat desondanks door Hahnemann tot de
antipsorica werd gerekend.)
Sepia kan alleen worden gegeven, met het voor de hand liggende risico van toename van spanning in de
actuele levenssfeer. De carcinogene belasting is zowel in de erfelijke tendensen als in de individuele
levensloop te onderkennen. Carcinosinum zullen we zeker nodig hebben.
De beste mogelijkheid is om Carcinosinum en Sepia afwisselend te laten innemen. Bijvoorbeeld: ‟s
morgens Carcinosinum en ‟s middags Sepia. Zo schept Carcinosinum door het complementaire effect


                                                                                                         87
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Staphisagria afwisselen.
Het accent van de geneesmiddelkeuze ligt dan op de biografie én de neiging zich te laten onderdrukken.
Dit weerspiegelt zich in de actuele „zichzelf niet kunnen zijn‟ situatie van Staphisagria. De afwisseling
van deze middelen kan maken dat ze bij zichzelf en haar eigen rust kan komen c.q blijven.

Volgens de gebruikelijke (Kentiaanse) methode zal Sepia het aangewezen middel zijn, dat wordt
voorgeschreven in eenmalige C-potentie. Komt er dan een crisis - zeker niet ondenkbaar – dan oordelen
we dat Staphisagria benodigd is. Of, blijft de crisis uit doch blijkt de patiënte het jaar erna een hevige
allergie te ontwikkelen, dan ontdekken we zonder gebruik van Carcinosinum geen greep op de casus te
kunnen krijgen. Tot die ontdekking zouden we anders ook wel zijn gekomen, want nadat enkele malen
een terugval is opgetreden, zijn we tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een blokkade. Dan pas
schrijven we Carcinosinum voor.
Een dergelijk traject heeft een langere tijdsduur en de pathologie ontwikkelt zich intussen verder. De
pathologische tendensen bestonden al lang. Ze bestaan uit verschillende aan elkaar ongelijksoortige
grootheden die afzonderlijk behandeld dienen te worden. Als wij deze tendensen waarnemen en kunnen
definiëren dan is, op grond van de ziekteclassificatie en de complementaire relaties tussen
geneesmiddelen, het in afwisseling behandelen geïndiceerd en noodzakelijk.

Voor behandeling vanuit de ziekteclassificatie, zoals door Hahnemann beschreven, is ervaring van groot
belang. Het beoordelen van de etiologie van de symptomen vereist een bijna natuurlijke „feeling‟ voor
de ziekteontwikkeling van de patiënt. Het moet een soort tweede natuur worden de ontstaansreden en
herkomst van symptomen te definiëren. Benadering vanuit ziekteclassificatie moet uiteraard niet
verworden tot een star theoretisch model of dogma. Eenmaal bekend en ingewijd in de benadering van
ziektetendensen zal het de homeopaat flexibeler, adequater, zelfverzekerder en doeltreffender maken. De
beschikbare tijd wordt efficiënter en beter benut en de resultaten zijn voor beide partijen bevredigender.
Bij de behandeling van ADHD-patiëntjes die anders hun leven slijten onder invloed van Ritalin, maakt
het veel verschil of er wordt gewerkt vanuit de hier omschreven ziekteclassificatie of vanuit de
werkwijze van de traditionele Kentiaanse school. Het eenmalig voorschrijven van een geneesmiddel,
gekozen op de vermeende totaliteit van de symptomen, zal dikwijls een behoorlijke aanslag doen op het
geduld van de ouders en onderwijzers van het kind. Behandeld vanuit de Hahnemanniaanse optiek krijgt
zo‟n kind ‟s morgens de nosode, voorgeschreven op de erfelijke belasting, en later op de dag, een- tot
tweemaal daags, het passende constitutiemiddel. Bijvoorbeeld: „s ochtends Tuberculinum en later op de
dag met enige uren tussenpoos tweemaal een dosis Calcarea phosphorica. We hebben het hier uiteraard
over LM-potenties. De wachttijd tussen de onderlinge geneesmiddelinnames neemt progressief af en de
effect van de genezende potenties neemt daarmee dramatisch toe. De behandelduur kan op deze manier
sterk worden gereduceerd en is er veelal op korte termijn, dat is: binnen enkele weken, een duidelijke en
opvallende verbetering in de klachten te bespeuren.

Zeker in de behandeling van kinderen is een voorspoedige verbetering in het klachtenpatroon van het
grootste belang omdat de vorming van de persoonlijkheid mede gebeurt op basis van de ervaringen
tijdens het leven opgedaan. Hoe meer negatieve ervaringen, hoe meer negatieve reacties uit de omgeving
op het kind, hoe groter de kans op langdurige schade bijvoorbeeld in de ontwikkeling van het
zelfvertrouwen en het zelfbeeld van het patiëntje. Wanneer de omgeving overwegend open en positief op
het kind reageerd zal dit zeker het wereldbeeld van het kind gunstig beinvloedden. Van een steeds maar
weer negatieve benadering opgeroepen door het pathologische gedrag van het kind dat ongevoelig voor
pedagogische correcties, wordt op den duur geen van de betrokkenen werkelijk beter.


                                                                                                       88
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Middels de classificatie van ziekten heeft Hahnemann ons een kader geboden waarbinnen we de
ziektesymptomen van de patiënt op een genuanceerde manier kunnen synthetiseren. Dit in plaats van het
elimineren van die symptomen die niet binnen ons beeld van karakteristieken passen. Alle door de
patiënt geproduceerde symptomen zijn te herleiden tot de symptomgroepen ofwel de ziektesoort waartoe
ze behoren.
We hoeven niet op voorhand symptomen te elimineren maar geven ze de plek die ze toekomt zodat ze
hun betekenis binnen de patiënt en voor diens homeopatische behandeling behouden, ook al leiden ze op
zich op dit moment niet tot voorschrijven.
Zo maakt de ziekteclassificatie van Hahnemann een werkelijke holistische benadering van de patiënt
mogelijk. Ze heeft namelijk een achtergrond waartegen ieder pathologisch symptoom geplaatst en
beoordeeld kan worden.
Het is slechts vanuit deze classificatie dat we een werkelijk beeld van de patiënt en van alle in hem
werkzame pathologische krachten kunnen verkrijgen. Op deze wijze komen we zo adequaat mogelijk tot
een diep werkende antipsorische behandeling, de behandeling van de grondoorzaak van zijn lijden.

Zo worden de ziektesymptomen in een anamnese gezien als zijnde het gevolg van een pathologische
tendens die uitgaat van één der door Hahnemann omschreven ziektevormen.
De symptomen zijn dan het gevolg van een overerfde miasmatische belasting, of het gevolg van een
directe besmetting met psora, sycosis of syphilis, ook kunnen de symptomen het gevolg zijn van een
incident of een epidemische ziekte. Een acuut miasmatisch ziekte is een ernstige situatie waarbij de
chronische klachten van de patiënt zich op basis van provocatie door exogene maar ook endogene
factoren, zich als een totaalpakket acuut gaan manifesteren. Dit is dan ook bijna per definitie een zeer
belastende en voor de patiënt bedreigende situatie. De door Hahnemann genoemde allopatische
geneesmiddelziekten noemen we in de huidige tijd, iatrogene ziekten. Ziekten die het gevolg zijn van
gebrek aan voeding of leefregel zijn volgens Hahnemann de naam chronische ziekte niet waard. De
diversiteit van de bij één of meerdere van deze ziektevormen behorende symptomen tonen zich in iedere
patiënt die we tijdens de praktijkvoering voor consultatie ontmoeten. Tijdens het afnemen van de
anamnese dienen we alle symptomen genoteerd te krijgen en in de analyse moeten we de symptomen de
juiste plek geven. Dan pas kan beoordeeld worden tot welke ziektegroepen de symptomen behoren.
Organon §77:…"Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zichzelf op da hals
halen doordat ze zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn
te wijten aan het genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de
gezondheid ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van de noodzakelijke levensbehoeften, aan
verblijf in ongezonde, vooral vochtige streken, aan het leven in kelders, vochtige werkplaatsen,
ongeventileerde woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door
ongezonde overmatige inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz.
Deze ongezonde toestanden, die men zichzelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze
vanzelf over (als er niet ook nog een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van
chronische ziekten niet waard….".

Voetnoot 1.§206:…" Laat U bij dergelijke informaties niet misleiden door de vaak vernomen
beweringen van patiënten of hun familieleden, wanneer ze als oorzaak van chronische, ja zelfs de ergste
en meest slepende ziekten enkel maar een vele jaren geleden gevatte kou aangeven (nat worden, koude
dronk na verhitting) of een destijds ondervonden schrik, een vertillen of een ergernis (ook wel
behekserij) enz. dit soort aanleidingen zijn veel te klein om in een gezond lichaam een slepende ziekte


                                                                                                     89
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
van een belangrijke, hardnekkige oude kwaal moeten veel belangrijkere oorzaken ten grondslag liggen
dan die ongemakken die men zich nog herinneren kan.
Voor een chronisch miasma kunnen die veronderstelde aanleidingen alleen maar provocerende factoren
zijn geweest….".

Zo kunnen er bij één en dezelfde patiënt meerdere symptomen behorende tot verschillende ziektesoorten
een rol spelen. Een Sulphur patiënt met een carcinogene familiare geschiedenis kan verzeild raken in een
slepende echtscheidingsprocedure of onder een auto komen. De carcinogene tendens die zich bij deze
patiënt uit in een sterk allergisch klachtenpatroon vraagt om behandeling, de Sulphur symptomen roepen
middels de jeukende huiduitslag om Sulphur en de conflictueuze relatie met de echtgenoot vraagt om
Staphisagria of Ignatia. De beschreven situatie is zeker niet utopisch te noemen. Dagelijks ziet de
homeopaat patiënten in zijn praktijk die met een dergelijke complexe problematiek en vraagstelling
komen waarbij de symptomen betreffende de verschillende ziektesoorten vrijwel continue door elkaar
lopen. Willen we werkelijk iets wezenlijks bijdragen aan een gunstig verloop en een duurzaam
genezingsproces dan kunnen we niet volstaan met het reduceren van de patiënt tot zijn vermeende
constitutiemiddel. Echter het volstaat in deze ook niet de patiënt uitsluitend Staphisagria of Ignatia voor
te schrijven omdat dit slechts de symptomen dekt die gerelateerd zijn aan de in dit geval huiselijke
omstandigheden. Carcinosinum zal een grote bijdrage leveren aan het neutraliseren van de erfelijke
carcinogene belasting, de patiënt wat vrijer maken, minder gevoelig voor een dominante omgeving en de
allergie doen afnemen, zal echter de constitutie van de patiënt niet verder kunnen optimaliseren.
Zo zal iedere patiënt met zijn eigen symptoomcomplex komen welke vervolgens uit elkaar gerafeld dient
te worden in welke symptomen bij welke ziektevorm horen. Pas dan is de tijd gekomen voor de bepaling
van de karakteristieke symptomen en vervolgens de symptoom waardering bij de verschillende
ziektevormen die in de patiënt een rol spelen, toe te passen. Het zwaartepunt dient dan bij de meest
urgente symptomen die de meest op de voorgrond tredende ziektesoort vertegenwoordigen te liggen.
Voor het bovengenoemde betekend dit dat wanneer de relationele problematiek zeer sterk op de
voorgrond treedt, bijvoorbeeld Staphisagria geïndiceerd is. Deze heftige emotionele toestand kan ten
gevolge hebben dat alle symptomen betreffende de huid en de allergie tijdelijk de wijk nemen en naar de
achtergrond verdwijnen. Het is de situatie waarbij volstaan kan worden met het voorschrijven van alleen
Staphisagria. Dit geneesmiddel zal de spanningen betreffende de relatieproblemen hanteerbaar maken en
de patiënt voor verdere emotionele escalatie behoeden.
Een andere, veelvoorkomend reactiepatroon is dat onder de onderhavige spanningen de huidsymptomen
gigantisch verergeren waarop Staphisagria geen afdoende antwoord blijkt te zijn. Veelal blijkt dan dat af
en toe een dosis Sulphur, in deze passend bij de constitutie van de patiënt, niet alleen de huiduitslag
rustiger zal maken maar ook een adequate reactie op de Staphisagria zal ondersteunen. Bij gevoelige
patiënten echter is het in deze wenselijk om Carbo vegetabilis of Carbo animalis te geven in plaats van
Sulphur, en de Sulphur pas dan voor te schrijven wanneer de dynamus weer in rustiger vaarwater is
teruggekeerd. Wanneer de patiënt weer in betere doen is dus. Afhankelijk van de symptomen, Carbo
vegetabilis en of animalis dienen in deze vanuit verschillende invalshoeken het zelfde doel als Sulphur.
Deze beide geneesmiddelen geven echter veelal een rustiger en dus voor de patiënt gunstiger
reactiepatroon te zien. Ook wanneer een patiënt heftig reageert op Psorinum is Carbo vegetabilis, of in
andere gevallen Thuya, een rust en genezing bevorderend complement.
Ook kan bij onze patiënt in Staphisagria omstandigheden de Carcinogene tendens zich middels de
genoemde allergische klachten manifesteren. Het voorschrijven van Carcinosinum zal de allergische
symptomen doen afnemen en de patiënt stimuleren meer zijn eigen plek en ruimte in te nemen, aldus de
Staphisagria direct ondersteunen in haar effect. In deze emotionele problematiek betreffende de neiging


                                                                                                        90
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
domination" en "from excessive parental control", en Staphisagria gerelateerd aan de actuele
problematiek die echter niet altijd een zware biografische of erfelijke voorgeschiedenis dient te hebben.
De Staphisagria situatie kan voor de patiënt in zijn of haar leven beperkt zijn tot de actuele situatie.
Vinden we echter meerdere voorbeelden in de biografie die gekarakteriseerd worden door de zelfde
„slachtofferige‟ Staphisagria kenmerken, dan kunnen we spreken over biografische incidenten, wat wil
zeggen dat er sprake is van recidiverende problematiek.

In de anamnese kunnen we een onderscheid maken m.b.t welke symptomen tot welke ziektegroep
behoren.
Tijdens het classificeren en waarderen van de symptomen zien we gaandeweg waar het zwaartepunt of
de zwaartepunten bij de onderhavige patiënt liggen. Aan de hand hiervan kan de homeopaat besluiten op
welke tendens(en)en op basis van welke symptomen bij de patiënt voorgeschreven dient te worden.
In de evaluatie en duiding van de symptomen van de patiënt is de juiste plaatsbepaling van de
symptomen van belang om te kunnen beoordelen met welke ziektevorm we bij iedere afzonderlijke
patiënt van doen hebben. Het is de juiste plaatsing van de symptomen die het eerste grote onderscheid
mogelijk maakt waarna de verdere details een verdere differentiatie richting geneesmiddelkeuze
mogelijk maken.

In het nu volgende stukje worden een aantal aanwijzingen gegeven hoe tot een juiste classificatie
gekomen kan worden.

Vragenlijst voor van het benaderen van casuïstiek vanuit de ziekteclassificatie van Hahnemann.

De bedoeling van deze vragenlijst is een hulp te zijn bij de benadering van het „beeld‟ en de
symptomatologie van de patiënt om vervolgens te kunnen beoordelen met welke soort ziekte we te
maken hebben.
Als we deze vragen goed kunnen beantwoorden moet het mogelijk zijn een goed gemotiveerde „ingang‟
te kiezen voor de behandeling van iedere patiënt maar vooral de chronisch zieke patiënt.
De vragen verwijzen naar: incidenten (ook de zich herhalende biografische incidenten), tussenziekten
(collectieve ziekten, morbi intercurrentes of epidemische ziekten), acuut miasmatische ziekten,
chronisch miasmatische ziekten, (psorisch, sycotisch en syphilitisch) en de manifestaties van erfelijke
tendensen.
Het doel is te komen tot het voorschrijven van het op het psora miasma geïndiceerde antipsorisch
minerale constitutie middel, maar zo, dat er ook een gunstige, curatieve reactie verwacht mag en kan
worden. Vaak is er echter iets nodig, zeker in gecompliceerde ziektegevallen, om de psora „in de juiste
baan te brengen‟ pas waarna de patiënt goed adequaat en curatief kan reageren.

Vraag1 - Heb ik een goed beeld van de patiënt en zijn problematiek ?, correspondeert mijn beeld met de
realiteit van de patiënt ? Wat is het beeld, inclusief het ziektebeeld, dat ik van de patiënt heb?

Bijvoorbeeld: Met welke ziektevorm heb ik te maken? Betreft het een acute ziekte, een chronische
ziekte, een acuut miasmatische ziekte, een genees-middelziekte, of het uitbreken en manifesteren van
erfelijke tendensen?
Hoe heftig en intens of hoe traag en stroperig verloopt de symptomatologie? Wat is de dynamiek?

Vraag 2 - Zijn de symptomen van de patiënt verklaarbaar uit zijn of haar omstandigheden?


                                                                                                      91
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
bijvoorbeeld iets „heerst‟, een soort buikgriep, collectieve virale dan wel bacteriële infecties, etc.
In geval van een incident zijn de stoorfactoren vaak te vinden in de persoonlijke leefomstandigheden of
in de biografie van de patiënt. Deze stoorfactoren kunnen zich op alle gebieden van het menselijk leven
afspelen, op relationeel niveau, met partner, ouders of andere familie. Financiële of zakelijke perikelen,
onrechtsituaties verdrietelijkheden, tegenslagen, ergernissen frustraties, teleurstellingen, voor zover ze
gerelateerd zijn aan actuele problematiek. Heel belangrijk is natuurlijk wat er speelt in het persoonlijk
leven, hoe de patiënt deze problematiek ervaart en hoe hij vervolgens op deze omstandigheden reageert.
Dit alles is zeer illustratief beeldvormend en geeft een goed inzicht in welke symptomen in deze situatie
als karakteristiek gezien dienen te worden. Ieder mens reageert immers op gegeven omstandigheden op
een voor hem of haar specifieke wijze.
Dit onderscheid tussen de verschillende wijzen van reageren maakt een vervolgens een goede
geneesmiddelkeuze voor deze individuele patiënt die in dit „incident‟ betrokken is mogelijk.
Bij het voorschrijven van een geneesmiddel voor de patiënt op deze levenssituatie of omstandigheden
kies dan na analyse bij de gerepertoriseerde rubrieken bij voorkeur uit de plantaardige of dierlijke
middelen. Dit zijn de geneesmiddelen die de patiënt in deze het voorspoedigst uit de huidige impasse
kunnen halen en hem helpen de balans in het leven te hervinden, om de behandeling van de chronische
ziekte te kunnen continueren.

Vraag 3 - Is er in de leefwereld van de patiënt geen verklaring te vinden voor het klachtenpatroon, dan
kunnen we spreken van een chronische ziekte met een endogene miasmatische oorzaak

Als er in de leefomstandigheden van de patiënt geen aanleiding dan wel oorzaak te vinden is voor de
actuele symptomen van de patiënt dan kunnen we stellen dat de oorzaak voor de symptomen in de
constitutie van de patiënt gelegen moet zijn. Deze symptomen hebben dan een endogeen constitutionele
oorzaak en zijn dus psorisch, sycotisch of syphilitisch miasmatisch van origine..
Hoe uitten de ziektesymptomen zich, acuut of chronisch? In geval van acuut miasmatische
symptomatologie bij de patiënt die al homeopatisch constitutioneel behandeld wordt, kan het tot op dat
moment gebruikte minerale constitutionele geneesmiddel dat immers passend is bij de miasmatische
constellatie, eerst een paar keer met kortere intervallen herhaald worden. Indien de patiënt hier niet
curatief op reageert is het noodzakelijk de ziektesymptomen te evalueren om vervolgens op de acute
symptomen een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voor te schrijven. Veelal zal dit acute
homeopatische geneesmiddel complementair aan het minerale constitutiemiddel blijken te zijn.
Bij een nieuwe situatie, een voor de homeopaat nieuwe en onbekende patiënt is het verstandig op basis
van de acute symptomen bij voorkeur eerst een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voorschrijven en dit
na herstel van de acute ziektesituatie te laten volgen door het geïndiceerde minerale constitutiemiddel.
Het is het minerale antipsorisch werkende geneesmiddel dat de genezing een duurzaam karakter zal
kunnen geven en de patiënt kan behoeden voor acuut miasmatische terugvallen in de chronische
gesteldheid.

Vraag 4 - Indien chronisch, hoe is het verloop van de ziektedynamie: psorisch, sycotisch, syphilitisch?

De snelheid in het verloop van de chronische symptomen geeft een indruk van hun miasmatische
achtergrond. De heftigheid in de dynamiek geeft tevens een goede indicatie voor de frequentie waarin
het passende geneesmiddel voorgeschreven dient te worden.



                                                                                                       92
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
in overeenstemming met de dynamiek, het karakter van het ziek zijn en de mate en het niveau van
ontwikkeling van de pathologie. Het geneesmiddel in deze situaties kan en zal veelal het mineraal
geïndiceerde constitutiemiddel zijn. De psora is in de juiste baan, de patiënt reageert curatief, er zijn
geen storende incidenten of epidemische ziekten. De constitutie van de patiënt is in relatieve rust, de
symptomen zijn duidelijk evenals het geïndiceerde geneesmiddel. In zo‟n situatie kan bij goed diep en
curatief reageren het minerale antipsorische geneesmiddel gegeven worden tot wat in de homeopathie de
„eindverergering‟ genoemd wordt. Met de eindverergering bedoelde Hahnemann de situatie dat de
patiënt na een langere periode gebruiken van het voor hem of haar minerale constitutie middel, aan het
eind van de innames een lichte terugval in de oorspronkelijke symptomatologie bespeurt. Dan dient de
patiënt te stoppen met de geneesmiddelinnames. Het begrip eindverergering is in deze uitsluitend
voorbehouden aan het minerale constitutiemiddel.

Organon §280:.."Zo lang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in
geleidelijke verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een
of meer van zijn oude,oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
gemodificeerd (§274), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk, dat het
levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,
om daardoor het gevoel voor de natuurlijke ziekte kwijt te raken ( §148). Het laat zien, dat het
levensbeginsel nu bevrijd raakt van de natuurlijke ziekte en alleen nog maar wat last begint te krijgen
van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopatische verergering pleegt te
noemen…".

Zo vormt de eindverergering het teken dat de patiënt zeer waarschijnlijk is genezen van de psorisch
chronisch miasmatische ziekte. Alle andere homeopatische verergeringen die zich gedurende de
behandeling bij de minerale geneesmiddelen maar ook bij de niet minerale geneesmiddelen kunnen
voordoen, hebben een andere oorzaak en reden en verdienen derhalve niet het predikaat eindverergering.

Vraag 5 - Is er sprake van een klachtenpatroon behorende bij een ziekte-tendens zoals die in de familie
van de patiënt voorkomt?

De erfelijke belastingen vormen een indicatie voor het gebruik van de daarbij horende nosoden. De
hereditaire tendens ontstaat doordat de ziekten waarmee het voorgeslacht is geconfronteerd niet goed tot
een oplossing zijn gebracht en niet tot immuniteit aanleiding hebben gegeven. Zoals we ook de kleur van
de ogen en haren via overerving meekrijgen worden deze ziektetendensen ook als een soort aangeboren
„zwaktes‟ of pathologische tendens meegegeven. Heeft het voorgeslacht wel immuniteit als „vermogen‟
opgebouwd, werkt dit op positieve wijze door in het nageslacht als verminderde predispositie,
verminderde vatbaarheid ofwel verhoogde immuniteit.
Afhankelijk van de duidelijkheid van het beeld betreffende de erfelijke belasting kan er alleen een
nosode voorgeschreven worden, of een nosode in afwisseling met een plantaardig of mineraal
geneesmiddel voorgeschreven op de overige symptomen (behorende bij het incident, de tussenziekte of
de constitutionele symptomen van de patiënt). Dit betekend dat de op de verschillende ziektesoorten
geïndiceerde geneesmiddelen in afwisseling voorgeschreven dienen te worden. In afwisseling omdat
beide gerechtvaardigd zijn door de zich manifesterende symptomatologie die te herleiden zijn naar hun
verschillende pathologische oorsprong.



                                                                                                        93
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
lagere L.M potentie dient te worden voorgeschreven.
De erfelijke belasting, als predispositie voor ziekte, zal anders blokkerend werken op de curatieve actie
van het minerale of plantaardige geneesmiddel of op de reactie van de dynamus daarop. Als de nosode
wat hoger gedynamiseerd wordt voorgeschreven dan het plantaardige of minerale geneesmiddel zien we
deze genezing blokkerende conflict- situatie niet meer of veel minder.




                                                                                                      94
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
middel (Een tautopatisch middel is een geneesmiddelpotentie gemaakt van het allopatische middel dat
het probleem veroorzaakt).

We spreken hier veelal van een situatie waarbij de patiënt of al een langere tijd een bepaald allopatisch
geneesmiddel heeft gebruikt, of door een allergische reactie op een bepaald medicament mogelijk schade
heeft opgelopen waardoor er deze niet meer op de geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen kan
reageren. Het specifiek op deze „blokkade‟ voorschrijven zal dan veelal de oplossing blijken te zijn voor
de gerezen problemen. Als tautopatische middelen worden bijvoorbeeld gebruikt penicillinum bij het
gebruik en verkeerd reageren op penicilline, prednisolonum bij het misbruik en de gevolgen van
prednison etc. etc. De praktijk van alle dag staat bol van voorbeelden. Veelal worden echter eerst de
reeds bekende homeopatische geneesmiddelen voor deze situaties gebruikt zoals: Sepia bij pilgebruik,
Nux-v. bij gebruik van tranquillizers, Sulphur of Carbo-v. bij klachten ten gevolge van het gebruik van
antibiotica etc... Natuurlijk dient er ondanks de ogenschijnlijke oorzaak altijd op de symptomen te
worden voorgeschreven, veelal blijken het echter de genoemde middelen te zijn.
Is er voldoende zicht op de overige ziekte symptomatologie, dan kan er in overeenstemming met deze
symptomen (incident, tussenzieke, miasmatische belastingen etc.) voorgeschreven worden in afwisseling
met het geïndiceerde geneesmiddel bij de iatrogene ziekte. Door het complementaire effect versterken ze
elkaar in hun effect op de patiënt, daar waar ze indien onbehandeld elkaar alleen maar blokkeren.
Zo vinden we in het repertorium onder het hoofdstuk „generals‟ de sub rubriek „medicine‟ en „allopathic
abuse‟ de geneesmiddelen die dienstig zijn in het neutraliseren van de negatieve reacties op het gebruik
van diverse allopatische medicatie. Natuurlijk vertoont de patiënt ook hier niet het specifieke
constitutionele beeld van het homeopatisch geneesmiddel wat ter neutralisatie ingezet dient te worden.
Het is dan ook niet geïndiceerd als constitutiemiddel. Dit geneesmiddel wordt veelal op beperkte
symptomatologie ingezet. Merendeels omdat de patiënt op het geïndiceerde constitutiemiddel niet
adequaat reageerde.
Vraag 7 - Is er sprake van een geblokkeerd reactie patroon op het geïndiceerde en voorgeschreven
minerale constitutionele geneesmiddel ? Waardoor?

*Psorische indifferentie?
*Erfelijke belasting?
*geneesmiddelgebruik?
*omstandigheden, biografische elementen?

Schrijf dan voor op de verstorende factor. Reageert de patiënt goed op het geneesmiddel voorgeschreven
op de ziekteverwekkende of onderhoudende omstandigheden dan mogen we ook verwachten dat de
patiënt goed zal reageren op het dieper werkende antipsorische minerale constitutiemiddel. Dit kan dan
vervolgens voorgeschreven worden eventueel, zolang noodzakelijk, in afwisseling met het geneesmiddel
dat voorgeschreven werd op de acute ziektesituatie of blokkade. Dit tot een ongehinderde curatieve
reactie op het constitutionele minerale geneesmiddel plaatsvindt. Pas dan is het verantwoord het
ondersteunende geneesmiddel weg te laten.

De genoemde psorische indifferentie komen we in de behandeling van de patiënt daar tegen wanneer er
na een aanvankelijk positief en curatief reageren plotseling een eind gekomen lijkt te zijn aan de
gevoeligheid van de dynamus voor homeopatische prikkels. Wat we ook doen in potentie en dosering
met het geïndiceerde homeopatisch minerale constitutiemiddel, de patiënt reageert niet of met
verergeringen, welke vervolgens niet omgezet worden in verbeteringen in het welbevinden van de


                                                                                                      95
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Chronische ziekten blz.155:.."overigens zal het, naarmate enige veranderingen in de symptomen
optreedt, ook hier vaak nuttig zijn tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te
voegen, eveneens in verschillende potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk
worden). Niet zelden kan ter afwisseling naar gelang van de omstandigheden een dosis Nux vomica C30
of ook mercurius (C30) worden gegeven…"..
Dit voor wat betreft de behandeling van primaire psora die in deze fase nog min of meer het karakter
draagt van een acute ziekte.

Chronische ziekten blz. 156:.."Maar toch ontstaan er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal
tevoren allopatisch verknoeide ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer
eens een dosis Sulphur of Hepar sulphuris te geven (al naar gelang van de symptomen). Dat moet ook
als de patiënten al eerder verknoeid waren door grote allopatische zwaveldoses en door
zwavelhoudende baden. In die gevallen geven we eerst een dosis Mercurius C30.

Opvallend is dat Hahnemann kennelijk ongeacht de symptomen Mercurius gebruikt als antidote voor de
overdosering met zwavel. Vanuit de classificatie van ziekten is dit echter heel helder en inzichtelijk te
maken.
Zoals ook in alle bovengenoemde situaties veranderd de patiënt niet spoorslags in een constitutionele
Nux vomica of Mercurius patiënt. Constitutionele Nux vomica en Mercurius patiënten bestaan vanuit de
optiek van Hahnemann niet, en dus zijn de indicaties voor deze geneesmiddelen in bovengenoemde
situaties andere dan constitutionele.
De benadering vanuit Organon en Chronische ziekten, vanuit de ziekte-classificatie en de daaraan
gekoppelde miasmaleer brengt een veel groter begrip van de patiënt en de therapeutische mogelijkheden
van de homeopathie binnen het bereik van de homeopaat.
Als we onderkennen dat we alle elementen zoals we deze in de ziekteclassificatie omschreven vinden bij
al onze patiënten tegen kunnen komen geeft dat heel veel richting aan de behandeling door de
homeopaat.
Van nu af aan weet de homeopaat altijd wat hij aan het doen is, wat hij aan het behandelen is, met andere
woorden, waar de patiënt zich bevind in de constitutiebehandeling en waar hij naar toe moet, het geeft
duidelijker richting aan tijdens de behandeling.
Het is het doel om vanuit de periferie van de patiënt, vanuit de problemen in de biografische sfeer, mede
door hem te verlossen van de knellende erfelijke pathologische belastingen, te komen tot het
voorschrijven op de diepste endogene miasmatische verstoringen, voornamelijk de psorische. Dit om
door het neutraliseren van de psorische belasting de patiënt de mogelijkheid te geven een vernieuwde
gezondheid te verwerven. Zo hebben de plantaardige, de dierlijke geneesmiddelen, de tautopatische
middelen en de nosoden als functie het neutraliseren van die belemmeringen die de werkelijke endogene
antipsorische genezing door de minerale constitutionele geneesmiddelen in de weg staan. Ze staan als
het ware om de minerale middelen heen om hun werking mogelijk te maken te bevorderen en te
ondersteunen. Het is daarom dat Hahnemann ze benoemde als behorende tot de meer algemene of
overige homeopatherapie. In de praktijk van alle dag is het werken vanuit de achtergrond van de
ziekteclassificatie zeer praktisch en effectief. De verschillende geneesmiddelgroepen worden dan daar
gebruikt waar hun grootste geneeskrachtige vermogen ligt, en op dat moment dat het aan de orde is,
geïndiceerd door de geclassificeerde symptomatologie.
Het hebben van inzicht in de miasmatische belastingen, de ziekteclassificatie en ziektedynamica is bij
deze wijze van voorschrijven voorwaarde.


                                                                                                      96
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
pathologische tendens worden bepaald, en de bijbehorende geneesmiddelen worden voorgeschreven op
een wijze en in een frequentie passend bij hun dynamiek. Opdat als gevolg van het uiteindelijke
antipsorische effect van de behandeling de patiënt zich kan verheugen in een duurzaam herwonnen
gezondheid, hetgeen genezen wordt gemoemd.

Samenvatting:
Het einddoel van de homeopatische behandeling is de antipsorische behandeling van de dynamus.
In de analyse maken we gebruik van het classificeren van de symptomen van de patiënt als behorende bij
de verschillende ziektevormen.
Het classificeren is een synthetiserend proces (niet een eliminerend, symptoom verwijderend proces).
De holistische benadering van de patiënt wordt door het classificeren mogelijk.
Pathologische tendensen kunnen middels het classificeren al in een vroeg stadium onderkend worden.
De behandelmogelijkheden worden navenant effectiever.




                                                                                                   97
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Zoals we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien heeft de patiënt over het algemeen te maken met
een diversiteit aan klachten die we vanuit de ziekteclassificatie omschrijven als uitdrukking van
verschillende ziektesoorten.(incident, miasmatisch, hereditair, epidemisch etc.)
Bij ieder ziektesoort hoort een groep geneesmiddelen waardoor er een hiërarchie tussen de verschillende
homeopatische geneesmiddelgroepen ontstaat. Zo komen de homeopatische geneesmiddelen in
onderlinge verhouding tot elkaar te staan. Het zijn deze onderlinge verhoudingen die we in de materia
medica terugvinden onder de vermelding geneesmiddelrelaties. Deze blijken bij het opeenvolgend
voorschrijven van homeopatische geneesmiddelen belangrijk te zijn. Zo kennen we een aantal
onderlinge verhoudingen tussen geneesmiddelen.

Wanneer onder de noemer geneesmiddelrelaties de onderlinge relatie wordt benoemd als antidote houdt
dit in dat de werking van het eerst gegeven geneesmiddel door het 2e en later gegeven geneesmiddel
wordt geantidoteerd.
Dit betekend dat het tevoren gegeven geneesmiddel wordt stopgezet en zijn werking niet langer kan
voortzetten.
Af en toe wordt van dit onderlinge vermogen van homeopatische geneesmiddelen bewust gebruik
gemaakt ten einde geneesmiddelverergeringen te voorkomen of weer in de hand te krijgen. De
homeopaath zoekt dan naar het geneesmiddel dat passend bij de symptomen zich tot het gegeven
geneesmiddel als antidote verhoudt. Vaak gebeurt het als een soort noodgreep die bij correct
voorschrijven slechts zelden hoeft te worden toegepast.
Er is echter een veel charmantere en mildere manier van het neutraliseren van een overreactie op
homeopatische geneesmiddelen. Deze wordt bij de L.M. methode veelvuldig wordt toegepast teneinde
een optimaal verloop in het genezingsproces te bewerkstelligen maar kan ook bij het gebruik van C
potenties zeer wel dienst doen.
Regelmatig wanneer er een verergering optreedt als reactie op een homeopatisch geneesmiddel is er
sprake van het gebruik van een onjuiste potentie, van een te grote of te frequente dosering. Het is de
combinatie van de hoogte van de potentie maar meestal vooral de hoeveelheid van het geneesmiddel dat
is ingenomen dat de verergering veroorzaakt.

Het gemakkelijkst en het meest geruisloos laat zich deze overreactie neutraliseren door hetzelfde
geneesmiddel, in de zelfde potentie, in een verder verdunde, dosis na slechts 2x schudden nogmaals te
geven en eventueel daarna nogmaals.

Totdat de dynamus zich weer op een milde en constructieve manier laat stimuleren. Hiervoor is echter
wel noodzakelijk dat de homeopaath het geneesmiddel in vloeibare vorm voorschrijft omdat alleen in
vloeibare vorm de verdere dynamisering van het geneesmiddel tussen iedere volgende inname mogelijk
wordt. Ook in de 4e editie van het Organon heeft Hahnemann zich hierover uitgelaten.

Organon 4e editie 1829, §269:…."                                         Dat iedere artsenij het
duidelijkst en vergelijkbaarst in oplossing werkt maakt dat de verstandige genezer (Heilkünstler) alle
geneesmiddelen zo(in oplossing) voorschrijft die door hun natuur niet verlangen dat men ze in
poedervorm aanwend…."..




                                                                                                    98
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
reduceren wordt het 2e geneesmiddel slechts gelijksoortig aan het voorgaande en niet meer gelijk. Deze
dosis vormt dan tegelijkertijd de optimale prikkel voor het hierboven omschreven doel, het antidoteren
van de overreactie. Na het neutraliseren van de overreactie zal een volgende, meer passende dosis van
het geneesmiddel de dynamus tot de gewenste milde reactie kunnen stimuleren.

Innimical betekend vijandig, hetgeen wil zeggen dat de betreffende geneesmiddelen niet na elkaar
gegeven kunnen worden omdat dat voor de patiënt vervelende gevolgen kan hebben. Er kunnen heftige
verergeringen optreden tot een ziektecrisis aan toe, een risico dat men zeker loopt in geval van ernstige
pathologie of bij patiënten die substitutietherapie nodig hebben zoals bijvoorbeeld insuline. Dit
innimical fenomeen doet zich echter alleen voor bij het gebruik van C potenties. Als de homeopaath
L.M. potenties gebruikt komt dit nadeel van innimical relatie te vervallen en kunnen alle mogelijk
geïndiceerde geneesmiddelen naar behoefte door elkaar gebruikt worden zonder zat men bang hoeft te
zijn voor vervelende reacties vanwege onderlinge geneesmiddelconflicten.

Following well betekend zoals de woorden al aangeven dat de vermelde geneesmiddelen goed op elkaar
volgen.
Het laatst gegeven geneesmiddel wordt dan niet in zijn werking gehinderd door de mogelijke na effecten
van het daarvoor gegeven homeopatisch geneesmiddel. Het eerst gegeven geneesmiddel draagt echter
ook niet actief bij aan een betere reactie op het daaropvolgende. Deze geneesmiddelen bezitten zogezegd
wanneer in C potentie gegeven wel een positieve verhouding tot elkaar. Wederom wanneer
voorgeschreven wordt in L.M.potenties verdragen alle verschillende geneesmiddelen zich onderling
goed en komen in een complementaire verhouding tot elkaar te staan.

Compatible houdt in dat de invloeden van de verschillende geneesmiddelen elkaar verdragen, elkaar
niet verstoren maar ook niet elkanders werking ondersteunen of benadrukken. Meestal is de compatible
situatie die waarbij het eerste geneesmiddel waaneer zijn werkingsduur nog niet totaal verstreken is, in
zijn actie niet verstoord wordt door het tweede er bijkomende homeopatische geneesmiddel. Ze
verdragen elkaar en kunnen naast elkaar bestaan. Bij het voorschrijven van Centisimale potenties is dit
een geruststellende gedachte. Het zal in ieder geval de patiënt niet in problemen brengen, ook niet
wanneer een geneesmiddel onverhoeds onterecht zou zijn voorgeschreven.

De complementaire relatie wordt gezien als de meest positieve onderlinge relatie tussen verschillende
geneesmiddelen en is die relatie waarbij ze elkaar ondersteunen en versterken in hun onderlinge effect
op de patiënt. Het is dan alsof de effecten van de geneesmiddelen samenwerken, elkaar bevorderen en
een soort win-win situatie creëren. Het is deze verhouding die we complementair noemen. De
complementaire relatie is homeopatisch de meest wenselijke situatie omdat de rendementen van de
verschillende geneesmiddelen optimaal tot hun recht komen ten gunste van de patiënt.
Als er bij een volgend voorschrift tussen het nieuwe en het voor laatste geneesmiddel een
complementaire relatie bestaat, strekt dit tot aanbeveling van het nieuwe voorschrift.
Bestaat de complementaire relatie dan geniet het complementaire geneesmiddel bij „gelijk‟ geïndiceerd
zijn van een ander geneesmiddel, meestal de voorkeur. Het is dit vraagstuk dat speelt bij het gebruik van
C potenties. Wanneer de geneesmiddelen in L.M.potentie worden voorgeschreven spelen conflictrelaties
geen enkele rol meer en gaan alle geneesmiddelen zich als zijnde complementair aan elkaar gedragen.




                                                                                                      99
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Chronische ziekten, ten opzichte van elkaar.
Zo kan iemand die chronisch psorisch ziek is ook onder een auto komen. Op dat moment is de Arnica
die geïndiceerd is op basis van het acute trauma complementair ten aan zien van de ziektesoort onder
welke deze patiënt met een chronische Sulphur constitutie gebukt gaat. Het is immers deze Sulphur
patiënt die het ongeluk ondergaat.
Een groot verschil tussen de Arnica staat van zijn, op basis van het acute incident, en de chronische
Sulphur constitutie is dat de eerste de laatste in alle opzichten zal domineren.
De heftigheid en de kracht van het incident, de acuut dynamische verstoring, zal de werking van de
daarvoor gegeven Sulphur sterk afremmen of zelfs totaal blokkeren. Geven we in deze situatie wel de
Arnica waar de patiënt middels de symptomen om vraagt, dan werkt de Sulphur vaak nog even door.

Chronische ziekten blz. 157:.."Deze methode, via ruiken het gepotentieerde middel op de patiënt te laten
inweken, heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de
chronische ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk
weer uit de weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere
sterkte via ruiken laten ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft
zodoende ook het snelste baat, zodat de voortzetting van de behandeling der chronische ziekte ook het
minst wordt opgehouden. Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het
tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de
dosis van het ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden, dat zijn werking slechts juist
toereikend is om het nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn
werking te kunnen voortzetten….".

Volgens de ervaring van Hahnemann is de dynamus bij machte, terwijl het zwaartepunt van dat moment
op het neutraliseren van het incident ligt, in de diepte de reactie op het tevoren ingenomen antipsorische
geneesmiddel voort te zetten. Ondanks het incident gaat de genezing van de chronische ziekte in de
diepte, omdat deze van een totaal andere intensiteit en kracht is, gewoon door. Zeker daar waar de
invloed van de tegenslag door passend homeopatisch voorschrijven tot een minimum beperkt wordt.
Het antipsorische geneesmiddel werkt door terwijl er een ander geneesmiddel (plantaardig of dierlijk van
origine) op het incident wordt voorgeschreven. Sterker nog wanneer de invloed van het incident zo snel
mogelijk wordt geneutraliseerd werk het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel vaak nog enige
tijd door, terwijl het waarschijnlijk anders geblokkeerd zou worden door de gevolgen van het incident.
In deze werken de geneesmiddelen op het incident en de chronische ziekte als in complementaire
verhouding.

Toen Hahnemann in 1835 de Chronische ziekten schreef werkte hij nog uitsluitend met Centisimale
potenties, de potenties waarbij zich ook conflictrelaties voor kunnen doen. In de laatste 5 jaren van zijn
leven, de Parijse periode, heeft hij gewerkt aan en met de nieuwe potenties die alle beperkingen die aan
de C potenties kleven niet meer zouden blijken te bezitten. Volgens Hahnemann zijn de L.M. potenties
dan ook ver superieur aan de C potenties.

Organon voetnoot 1 §276:…"De lof, die in de laatste tijd door enkele homeopathen wordt toegezwaaid
aan de groter doses, berust voor een deel op het feit, dat ze de lagere potenties van de aan te wenden
medicijn gebruikten volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren
bij gebrek aan beter weten heb gedaan) …….".



                                                                                                      100
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
doses bevatten daar deze potenties slechts 1op 100 worden verdund.
De verdunning van de L.M potentie is 1 op 50.000 en deze bevat dan ook een evenredig geringere dosis
van de oorspronkelijke geneesmidelsubstantie..
Dat de conflictrelaties bij het gebruik van L.M. potenties verdwijnen heeft in de behandeling van de
incidenten het grote voordeel dat deze de behandeling van de chronische ziekte niet ingrijpend verstoord.
Dit is bij het correcte gebruik van C potenties al niet het geval. Bij L.M. gebruik kunnen we op basis van
het complementaire effect zelfs overwegen het acute geneesmiddel, zo lang het nodig blijkt, af te
wisselen met het geneesmiddel dat voorgeschreven was op de chronisch psorische constitutionele
symptomatologie.

Uit ervaring blijkt dan vervolgens dat het geneesmiddel voorgeschreven op de chronisch constitutionele
symptomen beter gaat werken wanneer het geneesmiddel op het incident, zolang er nog restanten van
zichtbaar zijn, er aan vooraf gaat. Het lijkt alsof het geneesmiddel dat de dynamus uit de acute situatie
helpt komen door zijn werking, een kanaliserend, een gezondheid bevorderend en vitaliserend effect
heeft op diezelfde levenskracht. Het bereidt de werking van het chronisch minerale geneesmiddel als het
ware voor.
Daardoor kan er vanuit deze verhoogde activiteit, in één doorgaande, vloeiende beweging veel meer
verbetering bewerkstelligt worden dan wanneer de stagnerende chronisch zieke dynamus, vanuit stasis,
in beweging gebracht moet worden.

In de afwisseling van het geneesmiddel, voorgeschreven op het incident, en het geneesmiddel
voorgeschreven op de chronisch psorisch ziektetoestand, komt de gezonde vitaliteit vrij gemaakt onder
invloed van het plantaardige of dierlijke middel voorgeschreven op het incident direct ter beschikking
voor een diepere curatieve reactie op het geneesmiddel voor de chronische ziekte. Dit geneesmiddel zal
vervolgens veel beter gaan werken en een hogere curatieve waarde opleveren. De geneesmiddel
werkingen sluiten elkaar niet uit maar versterken en ondersteunen elkaar door het op elkaar afgestemde,
complementaire curatieve effect op de levenskracht.

De patiënt die bij voortduring onder stress gebukt gaat zal vanwege zijn basale psorische gesteldheid
maar moeilijk tot de noodzakelijke, zijn leven verbeterende, ingrijpende keuzes geneigd zijn. Het gevolg
is meestal dat de patiënt doorgaat te volharden in het maken van dezelfde, tegen het eigen leven gerichte,
fouten. Dit gaat „goed‟ totdat de patiënt acuut ziek wordt en de zelfde, zelf vernietigende, leefwijze niet
meer volgehouden kan worden. De ontstane overmachtsituatie werkt dwingend en bepalend.
Met een hartinfarct of hersenbloeding in het ziekenhuis heb je als patiënt niet meer zo veel in te brengen.
Meestal wordt er in zo‟n situatie gewoon voor je beslist wat er moet gebeuren.
Bij de nog in de stress fase verkerende chronisch zieke patiënt zal het antipsorische minerale
constitutiemiddel veelal ook niet een optimaal reactiepatroon laten zien. Vaak zien we eerder nog een
versterking van de problematiek doordat de patiënt op basis van het feit dat hij zich wat beter voelt als
reactie nog harder gaat werken om toch maar vooral de in het vooruitzicht gestelde promotie niet mis te
lopen.
Dit gebeuren blijkt zeer schadelijk te zijn voor het rendement van de behandeling van de chronische
ziekte en dus voor de patiënt.
De werksituatie zouden we in deze kunnen definiëren als een incident met een biografisch karakter,
waarmee gezegd wil zijn dat deze patiënt vaak al vele jaren bezig is op deze pathologische wijze carrière
te maken.



                                                                                                       101
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Staphisagria, Nux vomica, Rhust toxicodendron etc, etc. En dat terwijl we wellicht te maken hebben met
een constitutionele Silicea patiënt.
De Silicea zal de patiënt stimuleren om de chronische ziektesituatie te herstellen en om te zetten in een
nieuw en gezond evenwicht. Levensgroot is echter het risico dat onze patiënt vanuit de gestreste
leefsituatie de door de behandeling vrijgekomen energie per direct gaat aanwenden voor de competitie
met zijn collega‟s, in een verwoedde poging nu de „winst‟ binnen te halen. Aldus de verbetering die door
de Silicea bewerkstelligd is wederom in zijn pathologische carrière drang te investeren. Meer van
hetzelfde dreigt dan.
Wordt echter bijvoorbeeld op de vermeende „onrechtsituatie‟ op het werk, eerst gekozen voor een
geneesmiddel als Staphisagria of Nux vomica (natuurlijk op de karakteristieke, subjectieve symptomen
van de patiënt!), dan ontstaat er wat meer ruimte en rust, een wat minder geërgerde mentaal- emotionele
situatie. De patiënt krijgt daardoor de gelegenheid, dat wat tot voor kort super belangrijk leek, wat meer
te relativeren en kan wat meer „afstand‟ nemen. Het is in deze meer ontspannen ruimte, dat de
vervolgens ingenomen Silicea een veel dieper helend effect aan de dag kan leggen.
Omdat de patiënt de volgende dag toch weer naar zijn werk gaat, zich weer terug begeeft in dezelfde
stressvolle leefsituatie, is er bij voortduring de dreiging van terugval in oude patronen.
Door een tijdlang een geneesmiddel als Staphisagria of bijvoorbeeld Nux vomica in afwisseling te geven
met Silicea word de patiënt op een milde manier de mogelijkheid geboden keuzes te maken die leiden
naar het ontsnappen uit deze mogelijk dodelijke tredmolen. In deze worden Staphisagria of Nux vomica
op de leef- en werkomstandigheden van de patient voorgeschreven en Silicea op de chronische
constitutie.

Chronische ziekten blz.160:.."Als incidenten die de (antipsorische) kuur slechts tijdelijk storen,
beschouw ik:…..o.a. Ergernis met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit
wat men juist in de hand heeft: Staphisagria.) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte)
innerlijke krenking (hiervoor Colocynthis). Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige
liefde met jaloezie (Hyoscyamus)….".

Wanneer zoals Hahnemann al beschrijft, deze incidenten de behandeling van de chronische ziekten
storen, hebben we in de o.a. hierboven beschreven plantaardige middelen, geneesmiddelen die niet
alleen de patiënt helpen het incident te overkomen maar vervolgens ook de werking van het dieper
werkende antipsorische geneesmiddel bevorderen. De ontwikkelingen in de westerse samenleving in de
laatste jaren wekt de indruk dat we in de leefomstandigheden van de mensen met veel van dergelijke
stress en stoorfactoren te maken hebben, en dat we dus frequent van de diensten van de plantaardige en
dierlijke geneesmiddelen gebruik dienen te maken. Bij een éénmalig centisimaal voorschrift en tussen de
verschillende doses „lang‟ wachten komen we dan, de leefomstandigheden in ogenschouw nemend, aan
het constitutioneel behandelen wellicht niet eens toe.

Deze op de verschillende ziektesoorten voorgeschreven geneesmiddelen dienen niet tegelijk worden
ingenomen, maar in afwisseling met elkaar. Er is sprake van een duidelijke functie ten opzicht van
elkaar. Het plantaardige geneesmiddel dient er aan mee te werken dat het op de chronische constitutie
werkende minerale geneesmiddel optimaal kan werken. Dus dient, in het geval van in afwisseling
voorschrijven, het plantaardige geneesmiddel voorafgaand aan het minerale geneesmiddel gegeven te
worden.
Onder de incidenten vallen niet alleen de meer emotionele en stress toestanden maar ook zaken als
kouvatten, voedselvergiftiging, klachten ten gevolge van schrik, verbrandingen, vertillen verrekken etc.


                                                                                                      102
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
gebruiken i.p.v. een maaltijd, en een beetje koffie drinken, dan bedorven maag door vet vlees, vooral
varkensvlees (herstel door honger en Pulsatilla),……Klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven
maag met gastrische koorts, rillerigheid en kou (Bryonia )…..Vertillen en verrekken (in enkele gevallen
Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus toxicodendron)…".

Ook deze zaken kunnen als ze een wat heftiger verloop hebben de behandeling van de chronische ziekte
verstoren. Dit was in de tijd van Hahnemann al zo en is dat tot op de dag van vandaag. Vandaar dat
Hahnemann bij de beschrijving van de effecten van de incidenten ook aandacht besteed aan deze
verstorende invloeden en vervolgens aangeeft dat de homeopaath ook deze moet behandelen ten einde de
antipsorische behandeling zo spoedig mogelijk voort te kunnen zetten.
Zoals hij het beschrijft wordt er in deze situatie op een beperkte symptoomgroep voorgeschreven. Het
incident wordt als acute ziekte behandeld, waarbij het totaalbeeld van de acute ziekte is meestal zeer
beperkt is. Er wordt dan ook in dergelijke situaties zoals dat heet op sleutelsymptomen, de zogenaamde
key-notes, voorgeschreven.
Dit blijkt ook uit de beperkte symptomengroep die voor Hahnemann de indicatie zijn tot voorschrijven
van de betreffende plantaardige geneesmiddelen. Er wordt in deze dan ook niet op de constitutie voor
geschreven maar op een incident.

Wat voor de behandeling van de incidenten geld ten aanzien van hun storend effect op de behandeling
van de chronisch zieke patiënt geld ook voor de invloed van wat Hahnemann de tussenziekten of
collectieve ziekten noemt. Het zijn die ziekten die meestal als epidemieën hun weg door de wereld
banen. Ook hier geld wederom dat afhankelijk van de heftigheid en de ernst van de epidemie er al dan
niet behandeld moet worden. In de tijd van Hahnemann waren de epidemische ziekten kennelijk meer
aan de orde van de dag maar ook in de huidige tijd lijken we aan de vooravond te staan van opleving van
ingrijpende epidemische ziekten.
Zoals we kunnen zien gebeuren hebben dit soort besmettelijke, epidemische ziekten vaak een zeer lange
nasleep.
Jongeren kunnen lang te kampen hebben met de gevolgen van de ziekte van pfeiffer, maar ook een
ordinaire soort griep kan, indien onbehandeld, de behandeling van de chronisch zieke patiënt gedurende
langere tijd blokkeren. Het wel behandelen van deze acute ziekten dient dan ook niet alleen het doel het
lijden aan deze ziekte te bekorten maar zeer zeker ook daardoor de patiënt in de positie te brengen dat de
behandeling van zijn chronische ziekte op de meest efficiënte wijze doorgang kan vinden.

Chronische ziekten blz.161:… "Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door
antipsorica ook helemaal niet zo zelden behoefte aan de overige niet-antipsorische
geneesmiddelvoorraad, nl. in die gevallen, waarin tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch
maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten en gewoonlijk door meteorische of tellurische
oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet onaangetast laten en op die manier de antipsorische
kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met
de overige homeotherapie….".

Ook in het geval van de epidemische ziekten, is adequate behandeling, volgens Hahnemann met de
geneesmiddelen uit de sfeer van de overige homeotherapie gewenst.
Wat Hahnemann onder de overige homeotherapeutische geneesmiddelen verstond wordt duidelijk als we
de vermelde geneesmiddelen onder de incidenten op hun oorsprong bezien.


                                                                                                      103
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Dientengevolge betreffen de overige homeotherapeutische geneesmiddelen, die middelen, die betrokken
worden uit een andere bron dan het mineralenrijk.
Het karakter van de zo genaamde epidemische ziekte draagt alle kenmerken van een acute ziekte. Ze
wordt ook als zodanig behandeld. De essentie van het acute ziektegebeuren drukt zich veelal uit in een
beperkte symptomen groep en dus hoort de behandeling hiervan relatief eenvoudig te zijn. De
symptomen worden de oplettende homeopaat als op een presenteerblaadje aangeleverd.

Organon §82:….."Bij acute ziekten vallen de hoofdsymptomen nl.
vlugger op en laten zich snellen inprenten en daarom is er voor de
anamnese veel minder tijd nodig en valt er veel minder na te vragen
(omdat het meeste zichzelf presenteert), dan bij de veel moeilijker
vindbare symptomen van een al meerdere jaren geleidelijk
voortgeschreden chronische ziekte….".
In de praktijk van de grondlegger van de homeopathie, Samuel Hahnemann, kwam het voor dat de
geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen in afwisseling ook met korte intervallen gegeven werden.
Er werden, indien nodig, plantaardige en dierlijke geneesmiddelen op acute klachten in onderlinge
afwisseling voorgeschreven Ook werden geneesmiddelen op de acute symptomatologie in afwisseling
met dieper werkende antipsorische geneesmiddelen, op de onderliggende chronische constitutie
voorgeschreven. Bij een dergelijk gebruik van homeopatische geneesmiddelen maken we bewust
gebruik van het complementaire effect, hetgeen Hahnemann getuige zijn „Chronische ziekten‟ al in 1835
tot een dagelijkse wijze van werken had gemaakt.

Chronische ziekten blz.161: ….".Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door
homeopatische vernietiging van hun psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende
wisselkoortsen bijna ieder jaar qua karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna
ieder jaar door een ander, verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum,
een ander jaar met Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha
afgewisseld met Nux vomica, Samiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met
Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz…..Ook in het begin van de kuur van een
epidemische wissselkoorts kan de homeopatisch arts het zekerst handelen door eerst iedere keer een
subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in daarvoor geschikte gevallen Hepar sulphuris in een klein
korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij de uitwerking enkele dagen afwachten, tot de eruit
resulterende verbetering weer stilstaat… omdat bij alle lijders aan wisselkoorst in elke epidemie
voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van iedere behandeling van een epidemische
wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van wezenlijk belang, waardoor de zieke met
des te meer zekerheid en gemak herstelt….".

Op basis van het wisselende beeld bij deze koortsende ziekten gaf Hahnemann op dat wisselende beeld
indien nodig in afwisseling de geïndiceerde plantaardige geneesmiddelen. Echter hij geeft ook
voorbeelden waar hij plantaardige geneesmiddelen met de dieper werkende minerale constitutionele
geneesmiddelen in afwisseling voorschrijft. De indicaties voor de plantaardige middelen vinden we ook


                                                                                                  104
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Uitzondering vormen, zoals beschreven de meer algemeen antipsorisch vitaliserende geneesmiddelen als
Sulphur en Hepar sulphuris, maar ook zoals Hahnemann in bovengenoemd citaat beschrijft, in
afwisseling met een der beide Carbo vormen welke ook een sterk activerend en vitaliserend karakter
hebben echter milder werken dan Sulphur en Hepar sulphuris.
De plek van Sulphur en Hepar sulphuris is een dermate bijzondere dat Hahnemann stelt dat deze
geneesmiddelen vanwege hun antipsorische en daardoor vitaliserend effect aan het begin van iedere
epidemische acute ziekte gegeven dient te worden vanwege de psorische ondergrond en dat de patiënt
daardoor op de volgende geneesmiddelvoorschriften makkelijker geneest. Soms is door een dergelijk
voorschrift een volgend, voor de epidemie specifiek geneesmiddel, al helemaal niet meer nodig.
Aldus geeft hij een beschrijving van het complementaire effect dat Sulphur of Hepar sulphuris hebben
op de daarop volgende geneesmiddelen.
Ook in de behandeling van chronisch constitutionele ziektegevallen begon Hahnemann veelal de
behandeling met een dosis Sulphur of Hepar sulphuris om vervolgens een betere reactie op de daarna
aangewezen homeopatische geneesmiddelen te verkrijgen.
In de chronische ziekten zijn vele passages te vinden waar Hahnemann spreek over het tussendoor
gebruik van speciale geneesmiddelen teneinde de psora in de „juiste baan‟ te houden en een curatieve
reactie op de geïndiceerde antipsorische minerale constitutiemiddelen te bevorderen.
Dit gegeven verhoudt zich polair ten opzichte van wat doorgaans onder klassieke homeopathie verstaan
wordt.

Als onder klassieke homeopathie verstaan wordt het éénmalig voorschrijven van een centisimale
potentie, liefst op de „essentie‟ van de patiënt dan was Samuel Hahnemann niet wat er verstaan wordt
onder een klassiek homeopaat..

Hahnemann had kennelijk een veel indringender en een meer begrip van wat we dienen te verstaan onder
ziekte, en wist tevens een weergaloos therapeutisch systeem neer te zetten wat in zijn tijd en tot op de
dag van vandaag onvoldoende begrepen is. Een van de belangrijkste elementen is het neutraliseren van
het dogma van het „ultieme similimum‟, vanuit de optiek van Hahnemann bezien is dit namelijk de
grootste onzin. Ook in de praktijk van alle dag zal de patiënt na het vermeende ultieme similimum,
voorgeschreven op de essentie van de patiënt, terugkomen met klachten ten gevolge van incident of
tussenziekte of gewoon met een verandering in het constitutionele beeld waardoor een ander, mineraal
antipsorisch geneesmiddel voorgeschreven dient te worden op de nieuw ontstane situatie.

Chronische ziekten Blz.127: …"Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid, dat absoluut iedere
psoravorm- met uitzondering van, zoals al gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers
ontstane, door een nog niet verdreven huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die
nog binnenin sluimert, alsook die zich tot één van de talloze uit haat voortgekomene chronische ziekten
heeft ontplooid, zeer zelden door een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal
hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze
geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar…. „.

Wil de homeopaat de homeopathie in praktijk brengen zoals deze door Hahnemann werd bedreven en
zoals deze in Organon en Chronische ziekten staat beschreven, dan wordt het begrijpen van de
miasmaleer en de overige ziektevormen als ziekteclassificatie van bepalend belang. Een juist begrip van
het verschil in dynamiek en virulentie van de verschillende pathologische ziektetendensen maakt de
juiste beoordeling en interpretatie van de symptomen mogelijk. Slechts hierdoor ontstaat de


                                                                                                    105
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
eenmalige dosering van een diep werkend antipsorisch mineraal constitutie middel, maar ook een snelle
afwisseling van geneesmiddelen voorgeschreven op een acuut ziekteproces en dat in afwisseling met het
op de chronische symptomen voorgeschreven minerale antimiasmatische geneesmiddel. Ook is de
afwisseling met Sulphur, Hepar sulphuris of een der beide Carbo vormen mogelijk om het curatieve
vermogen van de dynamus te vergroten.

Heeft de patiënt in de eigen biografie bijvoorbeeld syphilis of gonorrhoe doorgemaakt dan zal de
homeopaat inde anamnese extra aandacht besteden aan de vraag of er nog gevolgen van de desbetreffend
venerische ziekte aanwezig zijn. In dat geval zal de behandeling het eerst hierop gericht dienen te
worden.
Enerzijds omdat deze miasmatische belasting in dit stadium over het algemeen nog gemakkelijk te
genezen is en anderzijds omdat indien onbehandeld de miasmatische ontwikkeling gewoon progressief
voortgaat en naast het creëren van de aan haar aard eigen pathologie ook de antipsorische behandeling
danig kan blokkeren. Ook kan een soort versmelting met de psora aangegaan worden hetgeen de
behandeling alleen maar verder kan compliceren.

Organon §106:… "Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint is het absoluut
noodzakelijk eerst met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syphilis (of
eventueel gonorrhoe). Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste
alleen maar verschijnselen van syphilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte)
aanwezig zijn…".

Bijna altijd zijn ook deze acute syphilitische dan wel sycotische infecties geënt op een onderliggende
psorische basisgesteldheid, en dient de antisyphilitische of antisycotische behandeling altijd gevolgd te
worden door de antipsorische constitutionele behandeling. Ook in deze situatie is er sprake van een
complementaire verhouding al was het alleen maar omdat de verschillende ziektesoorten zich allemaal in
één en dezelfde mens, de patiënt afspelen.

In de behandeling van de chronisch zieke patiënt spelen ook de erfelijke factoren een rol die vanuit het
voorgeslacht op de volgende generatie worden overgedragen. Deze erfelijke pathologische tendensen
vinden hun oorsprong in de niet goed gecureerde ziektetoestanden van de vorige generatie.
Het zijn deze latent pathologische tendensen die de effectiviteit van de homeopathische behandeling
behoorlijk kunnen vertragen en blokkeren. Sterker nog wanneer deze voor eerst nog „latente‟ tendensen
onbehandeld blijven loopt de patiënt een behoorlijk risico op enig moment in zijn leven te maken te
krijgen met een ziektevorm die het gevolg is van deze erfelijke familiare belasting. Dit betekent dan dat
de patiënt wordt geconfronteerd met een plotselinge uitbraak van astma, reuma, eczeem, of kanker enz.
d.w.z. met datgene waaraan enkele of meerdere van zijn familieleden lijden of zijn gestorven. Deze
ziekten in het voorgeslacht waren ook toen al van chronisch miasmatische origine, dus de patiënt krijgt
via de overerving de chronisch miasmatische belastingen al mee overgedragen. Dit kan dan het karakter
hebben van een overerfde psora, sycosis of syphilis, maar ook gecompliceerdere belastingen waarin
bijvoorbeeld sycosis een duurzaam monsterverbond aangegaan is met het syphilitisch miasma en als
resultante de patiënt opzadelt met een zogenaamde tuberculinische of carcinogene belasting.

Het tuberculinische wordt wel eens per abuis als een apart op zichzelf staand miasma beschouwd. Bij
nadere beschouwing echter kan dit niet zo zijn en is het tuberculinische net als het carcinogene te



                                                                                                     106
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Het gegeven dat we onze „zuigelingen‟ al vroeg na hun geboorte inenten tegen vele acute ziekten heeft
voor de zuigeling ook ten gevolge dat de natuurlijke antwoorden om tot een oplossing te komen van de
erfelijke belastingen van het kind worden afgenomen. Het kind mag in de huidige tijd geen
kinderziekten meer krijgen, kinderziekten welke het antwoord van moeder natuur zijn op de erfelijke
pathologische belastingen. Doordat de kinderen de relatief onschuldige kinderziekten niet meer mogen
doormaken vindt er een vroegtijdige manifestatie plaats van ernstige chronische ziekten bij jonge
kinderen. In de westerse wereld zien we dan ook als gevolg allergieën, mentaal en emotionele
stoornissen maar ook astma en andere bijna organische ziekten dramatisch toenemen. Zeer recent werd
er nog melding gemaakt van een explosieve toename van diabetes bij peuters, toevallig in dezelfde
periode dat er massaal is ingeënt tegen de meningococ-C. Kennelijk leven we in de medische
middeleeuwen. Het vaccineren en het daaruit voortvloeiende onheil betekent een enorme belasting voor
de constitutie gezien de van daaruit geprovoceerde pathologische ontwikkeling. Waarbij er voor de
kinderen naar de toekomst toe dan ook niet veel goeds valt te verwachten.

Geen wonder dat we veel van deze kinderen uiteindelijk ook in de homeopatische praktijk tegenkomen
voor behandeling. Zeker in de behandeling van het jonge kind speelt de beoordeling van de erfelijke
belastingen een grote rol. De biografie van het kind heeft meestal nog niet zulke zware sporen
getrokken, daarvoor heeft het kind veelal nog te kort geleefd.
De latente constitutionele miasmatische belasting heeft ook meer tijd nodig om tot wasdom te komen en
het gezonde leven te bedreigen. Wanneer er zich bij jonge kinderen dan ook ernstige problemen
voordoen kunnen we met vrij grote zekerheid stellen dat in deze vrijwel altijd de erfelijke tendensen op
zijn minst medeoorzaak zijn en in de behandeling dienen te worden betrokken tenzij er een duidelijk
incident de aanleiding en oorzaak vormde.
Echter ook wanneer er niet direct sprake is van ernstige problematiek dienen we bij alle patiënten maar
zeker ook bij het jonge kind te letten op de symptomen die duiden op het aanwezig zijn van mogelijk
dominante erfelijke belastingen. Dit opdat deze tijdens de homeopatische behandeling kunnen worden
geneutraliseerd.
Deze erfelijke tendens verhoudt zich tot de constitutie als complementair, aanvullend. Om tot genezing
van de hereditaire belastingen van de patiënt te komen maken we in de homeopathie gebruik van de
nosoden.
Het zijn geneesmiddelen afgeleid van ziekteprodukten die ontstaan zijn als gevolg van een ziekteproces.
Bij de patiënt die mogelijk belast is met chronische ziektetendensen van de familie, of blijft hangen in de
gevolgen van ziekten in de eigen biografie, kunnen de aangewezen nosoden de levenskracht spiegelen
waardoor deze belastingen eindelijk tot een oplossing worden gebracht.
Anders dan bij de incidenten en de tussenziekten is de erfelijke tendens een inactief gebeuren. Pas
wanneer op basis van een zich ontwikkelende psora en bijvoorbeeld tegenslagen in het leven er
aanleiding toe geven, kan deze tot dan toe latente tendens zich actief gaan manifesteren en de chronische
ziekte de kleur van de familiare belasting meegeven.
Latente tendensen herkennen
In een vroeger stadium zijn latente tendensen vaak wel te herkennen in het subjectieve symptoombeeld.
Bij de differentiaaldiagnose en de repertorisatie passeren ze mede de revue. Voor de keuze van een
nosode gelden andere regels dan voor een middel dat de chronisch constitutionele miasmatische
psorische laag moet dekken. Om een nosode voor te schrijven hoeft niet te worden gewacht tot een
typisch Tuberculinum-, Carcinosinum-, Syphilinum- of Medorrhinumbeeld zichtbaar is. Waar het beeld
al duidelijk op een nosode wijst mogen we redelijkerwijs aannemen dat de erfelijke belasting een


                                                                                                       107
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
tuberculinische laag vandaan komt. Zien we duidelijke constitutionele indicaties voor Calcarea
phosphorica, dan kan dit middel afwisselend met Tuberculinum worden gebruikt.
Net als bij de dierlijke en plantaardige middelen vinden we de indicaties voor nosodes regelmatig in de
keynote sfeer. Een uitgesproken voedingsvoorkeur, een bepaalde slaaphouding, een bepaalde vorm van
onrust, overmatig transpireren in combinatie met andere symptomen, het voorkomen van de
desbetreffende ziekte in het voorgeslacht of in de biografie en, als hoofdindicatie, niet goed reageren op
passende middelen - zijn vaak reden genoeg om te overwegen de nosode af te wisselen met het
geïndiceerde constitutiemiddel.


Holistische benadering
Pas wanneer we in de benadering en behandeling van de patiënt de diverse ziektesoorten, zoals die zich
als groepen complementaire symptomen aandienen, meenemen in de totale beeldvorming en daarna het
gehele symptoomcomplex volgens de aanwijzingen van Hahnemann classificeren, kunnen we met recht
spreken van een holistische totaalbenadering. Alle symptomen krijgen de plaats waar ze thuishoren; we
laten niets weg en hoeven niets te elimineren. We brengen het beeld naar een synthese, een
totaaloverzicht, op basis waarvan we door het classificeren van symptomen kunnen beoordelen waar in
de anamnese de zwaartepunten liggen.
Zo kunnen we zien wanneer de patiënt zich in relatief constitutionele rust bevindt, zodat kan worden
volstaan met het voorschrijven van het geïndiceerde minerale constitutiemiddel. In geval van ernstige
biografische problematiek of gevolgen van een epidemische ziekte of erfelijke belasting kan het zijn dat
de passende middelen in complementaire verhouding tot elkaar staan en in afwisseling voorgeschreven
moeten worden om “een snel, zacht en duurzaam herstel van de gezondheid” te bewerkstelligen.


Ziektedynamica
De diverse ziektevormen lopen onderling uiteen wat betreft intensiteit, heftigheid en dynamiek van de
symptomen. Acute ziekten zijn het meest dynamisch en heftig en dringen zich het sterkst op aan de
beleving van de patiënt. Betreft het een acuut miasmatische of een wisselziekte dan komt het element
van heftigheid soms nog sterker naar voren. Bij heftige en intense problemen moeten we altijd nagaan of
de symptomen niet onder een van deze ziektesoorten vallen. De keuze valt dan op een plantaardig of
dierlijk middel in frequente dosering (meerdere malen per dag). Bijvoorbeeld: we hebben te maken met
een acuut miasmatische aanval wanneer in het voorjaar de hyperallergische patiënt raad vraagt vanwege
een intense hooikoortsaanval. Alle slijmvliezen zijn opgezet. De oogleden zijn zo gezwollen dat hij bijna
niets kan zien. Hij wordt haast gek van de jeuk, snakt naar adem door de benauwdheid en loopt heel de
dag te niezen.
Gezien de ziektesoort en de aard der klachten is een mineraal antipsoricum ongewenst, en wel om twee
redenen: het werkt niet of het maakt de klachten erger. Beter is het een acuut plantaardig middel te geven
dat de symptomen dekt. Middelen als Nux vomica, Pulsatilla of Sabadilla zullen doorgaans verlichting
brengen, waardoor de „rust‟ terugkeert en de klachten in intensiteit en heftigheid afnemen.
 Zelfs bij een duidelijke verbetering is het in zo‟n geval echter af te raden de inname snel te staken. Bij
periodiek terugkerende klachten betreft is het raadzaam het geneesmiddel, in sterk verminderde
frequentie weliswaar, door te laten gebruiken tot de risicoperiode achter de rug is. Een acuut plantaardig
middel, dat constitutioneel een relatief oppervlakkige werking heeft, kan tijdens de acute fase frequent
worden ingenomen en dan in een LM-potentie, naar behoefte iedere twee uur of nog vaker! Wanneer de


                                                                                                       108
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
In de periode waarin de acute klachten vrijwel naar de achtergrond zijn verdwenen en het chronische
beeld door de relatieve rust weer duidelijker naar voren komt, moeten we beoordelen wanneer kan
worden begonnen met het minerale antipsoricum. Doen we dit te voortvarend, we laten bijvoorbeeld het
minerale middel meteen tweemaal per dag innemen, dan is het risico groot dat de acute klachten
opnieuw opvlammen, speciaal indien we het plantaardige middel gelijktijdig met de start van het
minerale hebben gestopt.
De Dynamis is bezig vanuit een staat van grote opwinding af te dalen naar de frequentie van de
„psorische baan‟ doch is door de acute ontwikkelingen doorgaans nog hypersensibel. Op deze
hypersensibiliteit kunnen we inspelen door nu, tijdelijk, het plantaardige middel af te wisselen met het
passende, complementaire, minerale constitutiemiddel. Dat gaat zo: voorafgaand aan het minerale
middel wordt eerst het acute plantaardige middel ingezet. Zodra blijkt dat het minerale middel zonder
tegensputteren door de Dynamis wordt geaccepteerd en er geen verergeringen optreden, kan het
plantaardige middel worden weggelaten. Daarmee is de psora en de antipsorische behandeling in de
juiste baan geleid.
Bij een blokkade is het omgekeerd. In plaats van actief toont de blokkade zich veelal als een soort latente
tendens. De patiënt zegt dat hij zich sinds “die griepaanval van drie jaar geleden” nooit meer echt goed
heeft gevoeld. Of hij overleefde dertig jaar geleden maar net een meningitis ten gevolge van mazelen. Of
veel familieleden hebben reumatische klachten en hij begint nu bij belasting eveneens last te krijgen van
zijn gewrichten.
De aanwijzingen voor een nosode zijn hier in aanleg aanwezig en bij nadere beschouwing vinden we
misschien nog wel meer bevestiging. Zulke indicaties worden echter regelmatig overschaduwd door
symptomen die bij de miasmatische constitutie horen. Op de constitutionele symptomen wordt
voorgeschreven. We zullen kunnen constateren dat de psorische symptomen actiever, virulenter en
dynamischer zijn dan de symptomen van de veel passievere blokkade, die dienovereenkomstig wordt
gekenmerkt door symptoomschaarste.
De passieve blokkadesymptomen zijn tevens minder dynamisch en treden minder op de voorgrond dan
acute en acuut miasmatische verschijnselen. Het verschil in dynamiek is opvallend groot. De
adynamische en passiviteit bevorderende invloed van in het verleden niet goed doorgemaakte ziekten
staat genezend reageren van de Dynamis op de veelzijdige antipsorische symptomen en het passende
antipsoricum in de weg. Het vormt een blokkade.
De niet goed doorgemaakte ziekte uit het verleden en het onvermogen om relatief vrij op het minerale
constitutiemiddel te reageren vormen tijdens de antipsorische behandeling een voortdurende rem. De
patiënt reageert niet of onvoldoende op goed gekozen middelen. Frustratie is het gevolg en voor de
beginnende homeopaat niet zelden desillusie. De Dynamis is in zijn reacties dubbel gehandicapt:
enerzijds door de psorische belasting, anderzijds door de biografische of erfelijke blokkade. Hierdoor
lijkt de patiënt bijna ongeneeslijk. Afhankelijk van de duur van de blokkade en de mate waarin deze
genezende reacties in de weg staat, is het noodzakelijk de bij de blokkade passende nosode af te wisselen
met het antipsorische minerale constitutiemiddel.
De nosode heft de stagnatie van de Dynamis op, zodat deze ruimte krijgt om te reageren op het
constitutiemiddel. Zo ondersteunt de nosode de werking van het antipsoricum en zijn ze complementair
aan elkaar.
Een andere situatie die wij regelmatig in de praktijk tegenkomen is de volgende. Na aanvankelijk goede
en constructieve reacties op het minerale constitutiemiddel blijven verdere reacties uit. Het is alsof een
soort „reactiemoeheid‟ is opgetreden, die verdere vooruitgang in het genezingsproces belemmert. Alsof
een soort indifferente Dynamis verdere medewerking weigert.



                                                                                                       109
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Dynamis te stimuleren op geïndiceerde constitutiemiddelen te reageren. Soms is het voldoende zulke
tussenmiddelen slechts eenmaal toe te dienen; andere keren moeten ze regelmatig worden herhaald. LM-
potenties lenen zich daartoe uitstekend en kunnen in dagelijkse afwisseling met het minerale
constitutiemiddel worden ingenomen.
Essentieel is dat wij weten wat we doen en welk doel wij willen bereiken. Dat wil zeggen: kunnen
herkennen van de indicaties voor de verschillende ziektesoorten en hun verschil in dynamiek; en weten
dat nosoden, plantaardige-, dierlijke- of tussenmiddelen dienen om de genezende reacties op het
minerale constitutionele antipsoricum te bespoedigen.


Samenvatting
Homeopathische middelen zijn aan elkaar gerelateerd in hun werking. Het beste effect hebben
complementair werkende middelen. Middelen toegediend in LM-potentie gaan zich gedragen als
complementair. Onder ziektedynamiek wordt de heftigheid en intensiteit van symptomen en
ziekteverloop verstaan. De achterliggende drijfveer is de miasmatische verstoring (psora, sycosis,
syphilis). Tussenmiddelen worden toegepast om de reactiekracht van de Dynamis te stimuleren.




                                                                                                 110
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Antipsorische behandeling
Als een rode draad loopt door Organon en Chronische Ziekten de anti-psorische behandeling van
chronisch zieke patiënten. Ofschoon Hahnemann‟s geschriften hierover niets aan duidelijkheid te
wensen overlaten, wordt er in de huidige homeopathie over het algemeen weinig mee gewerkt. Als
eenzijdige beschrijving van pathologische tendensen die zich endogeen constitutioneel voltrekken, heeft
de miasmaleer inderdaad ook weinig praktische waarde. Zij wordt pas werkelijk praktisch en bruikbaar
indien zij als grondslag wordt gezien van de ziekteclassificatie.
Zodra we dit begrijpen en ermee uit de voeten kunnen, zullen we waarschijnlijk op geen andere manier
meer willen werken!
Reikwijdte en potentieel van de behandeling worden erdoor enorm vergroot. Wat Hahnemann ons met
de antipsorische behandeling heeft nagelaten is van een rijkdom die tot op heden door onkunde en
onbegrip te weinig in praktijk wordt gebracht. De kern van de ziekteclassificatie en de eraan gekoppelde
miasmaleer draait om het psorisch miasma. Psora vormt de diepste kern van de problematiek van de
patiënt.

Organon, §78:
“De echte, natuurlijke chronische ziekten zijn die welke door een chronisch miasma ontstaan. Aan
zichzelf overgelaten, zonder gebruik van specifieke geneesmiddelen ertegen, worden ze steeds erger.
Zelfs onder de beste psychische en lichamelijke leefregels nemen ze toch toe en teisteren de mens met
steeds erger lijden tot aan het einde van zijn leven. Naast de door geneeskundige mishandeling
teweeggebrachte (§74) zijn dit de talrijkste en grootste kwelgeesten van het menselijk geslacht, want
zelfs de sterkste lichamelijke constitutie, de meest geordende leefwijze en de meest actieve energie van
de levenskracht kunnen ze niet overwinnen.”




                                                                                                    111
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
tijdgenoten de logica van mijn leer wel zullen inzien. Zullen ze die zorgvuldig navolgen en de winst
behalen die de getrouwe, precieze opvolging van de voorschriften zonder mankeren moet opleveren? Of
zullen ze, afgeschrikt door het ongehoorde van sommige van deze uiteenzettingen, die liever onbenut
laten, zonder ze te hebben uitgeprobeerd en nagevolgd?
Ik mag tenminste niet de hoop koesteren dat het deze belangrijke mededelingen beter zal vergaan dan de
al tot dusver door mij gepresenteerde algemene homeopathie.”


Ontwikkeling van de homeopathie
In de jaren tussen 1816 en 1828 zocht Hahnemann naar de achterliggende oorzaak van chronische
ziekten. Het was in zijn tijd gebruikelijk om iedere klacht als een op zichzelf staand probleem te
behandelen. Op termijn gaf dit niet het gewenste resultaat omdat de onderliggende chronische ziekte
zich ongestoord verder kon ontwikkelen, de patiënt uiteindelijk meesleurend in een vrije val, tot de dood
aan toe.

Chronische Ziekten, blz. 5:
“Of het nu sneller verliep of langzamer, zo was en bleef de gang van zaken van zulke behandelingen bij
alle niet-venerische, belangrijke chronische ziekten, zelfs als die behandelingen precies volgens de leer
van de tot dan bekende homeopathische kunst leken te worden uitgevoerd. Het begin was verheugend, de
voortzetting minder gunstig en de afloop hopeloos.”

In dit stadium werkte Hahnemann voornamelijk met plantaardige en dierlijke middelen. Minerale
antipsorica waren hem nog onbekend, ja, hij had psora als zodanig nog niet onderkend, begrepen en
gedefinieerd. Het ongunstige verloop van de toenmalige homeopathische behandeling prikkelde
Hahnemann tot verregaand, grondig onderzoek.

Chronische Ziekten, blz. 6:
“Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren 1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie! de Gever
van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door steeds maar na te denken,
onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen, dat
grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

Nauwkeurig onderzoek van chronische ziektegevallen leerde Hahne-mann dat alle betrokkenen in hun
voorgeschiedenis huiduitslag hadden gehad. Bij het merendeel der chronische patiënten was dit zo‟n
opvallende overeenkomst dat Hahnemann er de de bron inzag van de (niet-venerische) chronische
ziekten. Uit zijn omschrijving van de „aard der chronische ziekten‟ blijkt dat Hahnemann niet enkel
afging op zijn eigen waarnemingen.
De beschrijvingen van ziekten en ziektegevallen door andere auteurs hielpen hem tot zijn conclusies en
inzichten te komen betreffende pathologische ontwikkelingen voortkomend uit eerdere vormen van
huiduitslag. Uiteindelijk bracht het hem tot de ontdekking en vaststelling van het meest basale euvel, het
„Psora-miasma‟.

Chronische Ziekten, blz. 8:
“Zover was ik gekomen, toen ik bij mijn onderzoeken en observaties van zulke (niet-venerische)
chronische ziekten direct in het begin al waarnam dat de belemmering van de genezing van die
verschillende ziektegevallen (die bedrieglijk leken op eigensoortige, op zichzelf staande ziekten) op


                                                                                                      112
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
begin van alle ellende nadien gewoonlijk vanaf deze tijd.
Ook had bij soortgelijke chronische patiënten, die zo‟n besmetting niet toegaven, of ook wel, wat nog
vaker voorkwam, door onachtzaamheid niet opgemerkt of het zich in ieder geval niet konden herinneren,
mijn zorgvuldige speurwerk toch gewoonlijk uitgewezen dat zich kleine sporen ervan (enkele
schurftblaasjes, schimmels enz.) bij hen van tijd tot tijd, hoewel zelden, hadden voorgedaan als
onbedrieglijke tekenen van de voormalige besmetting van dit type.”

Psora wordt primair gedefinieerd als „een infectie of een besmetting‟. Dit rechtvaardigt de vraag: hoe
komt het dat de Dynamis niet in staat is deze psorische besmetting met haar vitale reactie ongedaan te
maken, terwijl dat met andere besmettingen wel gebeurt? Waarom verwerft zij, in tegenstelling tot wat
verwacht zou mogen worden, geen immuniteit tegen een vergelijkbare aanval in de toekomst?
Kennelijk is deze besmetting van een andere aard dan gebruikelijk. Het psorisch miasma kunnen we zien
als een besmetting die een soort parasitaire verbinding aangaat met de levenskracht zodra de Dynamis
geïnfecteerd, doordrongen en geïmpregneerd is. De Dynamis kan zich hier niet zonder hulp van ontdoen,
waardoor vanaf dat moment het functioneren van de levenskracht ziekelijk wordt beïnvloed. Zo gauw de
huiduitslag van de huid verdwijnt verandert zij in een chronische ziekte die in het organisme onzichtbaar
aanwezig blijft.
Het natuurwetmatige actie = reactie principe dat aan de activiteiten van de Dynamis ten grondslag ligt
raakt verstoord vanaf het moment van de psorische infectie, resulterend in disfunctie van de Dynamis.
De gezondheidsbalans, het natuurlijk evenwicht (homeostase) dat vóór de psorische infectie automatisch
door de Dynamis werd hersteld, raakt allengs meer verstoord en buigt steeds verder af van „gezondheid‟.
Psora maakt dat de Dynamis te traag en onvolledig reageert op prikkels. Voorts hebben de opgeroepen
symptomen als vanzelf de neiging om weer latent te worden.
Een dergelijke vertraagde en incomplete reactie kenmerkt alle psorische symptomatologie. Symptomen
treden een tijdje in meer of mindere mate op om vervolgens periodiek geheel of gedeeltelijk te
verdwijnen. De patiënt zou de indruk kunnen hebben aan de beterende hand te zijn. Niets is minder
waar. Bij lichte tegenslag, soms zelfs zonder directe aanleiding, vlammen de klachten weer op, dikwijls
erger of soms anders dan bij de voorgaande terugval. Spontaan verlaat de psorische belasting de
Dynamis nooit. Ze zal zich tijdens het leven steeds nadrukkelijker laten gelden, om uiteindelijk pas uit te
doven met het overlijden van de patiënt.

Organon, voetnoot 1, §78:
“Als de jongen zich ontplooit tot man, als bij het meisje de geregelde menstruatie begint en dit gepaard
gaat met een voor geest, ziel en lichaam weldadige leefwijze, blijven die chronische aandoeningen vaak
meerdere jaren onopgemerkt. De slachtoffers lijken dan in de ogen van familie en kennissen volkomen
gezond, alsof de hun door infectie of erfelijkheid ingeplante ziekte totaal verdwenen is. Maar ze komt in
de latere jaren, bij tegenwerkende gebeurtenissen en omstandigheden in het leven, onontkoombaar
opnieuw tevoorschijn en neemt des te sneller toe, naarmate het levensbeginsel door verzwakkende
hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door ondoelmatige geneeskundige behandeling is
ondermijnd.”


Psora gewekt
Omstandigheden en gebeurtenissen (incidenten) kunnen de sluimerende en latente psora wekken tot de
manifestatie van een chronische ziekte. Zoals Hahnemann in bovenstaande voetnoot aanduidt wordt de
psorische belasting door infectie verkregen of door erfelijkheid ingeplant. In de huidige tijd is het niet


                                                                                                       113
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
praktijk!
Hahnemann beschrijft psora als een soort oermoeder, als grondoorzaak van alle chronische ziekten. Na
besmetting, soms al tijdens de gang door het geboortekanaal, maakt zij zich in het allereerste begin
kenbaar door een jeukende uitslag, die soms alleen maar bestaat uit enkele „papeltjes die wellustig
jeuken‟. De besmetting is een feit.
Nadat de levenskracht „dynamisch‟ geïnfecteerd en doordrongen is met de psorische besmetting
verschijnen er tijdens de primaire reactiefase van de Dynamis (actie = reactie) jeukende bultjes op de
huid. Wanneer dit een éérste reactie op de psorische infectie is spreken we van primaire psora. Zolang
de primaire manifestatie zich op de huid bevindt kan de patiënt nog gemakkelijk van de psorische
belasting worden genezen.
In de voetnoot bij §246 van de vijfde editie van het Organon schrijft Hahnemann dat primaire psora zich
het snelst laat genezen door de patiënt eenmaal per week gedurende twaalf à dertien weken een dosis
Sulphur te geven en Carbo vegetabilis wanneer dit onvoldoende werkt.




                                                                                                   114
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
inwendige aantasting van het gehele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die
soms maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijke kriebelige, opwindende jeuk en een
speciale geur.”

Chronische Ziekten, blz. 121:
“Het blijft derhalve een uitgemaakte zaak dat de genezing van de complete, verderfelijke psora door de
antipsorica alleen dan het gemakkelijkste plaats vindt als de oorspronkelijke schurftuitslag nog
aanwezig is.”

Zodra de primaire schurftuitslag hetzij spontaan, hetzij door medisch handelen van de huid verdwenen is
spreken we van secundaire psora. Alle chronische ziekten van psorische aard die we in de praktijk
tegenkomen behoren tot de ziekten ontsproten aan secundaire psora. Door hun geaardheid zijn deze
moeilijker te behandelen en neemt de behandeling langere tijd in beslag.

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen.
Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere
van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar.”


Karakter van psora
Het karakter van psora - de vertraging en verstoring van de Dynamis - vormt de diepst mogelijke
verstoring. De levenskracht kan op drie fundamentele manieren in haar werkzaamheid verstoord raken.
Ze kan met overdaad reageren (te veel), ze kan met vernietiging reageren (destructie) of ze kan te weinig
reageren (gebrekkig).
De laatste reactiewijze heet psora.
De twee andere reactiepatronen getuigen van meer vitaliteit en dynamiek en zijn daarom gemakkelijker
te behandelen en te verhelpen. Psora vergt meer tijd. De dynamiek en daarmee de ontvankelijkheid van
de psorisch besmette en belaste Dynamis is veel lastiger te prikkelen. Bovendien zijn er meer
geneesmiddelen benodigd. Aldus moet psora worden gezien als de grondoorzaak van de meeste
chronische ziekten. Psorische manifestaties zijn tot ver in de menselijke geschiedenis terug te vinden,
wat psora de oudste pathologische verstoring maakt. Psora is zo met het menselijk identiteitsgevoel
verweven dat bepaalde eigenschappen die wij onszelf toedichten psorisch ingekleurd zijn zonder dat wij
het ons realiseren. Sterker nog, wij ervaren de psorische beperkingen in onze constitutie veelal als
normaal. Wanneer we ons onvrij voelen, niet open en spontaan vanuit onszelf durven of kunnen
reageren, terwijl daartoe geen aanleiding is, kunnen we spreken van een uiting van de psorische
gesteldheid. Hebben we van nature de neiging om tegen dingen op te zien of faalangst te krijgen in
moeilijke situaties, dan is dit evenzeer een psorisch reactiepatroon.

Chronische Ziekten, blz. 11:
“De psora is het, die oudste, meest algemene, verderfelijkste en desondanks meest miskende chronisch-
miasmatische ziekte, die als sedert vele duizenden jaren de volken heeft mismaakt en gepijnigd, maar in


                                                                                                     115
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
wereld steeds meer wordt geteisterd. De psora is de oudste chronisch-miasmatische ziekte die wij
kennen.”

Na de acute behandeling van de gevolgen van een incident of epidemische ziekte komt altijd de
chronische constellatie en daarmee de behoefte aan een antipsorisch geneesmiddel naar boven.
Anders gezegd: een plantaardig of dierlijk middel of een nosode dient altijd te worden gevolgd door een
mineraal constitutiemiddel vanwege de constitutionele psorische belasting. Indien passend dient dit liefst
tot aan de eindverergering te worden toegediend, omdat anders de chronische constitutionele verstoring
onvoldoende wordt beïnvloed en de patiënt niet duurzaam geneest.


Ontwikkeling psora miasma
De ontwikkeling van het psorisch miasma kent globaal genomen twee fasen.
Eerst komt de primaire psora, die door onderdrukking of via overerving meegekregen, overgaat in
secundaire psora. In de praktijk zullen wij vrijwel uitsluitend met secundaire psora te maken krijgen. De
geaardheid van de psorische belasting is enkel te spiegelen door het passende geneesmiddel. De impuls
die het minerale antipsoricum geeft en de reactie erop van de Dynamis werken samen om de chronische
gevolgen van de psorische besmetting op te lossen. De ernst van de verstorende werking van het
psorisch miasma stelt tegelijkertijd een soort kwaliteitseis aan de benodigde geneesmiddelen om de
verstoring op te heffen. Niet ieder homeopathisch middel bezit die kwaliteit. De groep die zich door deze
kwaliteit onderscheidt noemen we antipsorische geneesmiddelen (antipsorica). Met deze term brengen
wij een hiërarchisch onderscheid aan in de diverse geneesmiddelgroepen.
De resterende middelen betitelt Hahnemann als de overige homeotherapeutica. De indicaties voor zulke
middelen liggen in andere ziektesoorten dan de psorische. Welke middelen tot de antipsorica worden
gerekend geeft Hahnemann aan in Chronische Ziekten:

Chronische Ziekten, blz. 176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
van de haast ontelbare psorasymptomen.”

De substanties die onderdeel uitmaken van het stoffelijk lichaam zijn dus bij machte zijn om de
psorisch verstoorde Dynamis tot zelfgenezing te stimuleren, mits toegediend in gepotentieerde,
gedynamiseerde vorm. Hoe groot de affiniteit tussen Dynamis en stoflichaam is lezen we in het
Organon.
Organon, §9:
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”


Primaire zorg van de Dynamis




                                                                                                      116
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
kwaliteiten”. De gezonde mens ontwikkelt zich volgens dit patroon.
Allereerst moet het organisme door de Dynamis in een gesteldheid worden gebracht die ontwikkeling
van hogere menselijke kwaliteiten mogelijk maakt. De ontwikkeling van het stoflichaam gaat aan de
ontwikkeling van het gevoelsleven en het geestelijke en spirituele leven vooraf. Het schept er min of
meer de voorwaarden voor. Gaat er deze ontwikkeling iets mis dan passen wij geneesmiddelen uit
dezelfde stoffelijke minerale sfeer toe om te stimuleren tot genezing, dat is: „wording‟ of, beter nog,
„zelfwording‟.
Omdat tussen Dynamis en stoflichaam de grootste affiniteit bestaat, zijn het speciaal de minerale
substanties waaruit het stoflichaam is opgebouwd die als homeopathisch antipsoricum werken. Een
ontregeling van de Dynamis heeft het eerst een uitwerking op de mineraalhuishouding van het
organisme, die bijgevolg (in gepotentieerde vorm) bij uitstek geschikt zijn om de disfunctie weer
ongedaan te maken. Het is Hahnemann‟s grote verdienste de minerale middelen voor de geneeskunst te
hebben ontsloten en tegelijkertijd de indicaties, vanuit de ziekteclassificatie, te hebben aangereikt!
Antipsorica optimaliseren daadwerkelijk de constitutie, die met iedere volgende geneesmiddelinname en
met ieder volgend geneesmiddel geleidelijk wordt bevrijd van de chronische psora die de gezondheid
bedreigt. De vooruitgang komt eveneens tot uitdrukking in de gezondere kwalitatieve en kwantitatieve
verhoudingen van de mineralen in het stoflichaam. Afhankelijk van de tijdsduur van de verstoring, zal
de levenskracht, onder invloed van de antipsorica, de mens steeds meer de mogelijkheid bieden de
gezondheid zo te beleven als in §9 omschreven staat.

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekten, heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Duurzaam herstel van de gezondheid is uiteindelijk slechts mogelijk door adequate antipsorische
behandeling. Dit is het doel van de homeopathische behandeling. Alle overige ziektesoorten die dit
proces kunnen storen dienen homeopathisch met de passende middelen het hoofd te worden geboden,
zodat zo min mogelijk energie verloren gaat en, in de eerste plaats, om het hogere doel, adequate
antipsorische behandeling, mogelijk te maken. Alle niet-antipsorische middelen die tijdens de
behandeling worden ingezet zijn bijgevolg voorwaardescheppend voor het effectieve verloop van het
enige dat uiteindelijk duurzame genezing kan bewerkstelligen: de antipsorische behandeling.

Organon, §205:
“De homeopathische arts zal nooit een van de primaire symptomen van de chronische miasma‟s en ook
niet een van de stoornissen die er secundair uit zijn voortgekomen, plaatselijk behandelen (noch door
uitwendige, dynamisch werkzame noch door mechanische middelen). Maar als zich die primaire of
secundaire symptomen voordoen, zal hij alleen het grote miasma genezen dat er aan ten grondslag ligt.
Daardoor verdwijnen dan ook vanzelf zijn primaire en secundaire symptomen.”




                                                                                                   117
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
achtergrond. Miasmatische behandeling is de enige manier om constitutionele oorzaken aan te pakken.
De andere ziektesoorten zijn qua geaardheid ongelijksoortig aan de endogeen miasmatische
verstoringen. Plantaardige of dierlijke middelen brengen de constitutionele genezing geen stap dichterbij
wanneer wordt verzuimd tevens een antimiasmatisch mineraal middel in te zetten.
Heeft de patiënt echter een geslachtsziekte gehad dan moet de antipsorische behandeling worden
opgeschort en dient de geneesmiddelkeuze te berusten op de symptomen die nog van de geslachtsziekte
resteren. Hieruit blijkt het belang van goede navraag, ook naar zo‟n dikwijls delicaat onderwerp als
geslachtsziekte.

Organon, §206:
“Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint, is het absoluut noodzakelijk eerst
met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syfilis (of eventueel gonorroe).
Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste alleen maar
verschijnselen van syfilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte) aanwezig zijn.”

Een geslachtsziekte die zich in het bestaande symptoombeeld niet meer nadrukkelijk manifesteert kan
desondanks blokkerend werken op de antipsorische behandeling. Dit kan een reden zijn om de bij de
geslachtsziekte horende nosode voor te schrijven in afwisseling met het antipsoricum totdat uit de
ongeremde reactie op het antipsoricum blijkt dat er van een constitutionele venerische belasting geen
sprake meer is. De antipsorische behandeling is een ontwikkelingsweg. Indien goed bewandeld bevrijdt
deze van ziekelijke tendensen in de constitutie en de eruit voortvloeiende consequenties voor het ziels-
en geestelijk leven. Zo krijgt de patiënt weer een gezonde kijk op zichzelf en zijn leven. Hij maakt
andere keuzes, het leven krijgt meer diepgang en biedt meer bevrediging.
De Dynamis, en daarmee de mens, is gelouterd, gezuiverd en geheeld. Alle andere homeopathische
geneesmiddelen (plantaardig, dierlijk, tautopathisch en nosoden) functioneren enkel als ruimtescheppend
voor helende constitutionele reacties op minerale antipsorica.
Organon, §1:
“De hoogste en enige roeping van de arts is zieke mensen beter te maken, wat men genezen, helen
noemt.”


Samenvatting
Psora zorgt voor een dynamische verstoring van de levenskracht waardoor deze haar balans niet meer
kan herstellen. Het balansverlies leidt tot een chronisch ziekteprobleem dat nooit uit zichzelf kan en zal
verdwijnen. Psora kent twee stadia: primaire psora, waarbij zich de eerste uitslag nog op de huid
bevindt, en secundaire psora, die meteen ontstaat nadat de eerdere huiduitslag van de huid verdwijnt en
in het organisme onderduikt. Alle chronische klachten die naderhand optreden behoren tot de secundaire
psora. Psora is de oudste en diepste chronische verstoring die de mens teistert en die, door Hahnemann
“een duizendkoppig monster” genoemd, ontelbare chronische ziekten veroorzaakt.
De venerische chronische miasma‟s zijn van later datum en doorgaans geënt op psorische bodem. De
minerale middelen passen bij het psorisch miasma. Alle andere ziektevormen kunnen de antipsorische
behandeling verstoren en dienen derhalve behandeld te worden met de voor hun specifieke
geneesmiddelen. Genezing van de psorische belasting van de Dynamis is het doel van de
homeopathische                                                                               behandeling.




                                                                                                      118
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Blokkerend effect
Acute collectieve ziekten (epidemische ziekten) kunnen een korter of langer blokkerend effect hebben
op het verloop van de antipsorische constitutiebehandeling. Nauw in verband hiermee staan wat
Hahnemann wisselziekten noemt. Beiden kunnen gevolgen hebben voor de chronische
ziektebehandeling.
Een epidemische ziekte is van exogene aard. Het is een pathologische impuls van buitenaf, die grote
groepen mensen aandoet en bij een deel ervan ziektesymptomen oproept. Of en de mate waarin de
epidemische ziekte manifest wordt hangt af van de individuele gezondheid en miasmatische gesteldheid.
In die zin is de levenskracht erbij betrokken. Desondanks ontwikkelt de epidemische ziekte zich niet
primair vanuit een dynamische endogene ontregeling, doch dient zij te worden opgevat als een poging
van de levenskracht om onder druk van de (epidemische) ziekteverwekker de gezonde balans te
handhaven c.q. te herstellen.
Een epidemische ziekte kent een en dezelfde exogene oorzaak en vertoont een specifiek beeld, dat
„genus epidemicus‟ wordt genoemd.
Met het stijgen van het aantal „slachtoffers‟ komen de typische kenmerken van de epidemie aan het licht.
De genus epidemicus verschaft ons een totaaloverzicht, dat past bij Gelsemium, Eupatorium, Arsenicum
e.d. We kunnen zelfs de voor ieder middel typerende reacties voorspellen, omdat bij acute ziekten
dikwijls vergelijkbare reactiepatronen optreden. Dat neemt niet weg dat iedere epidemische ziekte
onbevooroordeeld wordt tegemoet getreden, in de wetenschap dat elke ziektesituatie eenmalig en uniek
is. Om met Hahnemann te spreken:

Organon, §100:
…“hij moet nooit vermoeden in plaats van waarneming zetten …”

Organon, §101:
“Het kan zijn, dat de arts tijdens een epidemie niet direct bij de eerste patiënt, die in zijn praktijk
voorkomt, het complete beeld ervan te zien krijgt. Elke zodanige collectieve ziekte toont immers pas bij
de observatie van meerdere gevallen het volledige beeld van haar symptomen en verschijnselen.
Maar toch kan de arts bij zorgvuldig onderzoek vaak al aan de eerste en tweede patiënt de werkelijke
toestand zo benaderen, dat hij er zich een karakteristiek beeld van kan vormen – en dan ook wel een
geschikt homeopathisch passend geneesmiddel voor hen vindt.”

Organon, §102:
“Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast, hebben weliswaar een gelijke ziekte,
voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het complete beeld van zo‟n epidemische ziekte
en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit
het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende lichamelijke condities volledig geabstraheerd
en omschreven worden. En de kennis van die totaliteit is nodig om een overzicht te krijgen over het
gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest passende homeopathische geneesmiddel kan
worden gekozen.”


Appèl op de levenskracht


                                                                                                    119
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
dat automatisch de chronische miasmatische gesteldheid gaat meevibreren en het tot een acuut
miasmatische ziekte maakt. Dan is de patiënt nog veel zieker. Oudere patiënten kunnen zelfs in de
risicofase komen te verkeren omdat zij dikwijls reeds lijden aan een ver ontwikkeld stadium van
chronisch ziekte. Sterfgevallen komen voor, die dan worden toegeschreven aan de griep.
De chronische ziekte wekken tot een acute uiting heeft een trager herstel tot gevolg. Het duurt langer eer
patiënten weer de „oude‟ zijn en vaak is het zo dat zij “sinds de griep” nooit meer de „oude‟ zijn
geworden. Verwezen wordt dan naar de ziekte van Pfeiffer, of een hevige griep (waarna de patiënt
diabetes ontwikkelde), of een hevige verkoudheid (waarna de patiënt astma kreeg) enz. Dit is de rubriek
„Never well since‟.
In de acute fase gebruiken wij geneesmiddelen uit de bij deze ziektegroep behorende plantaardige en
dierlijke remedies.

Chronische Ziekten, blz. 161:
“Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica,…
Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Wanneer blijkt dat dit onvoldoende werkt vanwege een dreigende acuut miasmatische manifestatie moet
er antipsorische hulp worden ingeroepen.

Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:
“De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acute miasmatische ziekten, als ze
niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak een antipsorische
assistentie nodig – zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een specifiek
homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk hielp ik dan na
met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel had gebruikt. In dat
geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”


Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling
Bij een epidemische ziekte wordt een antipsoricum alleen ingezet wanneer uit verloop en duur van het
herstel blijkt dat dit door de endogeen constitutioneel psorische belasting wordt vertraagd en
bemoeilijkt. Het komt in de praktijk geregeld voor dat wij de afweging moeten maken om een acute
ziekte wel of niet te behandelen. Met betrekking tot de continuering van de chronische
constitutiebehandeling is het meestal raadzaam wél tot behandeling over te gaan. Een acute ziekte die in
korte tijd en doelmatig wordt genezen bewerkstelligt een conditie die de reacties op het antipsoricum
verbeteren.

Chronische Ziekten, blz. 163:
“Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we gewoonlijk nasleep, naziekten noemen),
die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met
een psora te maken, die zich tot chronische ziekte aan het ontwikkelen is. Dus zal hij deze, volgens de
leer van dit boek, antipsorisch weten te genezen. Het is hier de plaats erop attent te maken dat de grote
epidemische ziekten, de mensenpokken, mazelen, purpura, roodvonk, kinkhoest, najaarsdysenterie en



                                                                                                        120
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Zodoende kan bij vele tot zover herstelde patiënten de psora, die tevoren in hun binnenste sluimerde en
latent aanwezig was, snel actief worden hetzij in schurftachtige uitslagen of in andere chronische
kwalen. Als die niet naar behoren antipsorisch worden aangepakt, zullen ze, omdat nu het organisme
nog in zo‟n grote uitputting verkeert, in korte tijd een hoogtepunt bereiken.
In zo‟n geval verkondigt dan de gewone allopathische arts, als de patiënt na al zijn inadequate
maatregelen sterft – wat vaak gebeurt – dat hij gestorven is aan de gevolgen van de kinkhoest, de
mazelen enz. Maar deze gevolgen zijn de ontelbare chronische ziekten in de talloze vormen van
ontplooide psora, waarvan men tot dusver de oorsprong niet kende en die derhalve onbehandeld zijn
gebleven.”


Breekpunt in de biografie
Dat het doormaken van een heftig verlopende acute ziekte veel energie kost behoeft geen verder betoog.
Zelfs wanneer dit zich jaren geleden heeft voltrokken, maar de acute aandoening door de patiënt als
breekpunt in zijn leven wordt beschouwd, is er reden om er alsnog op voor te schrijven. Het zal anders
zo goed als zeker als een soort blokkade tijdens de behandeling opduiken, of het doet dat al meteen al,
waardoor de patiënt op geen enkel voorgeschreven middel adequaat reageert. Daarom is het van cruciaal
belang dat dergelijke breekpunten met de anamnese in kaart worden gebracht. Zo krijgen we er zicht op
of de patiënt een bepaalde nosode nodig heeft, bijvoorbeeld Variolinum. Het betekent geenszins dat hij
een „Variolinum-constitutie‟ heeft, want dat is onmogelijk. De Variolinum-toestand zit het
zelfgenezende vermogen in de weg. Zonder het oplossen van de blokkade kunnen de geïndiceerde
antipsorica hun werk niet naar behoren doen.


Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit
Wisselziekten nemen een andere plaats in.
Bij epidemische ziekten gaat het vrijwel zonder uitzondering om koortsende infectieuze ziekten, terwijl
wisselziekten soms wel en soms niet met koorts gaan gepaard. Bovendien behoren ze niet tot de
besmettelijke infectieuze (epidemische) ziekten doch betreffen meestal één afzonderlijke patiënt. Gaan
zulke periodieke ziekten wél met koorts gepaard dan worden ze wisselkoortsen genoemd.

Organon, §233:
“De typische wisselziekten zijn die, waarbij op een vrij nauwkeurig bepaalde tijd, bij een schijnbaar
goede conditie, een steeds identieke ziekelijke toestand recidiveert en in een evenzo bepaalde tijd weer
ophoudt. Men vindt dit zowel bij de schijnbaar koortsloze, maar kenmerkend (op bepaalde tijden)
komende en gaande ziekelijke toestanden, alsook bij die met koorts – de veelsoortige wisselkoortsen.”

Wisselziekten kenmerken zich door een klachtenpatroon met een zeker ritme en regelmaat, een zekere
periodiciteit. De patiënt krijgt zomaar opnieuw die onverklaarbare koorts, of ieder voorjaar die lastige
hooikoorts, of elk najaar als het kouder wordt die piepende bronchitis. Het zijn ziekten die op gezette
tijden, met de regelmaat van een klok, hun stempel drukken op het welbevinden van de patiënt.

Organon, §234:
“De hier overwogen ziektetoestanden, die bij één enkele patiënt (want ze plegen niet sporadisch of
epidemisch voor te komen) op bepaalde tijden, typisch, recidiveren, schijnbaar zonder koorts, horen
steeds bij de groep van de chronische ziekten, meest de zuiver psorische, slechts zelden gecompliceerd


                                                                                                    121
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
te kunnen doven.”


Wisselziekten – chronische ziekten op psorische grondslag
Wisselziekten, ongeacht of ze koortsend zijn of niet, behoren tot de “chronische ziekten op psorische
grondslag”. Primair moeten ze daarom met antipsorische middelen worden behandeld. Het betreft veelal
aandoeningen van acute aard, waardoor ze enige gelijkenis vertonen met acuut miasmatische ziekten.
Anders dan de acuut miasmatische ziekte keert de wisselziekte echter steeds met een zekere regelmaat
terug. Ieder jaar gedurende een vaste periode wordt de patiënt geconfronteerd met hetzelfde probleem.
Hiermee is het begrip wisselziekte van toepassing op veel patiënten!
Patiënten wier klachten zich kenmerken door regelmaat kunnen mogelijk eveneens tot deze groep
worden gerekend. In de acute fase wordt er behandeld met de passende niet-antipsorische middelen.
Vervolgens, in de rustige fase, worden de antipsorica ingezet.
Zo wordt de patiënt met hardnekkige hooikoorts op carcinogene basis genezen in de winter door de
geïndiceerde antipsorica, eventueel in afwisseling met Carcinosinum. De patiënt met najaarsbronchitis
geneest in voorjaar en zomer. In de rustige fase kunnen de antipsorica in alle rust hun werk doen. Dit is
onmogelijk wanneer de Dynamis tijdens een acute fase in een staat van opwinding verkeert. Dooft het
wisselziekteachtige karakter van de klachten niet uit dan is als tussenmiddel China officinalis vereist.
De patiënt die na een tropenreis thuiskomt met een malaria-infectie zal beter reageren op de
antipsorische behandeling als hij tussendoor het middel China gebruikt. Zonder antipsorica zal hij niet
constitutioneel genezen. Maar zelfs met het juiste gebruik van passende antipsorica is met regelmaat
China officinalis nodig om de wisselkoortsachtige aard van het klachtenpatroon duurzaam te
doorbreken. China, als tussenmiddel, vormt zo tijdens de chronische constitutiebehandeling het
geneesmiddel voor de ontregeling van de Dynamis die zich op regelmatige, gezette tijden manifesteert.
De aard van de klacht is niet zo van belang. China neutraliseert de wisselkoortsachtige tendens,
waardoor de antipsorica voor de verdere genezing kunnen zorgen. Daar China een plantaardig middel is
ligt constitutionele genezing buiten haar werkingssfeer.


Samenvatting
Een epidemische ziekte is exogeen van origine en doet grotere groepen mensen aan. Afhankelijk van
leeftijd, vitaliteit en chronische ziekteontwikkeling kan de interferentie van de epidemische ziekte met
de chronische gesteldheid een ziektecrisis veroorzaken. Epidemische ziekten worden behandeld met de
voor hen specifieke middelen uit planten- of dierenrijk.
Epidemische ziekten hinderen de voortgang van de antipsorische behandeling. Niet goed
doormaken van een epidemische ziekte kan de antipsorische behandeling langdurig
blokkeren.
Wisselziekten zijn ziekten die zich met regelmatige tussenpozen voordoen bij één en dezelfde patiënt. Ze
behoren tot de psorische ziekten. Wisselziekten kunnen het karakter hebben van acuut miasmatische
ziekten. Om hun wisselkoortsachtige karakter te doorbreken is tijdens de antipsorische behandeling
dikwijls            China            officinalis          vereist          als            tussenmiddel.




                                                                                                     122
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt
Psychisch zieken en psychiatrische patiënten vergen intensieve begeleiding. In de dagelijkse praktijk
zijn er altijd wel één of twee patiënten bezig uit een psychische impasse te geraken. Het kan een
uitdaging zijn die onze kundigheid aardig op de proef stelt. Gelukkig is het merendeel van zulke
patiënten goed te behandelen.
Waarschijnlijk het moeilijkst zijn patiënten die reeds sinds de puberteit als „manisch depressief‟ zijn
gediagnosticeerd. Na jaren lithiumgebruik wenden zij zich tot de homeopaat, met als doel de lithium en
eventuele andere medicatie af te bouwen. Homeopathie boekt hier goede resultaten, al kan bij dergelijke
patiënten, ten gevolge van het onder het lithium „niet geleefde leven‟, het probleem optreden dat zij
moeite hebben de levensdraad weer terug te vinden c.q. op te pakken.
De ziekte is opgeheven maar de levensloop komt niet op gang. Vaker echter is het alsof zij onder de
stolp vandaan komen waaronder zij jarenlang hebben geleefd. De ontwikkelingen in het persoonlijk
leven hernemen hun loop. Gebeurtenissen lijken elkaar in sneltreinvaart op te volgen. Ineens is er de
jarenlang gewenste relatie of zwangerschap; nu lukt het wél die baan te verwerven of dat huis of die
studie. Het betekent dat de verstoring is opgeheven en het leven zijn loop neemt zoals het bedoeld was!
Een voor patiënt en homeopaat zeer bevredigende situatie!


Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste
Hahnemann noemt de „psychische‟ ziekten „eenzijdige‟ ziekten.
Eenzijdige ziekten worden getypeerd door een eenzijdig symptoombeeld. Er is een uiterst beperkte
groep symptomen en meer valt er dikwijls niet te melden!
De beperkte doch nadrukkelijk op de voorgrond tredende symptoomgroep laat alle andere symptomen
naar de achtergrond verdwijnen. Genezing wordt daardoor moeilijker. Hoe uitgebreider en verscheidener
de symptomen, hoe gemakkelijker de rode draad en een passend geneesmiddel zijn te vinden. Behalve
het mentaal/emotionele beeld hebben we ook nog plaatselijke totaalsymptomen, generaliteiten, eventuele
concomiterende symptomen e.d., waardoor een gefundeerder geneesmiddel keuze mogelijk wordt.
Wanneer enkel mentale symptomen present zijn wordt een differentiaaldiagnose tussen mogelijk
geïndiceerde geneesmiddelen aanzienlijk lastiger.
Psychische ziekten zijn dus eenzijdig ziekten. De psychische verschijnselen, psychosen, wanen e.d.
treden sterk op de voorgrond en vragen zo alle aandacht. In de praktijk lijkt het vrijwel onmogelijk en
soms zelfs ongepast het hoofd-voeten-schema na te vragen, alsof we de aandacht van het werkelijke
probleem willen afleiden.
Bij de psychotische patiënt met identiteitsverlies hebben we aan symptomen uitsluitend wat zich op het
moment manifesteert en wat wij zelf kunnen waarnemen of van familieleden horen. We moeten het doen
met een beperkt aantal symptomen, die nagenoeg allemaal samenhangen met de zelfbeleving van de
patiënt en diens verstoorde relatie met de omgeving. Ofschoon we te maken hebben met een „acute
ziekte‟ (!) is er toch veelal sprake van een chronische psorische achtergrond.

Organon, §210:
“Bij de psora horen bijna alle ziekten, die ik eerder als “eenzijdig” betitelde. Die schijnen door deze
eenzijdige symptomatologie (waarbij ten opzichte van het enkele prominente symptoom alle overige
ziekteverschijnselen als het ware in het niet vallen) moeilijker te genezen. Tot deze soort horen de


                                                                                                   123
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
de affectieve en mentale gesteldheid gealtereerd.”

Psychische aandoeningen ontspruiten aan de psorische gesteldheid. Ze komen als eenzijdige uiting het
eerst als een acuut miasmatisch ziekte aan het oppervlak, de vorm aannemend van beperkte eenzijdige
psychische problematiek, bijvoorbeeld een psychose.
De ware oorzaak is evenwel de onderliggende psorische basisverstoring van de levenskracht.
De intense psychische problematiek berust op een onderliggende functionele verstoring van de Dynamis.
De psychische ontregeling werkt min of meer als een drukventiel waardoor de psorisch-dynamische
spanning die ervoor, soms jarenlang, werd opgebouwd kan ontsnappen.

Organon, §215:
“Bijna al die zogenaamde „geestes- en zielsziekten‟ zijn niet anders dan lichamelijke ziekten. Maar het
voor elk van hen typische symptoom van verstandelijke of affectieve ontstemming versterkt zich, vlugger
of langzamer, onder gelijktijdige vermindering van de lichamelijke symptomen, net zolang totdat het
zich tenslotte opvallend eenzijdig, haast als een locale stoornis in de onzichtbare fijne organen van
geestes- of gemoedsgesteldheid nestelt.”


Grondige anamnese
Het spreekt vanzelf dat een grondige anamnese onontbeerlijk is. In een echt acute fase is dit echter
onmogelijk. We moeten de patiënt eerst in rustiger vaarwater zien te krijgen. De psychose is het topje
van de ijsberg, die door adequaat voorschrijven voorlopig wordt verankerd. Nu komt het erop aan de
drijvende kracht achter de acuut miasmatische psychotische aandoening aan te pakken! Ongenezen en
beroofd van de psychische uitlaatklep zal de psorische predispositie zich hergroeperen en wederom
proberen de gezondheid duurzaam te ontregelen. De overvolle psychiatrische inrichtingen getuigen
ervan hoe dikwijls de psorische predispositie hierin slaagt.

Organon, §221:
“Maar als vanuit de gewone toestand van rust er plotseling een psychose of manie uitbreekt (door
schrik, ergernis, door spiritualiën enz.) als een acute ziekte, dan kan die, ofschoon bijna zonder
uitzondering ontstaan vanuit inwendige psora, als een eruit oplaaiende vlam, in haar acute begin niet
direct met antipsorica behandeld worden.
Eerst moeten hier de aangegeven middelen uit de groep van de overige
beproefde medicamenten1 in hoog gepotentieerde, minieme
homeopathische dosering worden toegepast om de acute toestand zover
weg te werken dat de psora voorshands terugkeert in haar vorige, bijna
latente staat, waarin de patiënt hersteld lijkt.”
Voetnoot1 b.v. Aconitum, Belladonna, Stramonium, Hyoscyamus, Mercurius enz.

Paragraaf 221 beschrijft hoe de vrijwel latente psora, de rustsituatie, door een incident, schrik, ergernis,
alcohol wordt gebracht tot de productie van acute klachten, “als een eruit oplaaiende vlam”. Het resultaat
is een acuut miasmatische ziekte, met op de achtergrond een al langer bestaand chronisch probleem.
Door een externe „trigger‟ wordt de mettertijd opgebouwde interne pathologische spanning als het ware
tot ontploffing gebracht en ontstaat een acute ziekte. Als geneesmiddelen voor zulke condities noemt
Hahnemann enkele niet-antipsorische plantaardige middelen en het niet-antipsorische metaal Mercurius.


                                                                                                        124
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Most read
dieper werkende minerale constitutiemiddelen. Laten we het inzetten van de dieper werkende minerale
antipsorica na dan laten we de psorisch pathologische ondergrond in tact.
Deze zal na verloop van tijd opnieuw opvlammen en andermaal de eenzijdige psychische aandoening
voortbrengen. Hahnemann adviseert de genoemde middelen toe te passen in hoge potentie en minimale
dosering. In de terminologie van de zesde editie van het Organon betekent dit: LM-potenties.

Organon, §222:
“Toch mag men zo‟n patiënt, die van een acute psychose door de genoemde niet-psorische
geneesmiddelen is hersteld, nooit als genezen beschouwen. Integendeel, er is geen tijd te verliezen. Men
moet hem direct door een verdere antipsorische, misschien ook antisyfilitische behandeling helemaal
bevrijden van het chronische miasma. Dat is namelijk weliswaar weer latent geworden, maar van nu af
aan zeer geneigd te recidiveren met aanvallen van de doorgemaakte waan- of affectieve ziekte.
Pas na voltooide behandeling is er geen soortgelijke, toekomstige aanval meer te vrezen, als de patiënt
tenminste zijn dieetregime en een geordende leefwijze trouw blijft.”

Afwisseling ook hier
Plantaardige, niet-antipsorische middelen hebben een stabiliserend effect op patiënten die net uit een
psychose komen. Sterke psychische schommelingen worden zo voorkomen. Afhankelijk van de duur
van de psychose is het aan te bevelen enige tijd door te gaan met het plantaardige middel en geleidelijk,
in afwisseling ermee, het antisporische minerale constitutiemiddel te introduceren. Omdat het de
constitutie dieper beïnvloed kan het minerale middel anders een toename van de psychische klachten
teweegbrengen.
Het plantaardige middel kan achterwege worden gelaten zodra blijkt dat het minerale middel goed wordt
verdragen. Het kan eventueel achter de hand worden gehouden worden om bij calamiteiten en sterke
schommelingen opnieuw dienst te doen als stabilisator, als acuut complement van het chronische
constitutiemiddel.


Een voorbeeld uit de casuistiek.
Een vrouw die door het verlies van haar kind in een psychose terechtkomt, waarvan de symptomen op
Ignatia wijzen, loopt het risico van recidivering indien de inname van dit middel te snel wordt gestaakt.
Werkelijk genezen kan Ignatia de constitutionele tendens echter niet, om de simpele reden dat het niet
behoort tot de antipsorica. Voor duurzame genezing van de psorische gesteldheid zijn de
complementaire minerale middelen vereist. De materia medica vermeldt met name Natrium muriaticum,
Aurum, Phosphoricum acidum en Sepia. (Hahnemann ziet Sepia als een der weinige antipsorica van
dierlijke origine.) Alle minerale geneesmiddelen met diepe antipsorische werking kunnen feitelijk
dienen als complement van Ignatia, op voorwaarde dat de symptomen erop wijzen!
Voor het duurzaam hervinden van haar innerlijke stabiliteit zal de moeder het op basis van
symptoomgelijksoortigheid geïndiceerde minerale antipsorische geneesmiddel nodig hebben.
Krijgt ze het dan, ondanks de inname van dit geneesmiddel af en toe toch nog echt „te kwaad‟, dan kan
ze op die erg moeilijke momenten de Ignatia eventueel nog gebruiken.




                                                                                                      125
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
psychotische patiënt. Zij hebben veel meegemaakt en hun geduld en incasseringsvermogen zijn danig op
de proef gesteld. Behalve de patiënt zelf zijn zij eveneens gebaat bij een goed verloop van de
behandeling. Een stabiele sociale omgeving is voor de psychisch zieke tijdens de herstelfase een
belangrijke factor. Alle genezing belemmerende factoren zouden van hem weggehouden moeten
worden.
Zwaar psychisch verstoorde patiënten zijn niet in huiselijke kring op te vangen en zullen moeten worden
opgenomen in een psychiatrisch zieken-huis. Helaas staat dit vrijwel gelijk aan het voorgeschreven
krijgen van allopathische medicatie, waardoor onderdrukking en daarmee toename van pathologie in de
hand wordt gewerkt.

Organon, voetnoot 1, §229:
“Het herstel van paranoïde, maniakale, en melancholische patiënten is alleen in een daarvoor speciaal
ingericht instituut te bewerkstelligen, niet in de eigen familiekring.”

Organon, §223:
“Laat men echter de antipsorische (of ook wel antisyfilitische) behande-ling achterwege, dan is het
vrijwel zeker te verwachten dat spoedig een nieuwe en meer hardnekkige aanval van de psychose
optreedt, terwijl er nog minder aanleiding toe is dan de eerste keer. En ondertussen ontwikkelt de psora
zich dan compleet en de patiënt belandt hetzij in een periodieke of continue psychische desintegratie, die
dan veel moeilijker antipsorisch kan worden genezen.”


Gebruik van psychofarmaca
Tegenwoordig zitten zulke psychische en psychiatrische patiënten vaak zwaar onder de medicijnen, die
de “continue psychische desintegratie” camoufleren. De psorisch pathologische tendens wordt,
ogenschijnlijk, aan banden gelegd met een arsenaal chemisch-synthetische middelen. Het effect ervan op
zowel geest als lichaam laat zich raden.
Homeopathische behandeling zal lange tijd in beslag nemen.
“Kunnen stoppen met de allopathische medicatie” is dikwijls wat de patiënt verlangt van de
homeopathische behandeling. Tegelijkertijd bestaat er zo‟n medicijnafhankelijkheid en zo‟n (niet
onterechte) angst voor een nieuwe psychose dat de moed tot het afbouwen van de medicatie in de
schoenen zinkt.
Ook hier biedt het gebruik van LM-potenties grote voordelen. De LM-potentie maakt het mogelijk de
allopathische medicatie heel geleidelijk af te bouwen, zonder dat zich crisissituaties voordoen. In
weerwil van de allopathische medicatie zal de LM-potentie, indien meerdere malen daags ingenomen,
toch een beperkt antipsorisch effect kunnen bewerkstelligen.
Daartoe kan nog worden bijgedragen door het passende middel af te wisselen met een geneesmiddel dat
de werking van de psychofarmaca enigszins neutraliseert. Samen zijn deze middelen doorgaans
toereikend om de allopathische medicatie te kunnen afbouwen. Het antipsorisch effect van het
homeopathisch geneesmiddel zal erdoor alleen maar meer toenemen. De eerste stap op de lange
genezingsweg is gezet.


Psychische klachten door ‘oorzaak van buiten’
Het merendeel der psychische ziekten ontstaat door een oplaaiende psora. Maar er zijn uitzonderingen:
bijvoorbeeld bij mensen die zoveel tegenslagen in hun leven te verwerken hebben gekregen dat ze er niet


                                                                                                      126
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
constitutie echter niet buiten schot. Waar de situatie in de beginfase nog betrekkelijk simpel
behandelbaar is, kunnen we na verloop van tijd niet zonder antipsorica.
Terwijl de eerder beschreven psychische ziekten een afspiegeling zijn van een ver ontwikkelde
sluimerende psora, draait het er bij de exogene variaties op uit dat in de levenskracht, ontregeld door
tegenslagen, de erin verankerde, latente psorische tendens wordt gewekt. Dit echter vaak pas na langere
tijd
Het onderscheid tussen beide vormen - de geestesziekte vanuit de geest of vanuit de ontregelde
levenskracht - is relatief eenvoudig te maken.




                                                                                                   127
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
bestaan, of die nu echt uit lichamelijke ziekte zou zijn voortgekomen of veeleer door opvoedingsfouten,
slechte gewoonten, verdorven zeden, verwaarlozing van de geest, bijgeloof of onwetendheid zou zijn
ontstaan. In dat geval kan men het volgende als criterium hanteren. Al zulke aberraties nemen af en
verbeteren door begrijpend en welwillend toespreken, door troost-gevende argumenten of door ernstige
en verstandige uiteenzettingen.
Maar een echte waan- of affectstoornis op somatische bodem wordt er snel door verergerd. De
melancholie wordt nog depressiever, klagender, meer ontroostbaar en teruggetrokken, maligne
paranoïdie wordt er nog meer door verbitterd en wartaal wordt duidelijk nog onzinniger.”

Bij geestesziekte gebaseerd op exogene oorzaken kunnen alle therapieën helpen die we tegenwoordig
kennen.
De mogelijk latent op de achtergrond sluimerende psorische, of soms ook syfilitische, predispositie kan
evenwel niet zo worden opgelost. Zodra de geestesziekte primair op somatische bodem is ontstaan, dat
wil zeggen: op basis van een dynamische psorische of soms ook syfilitische ontregeling van de
Dynamis, haalt bijvoorbeeld psychotherapie niet veel meer uit omdat er basaal geen „gezond‟ stuk meer
is aan te spreken in de patiënt. Alle therapeutische input zal uiteindelijk in geen andere output resulteren
dan in een toename van de klachten.
Pas wanneer de balans van de psorisch of syfilitisch belaste Dynamis is hersteld door antipsorische c.q.
antisyfilitische behandeling kan de patiënt beter op z‟n verantwoordelijkheid worden aangesproken en is
er een voedingsbodem geschapen voor psychotherapie.


Samenvatting
De psychische ziekten behoren tot de eenzijdige ziekten waarbij, door het verschuiven van het
symptoombeeld, de lichamelijke symptomen naar de achtergrond zijn verdwenen. De psychische ziekten
komen voor het merendeel voort uit een onderliggende psora.
Psychische ziekten kunnen tevens ontstaan door langdurige of ingrijpende tegenslagen. Dan compliceert
de psychische gesteldheid zich vaak later met de fundamenteel psorische verstoring. Zulke psychische
aandoeningen van buitenaf reageren goed op andere therapieën, in tegenstelling tot psychische ziekten
veroorzaakt door psora.
In de acute fase worden psychische ziekten behandeld met plantaardige en dierlijke middelen. Zo gauw
de acute fase achter de rug is moet antipsorisch worden behandeld om terugval te voorkomen.




                                                                                                        128
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Hoge potenties
Reeds tijdens Hahnemann‟s leven was het gebruik van hoger gepotentieerde geneesmiddelen een
controversiële kwestie. De verschijning van Chronische Ziekten in 1828 en de erin beschreven
antipsorische geneesmiddelen, die vrijwel uitsluitend - naar de toenmalige maatstaven - in hoge
potenties moesten worden voorgeschreven, riepen grote spanningen op in de groep volgelingen van de
pasgeboren nieuwe geneeskunst. Het voorwoord van de uitgever (Richard Haehl) van de eerste uitgave
der zesde editie (1921) beschrijft de toenmalige sfeer aldus:
(Januari 1821) “Hahnemann had met de buitenwereld, afgezien van zijn patiënten, weinig verbinding en
voeling meer in deze periode. Hij was tot inwoner van Köthen geworden. Ook met zijn eigen leerlingen
en collega‟s bleef de persoonlijke omgang tot een klein groepje beperkt, die hem af en toe in Köthen
bezochten en met wie hij een levendige briefwisseling onderhield. De verenigingsambities van de
homeopathische artsen, die hij over het algemeen wantrouwend, vaak zelfs afwijzend bejegende,
ondersteunde en stimuleerde hij geenszins.
Ook de wetenschappelijke en schrijversactiviteiten verdwenen meer en meer naar de achtergrond.
Slechts op twee uiteenlopende gebieden vlamden ze nog een keer op.
In 1828 verscheen „Die Chronische Krankheiten, ihre eigentümliche Natur und homöopathische
heilung.‟
Door de publicatie van Chronische Ziekten werd de vervreemding van Hahnemann ten opzichte van een
groot deel der homeopathische artsen openlijke vijandschap. Hahnemann wilde alle chronische ziekten
baseren op slechts drie chronische miasma‟s: Syfilis, Sycosis en Psora (waarvan de laatste de
verderfelijkste ziekte zou zijn) die zich bovendien sinds vele duizenden jaren van geslacht op geslacht
zouden hebben voortgeplant.
Dit werd door de homeopathische artsen gelijkelijk afgewezen als de door Hahnemann aanbevolen
antipsorische geneesmiddelen. Bij zijn voorschriften was hij tot steeds hogere verdunningsgraden
overgegaan.
Uiteindelijk verklaarde hij de 30ste centesimale potentie de werkzaamste. Hiervan liet hij veelal slechts
en maanzaad-groot korreltje nemen, waarna hij 30, 40, 50 en meer dagen afwachtte (vierde editie
Organon).
De „wetenschappelijk-kritische‟ richting in de Homeopathie wees zowel de psorische ziekteverwekker
alsook de lang werkende hoge potenties van de hand en verweet de „zuivere homeopaten‟ een
gedachteloze eed op het woord van de meester. Hahnemann op zijn beurt noemde de homeopaten van de
„wetenschappelijke‟ richting „halfhomeopaten‟, die hij voor veel gevaarlijker vijanden van zijn
homeopathie hield dan de publieke tegenstanders. De langdurige en heftige strijd tussen de
Hahnemannianen en de halfhomeopaten werd tenslotte door een scherp aanvalsartikel op 23 oktober
1832 in het „Leipziger Tagesblatt‟ openbaar gemaakt.”


Inzichtelijk homeopathisch handelen
Er moesten in de „homeopathische school‟ enkele harde noten worden gekraakt. De miasmaleer, of
beter: de ziekteclassificatie, bleef in Hahnemann‟s tijd onbegrepen en werd tot op de dag van vandaag
nooit de basis voor inzichtelijk homeopathisch handelen. Door vooroordeel en onwetendheid werden (en
worden) daarnaast de potenties beschreven in de zesde editie van het Organon niet of nauwelijks in de
praktijk gebruikt. De diverse stromingen die de homeopathie kent begonnen reeds tijdens Hahnemann‟s
leven.


                                                                                                     129
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
latere vierde editie van het Organon vormde de basis voor de manier waarop de homeopathie door de
Amerikaanse homeopaten werd ontwikkeld.
De praktische aanwijzingen in Chronische Ziekten over ziekteclassificatie en miasmaleer werden niet in
de praktijkvoering geïntegreerd. Dit heeft grote consequenties gehad voor de ontwikkeling van de
homeopathie.
Blinde navolging van Hahnemann gaat natuurlijk te ver, maar anderzijds is het weinig beter hem te
passeren zonder minimaal grondig kennis te hebben genemen van wat hij ons heeft nagelaten.
De verdieping van de praktijkvoering, de deskundigheid en het begrip van de homeopathie die dit
oplevert kan naar mijn idee op geen enkele andere wijze worden verkregen. Het getuigt niet alleen van
respect, maar ook van zelfinzicht, wanneer we in overeenstemming met de woorden van Dr. Wilhelm
Schwarzhaupt in het voorwoord van de hernieuwde uitgave der zesde editie van het Organon in 1955
concluderen:
“Indringende studie heeft mij ertoe gebracht er van af te zien het werk van Hahnemann in moderne
taalvorm te gieten. Niet als laatste op basis van mijn wens piëteitsvol en in alle bescheidenheid achter
het genie van Hahnemann terug te treden.”


Twee verschillende potentiereeksen
De homeopathie kent twee verschillende potentiereeksen. Het oudst zijn de centesimale- of C-potenties,
waarmee Hahnemann gedurende langere tijd verwoed experimenteerde om te beantwoorden aan het door
hem zelf geformuleerde axioma. Dit axioma is hij zijn gehele leven trouw gebleven: “Het hoogste ideaal
van genezen is een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel van de gezondheid.”
En met betrekking tot de werking van geneesmiddelen: “Het door mij aangegeven procédé maakt
medicijnen van hoogste activiteitsontplooiing en mildste werking, die echter, mits goed gekozen, alle
zieke plekken geneeskrachtig beïnvloeden.” Bij zijn streven naar het meest zachtzinnige herstel stuitte hij
steeds opnieuw op het probleem van potentie en dosering.
Propageerde Hahnemann in de vierde editie van het Organon nog de eenmalige snuifdosis (olfactie), om
vervolgens 30, 40, 50 dagen of langer af te wachten, in de vijfde editie adviseert Hahnemann het
geneesmiddel - zeker bij primaire psora - in een wekelijks ritme in te nemen.
In het hoofdstuk over het technische gedeelte in het derde deel der Chronische Ziekten, gepubliceerd in
1837, schrijft Hahnemann dat homeopathische potenties bij voorkeur in vloeibare vorm moeten worden
toegepast en voor iedere inname enkele malen moeten worden geschud. Op deze wijze gaf Hahnemann
ook de naar onze begrippen „lagere‟ C-potenties om de dag, of. zoals hij zelf schrijft, “bij voorkeur
iedere dag”:
Chronische Ziekten, Engelse uitgave, aanhangsel “Concerning the technical part of homeopathy”:
“In chronische ziektegevallen heb ik ervaren dat het beste één dosis (d.w.z. een lepel vol) van een
oplossing van het passende geneesmiddel gegeven kan worden; ten minste iedere twee dagen, maar
gewoonlijk iedere dag.”
De voortdurende experimenten met geneesmiddelen en potenties in verschillende doses hadden het
bereiken van een ideaal tot doel: “een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel”. Hahnemann‟s activiteiten
resulteerden in de jaren 1837-1843 in de ontwikkeling van een revolutionair nieuwe potentiewijze, die
hij in de achttien maanden voorafgaand aan het laatste half jaar vóór zijn dood, in zijn 87ste levensjaar,
alsnog in de laatste editie van het Organon verwerkte.

Organon, §275:



                                                                                                       130
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal die gift beslist, ongeacht de weldadige
aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
geval onnodige, veel te sterke impressie die ervan uitgaat op de levenskracht.”

Gezien het doorslaggevende belang van de soort potentie en de eraan gekoppelde dosis is het voor
Hahnemann een levenslange zoektocht geweest om geneesmiddelpotenties te ontwikkelen die aan het
gestelde doel beantwoorden. Een zoektocht die is uitgemond in een ontdekking waarmee wij ons
voordeel kunnen doen.


De bereiding van homeopathische geneesmiddelen
De door Hahnemann gebruikte potentiëringsschaal was tot de vijfde editie van het Organon de C-
potentie. Bij de C-potentie is de verdunningsgraad van de geneesmiddelhoeveelheid ten opzichte van de
draagsubstantie 1:100. Substanties die niet direct oplosbaar zijn in vloeistof worden eerst door
verwrijving met melksuiker tot een niveau gebracht waarop ze wel opgelost kunnen worden in water of
alcohol. De grens waarna alle vaste substanties oplosbaar zijn in vloeistof ligt bij de miljoenvoudige
verdunning, dat is: C3. Moeilijk oplosbare stoffen worden zodoende eerst tot een miljoenvoudige
verdunning - C3 - verwreven met melksuiker.
Deze procedure is identiek voor de bereiding van C-potenties én LM-potenties. Pas vanaf de C3 treden
er in de bereiding wezenlijke verschillen op.
Het potentiëringsproces maakt de latente geneesmiddelkrachten vrij die in de materie verscholen liggen.
De wegen voor het vrij maken van deze latente energie zijn bij C- of LM-potenties verschillend.

Organon, §269:
“De homeopathische geneeskunst haalt voor haar speciale behoefte de innerlijke, spirituele, medicinale
krachten van de ruwe grondstoffen te voorschijn door middel van een geheel eigen
behandeling,”waardoor ze allemaal pas echt bijzonder, ja zelfs onmetelijk „doordringend‟ actief en
dienstig worden, zelfs die substanties onder hen, die in onbewerkte toestand niet de minste medicinale
kracht op het menselijk lichaam laten blijken. Deze merkwaardige verandering in de eigenschappen van
natuurlijke stoffen ontwikkeld door mechanische inwerking op hun kleinste partikels, door verwrijven en
schudden (terwijl ze door middel van een indifferente droge of vloeibare substantie van elkaar
gescheiden zijn), de latente dynamische krachten die tevoren onopgemerkt, als het ware sluimerend in
hen verborgen waren (§11) en vooral invloed kunnen uitoefenen op het levensbeginsel, op de conditie
van dierlijk leven. Daarom wordt deze bewerking van die stoffen dynamiseren of potentiëren genoemd
(ontwikkelen van artsenijkracht) en de ontstane producten dynamiseringen ofwel potenties in
verschillende graden.”

Organon, voetnoot 2, §269:
“Net zo ontwikkelt wrijven van de geneesmiddelsubstantie en schudden van de oplossing ervan
(dynamisering, potentiëring) de geneeskundige, in haar verborgen krachten en ontplooit die steeds
meer. Men zou misschien mogen zeggen, dat het de materie spiritualiseert.”

Organon, §270:




                                                                                                   131
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
genomen.”
Dynamisatieproces
Het “spiritualiseren van de materie” vindt stapsgewijs plaats, volgens een procedure die in totaal drie uur
in beslag neemt.
Een derde deel van honderd grein melksuiker wordt in een vijzel gedaan met daarop één grein van het te
dynamiseren geneesmiddel. Dit wordt omgeroerd en vervolgens met de stamper gedurende zes à zeven
minuten krachtig verwreven. Daarna wordt het mengsel gedurende drie à vier minuten bijeengeschraapt
en dan opnieuw zes à zeven minuten verwreven, gevolgd door nog eens drie à vier minuten van
bijeenschrapen.
Hierna wordt het tweede derde deel van de melksuiker toegevoegd en zes à zeven minuten ermee
verwreven, gevolgd door drie à vier minuten schrapen. Daarna zes à zeven minuten verwrijven en drie à
vier minuten schrapen. Nu, na veertig minuten, wordt het laatste derde deel van de melksuiker
toegevoegd. Weer volgt zes à zeven minuten verwijven en drie à vier minuten schrapen en tenslotte de
laatste keer zes à zeven minuten verwrijven en drie à vier minuten schrapen.
Zo wordt de eerste honderd grein van het geneesmiddel in wording verwreven en is na één uur de
potentie C1 ontstaan.
Om C2 te maken wordt 1 grein van de C1 vermengd met het eerste derde deel van de tweede honderd
delen melksuiker, waarna op precies dezelfde wijze wordt te werk gegaan als bij de bereiding van de C1.
Dus in drie keer 20 minuten met afwisselend verwrijven en schrapen. Zo is na twee uur de potentie C2
bereikt. Volgens exact hetzelfde procédé wordt tenslotte de C3 potentie bereid.


Organon, voetnoot 11, §270:
“Dat zijn de drie trappen van de droge poedertrituratie, welke, als ze correct zijn uitgevoerd, al een
goed begin gemaakt hebben met de activiteitsontplooiing (dynamisering) van de medicijnsubstantie.”

Voor de bereiding van de volgende C-potenties (1:100) wordt deze procedure gevolgd:
Chronische Ziekten, blz. 182:
“De eerste oplossing kan niet in pure alcohol gebeuren, omdat melksuiker niet oplost in alcohol.
Derhalve vindt de eerste oplossing plaats door gelijke delen water en alcohol. Daarom worden bij een
grein van het beschreven, door wrijven miljoenvoudig (C3) gepoten-tieerde, medicinale poeder 50
druppels gedestilleerd water gevoegd. Dit wordt door enkele keren het flesje om zijn as te laten draaien
gemakkelijk opgelost; vervolgens worden er 50 druppels goede alcohol aan toegevoegd en zo het slechts
voor tweederde met dit mengsel gevuld en met een stop gesloten flesje twee keer (dus met twee
neerwaartse slagen van de arm) geschud.”

Met de verkregen vloeistof C4 worden kleine, niet-medicinale globuli geïmpregneerd, die nadat ze op
vloeipapier vlug zijn gedroogd in een flesje worden opgeslagen met het etiket „C4‟. Bij de bereiding van
de C5 potentie wordt gebruik gemaakt van de lagere C4. Eén korreltje van de C4 potentie wordt opgelost
in 1 druppel water. Vervolgens worden er 99 of 100 druppels alcohol aan toegevoegd. Deze oplossing
wordt wederom slechts tweemaal geschud. Met de verkregen oplossing worden opnieuw
melksuikerkorrels geïmpregneerd en daarna snel gedroogd. De verkregen potentie is „C5‟. Zo kan met
dit procédé vervolgen tot in de hoogste potentiegraden.
Voor alle duidelijkheid wil hier gezegd zijn dat bij de correcte bereiding van de centesimale potenties
iedere volgende potentie tijdens het bereidingsproces slechts tweemaal geschud wordt. De
dynamisatiegraad neemt dus bij iedere volgende trap met twee schudslagen toe.


                                                                                                       132
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
schudden. De mate van dynamisering tussen de onderlinge elkaar opvolgende potenties is derhalve
beperkt. Indien goed bereid is de veelgebruikte C30 potentie dus minder dan 60 keer geschud.Tot C3 is
er namelijk alleen sprake van verwrijving Volgens Hahnemann wordt deze beperking in de
dynamiseringsmogelijkheden opgelegd door het geringe verdunningsmedium van 1:100.
Homeopathische geneesmiddelen die anders worden gemaakt wijken af van Hahnemann‟s aanwijzingen.

Organon, voetnoot 6, §270:
“Toen men nog volgens het aanvankelijke voorschrift, steeds een volle druppel van de dilutie van lage
potentie voegde bij 100 druppels 96%-alcohol om hogere potenties te maken, was de verhouding van
het verdunningsmedium ten opzichte van de daarin te dynamiseren hoeveelheid geneesmiddel (100 op 1)
veel te krap bemeten dan dat veel van zulke schudslagen, zonder dat men teveel geweld moest gebruiken,
in staat zouden zijn de krachten van de gebruikte geneesmiddelsubstantie naar behoren en in hoge mate
tot ontplooiing te brengen. Vermoeiende proefnemingen hebben me daarvan overtuigd.”


Vermoeiende proefnemingen
We mogen er gevoeglijk vanuit gaan dat het inderdaad “vermoeiende proefnemingen” zijn geweest die
Hahnemann overtuigden. Bij het schrijven van het Apotheker Lexicon, tussen 1793 tot 1797geschreven,
verbeterde Hahnemann de eerdere editie door alle vermelde proeven te onderwerpen aan een kritisch
onderzoek. In voetnoten gaf hij dan zijn commentaar om vervolgens een betere, door hemzelf
ontwikkelde procedure aan te bevelen. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het door Hahnemann
geschreven Apotheker Lexicon, in Duitsland hét handboek voor de apotheker, zo‟n honderd jaar lang als
standaardwerk in gebruik is geweest! Met dezelfde nauwgezetheid als waarmee hij het Apotheker
Lexicon schreef, zal hij de “vermoeiende proefnemingen” hebben uitgevoerd om tot de bereiding van
optimaal werkende potenties te komen. Dit ten behoeve van zijn eigen patiënten, maar zeker ook ten
voordele van het homeopathisch nageslacht.
De centesimale potenties hielden tijdens Hahnemann‟s leven lang stand. Met de jaren kwam verandering
in de wijze waarop ze werden voorgeschreven. Hahnemann heeft veel geexperimenteerd met het
voorschrijven van geneesmiddelen in potenties, in droge en in vloeibare vorm, in snijfdosis en met
verschillende frequenties van inname van het middel. Deze nam geleidelijk toe van één keer in de paar
maanden, bij duidelijke terugkeer van symptomen, tot in 1835 één keer in de week gedurende twaalf tot
dertien weken bij een „vers‟ ontstane psora (voetnoot §246, vijfde editie Organon). Uiteindelijk werden
de C-potenties, zoals Hahnemann in 1837 beschrijft, ook bij chronische ziektegevallen om de dag of
zelfs bij voorkeur dagelijks gegeven. Dit onder de voorwaarde dat de het geneesmiddel in vloeibare
vorm werd verstrekt en vóór iedere toediening één of meerdere keren geschud. Tijdens dit stadium van
Hahnemann‟s ontwikkeling - in 1837 - zien we de directe voorloper van de manier waarop latere LM-
potenties worden voorgeschreven. In Chronische Ziekten vinden we herhaaldelijk dat de
geneesmiddeltoediening plaatsvond door ruiken aan medicinale geneesmiddelkorrels of aan een
oplossing van 40%-alcohol waarin het geneesmiddel was opgelost. Op verzoek van zijn leerlingen, die
bang waren dat de meer materieel ingestelde beroepsgenoten moeite zouden hebben met de snuifdoses
en dit daarom de homeopathische zaak geen goed zou doen, heeft Hahnemann, die zelf deze wijze van
praktiseren hanteerde, de snuifdosis als wijze van inname in de zesde editie van het Organon
onderbelicht gelaten.

Organon, §248:



                                                                                                   133
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken acht à tien maal
krachtig worden geschud.”

Dat het homeopathisch geneesmiddel op diverse manieren kan worden toegediend spreekt ook uit §284
van zesde editie van het Organon:
“Behalve de tong, de mond en de maag, die meestal bij het medicijn innemen worden geraakt, zijn in het
bijzonder ook de neus en de ademorganen ontvankelijk voor de inwerking van geneesmiddelen in
vloeibare vorm, door middel van ruiken en van inademen via de mond.”


Verdere ontwikkelingen
De gebruikelijke methode van éénmalige inname van een droge korrel van een homeopathisch
geneesmiddel correspondeert met de wijze waarop Hahnemann homeopathie bedreef vóór 1828. Dit is
de periode vóór de publicatie van Chronische Ziekten, waarin de ervaringen opgedaan tussen 1816 en
1828 zijn vervat. Vér voor 1828 werkte Hahnemann klaarblijkelijk al niet meer op de manier die
tegenwoordig voor menig homeopaat nog wél steeds gebruikelijk is! Voor Hahnemann moesten toen de
vruchtbaarste jaren nog komen. De conclusie moet zijn dat latere homeopaten, voor wat betreft
Hahnemann, genoegen hebben genomen met de vroegere, minder ontwikkelde vorm van homeopathie.
In de „Parijse periode‟ ontwikkelde Hahnemann een totaal nieuwe potentiereeks, de zogenaamde LM-
potenties. Toen de zesde editie van het Organon in 1921 werd uitgebracht stuitte wederom een aspect
van de homeopathie op onbegrip van de beroepsgroep. Ditmaal ging het om de compleet andere
methode van potentiegebruik. Nadat eerder de ziekteclassificatie en de miasmaleer niet begrepen en dus
niet in praktijk waren gebracht, gebeurde nu hetzelfde met LM-potenties. Aangevoerde redenen waarom
de nieuwe LM-potenties weinig tot niet werden gebruikt, behelsten de eigenaardigste redenaties.
“LM werkt minder krachtig dan C” tot en met de mening dat “Hahnemann in de Parijse periode seniel
werd”, of dat “de zesde editie niet van zijn hand was”. Afgezien van het feit dat Richard Haehl in de
eerste uitgave een complete verklaring en verantwoording geeft voor de authenticiteit van het manuscript
van de zesde editie, is de praktijk de ultieme test. In plaats van met bizarre excuses te komen zou het
beter zijn toe te geven dat de totaal nieuwe methode zo verschilt van wat ons is geleerd dat wij tijd nodig
hebben om aan de verandering te wennen.


Kennislacunes bij de beroepsgroep
Een boek als Chronische Ziekten is tot nu toe slecht begrepen, wat de vraag doet rijzen of dit met de
zesde editie van het Organon wellicht ook niet het geval is. Navraag bij zowel praktizijns als studenten
heeft mij geleerd dat homeopathieopleidingen aan beide standaardwerken nauwelijks aandacht besteden.
De student mag ze op eigen houtje bestuderen. Studenten worden opgeleid volgens de heersende opinie
binnen de school of van de docent. Wordt er wel gedoceerd uit Organon en Chronische Ziekten, dan
blijkt de hedendaagse werkwijze sterk af te wijken van de manier waarop Hahnemann de laatste twintig
(!) jaar van zijn leven praktiseerde!
Hahnemann‟s werk wordt op homeopathieopleidingen dikwijls overschaduwd door het werk van latere
meesters. Vroeger waren dat Kent, Hering, Allen, Lippe, e.d., nu zijn het Vithoulkas, Sankaran, e.d.. Al
met al zijn de wijsheden en ervaringen van de grondlegger van de homeopathie hierdoor overvleugeld.
De homeopathie heeft erdoor zeker een andere ontwikkeling doorgemaakt dan in de lijn van Hahnemann
had gelegen. Door de fundamenteel onvolkomen ontwikkeling van de homeopathie van vóór 1820, is de
latere ontwikkeling, berustend op de vierde editie van het Organon, eveneens onvolkomen. Bijgevolg


                                                                                                       134
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
een nachtkaars uit door onenigheid en strijd, die uiteindelijk voortkwam uit ONBEVREDIGENDE
RESULTATEN. Voor een belangrijk deel ligt de oorzaak van de versplintering in de homeopathie in het
onbegrip van wat Hahnemann de laatste twintig jaar van zijn leven nog aan de homeopathie heeft
toegevoegd. Verlaten van de bron draagt het risico van versnippering in zich. Veel verschillende
meningen gaan op, die elkaar bestrijden en die of hun relatie met de bron nooit hebben gehad of die
inmiddels allang zijn verloren.
Om te oordelen over Hahnemann‟s geschriften zullen wij die eerst grondig moeten bestuderen.


De LM-potentie
Mede dankzij zijn liefhebbende echtgenote Melanie was Hahnemann op het einde van zijn leven nog
intensief werkzaam in de praktijk. In deze periode ontwikkelde hij een nieuwe wijze van potentiëren met
als doel een milde en toch diepe en krachtige geneesmiddelwerking. Driekwart van zijn twee laatste
levensjaren besteedde hij aan het herschrijven van de vijfde editie van het Organon. In een brief
gedateerd 20 februari 1842 schrijft Hahnemann aan zijn uitgever Schaub:
“Zojuist heb ik na 18 maanden werken de zesde editie afgerond van mijn Organon, welke de mogelijk
meest volmaakte is.”
Deze editie van het Organon is geheel geënt op de nieuwe wijze van potentiëren en voorschrijven.


Bereiding van de LM-potentie
Zoals we hebben gezien bestaat er tot en met de C3 geen verschil in de bereiding van een C- of LM-
potentie. De C3 vormt de basis voor de verdere bereiding van de hogere dynamisatiegraden (potenties)
van zowel de C-reeks als de LM‟s.
Bij de bereiding van LM-potenties is de werkwijze als volgt:

Organon, §270:
“Om redenen die verderop in de voetnoot zijn aangegeven, wordt nu eerst van dit poeder (C3) één
bgrein opgelost in 500 druppels van een mengsel, bestaande uit één deel 90%-alcohol en vier delen
gedestilleerd water. Hiervan wordt één enkele druppel in een flesje gedaan. Daar voegt men 100
druppels 96%-alcohol (spiritus fortior) aan toe en geeft dan het toegekurkte flesje met de hand 100
krachtige schudstoten tegen een hard, maar toch elastisch voorwerp. Dit is dan het geneesmiddel in de
eerste dynamiseringsgraad. Daarmee worden fijne suikerglobuli eerst goed bevochtigd, dan vlug op
vloeipapier uitgespreid, gedroogd en in een toegekurkt flesje bewaard met het etiket van de eerste
potentiegraad(I). Van deze potentie wordt slechts één globulus genomen om verder te dynamiseren.”

Eerst wordt dus één grein opgelost in vijfhonderd druppels vloeistof en dit mengsel wordt niet geschud.
Van deze oplossing wordt één enkele druppel (één-vijfhonderdste deel) opgelost in honderd druppels
96%-alcohol.
Vijfhonderd maal honderd is 50.000, de verdunningsverhouding van de basisvloeistof. Het volume van
de C3 verwrijving wordt hiermee 50.000 keer verkleind.
Door honderd keer krachtig schudden wordt de geneesmiddeloplossing gedynamiseerd en de eerste LM-
potentie, nog in vloeibare vorm, verkregen. Hiermee geïmpregneerde globuli worden opgeslagen als LM
1. De LM kan worden verstrekt in de vorm van korrels of, gebruikelijker, in vloeibare vorm. De
miniscule globuli horen de grootte van een “maanzaadje” te hebben, zodat vijfhonderd ervan nog niet



                                                                                                   135
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Ter bereiding van de hogere potenties (dynamisaties) wordt één korrel opgelost in één druppel water.
Een globule van een grootte die in staat is één-vijfhonderdste deel van één druppel water op te nemen!
We wachten tot de korrel is opgelost en voegen er vervolgens honderd druppels 96%-alcohol (= 2ml)
aan toe. Het flesje met de oplossing wordt 100 maal krachtig geschud tegen een hard doch elastisch
voorwerp. Zo neemt met iedere stap van potentiëring het volume van de oplossing ten opzichte van de
massa van de geneesmiddelsubstantie met de factor 50.000 toe.
Met de nu ontstane oplossing worden weer globuli bevochtigd en vervolgens snel gedroogd op
vloeipapier. Zo krijgen we de LM 2.
Om hogere potenties te bereiden wordt steeds één globule van de lagere dynamisatie opgelost in één
druppel water. Daarna volgen de toevoeging van honderd druppels 96%-alcohol (factor 50.000) en
honderd krachtige schudslagen om de hogere potentiegraad te verkrijgen, waarmee dan opnieuw
globules bevochtigd kunnen worden.

Organon, §270:
“Door deze bewerking van ruwe geneesmiddelsubstanties ontstaan preparaten, die pas op deze manier
het volle vermogen verkrijgen de door het lijden aangetaste delen in het zieke organisme op de juiste
wijze te treffen en zodoende, door een gelijkende kunstmatige ziekteaandoening te creëren, dat het in die
delen aanwezige levensprincipe de gewaarwording van de natuurlijke ziekte verliest. Door deze
mechanische bewerking, als ze volgens het bovenstaand voorschrift naar behoren is uitgevoerd, wordt
bereikt dat de geneesmiddelsubstantie, die zich in ruwe toestand alleen maar als materie, soms zelfs als
niet-medicinale materie aan ons presenteert, zich door middel van zulke steeds hogere dynamiseringen
eindelijk helemaal tot een geestachtige, spirituele geneesmiddelkracht verfijnt en omvormt, die op
zichzelf weliswaar voor ons niet meer zintuiglijk waarneembaar is, maar waarvoor de medicinaal
geworden globulus al in droge vorm, maar nog veel meer als die weer in water is opgelost, de drager
wordt. In deze toestand bevestigt hij de heilzame werking van die onzichtbare kracht in het zieke
lichaam.”

Voor Hahnemann waren de nieuwe LM-potenties superieur.

Organon, voetnoot 7, §270:
“Deze bewering kan men niet onwaarschijnlijk noemen, als men bedenkt dat bij deze manier van
dynamiseren (waarvan ik constateerde, na veel moeizame proeven en controleproeven, dat de
preparaten het meest actief en tegelijk het zachtste werkten, dat wil dus zeggen het meest volmaakt) de
materie van het middel bij iedere dynamiseringstrap 50.000 keer verminderd wordt en desondanks
ongelooflijk veel aan kracht wint.
Hierdoor wordt het bijzonder waarschijnlijk dat de materie zich door zulke dynamiseringen
(ontplooiingen van haar echte, innerlijke medicinale essentie) op het laatst volledig oplost in haar
individuele spirituele wezen. Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen
kunnen beschouwen als bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”

Het moet wel ervaring zijn geweest die Hahnemann zo lyrisch maakte over de nieuwe
potentiëringsmethode! Wanneer we Hahnemann in het Organon op zijn woord mogen geloven had het
gebruik van C-potenties na deze ontdekking afgedaan. Het geven van „ruimte‟ - het noodzakelijke
volume aan de geneesmiddeloplossing - maakt het klaarblijkelijk mogelijk dat de geneesmiddelkracht
zich door de honderd schudslagen optimaal kan ontwikkelen. Het beoogde doel - “snel, zacht en



                                                                                                     136
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Organon, voetnoot 1, §275:
“De lof, die de laatste tijd door enkele homeopaten wordt toegezwaaid aan de grotere doses, (de C-
potentie is slechts 1:100 verdund en dus is de dosis veel groter) berust voor een deel op het feit dat ze de
lagere potenties van het aan te wenden medicijn gebruikten, volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze
gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren bij gebrek aan beter weten heb gedaan…)”

Bezien we de LM-potenties in het licht van de miasmaleer, de ziekteclassificatie en het benutten van de
complementaire effecten van geneesmiddelen, dan heeft het gebruik ervan veel voordelen boven het in
die zin verouderde gebruik van C-potenties. Het in de dagelijkse praktijk integreren van de laatste door
Hahnemann gedane ontdekkingen is de uitdaging waarmee de hedendaagse homeopathie wordt
geconfronteerd!

Een effectieve manier om van een Lm1 een Lm2 te maken:

1. Doe één korreltje Lm1 in een 5ml flesje voeg vervolgens één druppel gedestileerd water toe en laat
het korrelje oplossen;
2. Voeg 2ml (=100 druppels) 96% drink alcohol toe. sla het flesje100 maal zeer krachtig op een dik
boek.
3. Giet het flesje bijna leeg; voeg nu de inhoud van een buisje lac-sac (2ml) toe en beweeg dit flesje
zodat dat alle korreltjes bevochtigd (nat) worden.
4. Schud nu de inhoud van het flesje in een koffiefilter en vouw het filter dicht. Beweeg het filter met
daarin de korrels horizontaal, zodat de overtollige alcohol in het filter gaat en zodoende vervliegt.
5.Label het buisje met lm2 en de naam van het geneesmiddel. Maak een vouw in het koffiefilter en giet
de medicinaal gemaakte korrels terug in het buisje. De Lm2 is klaar.

Bij het voorschrijven aan de patiënt wordt 1 korrel opgelost in 2 ml alcohol 6% tot 40%. Voor iedere
inname, na een aantal schudslagen, doet de patiënt een snuifdosis .
Met het aantal schudslagen regel je de dynamisatie. Tesamen met de inname frequentie, EN DE DIEPTE
VAN HET OPSNUIVEN, regel je de dosering.
Na totaal 100 schudslagen moet je over wegen naar een hogere potentie te gaan. Immers tussen iedere
lm potentie zitten 100 schudslagen.                ZOLANG EEN POTENTIE ECHTER NOG DUIDELIJK
VERBETERINGEN BEWERKSTELLIGD DEZELDE POTENTIE DOORGEBRUIKEN

Organon § 271:
"Als de arts zijn homoeopatische geneesmiddelen zelf klaar maakt, wat hij redelijkerwijs, om mensen te
bevrijden van hun ziekten, altijd zou moeten doen, dan kan hij, als hij voor de genezing het uitgeperste
sap mischien niet nodig heeft, de verse plant zelf gebruiken. Dan kan hij met minder uitgangsmateriaal
volstaan. Hij doet dan bijv. Een paar grein ervan in een mortier om het met driemaal 100 grein
melksuiker op een miljoenste verdunning te brengen (§ 270) en dan de verdere potentiëring van een
opgeloste kleine fractie daarvan via schudden ter hand te nemen. Dit is een werkwijze, die men ook met
de overige, onbewerkte geneesmiddelsustanties van droge of olieachtige aard in acht moet nemen".
bVoetnoot 1
Totdat de overheid eindelijk inzicht krijgt in de onmisbaarheid van volmaakt toebereide homoeopatische
geneesmiddelen en die door een deskundige, onpartijdige instantie zal laten maken. Die geneesmiddelen
moeten dan aan de homoeopatische artsen van het land, die in homoeopatische ziekenhuizen in de


                                                                                                        137
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
genezing overtuigd zou kunnen zijn, maar ze ook aan zijn patiënten (rijk en arm) zonder betaling zou
kunnen verstrekken.

Het zelf bereiden en verder potentiëren van homoeopatische geneesmiddelpotenties is kennelijk vanuit
de optiek van Hahnemann min of meer een voorwaarde.

Samenvatting
Tot en met de C3 verwrijving is de bereiding van C- en LM potentie identiek. De C-potentiereeks wordt
bereid via de verdunningsverhouding 1:100 en wordt met iedere potentiestap gedynamiseerd door
tweemaal schudden.
De LM-potentie wordt bereid via de verdunningverhouding 1:50.000 en wordt met iedere potentiestap
gedynamiseerd door honderd maal schudden.
De LM wordt ook wel geschreven als 0/1, 0/2, 0/3 enz.; dit verwijst naar de methode met de globule.
De LM-potentie is volgens Hahnemann “de meest volmaakte potentie”. Desondanks is het gebruik ervan
in de homeopathie nooit echt goed doorgedrongen.




                                                                                                     138
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Verschillen tussen C- en LM-potenties
De toepassing van LM-potenties verschilt op veel punten van die van C-potenties. Mede daardoor is
gebruik van LM-potenties in de afgelopen tachtig jaar niet echt van de grond gekomen.
Bovendien besteden literatuur, opleidingen en seminars nauwelijks aandacht aan dit type potentie.
Laten we eens kijken naar de verschillen. Wie ook wel eens LM-potenties wil „proberen‟ moet zich
realiseren dat „proberen‟ meer inhoudt dan het vervangen van een C-potentie door een LM-potentie. Het
is een leerproces waarbij hij bereid moet zijn om weer vanaf het allereerste begin te beginnen.
LM-potenties zijn namelijk heel anders dan C-potenties. De reactiepatronen verschillen, de dosering
verschilt, het aantal schudslagen en de verdunningsgraad zijn per situatie anders, en de innamefrequentie
hangt af van het individu en de pathologie. De werkwijze verschilt hemelsbreed van de eenmalige
inname van een C-potentie. Niet iedereen is genegen zo‟n leerproces aan te gaan, doorgaans vanuit het
idee dat LM-potenties bewerkelijker zijn dan C-potenties.
Het onder de knie krijgen van de methode vergt een zekere inspanning, maar daarna vragen LM-
potenties niet veel meer werk dan C-potenties. De inspanning die wij ons moeten getroosten zou feitelijk
geen criterium mogen zijn. De herhaaldelijke confrontatie met de beperkingen van C-potenties en het
willen optimaliseren van de homeopathische behandeling zijn veel rechtmatiger beweegredenen!
Zeker bij gecompliceerde gevallen of bij patiënten met ernstige fysieke pathologie zullen LM-potenties
dikwijls uitkomst bieden. Maar ook bij de minder diep chronisch zieke patiënt kunnen we niet om de
voordelen van LM-potenties heen. Hahnemann beschrijft hoe de toepassing van LM‟s de
behandelingsduur tot één-derde of zelfs één kwart van de gebruikelijke duur kan bekorten.




                                                                                                     139
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
de zieke veel aan gelegen zijn deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart
ervan of zelfs nog korter, zodat een veel sneller herstel zou kunnen worden verkregen.”


Opvallende verschillen
Enkele opvallende verschillen met C-potenties zijn:
-    Een LM-potentie kan, ook bij chronische gevallen, dagelijks of desnoods meerdere malen per dag
worden ingenomen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen met een lange werkingsduur, zoals de minerale
constitutiemiddelen.
-    De LM-potentie wordt uitsluitend in vloeibare vorm toegepast,
Ook ruiken aan het geneesmiddel opgelost in alcohol wordt in het Organon als mogelijkheid
aangegeven.


Organon, §246:
“Zolang in een kuur vooruitgang gezien wordt en er nog DUIDELIJKE SPECTATULAIRE verbetering
(uiterst zeldzaam) is betekent dit altijd dat - zolang dit aanhoudt - iedere herhaling van welk
medicijngebruik dan ook absoluut uitgesloten is.” (zie ook voetnoot §246)

Het woord kuur wordt door Hahnemann in Organon en Chronische Ziekten steeds gebruikt in
samenhang met de antipsorische behandeling. Bij ziektevormen die een tijdelijk karakter dragen, zoals
incidenten en tussenziekten, spreekt hij doorgaans niet over een kuur. Zodra de acute klachten over zijn
wordt de inname van het acute middel afgebouwd en gestaakt. Bij op de chronische klachten
geïndiceerde constitutiemiddelen is dit niet zo. Tijdens de antipsorische kuur worden er geen andere
geneesmiddelen ingezet indien de patiënt duidelijk verbetert en wordt evenmin het eerdere geneesmiddel
herhaald.
Het draait hier om het begrip duidelijke vooruitgang. Bij een terugval of het optreden van een andere
ziektevorm (incident, tussenziekte, etc.) wordt zo spoedig mogelijk op de nieuwe situatie
voorgeschreven. Zolang er sprake is van een geleidelijke verbetering handhaven we de inname van het
geneesmiddel in de gegeven frequentie en wordt het vóór iedere inname steeds enkele malen geschud.

Organon, §280:
“Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
verhoging zolang gecontinueerd ...”


Centesimale reeks
De centesimale potenties bestaan in een bepaalde reeks waarbij de tussenliggende of intermediaire
potenties worden overgeslagen, zoals in het Kentiaanse schema, 30-200-M-10M-50M-CM-MM. (Flux
dynamisatie)
Bij LM-potenties wordt daarentegen iedere opvolgende potentie gebruikt. De dynamisatieverschillen
tussen de opeenvolgende potenties zijn dermate groot (honderd maal schudden + 50.000 maal
verdunnen) dat iedere dynamisatiegraad zijn effectiviteit zal aantonen. We starten de behandeling met de
laagste potentie graden




                                                                                                    140
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
deze moeilijkheden volkomen opgeheven. Hetzelfde welgekozen medicijn kan nu dagelijks doorgebruikt
worden en indien nodig zelfs maanden lang. Dat gaat dan zo, dat als de lagere potentie na één of twee
weken op is, men bij de behandeling van chronische ziekten op dezelfde manier op hogere potenties
overgaat (want bij de hierna uiteengezette, nieuwe manier van dynamiseren begint men met het
gebruiken van de laagste potentiëringsgraden).”

Is een bepaalde potentie uitgewerkt, wat zich toont in stagneren van de vooruitgang of in een terugval,
dan wordt overgegaan op een hogere, meestal volgende potentie: 0/1, 0/2, 0/3, 0/4, enz. Bij acute ziekten
werkt een potentie soms maar kort, zodat sneller moet worden overgegaan op een hogere. Bij chronische
gevallen kan één potentie dikwijls twee tot soms wel zes weken lang effectief zijn en vaak nog langer.
Zolang een bepaalde LM-potentie positieve effecten heeft wordt de inname ervan niet gestaakt en wordt
de potentie (nog) niet verhoogd. We willen het maximale uit iedere potentie halen. Te snelle overgang
op een hogere potentie kan de Dynamis problemen bezorgen met de gemaakte, (te) grote stap in
potentie. Dit blijkt uit een toename van klachten en het moeilijker kunnen vinden van de juiste dosering.
De dosering is juist wanneer de levenskracht er niet eerst met een verergering op reageert doch meteen
alle vrijgemaakte energie omzet in een verbetering van de klachten.
De LM-potentie wordt dagelijks in vloeibare vorm gebruikt. Hiertoe wordt één geneesmiddelkorreltje
opgelost in een bepaalde hoeveelheid water en een klein beetje alcohol toegevoegd om bederf te
voorkomen

Organon, voetnoot §248:
“In 40, 30, 20, 15 of 8 eetlepels water onder toevoeging van een beetje alcohol of een stukje houtskool
om de oplossing voor bederf te vrijwaren. Als men houtskool gebruikt, dan moet men die aan een draad
in de fles laten hangen en deze er alleen uittrekken als de fles geschud moet worden. De oplossing van
het geneesmiddelkorreltje (want meer dan één globulus heeft men er van een behoorlijk gedynamiseerd
geneesmiddel zelden voor nodig) in een zeer grote hoeveelheid water kan men vervangen doordat men
van een oplossing in bv. maar zeven à acht eetlepels water, na voorafgaand krachtig schudden van de
fles, één eetlepel in een glas water doet (van acht à tien eetlepels inhoud), dit vervolgens meermalen
krachtig omroert en hiervan de patiënt een bepaalde dosis toedient. Als de zieke bijzonder prikkelbaar
en gevoelig is, dan neemt men uit dit zo krachtig omgeroerde glas weer een thee- of koffielepel vol, die
men in een tweede glas water krachtig mengt, om daarvan de patiënt een koffielepel vol (of iets meer) te
geven. Er zijn patiënten die zo reagibel zijn dat het nodig is een derde of vierde glas op dezelfde manier
klaar te maken om een voor hen passende verdunning van de geneesmiddeloplossing te verkrijgen.”




                                                                                                      141
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
absolute hoeveelheid: bijvoorbeeld 100 ml. De basisoplossing wordt vóór de toediening van een
volgende dosis enkele malen krachtig geschud.

Organon, §248:
“Daartoe wordt de oplossing van het geneesmiddel vóór iedere toediening opnieuw gepotentieerd (met
bijv. 2, 4, 8, 10, of 12 schudslagen van de fles).


Niet ongemodificeerd herhalen
Het geneesmiddel wordt dus niet ongemodificeerd (ongeschud) herhaald.
Van de basisoplossing wordt 1 thee- of koffielepel genomen en deze wordt opgelost in een glas met
vijftig à honderd ml water. Deze oplossing wordt kort en krachtig geroerd. Van de aldus verkregen
oplossing kunnen één of meerdere thee- of koffielepels worden ingenomen, eventueel, afhankelijk van
de klachten, één of meerdere malen per dag. Het doel ervan is om de kunstmatige geneesmiddelprikkel
(wat een homeopathisch middel feitelijk is) precies af te stemmen op de gevoeligheid van de patiënt.
Geneesmiddelverergeringen worden zo voorkomen en genezing wordt optimaal gestimuleerd. Op deze
manier kunnen wij met de dosering nauwkeurig inspelen op de gevoeligheid en situatie. De opzet is het
voorkomen van verergeringen, die gelijk staan aan energieverlies en dus per saldo negatief zijn.
Patiënten wier vitaliteit op een laag pitje staat kunnen er niet nog eens een verslechtering bij hebben.
Homeopathische verergeringen hebben geen meerwaarde voor het ziekteproces en, volgens Hahnemann,
evenmin voor de bewustwording van de patiënt:

Organon, §253:
“Een nog zo klein begin van verbetering blijkt eruit dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en
geestelijk vrijer; hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter
sprake is van ook maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is
bevangener, onbeholpener, meelij-wekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle
houdingen, posities en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en
aantonen, al is het niet in woorden te beschrijven.”

Organon, voetnoot §253:
“Als een dosis onnodig groter is, werkt ze zelfs bij het homeopathisch meest passende middel te heftig.
Dan verstoort ze in het begin de geestelijke en stemmingstoestand te erg en te langdurig om bij de
patiënt spoedig de verbetering te kunnen gewaarworden, om nog maar te zwijgen van de andere nadelen
(§276) van al te grote doses. Hierbij moge ik opmerken dat tegen deze zo dwingende regel het meest
gezondigd wordt door eigenwijze beginners in de homeopathie en door artsen die uit de oude school
overgaan tot de homeopathische geneeskunde. Deze mensen zijn door oude vooroordelen in zulke
gevallen huiverig voor de minimale doses van de hoge geneesmiddel-potenties. Daardoor missen ze de
grote voordelen en de zegeningen van deze methode, die in duizend ervaringen als de meest heilzame
bevonden werd. Ze kunnen niet presteren, waartoe de echte homeopathie in staat is en geven zich te
onrechte voor haar leerlingen uit.”


Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen op gevoeligheid
Geneesmiddelveregeringen passen niet bij het doel van een “snel, zacht en duurzaam herstel van de
gezondheid”.


                                                                                                    142
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
De hoge innamefrequentie, soms zelfs meerdere keren daags, verhoogt het genezende effect van het
geneesmiddel en bekort daarmee de behandelduur.
Over het gebruik van C-potenties merkt Hahnemann op:

Organon, §246:
“Bij meer chronische ziekten daarentegen kan één dosis van een passend gekozen homeopathisch
middel het weliswaar soms ook wel klaar spelen de hulp te verschaffen waartoe dat middel in zo‟n geval
krachtens zijn aard in staat is, als men maar 40, 50, 60, 100 dagen afwacht. Maar aan de ene kant is
zoiets zelden het geval en aan de andere kant moet er de arts zowel als de zieke veel aan gelegen zijn
deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart ervan of zelfs nog korter, zodat
een veel sneller herstel kan worden verkregen. En dat is ook, zoals de laatste, vaak herhaalde
ervaringen mij hebben geleerd, heel goed te doen als men de volgende voorwaarden in acht neemt:
Ten eerste moet het medicament in alle zorgvuldigheid heel nauwkeurig homeopathisch gekozen zijn.
Ten tweede moet het hoog gepotentieerd (in Hahnemann‟s optiek dus in LM potentie), in water opgelost,
in behoorlijk kleine dosis toegediend worden met zulke tussenpozen als de ervaring het meest geschikt
bevonden heeft om de behandeling zo vlug mogelijk te laten verlopen. Dit echter met dien verstande dat
iedere dosis in potentie-graad iets verschillend moet zijn van de vorige en de volgende.”

En in de voetnoot van §247 over LM-potenties:
“Maar als iedere dosis in haar dynamisatiegraad wordt gemodificeerd, zoals ik hier nu leer, vindt zelfs
een vakere herhaling der giften geen aanstoot, al zou het middel ook nog zo hoog, met nog zoveel
schudslagen gepotentieerd zijn.
Men zou haast kunnen stellen dat ook het best uitgekozen homeopathisch middel pas als het in meerdere
verschillende vormen wordt toegediend, de ziekelijke ontstemming het meest efficiënt van het
levensprincipe kan verdrijven en bij chronische ziekten opheffen.”

En in §248:
“Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken 8 à 10 maal krachtig
worden geschud.”




                                                                                                     143
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Desondanks doet zich de eigenaardige situatie voor dat Hahnemann‟s volgelingen deze hint nauwelijks
ter harte hebben genomen.


Diversiteit van geneesmiddelinnamen
De dosering en toediening van homeopathische geneesmiddelen kent grote diversiteit en variatie.
Sommige patiënten behoeven driemaal daags een dosis, die voor inname tien keer moet worden geschud,
terwijl twee keer per week, met twee schudslagen voor inname, het maximum is voor anderen.
Sommigen reageren het best op olfactie, anderen moeten het medicijn enkele malen extra verdunnen. Bij
LM-potenties wordt niet alleen het geneesmiddelvoorschrift op het individu afgestemd doch ook de
wijze van inname. De wijze van inname hangt samen met de gevoeligheid, de mate van
ziekteontwikkeling en de ziektesoort c.q. hoe diep de pathologie in de constitutie is verankerd. Uit de
reacties op de gekozen potentie, dosis en frequentie kunnen we veel aflezen. Bij te sterke of te zwakke
reactie hoeft vaak alleen het aantal schudslagen te worden aangepast.
Maar talloze andere variaties zijn mogelijk, uiteenlopend van heel weinig tot heel vaak schudden; van
olfactie tot extra verdunning met één of meerdere glazen. Bovendien kan de innamefrequentie naar
behoefte worden veranderd. Een goede interpretatie van de reacties stelt ons in staat de potentie,
dosering en frequentie zo te kiezen dat deze gelijksoortig zijn aan de gevoeligheid en de behoefte van de
patiënt.


Homeopathische verergeringen
Bij chronische ziekten op endogeen miasmatische psorische basis dienen we aan het begin van de
behandeling bedacht te zijn op acuut miasmatische manifestaties, die soms wel „homeopathische
verergering‟ of „beginverslechtering‟ worden genoemd. De Dynamis, die lang gebukt is gegaan onder
het juk van het psorisch miasma, grijpt dan de door het geneesmiddel geboden mogelijkheid aan om zich
gedeeltelijk van het juk te bevrijden door middel van een heftige reactie. De acuut opspelende
chronische symptomen kunnen voor lastige situaties zorgen. Niet zelden zien wij dergelijke reacties bij
patiënten met, bijvoorbeeld, chronische huidklachten of astma. Uit ervaring weten we in zulke gevallen
voorzichtig te moeten zijn met een middel als Sulphur, omdat het de vitaliteit zo sterk stimuleert dat
hevige reacties ontstaan. Ieder antipsorisch geneesmiddel kan begineffecten geven waar patiënt noch
homeopaat echt blij mee is. Soms wordt het excuus aangevoerd dat de ziekte „eruit‟ moet, wat
miasmatisch gezien natuurlijk nonsens is. Lang aanhoudende homeopathische verergeringen hebben
menige patiënt ertoe gebracht z‟n heil bij de orthodoxe geneeskunde te zoeken en doen bovendien de
naam van de homeopathie geen goed.
Aan het begin van de chronische ziektebehandeling moeten we ervoor waken de stimulans die het
homeopathisch middel geeft niet al te ver op te voeren. Het aantal schudslagen voor iedere inname kan
beter wat laag worden gehouden, bijvoorbeeld twee- of vijfmaal in plaats van twaalf. Blijkt na een aantal
innamen dat reacties moeizaam op gang komen, dan kan het aantal schudslagen geleidelijk worden
opgevoerd, evenals de frequentie van inname.
Bij het optreden van duidelijke reacties is het andersom: de innamefrequentie moet meteen worden
verminderd, bijvoorbeeld van drie- naar eenmaal per dag. Dit om overprikkeling en overstimulatie te
voorkomen. De psorisch belaste levenskracht in beweging krijgen vereist meer energie dan hem in
beweging houden. Bij de zogeheten „psorische indifferentie‟ starten we van meet af aan met een middel
dat specifiek op dit probleem inwerkt, zoals bijvoorbeeld Hepar sulphuris, Sulphur, Carbo vegetabilis of



                                                                                                     144
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Chronische Ziekten, blz. 105:
“Dan is het nodig allereerst het ergste deel, nl. de psora, met de hierna genoemde, specifiek
antipsorische geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te
gebruiken, eer men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen voor de syfilis
voorschrijft.”


Een andere ziektesoort als ingang
Een andere methode om de chronische behandeling te starten is het kiezen van een andere ziektesoort als
ingang. We denken hier aan plantaardige of dierlijke middelen, die op de psorische constitutie geen
invloed hebben.
Bij een patiënt die na een ernstig trauma een duidelijke persoonlijkheidsverandering heeft ondergaan,
leidt deze specifieke combinatie ons op het spoor van Natrium sulphuricum. Maar omdat we niet kunnen
inschatten hoe de patiënt op de inname van dit minerale constitutiemiddel zal reageren, doen we er
verstandig aan eerst een geneesmiddel te kiezen op de oorzaak op zich, in dit geval bijvoorbeeld Arnica.
Arnica is van plantaardige origine, werkt daardoor minder diep en brengt de patiënt dus minder snel in
moeilijkheden. Uit de reactie op Arnica - een middel dat verband houdt met de klachtenoorzaak - kunnen
we vervolgens opmaken of de levenskracht in staat is duidelijk en curatief te reageren. Is de reactie op de
Arnica bevredigend dan mogen we aannemen dat genezende reacties op een dieper werkend middel
eveneens mogelijk zijn. Aldus kunnen we overgaan op Natrium sulphuricum, eventueel tijdelijk in
afwisseling met Arnica.
Zo kunnen we bij chronische huidklachten kiezen om eerst Carbo vegetabilis, Mercurius of een
plantaardig analoog middel in te zetten om de casus te „openen‟. Daarna volgen constitutiemiddelen.
Van plantaardige middelen weten we dat ze geen duurzame genezing kunnen bewerkstelligen, hoe
hoopgevend hun effect aanvankelijk ook mag zijn.
Zodra we de Dynamis in beweging hebben gekregen is deze gemakkelijker te stimuleren tot diep
curatieve reacties zonder dat we bang hoeven te zijn voor hevige reacties.
Antipsorica zoals Sulphur, Hepar sulphuris, Carbo vegetabilis e.d. leggen feitelijk de basis voor de
oplossing van de psorische lethargie waarin de levenskracht verkeert. Gewekt uit z‟n lethargie kan de
Dynamis doelgericht en genezend reageren op het passende minerale constitutiemiddel. De reacties
verbeteren, de voorgeschreven middelen werken beter, kortom de behandeling slaat beter aan.


Het geneesmiddel in oplossing
Overgevoelige patiënten kunnen het best worden behandeld met LM-potenties in extra verdunning. De
prikkel kan zo nauwkeurig worden afgestemd op de situatie. Het kan zijn dat het beste resultaat wordt
verkregen met slechts tweemaal schudden van de basisoplossing en inname van de verdunning uit het
derde glas. Het aantal schudslagen kan naar behoefte worden opgevoerd, net zoals de verdunning kan
worden vergroot (bijv.: tiende glas) of verkleind (bijv.: eerste glas).


Snuifdoses
Het gebruiksvriendelijkst is oplossing van het geneesmiddel in een klein flesje met wat 40%-alcohol,
waaraan naar believen kan worden geroken (§248), nadat het flesje eerst twee- tot twaalfmaal is
geschud. Voor veel patiënten is deze wijze van innemen de sterkste dosering. Het beste advies is om


                                                                                                       145
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
de snuifdosis neemt af naarmate het alcoholpercentage lager is en de patiënt lichter aan de oplossing
ruikt. Bij overgevoelige patiënten die wij het geneesmiddel toch via ruiken willen toedienen is het
bijgevolg raadzaam met een lager alcoholpercentage te beginnen.


Zware pathologie
Bij ernstige pathologie met organische veranderingen is het ziek-zijn tot in het lichamelijke afgedaald.
Dit is per definitie een vergevorderde endogeen miasmatische toestand. De patiënt is ernstig ziek. We
moeten hier bijzonder voorzichtig zijn met zowel de potentiehoogte als het aantal schudslagen tussen de
afzonderlijke geneesmiddelinnames. Wanneer de Dynamis te sterk wordt geprikkeld zal zij namelijk op
de stoffelijke beperkingen stuiten, die vervolgens een curatieve dynamische reactie in de weg staan. De
lichamelijke belemmeringen blokkeren het vrijelijk reageren van de Dynamis. Bij reversibele pathologie
zal de levenskracht door frequente doch zeer lichte prikkeling ertoe moeten worden bewogen het
ziekteproces om te keren. Het aantal schudslagen, evenals de dosering van het geneesmiddel, behoort
aan de lage kant te zijn zodat de levenskracht op even milde wijze kan reageren op de
geneesmiddelprikkel. Aan frequente inname valt niet te ontkomen omdat het effect van de eenmalige
geneesmiddeldosis vrij snel wordt opgebruikt door de pathologisch dynamische gesteldheid van de
levenskracht.
In dergelijke gevallen kan de basisoplossing, bijvoorbeeld, tweemaal worden geschud en één theelepel
ervan over vijf glazen worden verdund. Uit dit vijfde glas kan dan gedurende één dag drie- tot vijfmaal
een theelepel worden ingenomen, nadat de oplossing voor iedere inname is omgeroerd. De volgende dag
wordt het procédé van voren af aan herhaald: tweemaal schudden van de basisoplossing, één theelepel
ervan over vijf glazen verdunnen, drie- tot vijfmaal een theelepel innemen, na roeren van de oplossing.

Organon, voetnoot §248:
“Iedere dag giet men de rest van het zo klaargemaakte glas (of van de meerdere glazen) weg, zodat het
iedere dag opnieuw moet worden bereid.”


Psora in de juiste baan
Bij zware pathologie dienen we na te gaan of er belemmerende omstandigheden zijn die een goede
reactie op het antimiasmatische geneesmiddel in de weg staan. Zijn er incidenten die gevolgen hebben
gehad? Zijn er symptomen die op een erfelijk miasmatische belasting wijzen? Het is raadzaam eerst op
deze aspecten voor te schrijven, omdat ze de reactie op het constitutiemiddel kunnen blokkeren. Dit
dient met even grote voorzichtigheid te gebeuren als bij het voorschrijven van een constitutiemiddel. Het
doel is toename van vitaliteit, om de simpele reden dat vitaliteit benodigd is om genezend op het
constitutiemiddel te kunnen reageren. Hahnemann zou zeggen dat het van overheersend belang is “psora
in de juiste baan” te brengen om de chronische behandeling kans van slagen te geven! Tendensen uit het
voorgeslacht zijn evenwel allerminst gemakkelijk op te lossen. Nosoden brengen rust in de situatie en
geven een schijnbare verbetering. Schijnbaar, want zo gauw het minerale constitutiemiddel wordt
ingezet laten de reacties erop te wensen over. Het is moeilijk om de doeltreffendste dosis en frequentie te
bepalen. Om een curatieve respons op het antipsoricum te bevorderen kunnen we het best de nosode in
afwisseling met het constitutiemiddel laten innemen.
Het effect is maximaal wanneer de nosode in een hogere potentie wordt toegediend dan het
antipsorische constitutiemiddel.



                                                                                                       146
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
middelen dat doen in andere situaties.
Bij chronische ziektegevallen kan het homeopathisch geneesmiddel, in dit geval dus ook het minerale
antipsoricum, dagelijks of om de dag gegeven worden. Diepwerkende minerale antipsorica, die anders
slechts incidenteel kunnen worden herhaald, kunnen dus dagelijks en soms zelfs meerdere malen daags
worden ingenomen indien ze worden toegediend in LM-potentie. Met de innamefrequentie neemt de
geneeskrachtige werking evenredig toe. Bij eventuele blokkerende tendensen, erfelijk overgedragen of
tijdens het leven verkregen, kan inname eveneens gescheiden in afwisseling met de passende nosode c.q.
met de overige homeotherapeutica (middelen van plantaardige en/of dierlijke origine, geïndiceerd op
chronische gevolgen van incidenten of epidemieën). Bij acute ziekten kunnen we de innamefrequentie
desgewenst nog opvoeren. Het geneesmiddel kan na een aantal keren te zijn geschud of omgeroerd ieder
uur of nog vaker worden ingenomen.

Organon, §248:
“Daarvan laat men de patiënt een of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie – of theelepeltjes
innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3 of 2 uur en in
dringendste gevallen elk uur of nog vaker. Op die manier kan bij chronische ziekten ieder goed
homeopathisch gekozen middel, zelfs die met op zichzelf een lange werkingsduur, dagelijks,
maandenlang worden ingenomen met toenemend resultaat.”


Chronische endogeen miasmatische ziekte
Een geneesmiddel dat maandenlang met goed resultaat wordt gebruikt wijst erop dat we te maken
hebben met een chronische endogeen miasmatische ziekte op psorische grondslag. Bij alle andere
ziektevormen is de behandelduur namelijk veel korter. Bij acute ziekten kan de innamefrequentie heel
hoog liggen en is de periode waarin het middel is geïndiceerd relatief kort. Chronische ziekten geven een
ander patroon te zien: het constitutiemiddel wordt soms gedurende maanden dagelijks of om de dag
toegediend. Ook als er verbetering optreedt wordt de inname niet gestopt. Daar de LM-reeks dertig
opeenvolgende potenties beslaat kunnen we het constitutiemiddel in stijgende potentie langdurig
benutten. De praktijk wijst uit dat die dertig potenties vrijwel nooit allemaal benodigd zijn om genezing
te bewerkstelligen. Daarbij stemmen we de potentie en de verdunningsgraad af op de pathologie en de
individuele gevoeligheid. In de regel is het goed mogelijk de dosering zo te regelen dat het middel
frequent kan worden ingenomen, zodat snel genezing intreedt.

Voor alle homeopathische geneesmiddelen - behalve de antipsorische - geldt dat ze gedurende een
beperkte periode worden ingenomen. De ziekte soorten waarvoor deze regel opgaat hebben per definitie
een beperkte invloed en zijn over het algemeen niet diep constitutioneel verankerd.

Chronische Ziekten, blz. 158:
“Ja als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het
ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden dat zijn werking juist toereikend is om het
nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking te kunnen
voortzetten.”


Eindverergering


                                                                                                     147
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
constitutiemiddelen.
Voor een blijvend resultaat moet met de inname van minerale antipsorica worden doorgegaan tot zich de
zogenaamde eindverergering voordoet. Hieronder wordt de terugkeer in milde vorm van een of meerdere
van de oorspronkelijke klachten verstaan nadat gedurende langere tijd het minerale antipsoricum is
ingenomen. Na de voortschrijdende verbetering die in deze periode optrad, wijst de eindverergering erop
dat het tijd is de inname te beëindigen.
Alle andere verergeringen tijdens een homeopathische behandeling kunnen weliswaar reacties op
geneesmiddelinname zijn, maar zijn beslist geen eindverergeringen in de zin zoals Hahnemann het
bedoelde. Tussen de antipsorische middelen en de overige homeotherapeutica bestaan wezenlijke
verschillen. Niettemin zullen bij de antipsorische behandeling dikwijls eveneens meerdere antipsorica na
elkaar benodigd zijn. In Organon en Chronische Ziekten gaat Hahnemann herhaaldelijk in op dit
fenomeen.

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus de meest voorkomende door psora ontstane chronische ziekten heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
van vele na elkaar.”


Diep constitutionele werking
Een antipsorisch geneesmiddel dat over een langere innameperiode, zonder dat er andere middelen aan
te pas hoeven te komen, structurele verbeteringen teweegbrengt, duidt erop dat de psora in de „juiste
baan‟ is. Het geneesmiddel werkt diep constitutioneel. De gezondheid vertoont een stijgende lijn,
genezing komt naderbij. Hier kunnen we de genoemde eindverergering verwachten.
Gedurende langere tijd is een diepwerkend mineraal antipsoricum gebruikt, dat uiteindelijk genezing
heeft helpen bewerkstelligen. Nu, tot besluit van de innameperiode, komen de oorspronkelijke klachten
in lichte mate terug. Dit is een teken dat een verzadigingspunt is bereikt; waarschijnlijk zal geen
medicatie meer nodig zijn.

Organon, §280:
“Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een of meer van
zijn oude, oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
gemodificeerd (§247), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk dat het
levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,


                                                                                                      148
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopathische verergering pleegt te
noemen.”


Genezing nadert voltooiing
De genezing nadert zijn voltooiing. De patiënt lijdt niet aan een epidemische ziekte of aan de gevolgen
van een incident. Er is geen sprake van een acuut miasmatische stoornis, noch van de manifestatie van
een pathologische erfelijke tendens. Eventuele syfilitische of sycotische belastingen behoren eveneens
tot het verleden. Al deze problemen zijn opgelost, opgeruimd en opgeheven. Nu is de psora in de „juiste
baan‟. Het beeld is duidelijk en de patiënt reageert goed, constructief en curatief. Vervolgens
manifesteert zich de eindverergering. Een of meerdere van de oorspronkelijke klachten steekt in lichte
mate weer de kop op. De behandeling kan nu worden gestaakt om te zien of de patiënt zonder
geneesmiddel kan. Dit is het geval wanneer de klachten wegblijven die bij het oorspronkelijke
chronische ziektepatroon behoorden.


Organon, §281:
“Om hier zekerheid over te krijgen, laat men de patiënt 8, 10, 15 dagen zonder medicijn en geeft hem
intussen enkel wat poeders melksuiker. Als dan die paar laatste klachten alleen maar afkomstig zijn van
het geneesmiddel, dat de voormalige, oorspronkelijke ziekte nabootste, dan gaan die binnen enkele
dagen of uren over. Is er dan in deze medicijnvrije dagen, als de patiënt voortgaat verstandig te leven,
niets meer van de oorspronkelijke ziekte te merken, dan is hij zeer waarschijnlijk genezen. Zouden zich
echter in die laatste dagen nog sporen van de voormalige ziektesymptomen vertonen, dan zijn dat nog
overblijfselen van de oorspronkelijke ziekte, die dus nog niet helemaal is uitgedoofd. Die moeten dan
opnieuw op de aangegeven manier met hogere dynamiseringsgraden van het middel worden
behandeld.”

We zien hoe voorzichtig Hahnemann is in de beoordeling of iemand „genezen‟ is. Beoordelen of de
patiënt is genezen van de diepst mogelijke - psorische - verstoring vraagt tijd. Het sterke, de vitale
reactie vertragende element van psora maakt dit miasma niet voor niets het „tijdsmiasma‟.
In de praktijk zijn patiënten er al in een eerder stadium dan dat van „waarschijnlijk genezen‟ moeilijk toe
te bewegen de geneesmiddelinname voort te zetten, in het bijzonder wanneer de symptomen zich slechts
sporadisch en in veel lichtere mate voordoen. Toch is juist hier de continuering van het minerale
antipsoricum van het grootste belang. Ook de veel mildere symptomen zijn namelijk van psorische
origine. Laten wij ze ongemoeid en onbehandeld laten, dan recidiveert de chronische ziekte komen de
klachten terug. Dan kan het moeilijker zijn om het psora-monster weer te kooien. De door de terugval
teleurgestelde patiënt voelt er weinig voor de behandeling voort te zetten omdat hij de schuld voor het
falen van de behandeling bij de homeopaat legt.
DE ENIG WERKELIJKE ZEKERHEID VAN DE GENEZING VAN CHRONISCHE ZIEKTEN BESTAAT UIT
HET DOORGAAN MET HET INNEMEN VAN HET ANTIPSORISCHE GENEESMIDDEL TOT DE
EINDVERERGERING.
Wanneer zich in de medicijnvrije dagen en gedurende een langere periode na het staken ervan geen van
de oorspronkelijke klachten meer voordoen hebben we echte zekerheid.
In §281 beschrijft Hahnemann de methode om de geneesmiddelinnamen plotseling te staken bij
terugkeer van oude symptomen tijdens het geneesmiddelgebruik. In de praktijk doet zich de situatie voor
dat de patiënt reeds eerder vindt zonder geneesmiddel te moeten kunnen. Psora is evenwel van een


                                                                                                       149
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
De endogeen psorische, syfilitische en/of sycotische miasmatische belasting kan door de Dynamis niet
zelf worden opgelost. Zou dat mogelijk zijn, dan zou er geen chronische ziekte zijn opgetreden. De
miasma-tische belasting speelt bij alles een rol. Zo ook is het zelfbeeld van de patiënt gekleurd door zijn
miasma!
Behalve de geneesmiddelinname plotseling en abrupt te stoppen kan worden overwogen dit proces
geleidelijker te laten verlopen. Het geneesmiddel wordt langzaam afgebouwd: de intervallen tussen de
afzonderlijke doses worden vergroot, of de doses worden verkleind.

Organon, §248:
“Maar als zich daarentegen bij bijna dagelijkse herhaling van het volkomen homeopathische middel
aan het eind van de behandeling van een chronische ziekte zogenaamde homeopathische vererge-ringen
voordoen (§161), zodat het restant van de ziekte weer wat schijnt op te laaien, (doordat de
geneesmiddelziekte, die zo lijkt op de oorspronkelijke, zich nu nog bijna alleen manifesteert), dan
moeten de doses óf nog meer verkleind worden en met langere intervallen herhaald, óf ze moeten
misschien meerdere dagen geheel worden gestaakt. Dan kan men zien of het herstel het misschien ook
zonder geneesmiddelhulp kan stellen en in dat geval zullen die schijnsymptomen, die alleen maar van
een teveel van de homeo-pathische medicijn afkomstig waren, eveneens vanzelf verdwijnen, waarna
ongestoorde gezondheid overblijft.”


Tot de eindverergering toe
Voor volledige genezing dient het antipsorische middel te worden ingenomen tot de eindverergering toe.
Pas dan kunnen we zeker zijn dat genezing een feit is. Aan het eind van de behandeling kan het
geneesmiddel plotseling of geleidelijk worden gestopt.
Afbouwen heeft het voordeel dat door het abrupte afbreken niet een soort „vrije val‟ optreedt. Wanneer
tijdens het afbouwen de klachten geleidelijk toenemen, zal de patiënt des te gemotiveerder tot
hernieuwde geneesmiddelinname overgaan. Ook bij kinderen, waarbij het belang van het verder geven
van het geneesmiddel soms moeilijk te motiveren is, geniet het geleidelijk afbouwen van het
geneesmiddel de voorkeur.
Bij de overige ziektevormen heeft het plotseling staken van de verdere geneesmiddelinname in het
algemeen geen nadelig effect. In de herstelfase van een acute ziekte kan inname van een middel de
patiënt behoeden voor terugval. Het herstel wordt bespoedigd als het middel met grotere intervallen nog
één of meerdere dagen wordt voortgezet. Vormde de acute fase een tijdelijke onderbreking van de
chronische behandeling, dan kan onder hoede van het acute middel het chronische constitutiemiddel
reeds één of twee keer worden ingezet.
Als de toediening van het dieper werkende constitutiemiddel geen terugval van de acute symptomen tot
gevolg heeft, kan het acute middel worden weggelaten. Deze methode heeft het voordeel dat de door de
acute ziekte opgeroepen dynamiek en beweeglijkheid, het actie-potentiaal, van de Dynamis direct wordt
benut voor de reactie op het chronische constitutiemiddel. Het betekent eveneens dat wij gelijksoortig
handelen aan het proces waarin de Dynamis is betrokken, wat een optimale toepassing van het
gelijksoortigheidsprincipe is ten gunste van de patiënt. Een praktijkvoorbeeld ter illustratie:
Een kind met een Calcarea carbonica-constitutie ontwikkelt na een bezoek aan de kapper de typische
Belladonna koorts. Haar moeder belt na drie dagen dat de koorts niet wil verdwijnen. Na Belladonna zal
de koorts in de regel snel wijken. De verhoogde activiteit van de Dynamis tijdens de koorts zal
geleidelijk tot bedaren komen. Koorts is een uitdrukking van vitaliteit en zouden we nu te lang wachten
met het passende constitutiemiddel - Calcarea carbonica - dan valt de Dynamis weer terug in z‟n


                                                                                                       150
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
De levenskracht reageert veel alerter en het rendement van de Calcarea carbonica voor de
constitutiebehandeling is veel groter. De chronische klachten zullen progressiever verdwijnen, zodat er
ook minder kans bestaat op de terugkeer van koorts. Belladonna past bij de acute fase, in dit geval:
koorts ten gevolge van een incident (haren knippen). Calcarea carbonica past bij de constitutionele
symptomen. Zowel de verschillende symptoomgroepen als de passende middelen zijn complementair en
ondersteunen elkaar in hun genezende effecten.
Naarmate ziekte zich meer op een dynamisch vlak afspeelt en minder is verstoffelijkt, zal de
behandeling over het algemeen gemakkelijker verlopen.
De geneesmiddelrespons voltrekt zich sneller. Bepaling van de juiste dosering geeft eveneens weinig
problemen. In situaties waarbij het chronische ziekteproces in relatieve kalmte verloopt kan het
constitutiemiddel zonder probleem één- of tweemaal daags worden voorgeschreven, met toenemend
resultaat. Vanwege de minimale kans op overprikkeling doen hier het aantal schudslagen of de dosis er
ook minder toe.
We kunnen min of meer een standaarddosis als uitgangspunt kiezen om die te wijzigen als er aanleiding
toe is. Een standaard dosis waarop doorgaans goed wordt gereageerd is: vijf keer schudden en
vervolgens één- of tweemaal daags ruiken aan het flesje waarin het geneesmiddel is opgelost in 30 of
40%-alcohol. Of een theelepeltje nemen uit het eerste glas van de verdunning van de basisoplossing.
Anders wordt wanneer de basale rust ontbreekt. Bijvoorbeeld: patiënten die doorlopend problemen
hebben en er zwaar gefrustreerd door raken. De problemen kunnen positieve reacties op een mineraal
constitutiemiddel danig verstoren. Soms lukt het de stoornis op te heffen door de dosis te verkleinen en
de frequentie te verhogen. Maar lang niet altijd! Hier is sprake van storende invloeden van buitenaf,
terwijl het minerale geneesmiddel werd gekozen op de endogeen miasmatische constitutie. Daarmee is
het minerale geneesmiddel qua geaardheid ongelijksoortig aan de aard van de exogene verstoring. Er
dient op de exogene verstoring een andersoortig middel (bijvoorbeeld van plantaardige of dierlijke
origine) te worden voorgeschreven.
Zolang op de omstandigheden moet worden voorgeschreven ligt de chronische behandeling echter stil.
In zo‟n situatie is het gerechtvaardigd om beide middelen af te wisselen. Voor de patiënt die door de
stress van moeilijke levensomstandigheden bijvoorbeeld zijn mooi genezende huiduitslag weer tot
bloedens toe openkrabt is het gerechtvaardigd, ja zelfs noodzakelijk, om naast het constitutiemiddel
complementair op de omstandigheden voor te schrijven wil hij kunnen genezen.
Zo kan het in deze situatie zijn dat Natrium muriaticum wordt gekozen op de constitutie en Apis of
Ignatia op de omstandigheden. Mits vooraf gegeven, zorgt Apis ervoor dat het constitutiemiddel
Natrium muriaticum beter wordt verdragen en verwerkt.
Zonder de toediening van Apis zouden, bijvoorbeeld, roodheid, zwelling en branden van de huid na de
inname van Natrium muriaticum dermate toenemen dat de ruimte die wordt gewonnen tijdens de
reactiefase, weer wordt verspeeld met de eerstvolgende inname van het minerale constitutiemiddel.

Afhankelijk van de ziektesoort waarop ze worden voorgeschreven, zijn LM-potenties na kortere of
langere tijd uitgewerkt. Bij chronische klachten kunnen dat wel vier tot zes weken zijn. Tegen het einde
van zo‟n periode treedt dan een lichte terugval op, waaruit blijkt dat de genomen potentie z‟n invloed
begint te verliezen. We kunnen nu het effect nog een tijdje rekken door het middel voor iedere inname
vaker te laten schudden. Als dit niet of slechts kortstondig werkt is het tijd voor een hogere potentie van
hetzelfde middel.


Samenvatting

                                                                                                       151
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
ingenomen, afhankelijk van de aard der klachten. De LM reeks gaat van 0/1 tot en met 0/30. Alle
opvolgende potenties kunnen wordt gebruikt zolang de patiënt het geneesmiddel nodig heeft. LM leent
zich uitstekend voor complementair voorschrijven.
Dosering kan op velerlei wijzen worden aangepast aan de behoefte: het aantal schudslagen, de grootte
van de dosis en de frequentie van inname.
Onder eindverergering verstaan we een lichte terugkeer van de oorspronkelijke symptomen aan het slot
van de innamereeks van een antipsorisch constitutiemiddel.




                                                                                                 152
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Ruik- of snuifdosering
Homeopathische middelen kunnen op uiteenlopende manieren worden toegediend. Dosering en methode
van inname willen in de homeopa-thische praktijk nog wel eens een stiefkindje zijn, laat staan dat de
snuifdosis wordt toegepast. Veel homeopaten houden zich hier niet mee bezig. De gebruikelijke
methode is een korrel C 30 droog onder de tong en af en toe een C 200, onder het motto: “Wanneer het
middel goed is werkt het altijd.” Voor Hahnemann lag het niet zo simpel. Integendeel, de bepaling van
de juiste dosering heeft hem veel hoofdbrekens gekost.

Organon, §275:
“Dat een geneesmiddel precies past voor een bepaalde zieke berust niet alleen op de juiste
homeopathische keus ervan, maar evenzeer op de vereiste goede grootte of liever gezegd kleinheid van
de dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal de gift beslist, ongeacht de weldadige
aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
geval onnodige, veel te sterke impressie die er vanuit gaat op de levenskracht.”

Hahnemann heeft het in deze paragraaf over de zieke en niet over de ziekte. Het geneesmiddel werkt op
de ziekte, terwijl de dosering overeen dient te komen met de gevoeligheid van de zieke. Om onnodige
verergeringen te voorkomen, moet de dosis zo goed mogelijk op de gevoeligheid worden afgestemd. In
weerwil van de lovende bewoordingen waarin Hahnemann zich over olfactie uitlaat heeft deze methode
in de praktijk nauwelijks navolging gevonden. Sterker nog, er wordt met grote scepsis op gereageerd.




                                                                                                 153
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
tegenstaan of buitengewoon welgevallig zijn. De zuigeling vindt de tepel door de geur. Geuren roepen
herinneringen op, ze voeren ons terug in de tijd. “Zo rook het vroeger bij oma”, wat gepaard gaat met de
bijbehorende emoties.
De nervus olfactorius behoort tot het zogenaamde limbische systeem: de oerhersenen. Alles wat via het
reukorgaan binnenkomt raakt ons daarom zeer diep. Afgezien van het feit dat olfactie voor de patiënt de
gebruiksvriendelijkste methode is, werkt een aldus toegediend geneesmiddel minstens even diep en
waarschijnlijk zelfs dieper dan bij de traditionele methode. Het is de moeite waard om de snuifmethode
eens op z‟n merites uit te testen. Laat patiënten het eens proberen en hoor wat zij ervan vinden!

Chronische Ziekten, blz. 157:
“Daarenboven is er geen betere manier om een dosis van een homeopathisch middel voor uiterst
prikkelbare patiënten te temperen en te verlagen, dan door de methode van ruiken aan een stopflesje,
waarin een zeer klein korreltje ligt dat met het gekozen middel in hoge potentie is bevochtigd. De zieke
houdt de opening van het flesje aan een neusgat en ademt een ogenblik een beetje ervan in. Over het
algemeen kan men met deze manier van ruiken de kracht van ieder gepotentieerd middel in elke
gewenste dosering aan de patiënt toedienen.
In het reukflesje kunnen zich een of meer van zulke medicinale korreltjes, ook grotere, bevinden en als
de dokter zijn patiënt langer en sterker daaruit laat opsnuiven, dan kan hij de dosis wel honderd keer zo
sterk maken als het eerst genoemde kleinste snuifje. Ook houdt op deze manier de werking van de kracht
van het gepotentieerde geneesmiddel, die via het ruiken op zo‟n groot oppervlak indringt (als van de
neusholte en longen samen), niet minder lang aan, dan wanneer een kleine massieve dosis via mond en
slokdarm zou zijn ingenomen.”

De snuifdosis in de vorm van een droog korreltje in een flesje is geschikt als eenmalige dosering voor
overgevoelige patiënten. Willen we dezelfde potentie herhalen dan kan deze namelijk niet met een of
meer schudslagen verder worden gedynamiseerd. Daartoe moet het geneesmiddelkorreltje eerst worden
opgelost in water (met wat alcohol om bederf tegen te gaan). Pas in vloeibare vorm kan het middel
verder worden gedynamiseerd. Willen we bij overgevoelige patiënten de snuifdosis aanhouden, dan
houden we het alcoholpercentage zo laag mogelijk en laten we de patiënt er licht aan ruiken. Voor de
meeste patiënten met „normale‟ gevoeligheid vormt een wat hoger alcoholpercentage (30 of 40%) geen
enkel probleem. Een bijkomend voordeel is dat zo‟n middel jarenlang z‟n werkzaamheid behoudt en
minder te lijden heeft van ongunstige omstandigheden zoals hitte en zonlicht. Voorts kan de snuifdosis
ook worden toegepast bij patiënten die hun reukvermogen kwijt zijn.

Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:
“Ook mensen, die zonder reukzin geboren zijn of hem door ziekte zijn kwijtgeraakt, kunnen dezelfde
hulp verwachten van het inademen via een van beide neusgaten, waar ze de opening van het flesje
insteken en zo iets van de ervan uitgaande onmerkbare damp inhaleren, net zo goed als zij die met de
fijnste reukzin begiftigd zijn. Hieruit volgt, dat reeds de enkel maar tastgevoelige zenuwen de
geneeskrachtige impressie aannemen en onstuitbaar op het hele zenuwstelsel voortplanten.”

Ongeacht hun origine (plantaardig, dierlijk, mineraal, nosode enz.) kunnen alle homeopathische
geneesmiddelen worden toegediend via de methode van ruiken aan het geneesmiddel in droge of
vloeibare vorm. Het garandeert de meest directe en snelste manier van geneesmiddelopname. Het is een
methode die zijn geschiktheid in de praktijk heeft bewezen.



                                                                                                     154
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische ziekten niet
zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk weer uit de weg te
ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere sterkte via ruiken laten
ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat…”
Chronische Ziekten, blz. 161:
“Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Het eerste citaat gaat over de toepassing van snuifdoses bij incidenten, het tweede over die bij collectieve
ziekten of tussenziekten. De snelle inname en het eruit voortvloeiende directe effect op zenuwstelsel en
Dynamis maken snuiven tot een uiterst doelmatige toedieningsmethode. En niet alleen in de hierboven
genoemde acute situaties! Algemeen bekend is het gunstige effect van Nux vomica bij zoiets acuuts als
menstruatiepijn:

Chronische Ziekten, blz. 168:
“Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n globulus ruiken
ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

Het resultaat is tweeledig. Er wordt beter gereageerd op de antipsorische behandeling en de menstruatie
verloopt beter (na enkele snuifdoses van Nux vomica).

Organon, §248:
“Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
drie of vier dagen moet worden geroken, …”

Dit citaat laat Hahnemann volgen op de beschrijving van de eindverergering, met een repeterende
inname van om de een tot vier dagen. Hij geeft ermee aan dat ook chronische psorisch miasmatische
ziekten uitstekend met olfactie kunnen worden behandeld.




                                                                                                        155
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
zochten en door mij of mijn assistenten werden behandeld, wiens chronische of acute ziekte we niet
behandeld hebben met de meest gelukkige resultaten, uitsluitend middels deze methode van olfactie
(ruiken, opsnuiven). Ik ben overtuigd geraakt (hetgeen ik voorheen nooit zou hebben geloofd) dat via
deze methode van olfactie de kracht van het geneesmiddel op, tenminste, dezelfde sterkte, en dat op
mildere wijze, op de patiënt inwerkt. Dat het even lang werkt als wanneer het geneesmiddel via de mond
is ingenomen en dat dientengevolge de intervallen waarin de olfactie herhaald zou moeten worden niet
korter zou hoeven zijn dan in geval van inslikken van een meer materiële dosis via de mond.”


Betrouwbare geneesmiddelimpuls
De toedieningswijze van een homeopathisch geneesmiddel moet aan zekere criteria voldoen. We moeten
erop kunnen vertrouwen dat de geneesmiddelimpuls goed is en daadwerkelijk aankomt. Een directe en
snelle werking is een extra bonus. Misverstanden over de wijze van inname moeten worden voorkomen.
Het moet gebruiksvriendelijk te zijn. De dosering dient zo exact mogelijk afgestemd te kunnen worden
op de behoefte van de patiënt. Toediening door middel van ruiken aan korrel of oplossing voldoet aan al
deze criteria. We laten Hahnemann het laatste woord erover:

Organon, vijfde editie, voetnoot §288:
“Al hetgeen homeopathie vermag te genezen (en wat kan het niet genezen behalve hetgeen toebehoort
aan het gebied van de chirurgische aandoeningen?) van de meest ernstige chronische ziekten die niet
geruïneerd zijn door de allopathie, maar ook de acute ziekten, worden het meest veilig en zeker genezen
door deze methode van ruiken.”




                                                                                                   156
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
oplossing. Toediening door middel van olfactie leent zich voor alle ziektevormen en alle
geneesmiddelen. Door het alcoholpercentage of de mate van snuiven aan te passen kan de dosering
worden afgestemd op de gevoeligheid van iedere patiënt. Van alle innamemethodes is dit de
gebruiksvriendelijkste.




                                                                                            157
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Geen combinaties – geen middelen tegelijk
In het Organon vinden we regelmatig vermaningen dat er geen combinaties van geneesmiddelen
gegeven dienen te worden en dat er geen geneesmiddelen tegelijk toegediend mogen worden.
Dat geneesmiddelen niet gecombineerd dienen te worden spreekt vanzelf. Samenvoegen van substanties
ter bereiding van geneesmiddelen resulteert in wederzijdse chemische beïnvloeding. Als dit niet
geschiedt met steeds exact dezelfde substanties in precies dezelfde hoeveelheden en identieke
verhoudingen qua warmte en vochtigheidsgraad, lopen we de kans verschillende en daarmee anders
werkzame geneesmiddelen te verkrijgen. De homeopathie zal erdoor aan betrouwbaarheid verliezen.
Hahnemann doelt tevens op de antipsorische behandeling.
Bij één constitutie kunnen niet twee verschillende anti-psorische middelen passen, althans niet op
hetzelfde moment. Een individu kan niet tegelijkertijd een Natrium muriaticum- én een Phosphorus type
zijn. De kans is klein dat twee op de constitutie voorgeschreven (minerale) middelen in afwisseling
gegeven zullen worden.
En zo dit al het geval is, dan zal het in afwisseling zijn en NOOIT tegelijkertijd. Bijvoorbeeld: het ene
minerale middel wordt voorgeschreven op de constitutie en het andere omdat adequate reacties
uitblijven. Middelen zoals Sulphur, Carbo vegetabilis, Carbo animalis, Hepar e.d. kunnen tijdelijk als
hulpmiddel worden ingezet om de constitutionele respons te verbeteren. Zulke middelen vallen onder de
noemer tussenmiddelen indien met C-potenties wordt gewerkt.

Organon, §273:
“Voor geen enkel geval van efficiënte therapie is het nodig, en daarom alleen al is het ontoelaatbaar,
meer dan één enkele, enkelvoudige, geneesmiddelsubstantie tegelijk bij een patiënt aan te wenden. Ik
kan niet inzien dat er ook maar de minste twijfel zou kunnen bestaan over de vraag of het natuurlijker en
verstandiger is, maar één enkele, enkelvoudige, goed gekende, medicinale substantie tegelijk bij een
ziekte voor te schrijven, dan een mengsel van meerdere verschillende middelen. In de enige echte,
eenvoudige geneeskunde, de enige die zich houdt aan de natuur, de homeopathie, is het absoluut uit den
boze de patiënt twee verschillende geneesmiddelen tegelijk toe te dienen.”


Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen
Hahnemann‟s woorden sluiten andere interpretaties uit. Hierover kunnen geen misverstanden bestaan.
Eén geneesmiddel tegelijk voor de behandeling van één ziekte. Echter, bij de aanwezigheid van
verschillende pathologische tendensen (ziekten) worden verschillende geneesmiddelen op uiteenlopende
tijdstippen gegeven, namelijk als daar door het karakter van de ziektetendensen aanleiding toe is. Dit kan
eventueel op verschillende momenten op één dag of bijvoorbeeld om de dag. Hahnemann classificeert de
geneesmiddelen volgens een duidelijke hiërarchie: ze zijn antipsorisch werkzaam of ze zijn het niet.
Ditzelfde onderscheid speelt een rol in de afwisseling van geneesmiddelen. In acute situaties wisselde
Hahnemann soms ook plantaardige geneesmiddelen kort na elkaar af.
Het afwisselen van middelen sluit aan bij Hahnemann‟s concept van de verschillende ziektevormen en
dit concept is op zijn beurt in overeenstemming met de levende werkelijkheid van alledag. In het
Organon laat Hahnemann zich er zo over uit:

Organon, voetnoot §40:


                                                                                                      158
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
organisme voorkomt, ieder in de voor haar geschikte delen. Genezing komt dan ook tot stand door de
passende afwisseling van de beste middelen tegen syfilis en scabies, elk in de juiste toebereiding en
dosering.”

Iedere afzonderlijke ziektesoort vraagt behandeling met geneesmiddelen die op basis van
gelijksoortigheid de achterliggende pathologische tendens kunnen uitdoven. Zo kent iedere ziektesoort
haar eigen geneesmiddelgroep.

Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 1, p. 177, over cholera:
“Als de ziekte zich ontwikkeld had tot in het tweede of derde stadium, adviseerde Hahnemann het pure
gebruik van Cuprum, Veratrum album, Bryonia en Rhus toxicodendron, de laatste twee in afwisseling
met elkaar.”

En in deel 2, blz. 217, uit 1832: Hahnemann‟s brief aan Bönninghausen:
“Ik wilde je ook nog meedelen dat mijn assistent Dr. Lehman (die in een opmerkelijk korte tijd een
scherp en capabel homeopaat geworden is, na zeventien jaar allopathische praktijkvoering) de
afgelopen vier maanden alle patiënten met ontzettend goede resultaten behandelde, en alleen middels
snuifdoses (met in meerdere of mindere mate sterk ruiken), waarbij, afhankelijk van de omstandigheden,
het geneesmiddel iedere 7, 10 of 14 dagen werd herhaald, of het werd toegestaan zijn werking een
aantal weken te continueren. Soms werd het in afwisseling gegeven met het volgende best geïndiceerde
geneesmiddel.”

Het betreft hier een brief uit 1832, dus lang voor de ontwikkeling van LM-potenties. Het is nog in een
vroeg stadium van het sneller herhalen van geneesmiddelen (één keer per week), wat pas zo rond 1835
de regel werd. Tevens wordt olfactie ter sprake gebracht en het herhalen dan wel afwisselen van
geneesmiddelen binnen een relatief korte periode. Ondanks dat wij er bij lang werkende middelen vanuit
kunnen gaan dat de eerdere dosis nog werkzaam is, blijken middelen - met toenemend succes - sneller te
kunnen worden herhaald, eventueel in afwisseling met andere passende geneesmiddelen.

In een brief van 27 april 1832 schrijft W. Gross aan Hahnemann:

“Ik had mezelf al verzoend met het idee spoedig te zullen overlijden en toch, in tegenstelling tot alle
menselijke verwachtingen, had ik het goede geluk de brandende koorts te zien verdwijnen binnen zeven
dagen, enkel door het gebruik van dat geweldige homeopathische geneesmiddel tegen de meest ernstige
ontstekingen Aconitum, met behulp van een paar secondaire geneesmiddelen zoals Bryonia, Cannabis,
Nux vomica en Pulsatilla, voor enkele van de andere symptomen. Na de achtste dag begon het herstel.”
(Richard Haehl, „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 229)

In Gross‟ brief wordt niet rechtstreeks gesproken van in afwisseling genomen middelen, maar uit de
context kunnen we afleiden dat Aconitum het hoofdmiddel was en vier andere middelen eveneens
werden ingezet in een tijdsbestek van zeven dagen. We mogen op z‟n minst concluderen dat de middelen
een goed complementair effect hadden. Het bijzondere is dat het met C-potenties werd bereikt. Op grond
van de aard der gekozen geneesmiddelen en de intensiteit van de klachten kunnen we vaststellen dat
Gross leed aan een „acute ziekte‟ of „collectieve- of tussenziekte‟. Gezien de hevigheid van de klachten
was Gross‟ achterliggende miasmatische constitutie klaarblijkelijk nog onbehandeld gebleven.
Anders lag het toen Hahnemann zelf ziek werd.


                                                                                                    159
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
“Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief
van Rummel, zo heftig en zo ernstig dat ik met niemand kon spreken, ik
kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal keren per dag
van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had mij zo
gemist) zonder haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en
Arsenicum verscheidene keren per dag in afwisseling ingenomen hebben
mij gered, zodat ik herstellende was toen zij overleed. De ontrieving door
een staatsbegrafenis (verplicht hier), het begeleiden van mijn twee
dochters, het verdelen van het (behoorlijke) materiële erfgoed, en daarbij
een terugval in die soort van zenuwkoorts, die mij opnieuw gedurende een
dag of drie, vier van al mijn krachten beroofde.”


Afwisseling, een voorbeeld
Hier is sprake van drieërlei ziekmakende omstandigheden. Hahnemann‟s vrouw ligt op sterven, wat hem
diep aangrijpt. Er wordt een brief bezorgd die Hahnemann zo ontstelt dat hij enkele dagen niet kan
praten. Hierin vinden we de indicatie voor Staphisagria tegen (ten derde) een constitutionele Arsenicum-
achtergrond. Beide geneesmiddelen, in afwisseling ingenomen, helpen de dan 76-jarige Hahnemann er
weer bovenop.
Deze twee incidenten, het overlijden van zijn vrouw en de brief van Rummel (Staph.), grepen
Hahnemann zo aan dat de constitutie als reactie acuut miasmatische (Ars.) „zenuwkoorts‟ produceerde.
Verschillende ziektevormen die om verschillende medicatie vragen.

Over de toepassing van Sulphur bij het psorisch miasma schrijft Hahnemann in het voorwoord van
Bönninghausen‟s Repertory of anti-psoric remedies het volgende:

“Het is beter, om in plaats van deze doses (Sulphur) in snelle opeenvolging te geven na bijvoorbeeld
drie doses een passend intermediair geneesmiddel toe te dienen. Nux vomica, bijvoorbeeld, gedurende
acht of tien dagen, want de constitutie verzet zich vaak tegen het ongestoord door laten werken van
meerdere doses Sulphur, hoe noodzakelijk dat geneesmiddel ook is voor de chronische conditie. Door de
werking van deze intermediaire geneesmiddelen is de natuur meer genegen de gecontinueerde doses van
Sulphur rustig te laten werken, met een goede uitwerking op het systeem.”
(in: Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 249)


Frequente dosering van Sulphur geeft, zeker bij C-potenties, problemen vanwege het sterk antipsorische
effect en de daardoor heftige reactie van de Dynamis. Deze toestand van overprikkeling en
overstimulatie wordt in balans gebracht door het intermediaire Nux vomica. Daarna neemt de Dynamis
aan meerdere doses Sulphur geen aanstoot meer, maar kan hij het geboden actiepotentiaal curatief
aanwenden tegen de psorische belasting. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in Chronische Ziekten:




                                                                                                    160
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
kan wel, indien nodig, op de vierde dag na het begin, dus ongeveer 96 uur erna, worden toegediend.
Maar als de menses totnogtoe gewoonlijk te vroeg begonnen of te hevig waren of meerdere dagen bleven
voortsudderen, is het vaak nodig die vierde dag eerst een kleine dosis Nux vomica te laten ruiken (een
enkele globulus, met een hoge potentie bevochtigd) en dan pas vier tot zes dagen later het antipsoricum.
Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n korreltje ruiken,
ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

„Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:
“Bij zo‟n ziekelijke gesteldheid der menses bereikt men in de behandeling van chronische ziekten niets
zonder het vermelde tussendoor gebruik van Nux vomica. Dit middel kan hierbij de door zo‟n
ongeordend regelverloop steeds weer opgeroepen disharmonie in de zenuwfuncties weer doen
accorderen en zo de overgevoeligheid en overprikkeldheid tot bedaren brengen, die anders voor de
heilzame werking van de antipsorica een onoverkomelijke hindernis zouden vormen.”

Als de menstruatieperiode een „dynamisch‟ dieptepunt in de maand vormt kunnen we met het
antipsorische constitutiemiddel beter nog even wachten. Het ligt voor de hand dat het antipsoricum door
z‟n dieptewerking zou kunnen zorgen voor een omgekeerd homeopathisch effect, dat wil zeggen: hevige
verergeringen.
Het „dynamisch dieptepunt‟, op te vatten als acuut miasmatische gesteldheid, wordt hier geneutraliseerd
door het intermediaire gebruik van Nux vomica. De passende antipsorica gaan erdoor beter hun werk
doen. Sterker nog, als we nalaten Nux vomica in te zetten en dus niets aan de ziekelijke gesteldheid van
de menses doen, haalt de chronische behandeling niets uit. Nux vomica wordt gegeven ongeacht de
voortzetting van de antipsorische behandeling.
De antipsorische behandeling is in dit geval slechts mogelijk omdat er tussendoor Nux vomica, in
afwisseling, wordt gegeven. Hahnemann kwam hiermee in 1835, toen hij nog uitsluitend met C-
potenties en een bijgevolg lagere innamefrequentie werkte. Door hun aard lenen LM-potenties zich
daarentegen bij uitstek voor toediening van diverse geneesmiddelen met kortere tussenpozen.Vanzelf
sprekend gerechtvaardigd door de symtomen behorende bij de onderliggende ziektesoort

Chronische Ziekten, blz. 155:
“Overigens zal het, naarmate enige verandering in de symptomen optreedt, ook hier vaak nuttig zijn
tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te voegen, eveneens in verschillende
potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk worden). Niet zelden kan ook ter
afwisseling naar gelang de omstandigheden een dosis Nux vomica (C30) of Mercurius (C30) worden
gegeven.”

De bij de psorische constitutie passende Sulphur en Hepar sulphuris worden afgewisseld met de door de
omstandigheden geïndiceerde Nux vomica en Mercurius, die allebei geen antipsorische
constitutiemiddelen zijn. Bij de chronische constitutiebehandeling met de minerale anti-psorica is zo nu
en dan het tussendoor gebruiken van Sulphur en Hepar en met enige regelmaat Mercurius geïndiceerd.

Chronische Ziekten, blz. 156:
“Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
Hepar sulphuris te geven (al naar gelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al


                                                                                                    161
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>


Reactiemoeheid
Zelfs de chronische behandeling met minerale antipsorica maakt van tijd tot tijd een dosis Sulphur,
Hepar sulphuris of soms Mercurius noodzakelijk. Bij Sulphur en Hepar sulphuris is dat vanwege de
achterliggende reactiemoeheid, de psorische indifferentie. Door deze antipsorica wordt de Dynamis tot
reageren gestimuleerd. De geïndiceerde constitutionele minerale antipsorica kunnen zo beter hun werk
doen. Omdat de levenskracht soms de neiging heeft om of niet, of te heftig, te reageren, zijn Mercurius
en soms Nux vomica in het andere uiterste de tegenhangers van Sulphur en Hepar sulphuris. Bij
minerale constitutiemiddelen die met name ‟s avonds en ‟s nachts sterke verergeringen uitlokken,
denken we aan Mercurius om de opgeroepen, bijna acuut miasmatische toestand weer tot bedaren te
brengen. De Dynamis wordt ermee tot constructieve reacties aangezet, speciaal wanneer eerder grote
materiële doses zwavel of mineraalbaden zijn toegediend.
Zo ken ik het geval van een vrouw met ernstige longinfiltraten en bronchi-ëctasiën die, na drie bezoeken
aan een mineraal bad in Zwitserland, acuut miasmatische longproblemen ontwikkelde waarbij zij er na
een longontsteking op het nippertje met het leven vanaf kwam.
Een ander voorbeeld van het afwisselen van homeopathische middelen:

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz.”


Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen
Dit citaat uit Chronische Ziekten laat zien we hoe Hahnemann bij de behandeling van epidemische
ziekten, door hem ook wel tussenziekten genoemd, geneesmiddelen afwisselde binnen de behandeling
van één ziektebeeld. Let wel: in afwisseling, niet tegelijkertijd. Verder valt op dat hij eveneens
afwisselde met antipsorica die op de constitutie en niet op een acute ziekte worden voorgeschreven.
Geneesmiddelen als Natrium muriaticum en Calcarea carbonica zijn beide diepwerkende
constitutiemiddelen. Dat Arsenicum en Antimonium crudum ten tonele verschijnen hoeft geen verbazing
te wekken omdat ze allebei regelmatig zijn aangewezen bij ziektetoestanden die een acuut miasmatisch
karakter dragen. Voorts zien we dat Hahnemann afwisselde met één der beide Carbo‟s om,
overeenkomstig hun aard, de dreigende reactiemoeheid - de psorische indifferentie - het hoofd te bieden.
Verderop in dezelfde voetnoot:

Chronische Ziekten, blz. 162:
“Ook in het begin van de kuur van een epidemische wisselkoorts kan de homeopathische arts het zekerst
handelen door iedere keer een subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in de daarvoor geschikte gevallen
Hepar sulphuris in een klein korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij enkele dagen afwachten, tot
de eruit voortvloeiende verbetering weer stilstaat.


                                                                                                    162
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
bij alle lijders aan wisselkoorts in elke epidemie voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van
iedere behandeling van een epidemische wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van
wezenlijk belang, waardoor de zieke met des te meer zekerheid en gemak herstelt.”

Reeds voor de ziekte, de wisselkoorts in dit geval, echt doorzet geeft Hahnemann vooraf een dosis
Sulphur om het potentiële gebrek aan reactievermogen in de kiem te smoren. Kan de Dynamis het vanaf
dan, door de verbetering van de psorische ondergrond, alleen klaren dan is geen ander, niet-antipsorisch
geneesmiddel benodigd. Maar als het herstel stagneert, kan alsnog het bij de genus epidemicus passende
acute plantaardige of dierlijke middel worden ingezet.
Het acute middel heeft een betere uitwerking omdat de levenskracht dankzij Sulphur vitaler reageert.
Afwisselen van geneesmiddelen is feitelijk niets nieuws. Denk bijvoorbeeld aan de patiënt die na een val
- twee weken na het laatste constitutionele voorschrift - toch maar even Arnica komt halen!




                                                                                                    163
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
toegemeten vanuit de ziekteclassificatie. Het beoogde doel is het bewerkstelligen van een diepe,
genezende respons op het passende minerale antipsorische constitutiemiddel. Zodra dit doel is bereikt
wordt uitsluitend het constitutiemiddel gebruikt. Middelen worden soms met heel korte tussenpozen
afgewisseld.




                                                                                                 164
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>

Palliatief behandelen
De homeopathie heeft veel te bieden bij onomkeerbare ziekteprocessen. Homeopathische behandeling
betekent voor patiënten met een irreversibele ziekte vaak een weldaad, bijvoorbeeld met betrekking tot
pijnbestrijding. Tot op het laatst van het ziekteproces kan de patiënt relatief pijnvrij worden gehouden,
zonder dat toevlucht hoeft te worden genomen tot bewustzijnsverlagende medicijnen. We doelen hier op
ernstig zieke patiënten die naar een kwalititief goede laatste levensfase streven met behulp van
homeopathie. Voor patiënt zowel als homeopaat is dit een intensieve en enerverende gebeurtenis.
Van doorslaggevend belang is intensief, meestal dagelijks contact, speciaal bij ernstig lijden. De
homeopaat moet continue aanspreekbaar zijn om desgewenst het geneesmiddel te wijzigen of de
dosering of innamefrequentie bij te stellen. De chronische gesteldheid is in zulke gevallen een
doorlopende ziektetoestand, die overeenkomsten vertoont met acuut miasmatische ziekten.


Plantaardige middelen
Met plantaardige middelen bereiken we in zulke ernstige situaties dikwijls het meest. Omdat genezing
niet meer mogelijk is kunnen we diepwerkende antipsorica beter achterwege laten. De chronisch
miasmatische ziekteconditie is onomkeerbaar en volgt haar eigen verloop. Desondanks kunnen de
machteloze activiteiten van de Dynamis de patiënt wel in een toestand van totale ontreddering brengen.
Ze roeren zich op een voor de patiënt belastende en uitputtende manier. Deze door pathologie
gedomineerde toestand wordt door passende homeopathische middelen min of meer draaglijk gehouden,
zodat bijvoorbeeld niet naar bewustzijnsdempende opiumderivaten hoeft te worden gegrepen.


Urgente en levensbedreigende situaties
Organon, voetnoot 1, §67:
“Een uitzondering vormen de zeer urgente gevallen, waar door levensgevaar of doodsdreiging voor de
werking van homeopathische middelen geen enkele tijd, geen uren, zelfs geen kwartieren, nauwelijks
minuten ter beschikking staan.
Bij plotselinge accidenten bij tevoren gezonde mensen, zoals ademstilstand, schijndood door bliksem,
verstikking, bevriezing, verdrinking enz. is het geoorloofd en zinvol een palliativum toe te passen,
bijvoorbeeld matige elektrische prikkels, sterke koffie-clysmata, prikkelende reukstoffen, geleidelijke
verwarming en dergelijke.
Daardoor worden om te beginnen de prikkelbaarheid en het gevoel, dus het fysieke leven, in ieder geval
weer opgewekt. Is iemand dan weer gereanimeerd, dan neemt het spel van de orgaanfuncties zijn
gezonde loop als tevoren, omdat hier geen ziekte maar alleen blokkade en onderdrukking van de op
zichzelf gezonde levenskracht hoefde te worden weggenomen.”

Vanuit homeopathische optiek zijn allopatische prikkels alleen dan geïndiceerd wanneer de levenskracht
door oorzaken van buitenaf niet meer kan voldoen aan haar meest basale taak: instandhouding van het
leven. Voor Hahnemann was de toepassing van allopathische medicatie als palliatief tijdens de
homeopathische behandeling uitgesloten. Het was hem een doorn in het oog:

Organon, voetnoot 11, §67:


                                                                                                     165
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
palliatieven door te drukken, samen met andere verderfelijke allopathische rommel. En dat alleen om
zich de moeite te sparen voor ieder geval het passende homeopathische geneesmiddel op te zoeken. Zo
kunnen ze gemakkelijk homeopathische artsen lijken zonder het echt te zijn. Hun daden zijn er ook naar,
in één woord verderfelijk.”

En verder in Organon, voetnoot 1, §148, waar hij doelt op de heren (en dames tegenwoordig) van de
van-alles-wat-sekte:

“Wie zou het wagen zulk lichtzinnig, schadelijk gebroed de eer aan te doen ze naar de naam van de zeer
moeizame, maar ook heilzame kunst „homeopathische geneesheren‟ te noemen? Het is te hopen, dat zij
hun gerechte loon niet ontgaan en zelf, eens ziek geworden, op dezelfde manier worden behandeld!”


Tussendoor gebruik van allopathie
Rancune ten aanzien van hen die „zijn‟ homeopathie in diskrediet brengen en daarmee de patiënten
tekort doen, kan Hahnemann niet worden ontzegd! Het roept de vraag op of het tussendoor gebruiken
van willekeurig welke allopathische medicatie de levenskracht tegenwerkt en daarmee de genezing - het
doel van de homeopathische behandeling.
Ieder onderdrukkend allopathisch medicijn vertraagt het herstel en zodoende de genezing. Het is niet
ondenkbaar dat frequent allopathisch gebruik de homeopathische behandeling op den duur volledig
ondermijnt. Dat de patiënt dit soort medicatie - op eigen houtje - gedurende de homeopathische
behandeling inneemt moet dan ook worden afgeraden.
Het zou eigenlijk niet mogen voorkomen dat de homeopaat adviseert dergelijk medicijngebruik af te
bouwen. Wie weet hoe een en ander op grond van de ziekteclassificatie homeopathisch kan worden
opgelost, kan erop staan dat de allopathische medicatie zo snel mogelijk wordt gestaakt. Het is hier een
overweging om patiënten die zich bij herhaling vergrijpen aan allopathische medicatie, daarmee
mogelijk alle homeopathische inspanningen tenietdoend, verdere homeopathische behandeling te
weigeren.


Substitutietherapie
Een uitzondering moeten worden gemaakt voor substitutietherapie. Wanneer van een bepaald orgaan de
functie totaal is uitgevallen is het niet met het leven verenigbaar om de patiënt, bijvoorbeeld, het gebruik
van insuline of cortisonen te ontzeggen. Dit is absoluut uitgesloten. Zulke substanties vullen aan wat in
het organisme volledige ontbreekt. Bij relatief lichte deficiënties, zoals ouderdomsdiabetes, kan door
adequate antipsorische behandeling de behoefte aan substituerende insuline drastisch worden
verminderd of zelfs overbodig gemaakt. De verleiding terug te vallen op allopathische behandelwijzen
wordt geneutraliseerd door kennis en inzicht en daardoor opgedane ervaring.

Hahnemann zag zich soms bij voorbaat voor een hopeloze taak geplaatst. Wij hebben onszelf zonder
twijfel ook wel eens in zo‟n situatie bevonden. Of wij hier Hahnemann‟s advies moeten volgen of de
patiënt toch telkens opnieuw het voordeel van de twijfel moeten gunnen, zal per situatie verschillen en
uiteindelijk worden bepaald door de patiënt zelf of afhangen van het temperament en geduld van de
homeopaat.

Chronische Ziekten, blz. 138:


                                                                                                        166
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
schuld draagt en die hij niet bij machte is te veranderen, geduldig en gelijkmoedig te dragen, als
verdriet en gram onafwend-baar op hem afkomen zonder dat de arts in staat is deze grootste
levenverstoorders voorgoed van hem af te wenden? Laat dan de arts liever de behandeling van die
chronische ziekte opgeven en de zieke aan zijn lot overlaten. Want daar waar de levenshouding door
voortdurende aanvallen op de gemoedsgesteldheid wordt verstoord, kan zelfs de meest magistrale
behandelingsstrategie met optimaal uitgezochte en voor de lichamelijke aandoening passende genees-
middelen niets, helemaal niets goeds uitrichten voor welke chronische patiënt ook die onder
voortdurende zorg en narigheid gaat gebukt. Het is dwaasheid door te gaan met het mooiste bouwwerk,
als de grond eronder elke dag, hoe geleidelijk ook, door aanspoelende golven wordt ondermijnd.”

Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:
“Tenzij de patiënt weinig of geen reden zou hebben voor zijn ontstemming of verdriet of vrijwel geen
aanleiding tot ergernis van buitenaf. Dan zou hij dus meer voor zijn affectieve stoornis behandeld
moeten worden met de antipsorische middelen die zijn resterende chronische ziektesymptomen ook
dekken. Dat zijn gevallen die niet alleen te genezen, maar vaak zelfs simpel te genezen zijn.”


Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma
Wat Hahnemann lotsbeschikkingen noemt, noemen wij tegenwoordig karma. Het moge duidelijk zijn
dat homeopathische behandeling geenszins de individuele lotsbeschikking in de weg staat. Het is eerder
omgekeerd. Overeenkomstig Hahnemann‟s beschrijving van incidenten heeft homeopathie juist een
ondersteunende functie. De individuele levensomstandigheden en de reacties erop helpen ons het
passende geneesmiddel te vinden. Dit middel helpt de patiënt de voor hem „gezonde‟ verhouding ten
opzichte van zijn levensomstandigheden te vinden. Geduld is hier een schone zaak.
Ik herinner mij een patiënte die meteen na haar geboorte werd afgestaan door haar moeder. Voor haar
16e levensjaar verloor zij beide pleegouders (door vroegtijdig overlijden) en haar pleegbroer (door een
bromfietsongeval). Zij voelde zich hierdoor opnieuw totaal alleen staan. Zij worstelde met kwesties
zoals: “Durf ik ooit kinderen te krijgen? Ik weet niet eens hoe dat moet! En durf ik me überhaupt nog
wel met mensen te verbinden?”
Tijdens de homeopathische behandeling kwam steeds sterker de drang opzetten op zoek te gaan naar
haar biologische moeder. Na lang wikken en wegen gaf zij er schoorvoetend aan toe. Ondanks het grote
geheim dat haar dochter in haar leven betekende reageerde de biologische moeder direct op het via een
officiële instantie gedane verzoek om contact. De verbinding werd voorzichtig hersteld.
Nu, jaren later, heeft zij een relatie en twee gezonde kinderen.
Soms blijken ogenschijnlijk maar ook daadwerkelijk tegenwerkende krachten de mens in staat te stellen
de levensdraad terug te vinden en op te pakken.

Naar mijn ervaring kan homeopathische behandeling karmische processen als geen ander ondersteunen.
Waar de uiteindelijke „oplossing‟ voor de levensproblematiek niet wordt gevonden, maakt het palliatieve
effect op de gevolgen van de levensomstandigheden, de behandeling toch zinvol. De omstandigheden
zelf veranderen niet, maar wel hoe ermee wordt omgegaan. Dan kunnen wij uit de vicieuze cirkel
vandaan komen en de behandeling van de psorische belasting van de levenskracht beginnen.




                                                                                                     167
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Samuel Hahnemann, Chronische Ziekten.
Samuel Hahnemann, Organon (1e, 4e, 5e en 6e editie).
Rima Handley, In search of the later Hahnemann.
J.T. Kent, Lectures on hom. philosophy
Roberts, Princeples and Art of Cure
Samuel Hahnemann, Lesserwriting




                                                         168
 " class="SlidePreviewThumbnail_noScript__A7ZNU"/>
Hahnemann Begrijpen</td></tr><tr><td
class= Praktijkgerichte synthese van
Organon en Chronische Ziekten




         Ewald Stöteler




                                 1
 " data-testid="vertical-slide-image" fetchpriority="high" loading="eager" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-1-2048.jpg"/>
2</td></tr><tr><td
class= " data-testid="vertical-slide-image" fetchpriority="high" loading="eager" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-2-2048.jpg"/>
Gebruik van het boek.</td></tr><tr><td
class=De homeopathie van Hahnemann verschilt wezenlijk van de dagelijkse praktijk. Deze verschillen zijn zo
groot dat mijn cursisten soms spreken van omscholen in plaats van bijscholen.
De ervaringen van de afgelopen jaren hebben me ook geleerd dat het niet eenvoudig is de omslag naar de
homeopathie van Hahnemann te maken. Het vereist een heel andere manier van werken, hetgeen
grondige studie vereist.
Dat de homeopathie zoals door Hahnemann aangegeven in praktijk wordt gebracht, is gezien de
mondiale pathologische ontwikkelingen van het grootste belang.
De homeopatische geneeskunst kent vele stromingen, die zich vaak ver van Organon en Chronische
ziekten, hebben verwijderd. Dit heeft mij er mede toe aangezet dit boek te schrijven.
Het risico bestaat dat dit boek, slechts op onderdelen in praktijk wordt gebracht, zoals dit ook met
Organon en chronische ziekten nu het geval is. Dan ontstaat een gebrek aan overzicht, met consequenties
voor het resultaat van de behandeling van de patiënt.
Naar de toekomst acht ik bescherming van deze vernieuwing dan ook noodzakelijk.

Onder het copyright valt, dat dit boek op homeopathie opleidingen niet zonder meer als lesmateriaal
gebruikt mag worden Degene die de lessen verzorgt zal zich eerst moeten bekwamen en certificeren in
deze, zo andere, benaderingswijze.

Het is daarom dat de lezer van harte uitgenodigd wordt zich te scholen danwel bij te scholen in deze
benaderingwijze.

De bijscholingen worden verzorgd door de Stichting Hahnemann-homeopathie.
Voor verdere informatie kunt U zich richten tot:
www. scholingsweg@hahnemannhomeopathie.com

Door de Stichting Hahnemann-homeopathie zullen de deelnemers aan scholing en of bijscholing worden
getoetst en gecertificeerd.

De auteur.




                                                                                                     3
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-3-2048.jpg"/>
All rights reserved. Apart from any fair dealing for the purpose of private study, research, criticism or review, as permitted under the</td></tr><tr><td
class=Copyright, Designs and
Patents Act, 1988, no part of this book may be reproduced, used as teaching material, stored or transmitted, in any form or by any means,
without the prior written permission of the publishers. Enquiries should be addressed to:

Emryss bv Publishers
Duinoordstraat 78
2023 WE Haarlem
The Netherlands




First edition feb 2003




© 2003 Emryss bv Publishers
Haarlem, The Netherlands
Tel: +31 235 275060 // Fax: +31 235 259040




CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Stöteler Ewald

Hahnemann begrijpen
/ Ewald Stöteler.-Haarlem: Emryss bv
Cover: Olivier Bakker/Jenni Tree
Edited by: Gerda Zaalberg/Frans Vermeulen/
Layout: Ary bakker

ISBN 90-76189-08-0
Access code: Homoeopathy, Hahnemann, Organon, Chronische Ziekten.




                                                                                                                                       4
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-4-2048.jpg"/>
VOORWOORD</td></tr><tr><td
class=
Als kind van zijn tijd is Hahnemann de vader der homoeopathie. Wij zijn, overdrachtelijk gezien, zijn
nazaten. Of wij zijn geestverwanten zijn mag worden betwijfeld. Hahnemann had er weinig hoop op met
zijn tijdgenoten, dus waarom zouden wij er aanspraak op mogen maken? Hij had zich geen bescheiden
doel gesteld, zoals blijkt uit zijn Voorwoord voor de eerste editie van Chronische Krankheiten [1828]:
"Maar in het mededelen van deze grote ontdekking aan de wereld moet ik tot mijn spijt betwijfelen of
mijn tijdgenoten de logische volgorde van mijn leer zullen begrijpen en of zij die nauwgezet zullen
navolgen en zo voor de lijdende mensheid het onbegrensde heil verwerven dat automatisch moet
voortvloeien uit getrouwe en stipte naleving van deze leer, of dat zij, afgeschrikt door het ongehoorde
van veel van deze onthullingen, ze niet liever onbeproefd en daardoor nutteloos laten."

Hahnemann was een kind van zijn tijd en we moeten zijn woorden lezen in die context, al neemt het niet
weg dat het hebben van baanbrekende ideeën en het overbrengen ervan niet vanzelfsprekend samengaan.
We moeten vaststellen, tot onze spijt wellicht, dat Hahnemann de ongelukkige combinatie in zich droeg
een geniale grondlegger en een beroerde pleitbezorger te zijn.
De commotie ontstond over Hahnemann‟s concept dat chronische ziekten berusten op chronische
miasma‟s, een denkbeeld dat hij eerder introduceerde in zijn Organon. Hij noemt syfilis en sycosis
[vijgwrat-tenziekte] twee "eigensoortige inwendige chronische miasmatische ziekten". "Maar onmetelijk
veel uitgebreider en dus veel belangrijker" dan deze twee "is het chronische miasma van de psora." In
Chronische Krankheiten noemt hij psora "de draak met duizend koppen", "de oudste en veelkoppigste
van alle miasmatische chronische ziekten" en "de moeder van alle ziekten".
Aldus herkent Hahnemann een drietal chronische ziektevormen die berusten op erfelijkheid of infectie.
Ze zijn meegekregen of in het individuele leven verworven. De basis van deze leer, de zogenaamde
miasmaleer, is nadien door talloze auteurs en homoeopaten becommentarieerd en van andere
benaderingen voorzien. Daar waar Voegeli met betrekking tot psora voornamelijk spreekt over
"assimilatiestoornissen van voor de opbouw van het organisme noodzakelijke mineralen", noemt Allen
zonde en schuld als grond van dit miasma. De interpretatie van de diverse miasma‟s is in de loop der tijd
geleidelijk veranderd. De laatste jaren, bijvoorbeeld, doet de visie van de Argentijnse homoeopaat
Elisalde de Masi opgang. Deze schrijft psora toe aan de "oorspronkelijke afscheiding van God". Dit
trauma werkt door in twee hoofdthema‟s: Een innerlijk gevoel van kwetsbaarheid, onzekerheid en angst,
en de projectie hiervan op de buitenwereld. Het gevoel van afscheiding, ook wel Zondeval of verlies van
het Paradijs genoemd, roept een nostalgisch verlangen op naar de beslotenheid en vreedzaamheid van de
oorspronkelijke eenheid, alsmede een schuldgevoel dit door eigen toedoen te hebben verspeeld. De
verbroken eenheid, in het groot de Zondeval, in het klein de geboorte [de val uit de baarmoeder], is het
fundament van psora en leidt tot het basale symptoom van dit miasma: een gevoel van gemis.
Psora als latente ziektetoestand komt tot ontwikkeling door bijvoorbeeld de onderdrukking van
fysiologische uitscheidingsprocessen [zweet, urine, ontlasting, menstruatie] of, zoals Hahnemann stelt,
door "het levensbeginsel verzwakkende hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door
ondoelmatige geneeskundige behandeling". Een van de voornaamste verschijningsvormen van psora
werd door Hahnemann gezien als een jeukende huiduitslag: krätze.
Is Krätze de oorzaak van psora of verhoogt psora de vatbaarheid voor (Krätze)? Kunnen we psora
gelijkstellen aan zoiets als verlaagde weerstand of, om in moderne termen te spreken, verminderde
werking van het immuunsysteem? Belangrijker evenwel dan beantwoording van de eeuwenoude kip-of-
ei-vraag is: hoe lossen we het op?
Door getrouwe en stipte inachtneming van Hahnemann‟s ware leer, stelt Ewald Stöteler voor. Vergeten
bouwstenen van Hahnemann‟s leer, zoals de miasmaleer, de ziekteclassificatie en de toepassing van LM-


                                                                                                       5
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-5-2048.jpg"/>
potenties, worden door Ewald weer tot hoekstenen gemaakt. Zijn betoog berust op de zesde editie van de</td></tr><tr><td
class=Organon en op Chronische Ziekten. Een van de pareltjes ervan is het alterneren van twee remedies uit
andere bronnen. Het is een bouwwerk geworden waarop we kunnen voortbouwen. Er is grondleggend
werk verricht. En bovendien: Ewald Stöteler is een Nederlandse pleitbezorger op z‟n Hollands -
rechttoe-rechtaan: een die je niet onberoerd laat.


Frans Vermeulen, Molkom [Zweden].




                                                                                                    6
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-6-2048.jpg"/>
Inhoudsopgave</td></tr><tr><td
class=Gebruik van dit boek                                              3
Voorwoord                                                        15
Vernieuwend                                                      15
Bloeiperiode                                                     16
Ontwikkeling homeopathie                                         16
Inleiding                                                        19
Organon en Chronische Ziekten                                    19
J.T. Kent en nieuwe „meesters‟                                   19
LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie 22
1. Het holistisch mensbeeld                                      24
Genetica                                                         24
Relativiteitstheorie                                             24
Gevoel en emotie                                                 26
Denken                                                           28
Samenvatting                                                     29
2. Ziekte en gezondheid                                          30
Wat is gezond?                                                   30
Wat is ziek?                                                     30
Acute ziekten                                                    32
Chronische ziekten                                               33
Iatrogene ziekten                                                33
Onechte chronische ziekten                                       33
3. Belang en consequenties van de gelijksoortigheidsregel        35
Gelijksoortigheidsregel                                          35
Functioneel stoffelijk symptoom                                  35
Lokalisatie                                                      35
Sensatie                                                         37
Modaliteit                                                       38
Concomitant                                                      38
Particular                                                       39
Emotionele- en gevoelssymptomen                                  40
Oorzaak of „causa‟                                               40
Mentaal symptoom                                                 41
Generaliteiten                                                   42
Biografische gebeurtenissen, incidenten                          45
Erfelijke belasting                                              45
Blokkade                                                         46
Geneesmiddelgebruik                                              46
Samenvatting                                                     48
4. De homeopathische anamnese                                    49
Anamnese                                                         49
Repertorisatie                                                   49
Consult                                                          50
Onbevangen en opmerkzaam                                         50
Gezond verstand                                                  51


                                                                      7
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-7-2048.jpg"/>
Accuraat en alert                                              52</td></tr><tr><td
class=Omzichtig en bedachtzaam                                       53
Eigen functioneren                                             53
Methodiek                                                      54
Attent luisterende houding                                     57
Hoofd-voeten-schema                                            58
Open vragen                                                    58
Eigen waarneming homoeopaat                                    59
„Acute‟ anamnese                                               62
Samenvatting                                                   63
5. Veranderingen binnen de homeopathische doctrine             64
Geschiedenis van de homeopathie                                64
Aspecten van de homeopathie                                    65
Classificatie van ziekten                                      68
Acute ziekten - incidenten                                     68
Chronische Ziekten, blz. 160:                                  69
Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                           71
Illustratie                                                    73
Samenvatting                                                   74
Collectieve ziekten – epidemische ziekten                      74
Chronische Ziekten, blz. 161:                                  77
Behandeling van de chronische ziekte                           77
„Acute‟ geneesmiddelen                                         78
Acuut miasmatische ziekten                                     79
6. Ziekteclassificatie                                         80
Chronische ziekten                                             80
Chronische ziekten – ander uitgangspunt                        81
Actie = reactie                                                82
Het Psora miasma                                               83
Chronische ziekten, blz. 127:                                  85
Antipsorica                                                    86
Chronische Ziekten, blz. 176:                                  86
Het Sycotisch miasma                                           88
Chronische Ziekten, blz. 103:                                  88
Chronische Ziekten, blz. 105:                                  90
Het Syfilitisch miasma                                         91
Chronische Ziekten, blz. 106:                                  92
Chronische Ziekten, blz. 109:                                  92
De ziekteclassificatie centraal                                94
Samenvatting                                                   94
7. Gebruik geneesmiddelen in relatie tot ziekteclassificatie   96
Vijf verschillende geneesmiddelgroepen                         96
De vijf geneesmiddelrijken                                     96
Symptomen en geneesmiddel                                      97
Chronische Ziekten, blz. 4:                                    98
Geneesmiddelen relaties                                        98
Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen                       98
Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:                               99


                                                                    8
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-8-2048.jpg"/>
Chronische Ziekten, blz. 6:                                       100</td></tr><tr><td
class=Chronische Ziekten, blz. 7:                                       101
De minerale geneesmiddelen                                        101
Chronische Ziekten, blz.176:                                      102
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                              103
Chronische Ziekten, blz. 161:                                     104
Chronische Ziekten, blz. 158:                                     105
Geneesmiddelen in afwisseling                                     105
En in de Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                     105
De nosoden                                                        107
Chronische Ziekten, blz. 185:                                     109
Tautopathische geneesmiddelen                                     110
Overige homeotherapie – psora in juiste baan                      112
Psorische indifferentie                                           112
Chronische Ziekten, blz. 156:                                     114
Tussenmiddelen                                                    115
Chronische Ziekten, blz. 176:                                     115
Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:                         117
Chronische Ziekten, blz. 127:                                     118
Miasma als ziekte tendens                                         119
Voorafgaande ontregeling                                          120
Samenvatting                                                      121
8. Analyse anamnese vanuit ziekteclassificatie                    123
Classificeren van ziekte                                          123
Chronische Ziekten, blz. 1:                                       124
Nuancering in de verschillende vormen van ziek-zijn               125
Dynamis streeft naar overleven                                    127
Casus menstruatieproblemen                                        129
Ten eerste: constitutioneel                                       130
Ten tweede: biografie                                             130
Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen                        131
Behandeling van kinderen                                          133
Ziektetendensen en ziektesoorten                                  135
Vragenlijst voor benadering casuïstiek vanuit ziekteclassificatie 138
Vraag 1 Problematiek, realiteit, beeld                            138
Vraag 2 Symtomen, (leef)omstandigheden                            139
Vraag 3 Chronische ziekte, endogeen miasmatische oorzaak          139
Vraag 4 Chronisch: dynamiek en verloop                            140
Vraag 5 Familiaire (erfelijke) ziektetendens                      142
Vraag 6 Geneesmiddelgebruik, iatrogene ziekte                     143
Vraag 7 Geblokkeerde reactie                                      144
Chronische Ziekten, blz. 155:                                     144
Chronische Ziekten, blz. 156:                                     145
Richting aan de behandeling                                       145
Samenvatting                                                      146
9. Complementaire effecten                                        148
Hiërarchie en geneesmiddelrelaties                                148
Antidote                                                          148


                                                                        9
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-9-2048.jpg"/>
Inimical                                                     149</td></tr><tr><td
class=Follows well                                                 150
Compatible                                                   150
Complementair                                                150
Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                         151
Werking antipsorisch middel gaat door                        152
Lagere potenties                                             153
Afwisseling van geneesmiddelen                               153
Chronische Ziekten, blz. 160:                                155
Chronische Ziekten, blz. 160 en 161:                         156
Verstorende invloeden                                        156
Chronische Ziekten, blz. 161:                                157
Bewust gebruik van complementair effect                      159
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                         159
Tussendoor gebruiken van speciale geneesmiddelen             160
Chronische Ziekten, blz. 127:                                161
Ziekten in het voorgeslacht                                  163
Behandeling van het jonge kind                               164
Latente tendensen herkennen                                  165
Holistische totaalbenadering                                 165
Ziektedynamica                                               166
Samenvatting                                                 169
10. De antipsorische behandeling als centraal thema          170
Antipsorische behandeling                                    170
Chronische Ziekten, blz. XX1:                                171
Ontwikkeling van de homeopathie                              171
Chronische Ziekten, blz. 5:                                  171
Chronische Ziekten, blz. 6:                                  171
„Chronische Ziekten, blz. 8:                                 172
Psora gewekt                                                 174
„Chronische Ziekten, blz. 121:                               175
Chronische Ziekten, blz. 127:                                175
Karakter van psora                                           175
Chronische Ziekten, blz. 11:                                 176
Ontwikkeling psora miasma                                    177
Chronische Ziekten, blz. 176:                                177
Primaire zorg van de Dynamis                                 178
Voorschrijven op miasmatische achtergrond                    180
Samenvatting                                                 181
11. Epidemische ziekten en de wisselziekten                  182
Blokkerend effect                                            182
Appèl op de levenskracht                                     183
Chronische Ziekten, blz. 161:                                184
Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:                         184
Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling   184
Chronische Ziekten, blz. 163:                                185
Breekpunt in de biografie                                    185
Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit              186


                                                                   10
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-10-2048.jpg"/>
Wisselziekten – chronische ziekten op psorische grondslag 187</td></tr><tr><td
class=Samenvatting                                              188
12. De behandeling van psychische ziekten                 189
Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt    189
Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste                    189
Grondige anamnese                                         191
Afwisseling ook hier                                      193
Een voorbeeld uit de casuistiek.                          193
Gebruik van psychofarmaca                                 194
Psychische klachten door „oorzaak van buiten‟             195
Samenvatting                                              196
13. Gebruik van geneesmiddelpotenties in de homeopathie 198
Hoge potenties                                            198
Inzichtelijk homeopathisch handelen                       199
Twee verschillende potentiereeksen                        200
De bereiding van homeopathische geneesmiddelen            201
Dynamisatieproces                                         203
Chronische Ziekten, blz. 182:                             203
Vermoeiende proefnemingen                                 203
Verdere ontwikkelingen                                    206
Kennislacunes bij de beroepsgroep                         207
De LM potentie                                            208
Bereiding van de LM potentie                              208
Samenvatting                                              213
14. Het gebruik van LM-potenties in de praktijk           214
Verschillen tussen C- en LM-potenties                     214
In het oog springende verschillen                         215
Centesimale reeks                                         216
Basisoplossing                                            218
Niet ongemodificeerd herhalen                             218
Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen     219
Diversiteit van geneesmiddelinnamen                       221
Homeopathische verergeringen                              221
Chronische Ziekten, blz. 105:                             222
Een andere ziektesoort als ingang                         223
Het geneesmiddel in oplossing                             223
Snuifdoses                                                224
Zware pathologie                                          224
Psora in de juiste baan                                   225
Chronische endogeen miasmatische ziekte                   226
Chronische Ziekten, blz. 158:                             227
Eindverergering                                           227
Chronische Ziekten, blz. 127:                             228
Diep constitutionele werking                              228
Genezing nadert voltooiing                                229
Tot de eindverergering toe                                231
Samenvatting                                              234
15. Olfactie als wijze van geneesmiddelinname             235


                                                                11
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-11-2048.jpg"/>
Ruik- of snuifdosering                                      235</td></tr><tr><td
class=Invloed van geuren                                          236
Chronische Ziekten, blz. 157:                               236
Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:                   237
Chronische Ziekten, blz. 157:                               237
Chronische Ziekten, blz. 161:                               238
Chronische Ziekten, blz. 168:                               238
Betrouwbare geneesmiddelimpuls                              239
Samenvatting                                                240
16. Afwisseling van homeopathische geneesmiddelen           241
Geen combinaties – geen middelen tegelijk                   241
Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen   242
Afwisseling, een voorbeeld                                  244
Chronische Ziekten, blz. 168:                               245
„Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:                  246
Chronische Ziekten, blz. 155:                               247
Chronische Ziekten, blz. 156:                               247
Reactiemoeheid                                              247
Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                        248
Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen        248
Chronische Ziekten, blz. 162:                               249
Samenwerking                                                250
17.Palliatieve behandeling: wanneer wel/niet behandelen     251
Palliatief behandelen                                       251
Plantaardige middelen                                       251
Urgente en levensbedreigende situaties                      252
Tussendoor gebruik van allopathie                           253
Substitutietherapie                                         253
Chronische Ziekten, blz. 138:                               254
Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:                   254
Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma            255
18. Literatuur                                              257
Notities ruimte




                                                                  12
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-12-2048.jpg"/>
Voorwoord</td></tr><tr><td
class=
Vernieuwend
Het lijkt wat ambitieus een vernieuwend boek over homeopathie te willen schrijven. Het is mijns inziens
echter een gegeven dat de werken van Hahnemann heden ten dage niet meer intensief bestudeerd worden
en wellicht nog minder begrepen. Enerzijds is dit te verklaren door Hahnemann‟s soms moeilijke
schrijfstijl, anderzijds doordat de huidige homeopathie zich ver heeft verwijderd van de werkwijze van
Hahnemann zelf. Tijdens zijn leven heeft Hahnemann in de opeen-volgende publicaties van het Organon
steeds wijzigingen, nieuwe inzichten en ervaringen toegevoegd. Dit vroeg de nodige flexibiliteit van
Hahnemann‟s leerlingen, evenals het nu wellicht moeilijk zal zijn de conclusies in dit boek serieus te
nemen.
Het voor u liggende boek wil een brug vormen. Het wil een synthese zijn tussen wat Hahnemann heeft
geschreven in de zesde editie van het Organon en in de Chronische Ziekten.
De schrijver heeft niet de pretentie compleet te zijn. Er zijn veel aspecten in de homeopathische praktijk
aan te voeren die tegen-woordig anders worden uitgevoerd dan de grondlegger van de homeopathie heeft
aangegeven. Tezamen met vragen zoals : “waarom hebben wij dit nooit op de opleiding gehad?” en
verzoeken van deel-nemers aan mijn bijscholingen, heeft dit de aanzet gegeven tot het schrijven van dit
boek. Het lijdt geen twijfel dat sommige onderdelen van de homeopathische geneeswijze sinds
Hahnemann verder zijn ontwikkeld. De geneesmiddelleer [materia medica] heeft een grote vlucht
genomen en ook de filosofie kent een enorme diversiteit en veelzijdigheid. De praktijk heeft desondanks
geleerd dat veel van Hahnemann‟s werk tot op heden onvoldoende begrepen en doorgrond is en
bijgevolg onvoldoende in praktijk wordt gebracht. En dat terwijl deze informatie voor de homeopathie
nu en in de toekomst naar mijn mening zeer belangrijk is!
Bloeiperiode
In het begin van de twintigste eeuw maakte de homeopathie in Amerika een bloeiperiode door. Het
uiteindelijke resultaat was evenwel dat ze niet heeft kunnen waarmaken wat ze beloofde. We beleven in
de huidige tijd een opleving van de homeopathie, terwijl tegelijkertijd de allopathie [orthodoxe
geneeskunde] meer en meer haar greep verliest, zowel in de behandeling van chronische ziekten als in
die van infectieziekten. Door bacteriën verworven resistentie tegen antibiotica is een van de voornaamste
redenen. Op virale infecties, zoals bijvoorbeeld HIV, heeft men feitelijk helemaal geen antwoord.Vanuit
allopatische optiek bezien rampzalig,blijkt de hoeveelheid vaccins die we in onze kinderen kunnen
spuiten ook aan een maximum gebonden te zijn. In Nederland worden jaarlijks 1200 meldingen gemaakt
van zogenaamde entingschade, volgens artsen het topje van de ijsberg. De wetenschapper zit met de
handen in het haar; men spreekt al over het post-antibiotica tijdperk. Mondiaal zien we malaria,
tuberculose en andere besmettelijke ziekten hand over hand toenemen. Op termijn zal dit zeker een
bedreiging vormen voor de westerse wereld. De vraag rijst of de homeopathie wel een antwoord heeft op
de te verwachten pathologische ontwikkelingen. Zijn wij wel in staat een antwoord te geven op de
epidemische ziekten die in het verschiet liggen? Bezit de huidige homeopathie wél het juiste filosofische
en praktische kader om eventuele toekomstige ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden? Aan het
begin van de vorige eeuw kon de homeopathie de uitdaging niet aan en werd zij afgerekend op haar
falen. Blijven wij volgens dezelfde richtlijnen werken als de homeopaten aan het begin van de vorige
eeuw, dan kunnen we verwachten ook ditmaal tekort te schieten. Het noodzaakt ons tot verdere


                                                                                                       13
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-13-2048.jpg"/>
ontwikkeling. Al met al voldoende reden om ons, in alle openheid, opnieuw te verdiepen in de</td></tr><tr><td
class=geschriften die Hahnemann ons heeft nagelaten.


Ontwikkeling homeopathie
De ontwikkeling die Hahnemann tijdens zijn leven doormaakte deed veel van zijn leerlingen vroegtijdig
afhaken. Hahnemann raakte verwikkeld in heftige disputen met zijn toenmalige collega‟s. Hierdoor is de
indruk ontstaan dat homeopaten elkaar voortdurend bestrijden en naar het leven staan. Aan een
gezamenlijk streven werd zo veel afbreuk gedaan.
Bijvoorbeeld: de miasmaleer was, en is, voor veel homeopaten een blanco gebied. We lezen en leren er
van alles over, maar wat we er uiteindelijk mee doen komt onveranderlijk neer op: als je het juiste,
gelijksoortige, middel maar geeft. Met zo‟n conclusie hadden we ons de moeite kunnen besparen!
Dat we proberen het meest gelijksoortige geneesmiddel te vinden is een vanzelfsprekendheid. Met
kennis van de miasmaleer heeft het weinig uit te staan.
De zesde editie van het Organon was persklaar tijdens het leven van Hahnemann, maar werd na veel
moeilijkheden en hardnekkige onderhandelingen met de erfgenamen pas in 1921 gepubliceerd. Bijna
tachtig jaren verstreken waarin generaties homeopaten niet op de hoogte waren van de laatste inzichten
van de grondlegger. Dat dit heeft bijgedragen tot problemen met de miasmaleer behoeft geen betoog.
De ontwikkeling van de homeopathie stoelde in de tussentijd op de vierde editie van het Organon. De
vijfde editie werd genegeerd. Klaar-blijkelijk bevatte die onvoldoende wezenlijk nieuwe zaken, afgezien
van talrijke opmerkingen van Hahnemann over zogenaamde half-homeopaten. Het boek Chronische
Ziekten kon zich evenmin in overweldigende aandacht verheugen.
De zesde editie van het Organon geeft een volledige herziening van veel aspecten van de homeopathie,
in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van potenties. In de zesde editie gaat het uitsluitend over
het gebruik van LM-potenties! Desondanks hebben LM-potenties nauwelijks voet aan de grond
gekregen in de homeopathische praktijk.
In het onderhavige boek komen de verschillende aspecten, zoals potentiegebruik, ziekteclassificatie,
gebruik van complementaire geneesmiddelen e.d. uitgebreid aan bod. Er wordt steeds gerelateerd aan
wat Hahnemann schrijft, inclusief citaten en bronvermelding. Organon betekent werktuig. Op het gebied
van de filosofie der homeopathie is het ons standaardwerk. Wanneer wij het Organon verbinden met de
Chronische Ziekten, speciaal met het praktische deel ervan, en dit intensief en kritisch bestuderen, dan
zien we welke aanwijzingen en consequenties deze werken tezamen bevatten voor uiteenlopende
facetten van de homeopathie, variërend van potentiekeuze tot geneesmiddelgebruik.
Tijdens seminars heb ik regelmatig uitspraken gehoord in de trant van: wij zijn Hahnemann voorbij. Dit
is, denk ik, geenszins het geval en ik wil het aantonen met de inhoud van dit boek. Het is eerder zo dat
wij nog vér te gaan hebben. De bestudering van dit boek kan voor de lezer een revolutie inhouden en
wellicht tot een totale herziening van de praktijkvoering leiden. Ingeslepen gewoonten en werkwijzen, te
veel autoriteit toedichten aan grote meesters kunnen het anderzijds moeilijk maken dit boek serieus te
nemen. Beoordeling van het waarheidsgehalte vereist grondige studie en onderzoek in de praktijk. Het
mag niet zo zijn dat wij homeopaten weigeren ons therapeutisch systeem tegen het licht te houden. Een
licht dat door Hahnemann zelf werd ontstoken teneinde de homeopathie te blijven verbeteren en
perfectioneren ten behoeve van de zieke medemens.

Om met Hahnemann te spreken:
Organon: Opmerkingen vooraf bij de eerste druk van 1810:
“Dat wil ik vooraf ter waarschuwing zeggen: indolentie, gemakzucht en eigenzinnigheid maken de
dienst aan het altaar der waarheid onmogelijk; slechts onbevangenheid en onvermoeide ijver stellen in
staat tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde. Hij die de


                                                                                                        14
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-14-2048.jpg"/>
geneeskunst in deze geest beoefent, staat vlak bij de Godheid, de Schepper der werelden, wiens mensen</td></tr><tr><td
class=hij helpt in stand te houden en wiens goedkeuring zijn hart driewerf gelukkig maakt.”

Ewald Stöteler, Almelo, december 2002.




                                                                                                  15
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-15-2048.jpg"/>
Inleiding</td></tr><tr><td
class=
Organon en Chronische Ziekten
Vanaf mijn eerste kennismaking met de homeopathie hebben Hahnemann‟s Organon en Chronische
Ziekten centraal gestaan in mijn praktijk. Als docent homeopathie heb ik de inhoud van beide werken
vanaf 1983 onderwezen. Gaandeweg werd mij duidelijk dat de manier waarop homeopathie in praktijk
gebracht werd en wordt, ver af staat van hoe Hahnemann haar ontwikkelde en toepaste. Hoe kritischer
wij het Organon en de Chronische Ziekten lezen, hoe groter en opvallender discrepantie er blijkt te
bestaan tussen Hahnemann‟s werkwijze en die van tegenwoordig. Ik wil benadrukken dat het
dogmatisch volgen van Hahnemann‟s geschriften niet mijn uitgangspunt is. Het gaat om het begrip van
wat hij schreef. We dienen in eerste instantie te onderzoeken of het logisch is of niet, of het in de
praktijk kan worden toegepast en, niet in de laatste plaats, of het ook zo werkt! Worden wij een betere
homeopaat indien wij Hahnemann‟s advies „Mach es nach, aber mach es genau nach‟ opvolgen?
Na Hahnemann‟s dood, in 1843, duurde het nog bijna tachtig jaar voordat de laatste, zesde editie van het
Organon werd gepubliceerd. In de tussenliggende jaren werkten homeopaten vanuit de vierde editie.
Hahnemann benadrukt in deze editie dat het effect van de medicinale impuls de tijd moet krijgen om
haar volledige werking te ontplooien, terwijl hij in de vijfde editie voorgeschreven medicatie vaker
herhaalt. Na Hahnemann ontwikkelden homeopaten zich volgens de richtlijnen van de vierde editie. De
meeste hedendaagse homeopaten doen dat nog steeds.


J.T. Kent en nieuwe meesters
De grootste invloed is ongetwijfeld uitgegaan van James Tyler Kent (1849-1916) en zijn tijdgenoten, die
vanuit de vierde editie werkten. Studenten werden, en worden nog steeds, opgeleid in de Kentiaanse
traditie die is gestoeld op de vierde editie van het Organon waarbij de Chronische Ziekten totaal geen
aandacht krijgt. De homeopathie die in de jaren erna ontstaat wordt gekenmerkt door het voorschrift van
een eenmalig geneesmiddel in een hoge centesimale potentie volgens een door Kent ontwikkelde reeks.
Hierbij dient het geneesmiddel, naar huidige terminologie, bij voorkeur voorgeschreven te worden op de
„essentie‟ van de patiënt. Centraal staat het vinden van het ultieme similimum, met als doel de patiënt te
genezen met een éénmalig geneesmiddelvoorschrift. Lukt dat niet dan heb je als homeopaat je werk niet
goed (genoeg) gedaan.
Er zijn door verschillende „meesters‟ veel even ingenieuze als onnavolgbare analysemethoden
ontwikkeld, de één nog indrukwekkender dan de ander. Dit heeft de ontwikkeling van jongere generaties
homeopaten zo sterk beïnvloed dat Hahnemann, behalve in naam, vrijwel vergeten schijnt. In
opleidingen wordt tegenwoordig zo weinig tijd besteed aan Organon en Chronische Ziekten dat
Hahnemann‟s gedachtengoed volledig op de achtergrond is geraakt. Opmerkingen als “hij is moeilijk te
lezen”, “het laat zich niet verenigen met wat wij op de opleiding leren” en “er zijn nu ook grote
meesters” geven de indruk dat Hahnemann achterhaald is. Dit kun je echter pas werkelijk
veronderstellen wanneer het werk van Hahnemann gekend en begrepen wordt en succes in de praktijk
ervan het bewijs is. Dan pas kunnen we de grondlegger als lichtend voorbeeld terzijde schuiven. Reeds
tijdens zijn leven ervaarde Hahnemann dat homeopaten het lieten afweten omdat zij zijn zich steeds
ontwikkelende inzichten niet begrepen, laat staan konden volgen. Daarmee wordt homeopathie snel
gereduceerd tot de meest fundamentele similia-regel, de eenmalige impuls van een geneesmiddel,
waarna langdurig op reactie wordt gewacht. Klaarblijkelijk wordt ervan uitgegaan dat er geen verschil
bestaat tussen het genezende vermogen van een plantaardig, dierlijk of mineraal geneesmiddel. Onder
het motto „wanneer het middel juist is, werkt het‟ en „wanneer het niet werkt dan ben ik geen goede


                                                                                                       16
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-16-2048.jpg"/>
homeopaat want ik kon het goede middel niet vinden‟, wordt er op het similimum gejaagd. Dit leidde tot</td></tr><tr><td
class=de ontwikkeling van zoveel mogelijk remedies, zodat we er nu meer dan 1500 hebben! De grootste
dreiging die ontstaat is inflatie en vervlakking. De diepgang dreigt te verdwijnen en wat volgt is de jacht
op het „beeld‟, de essentie van de casus, wat vervolgens veelal niet voldoende oplevert.
Dit is één van de redenen waarom er zoveel meningen en stromingen in de homeopathie bestaan.
Zo af en toe valt ook eens het woord „miasma‟, met de haastige toevoeging dat er niet mee wordt
gewerkt en dat het ook niet van belang is zolang je het goede middel maar vindt. De rol die de docent
hierbij speelt is van groot, zo niet bepalend belang. De manier waarop de student de homeopathie krijgt
aangeleerd is de manier waarop de student later homeopathie bedrijft. En wanneer de kopstukken van de
homeopathische wereld zo homeopathie bedrijven, is er zeker geen reden meer om aan de juistheid van
deze benadering te twijfelen. Reden genoeg om die moeilijke Hahnemann niet te lezen, laat staan serieus
te nemen. Hij “leed waarschijnlijk toch al aan ouderdomsdementie” toen hij zijn zesde editie schreef. Zo
waren er ook de hardnekkige geruchten dat de zesde editie niet van Hahnemann zelf was, maar dat zijn
tweede vrouw, Melanie d‟Hervilly, er haar stempel op had gedrukt. Het is duidelijk dat mensen
bevooroordeeld zijn en niet de moeite nemen zich grondig te verdiepen in de oorspronkelijke bronnen.
Tijdens mijn lezingen hoor ik vaak: “Wanneer je praktiseert zoals staat beschreven in Organon en
Chronische Ziekten sta je zo alleen, er is bijna niemand die zo werkt.”
In Organon en Chronische Ziekten vinden we de neerslag van zo‟n vijftig jaar praktijk en ervaring, door
het genie C.F.S. Hahnemann genoteerd voor het nageslacht.
Vóórdat Hahnemann de homeopathie grondvestte bestond er geen homeopathische filosofie, geen
materia medica, geen analyse of repertorium, geen miasmaleer. Antipsorische geneesmiddelen waren
onbekend en gepotentieerde geneesmiddelen, daar had nog niemand zelfs maar over nagedacht.
Hahnemann heeft voor dit alles de basis gelegd en, zoals uit diepgaande studie blijkt, op onnavolgbare
wijze in woorden vervat. Hij was zijn en ook onze tijd ver vooruit. De werkelijke, onschatbare waarde
van Organon en Chronische Ziekten werd mij pas duidelijk na jaren van studie en lesgeven. Door
doorlopend met beide werken bezig te zijn, ze steeds opnieuw te bestuderen, ontwikkelde zich allengs
een samenhangend overzicht over de verschillende aspecten die erin worden behandeld. Gaandeweg
begreep ik de verbanden die Hahnemann min of meer als bekend veronderstelde en kennelijk voor
kennisgeving aannam. Het lijkt alsof hij het onnodig vond ze steeds uit te leggen en toe te lichten of
telkens opnieuw uit te werken; hij benoemt ze wel consequent.




LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie
In het begin van de jaren ‟80 kwam voor mij het gebruik van LM-potenties in beeld. De eerste jaren dat
ik ermee werkte waren hectisch maar ook verademend. De LM-potentie maakt het door zijn aard
mogelijk hem op vele verschillende momenten in de behandeling opnieuw als stimulus in te zetten.
Zoals met alles wat nieuw is, moest ik het eerst in de vingers krijgen.
Het zal ongetwijfeld een reden zijn voor collega-homeopaten om zich te verzetten tegen de
veranderingen die dit boek in gang wil zetten.
Voorts werd mij de zin en betekenis van een anti-miasmatische behandeling duidelijk. Ten tijde van
mijn ontdekking van het gebruik van LM-potenties was de essentie van zo‟n behandeling nog niet echt
tot me doorgedrongen. Pas door de classificatie van de verschillende soorten ziekten kreeg het begrip
„miasma‟ inhoud. Het werd mij helder toen ik begreep dat Hahnemann met miasma‟s de neiging tot een
soort latente fysiologisch-dynamische ontregeling [ziekten dus] koppelde aan het begrip
„ziekteclassificatie‟ of „soorten van ziek-zijn‟, ziekten van „buitenaf‟ en ziekten van „binnenuit‟. Tijdens


                                                                                                         17
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-17-2048.jpg"/>
dit proces werd het als vanzelf duidelijk dat de mens niet “dieper” ziek kan zijn dan wanneer hij lijdt aan</td></tr><tr><td
class=op het psora-miasma gebaseerde ziekte. Daarom schrijft Hahnemann dat „psora de wortel van alle
ziekten‟ is.
De ziekteclassificatie en de daaraan gekoppelde antipsorische behandeling geeft tevens inhoud aan de
begrippen „acuut‟, „acuut miasmatische aandoening‟, „tussenziekten‟, „wisselziekten‟, „iatrogene
ziekten‟, „erfelijke predisposities‟, het sycotisch- en het syfilitisch miasma en de aard en intensiteit van
deze ziektetendensen.
Wanneer we op deze manier naar de homeopathische behandeling kijken, dan plaatst dit ook het gebruik
van de complementaire effecten van geneesmiddelen in een ander licht. Precies zoals Hahnemann zegt,
verklaart het dat er wezenlijke verschillen zijn tussen het genezend effect van nosoden en/of middelen
van plantaardige, dierlijke of minerale aard. Gebruik en toepassing van zulke middelen is vanuit de
invalshoek van „classificatie van ziekten‟ dringend toe aan een ingrijpende herziening, een herrijking.
Veel dogma‟s, taboes en roestige gewoonten moeten tegen het licht van Organon en Chronische Ziekten
worden gehouden en op hun logica, waarheidsgehalte en praktisch nut worden beproefd. Ik zal
herhaaldelijk beweringen en argumenten onderbouwen met citaten uit het Organon en de Chronische
Ziekten en tevens staven met praktijkvoorbeelden. Daardoor kan er geen twijfel bestaan dat Hahnemann
het op deze manier bedoelde én dat hij zelf daadwerkelijk zo werkte. Voor de aangehaalde paragrafen uit
het Organon heb ik de Nederlandse vertaling van O.E.A. Goetze uit 1983 vergeleken met de eerste
uitgave van de zesde editie uit 1921. Waar de Nederlandse versie niet alleen stilistisch doch ook
inhoudelijk afwijkt, heb ik de vertaling aangepast. Dat Hahnemann anders werkte dan in de huidige tijd
gebruikelijk is, blijkt onder meer uit Rima Handley‟s boek In search of the later Hahnemann. Zij
beschrijft een aantal van Hahnemann‟s casussen en laat er geen twijfel over bestaan dat zijn werkwijze
haar in verwarring brengt. Het boek kan de indruk wekken dat Hahnemann afweek van zijn vorige
inzichten. Dat is niet het geval. Zijn behandelingsmethode in 1843 is consistent met zijn aanwijzingen in
het Organon en de Chronische Ziekten uit resp. 1833 en 1828.
Rond de voorlaatste eeuwwisseling maakte homeopathie een bloeiperiode door. Desondanks kon de
belofte die ze inhield niet worden waargemaakt. Bijna is de homeopathie erdoor in de vergetelheid
geraakt. Het bijzondere van onze tijd is dat wij een herkansing krijgen, een renaissance beleven met de
mogelijkheid om homeopathie de plek in de samenleving te geven die haar toekomt. Het is de
verantwoordelijkheid van iedere homeopaat om de homeopathie zo goed als menselijkerwijs mogelijk is
in praktijk te brengen ten bate van de gezondheid van mens en mensheid.
Voor begrip, integratie en verdere ontwikkeling van de homeopathie zijn Hahnemann‟s Organon en de
Chronische Ziekten onmisbare oriëntatiepunten en wegwijzers. We zullen over persoonlijke
vooroordelen, meningen en dogma‟s moeten heenstappen, zodat we onszelf open kunnen stellen voor
verdere ontwikkeling, de ontwikkeling van de patiënt en de ontwikkeling van de homeopathie, waarbij
steeds het Organon en de Chronische Ziekten het referentiekader bieden.
Dit boek wil een bijdrage zijn aan dit proces.




                                                                                                         18
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-18-2048.jpg"/>
1. Het holistisch mensbeeld</td></tr><tr><td
class=Wanneer wij geneeskunst willen beoefenen zullen we eerst moeten uiteenzetten wat we verstaan onder
gezondheid alvorens we ons met de zieke mens kunnen gaan bezighouden.


Genetica
In onze „verlichte‟ tijd hebben wij de mens weten te reduceren tot zijn genetische draagvlak. Het
zogenaamde genoom is zojuist gecompleteerd. De mens is teruggebracht tot zijn materiële componenten.
Wetenschappers menen nu binnen niet al te lange tijd alle aangeboren erfelijke tendensen in kaart te
kunnen brengen, zodat er desgewenst vroegtijdig kan worden behandeld of geaborteerd. Werkgevers
zullen keuzes kunnen maken op basis van iemands genetisch paspoort. Verzekeringsmaatschappijen
krijgen de mogelijkheid om potentiële cliënten te weigeren zodat aandeelhouders geen risico lopen.
Vanuit de genetica bezien heeft alles betrekking op het stoffelijk aspect van de mens, op wat na het
overlijden als stoffelijk lichaam achterblijft. De genetica streeft ernaar alle menselijke eigenschappen te
verklaren vanuit de genetische structuur. Het sterk aanwezig zijn van bepaalde kenmerken wordt
toegeschreven aan de dominantie van een bepaald gen. Bij het vraagstuk betreffende het hoe en waarom
bepaalde genen dominant zijn en anderen recessief, raken we aan een vitaliteitsaspect waar
levensprocessen hun invloed doen gelden.


Relativiteitstheorie
In 1905 kwam Einstein met zijn relativiteitstheorie en de definitie             E = Mc2. De essentie van
Einstein‟s theorie is dat materie, of massa, in feite bestaat uit energie, trilling of frequentie. Massa
bestaat uit min of meer gestolde energie; een waarheid die voor alle materie geldt. Bij kernenergie
maken we gebruik van in de materie latent aanwezige krachten. Maken we er een kernbom van, dan
komt alle in deze materie opgesloten energie plotseling vrij op uiterst destructieve wijze. De genetische
structuren van de mens bestaan eveneens uit materie en zijn bijgevolg uitgekristalliseerde energie.
Hahnemann had 150 jaar voor Einstein reeds inzicht in de diepere aspecten van de natuur.
In het Organon schrijft hij in de laatste zin van voetnoot 7 van §270:
“Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen kunnen beschouwen als
bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”
Het zijn „energetische‟ of „dynamische‟ elementen die bepalen of een gen dominant of recessief is.
Zo bestaat zelfs ons stoflichaam in essentie niet uit materie, maar uit gestolde, deels latente energie, Het
is daarmee de meest verdichte basis voor ons aardse leven. Hoe beperkt deze verdichting is blijkt uit het
feit dat het menselijk lichaam voor ongeveer tachtig procent uit water bestaat. Zonder water geen leven.
Water is vloeibaar en zo impressief dat het menselijk leven zich daarin tot uitdrukking kan brengen, met
het element water als levensdrager. Water is terug te voeren op één waterstofatoom en twee
zuurstofatomen. Een atoom bestaat uit een kern met één of meerdere schillen waarin zich elektronen
bevinden die om de kern cirkelen.
Dit alles toont direct de energetische stromen die het heelal besturen. Wanneer we zo naar het menselijk
lichaam kijken zien we de meest tot verstilling gebrachte energie voor ons. Het lijkt substantie, materie,
het is het in feite niet. Doordat het menselijk lichaam voor het grootste deel uit vloeibare substantie
bestaat kan de levenskracht zorg dragen voor groei en ontwikkeling. Het hele genoom, ons genetisch
meest uitgekristalliseerde materiaal, is niets als er zich geen andere energievorm (levenskracht, vitaliteit
of Dynamis) mee verbindt met behulp van de lichaamsvloeistoffen.



                                                                                                         19
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-19-2048.jpg"/>
De fysiologie laat zien welk een heersende rol de energetische component in ons organisme speelt. In het</td></tr><tr><td
class=levende organisme is er doorlopend sprake van stofwisseling, van opbouw, afbraak, herstel en groei. Dit
zijn allemaal uitdrukkingen van activiteit, dynamiek; energie gekoppeld aan levenskracht en de
uitdrukking ervan in de vloeistoffen. Ook ademhaling, hartslag, spijsvertering, functioneren van lijf en
leden is uitdrukking van activiteit, van energiestromen, van functionaliteit. Het is deze dynamische
energie die zich zeer gevarieerd in het menselijk lichaam kan uitdrukken en ons in staat stelt onszelf
door middel van activiteiten in de buitenwereld tot uitdrukking te brengen. In handelen, doen en laten.
De zich in handelen uitende energie is als het ware vloeibaarder, minder vastgezet dan de meer gestolde
fysieke energie. Het is deze vitale levensenergie die de organiserende kracht vormt achter de
scheikundige processen die ten grondslag liggen aan gezond functioneren, innerlijk en uiterlijk.
Stoffelijk functioneren zonder betrokkenheid van de levenskracht is ondenkbaar. Zonder de
aanwezigheid van en de verbinding met deze vitale levenskracht is het lichaam dood en valt het
geleidelijk uiteen tot zijn minerale bouwstenen. Stof tot stof. Het stoflichaam, bestaande uit
vermaterialiseerde energie, kan niet zonder de energie die we vitaliteit of levenskracht noemen. Deze
energie, die Hahnemann de Dynamis noemt, geeft het stoflichaam leven en bouwt, herstelt en handhaaft
z‟n vorm.

Organon, §9
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”

Het gezond functioneren van het stoflichaam (organisme) is volledig afhankelijk van de Dynamis.
Tegelijkertijd vormt dit gezonde organisme de basis voor een gezond gevoelsleven.


Gevoel en emotie
Het menselijk gevoels- en emotionele leven vormt, materieel gezien, een volgend probleem. Vanuit
materieel gezichtspunt kunnen we „gevoel‟ beschouwen als een afscheidingsprodukt van een of ander
orgaan. Als we de effecten van gevoelens, emoties en begeertes meten, zien we enkel hoe wij stoffelijk
en functioneel op „energetische onbalans‟ reageren. Beven, transpireren, hartkloppingen ontstaan omdat
wij iets zien dat ons gevoelsmatig raakt. Het resultaat is dat de bijnieren adrenaline afscheiden, met
fysiek-functionele reacties als gevolg. De aanleiding is niet materieel, maar, in dit geval, visueel. Dit
bewerkstelligt een energetische verandering op mentaal- of emotioneel dynamisch vlak. Het organisme
reageert dienovereenkomstig. Het is niet mogelijk de realiteit van gevoel stoffelijk aan te tonen. Wat we
kunnen waarnemen zijn uitsluitend de gevolgen, in handelingen of lichamelijke reacties. De ware
intensiteit van pijn of liefde is niet objectief meetbaar. Wat we zien is de reactie van de mens. Energie
op functioneel niveau (de vloeistofstromen) verloopt onbewust. Wanneer onze organen goed werken
blijft hun aanwezigheid onopgemerkt. Maar zijn wij ziek dan ervaren we de gevolgen van hun
disfunctioneren. Op gevoelsniveau is het bewustzijn sterker, ofschoon ook minder bewuste drijfveren
zich kenbaar kunnen maken.
Criminele handelingen worden dan toegeschreven aan verminderde toerekeningsvatbaarheid. De
voortdurende confrontatie met hoe wij ons voelen is zo subjectief en immaterieel dat er geen objectieve
diagnosestelling op kan worden losgelaten. Het meer of minder adequaat omschrijven van hoe wij ons
voelen kan, afhankelijk van de mate van bewustzijn, voor duidelijkheid of onduidelijkheid zorgen. Het



                                                                                                      20
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-20-2048.jpg"/>
grootste probleem in de acute praktijk vormt de bewusteloze patiënt die niet kan vertellen wat zijn</td></tr><tr><td
class=klachten zijn.
Hier dienen omstanders de oorzaak en toedracht aan te geven of de hulpverlener moet de diagnose
stellen op basis van objectief waarneembare lichamelijke symptomen, wat in de gegeven
omstandigheden beduidend moeilijker kan zijn. Voor ieder mens kan blijheid, verdriet, pijn of genot iets
wezenlijk anders inhouden.
Het verschilt per individu hoe dingen worden beleefd en ervaren. Een objectief kleine gebeurtenis in het
verleden kan door de een vergeten zijn terwijl de ander er diepgaand door is veranderd. Objectief bezien
bestaat hier nauwelijks een verklaring voor. Gesteld kan worden dat gevoel („sensatie‟) als ervaring
gerelateerd is aan de inwendige zelfbeleving en dat begeerten en emoties mede sterk gekoppeld zijn aan
de buitenwereld. Zulke processen spelen zich af op dynamisch interactief vlak, hetzij verbonden met de
buitenwereld, hetzij met de binnenwereld. Onze organen, zintuigen, zenuwen, endocrien stelsel en
hersenen vormen het gereedschap waardoor deze processen lichamelijk en geestelijk geïntegreerd
kunnen plaatsvinden.




                                                                                                     21
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-21-2048.jpg"/>
Denken</td></tr><tr><td
class=Verlopen deze processen gezond dan kan de balans dusdanig zijn dat er ruimte is voor de meest
menselijke eigenschap, het denken. Denken is van zo‟n verfijnd energetisch niveau dat het bijna
onpersoonlijk is. Of iets objectief waar of onwaar is hangt niet af van het gevoelsleven. Het denken kan
worden beheerst door het gevoelsleven, zoals bijvoorbeeld bij “hoe kan ik mezelf het meeste genot
verschaffen.” In zo‟n geval is er geen sprake van de zuiverste vorm van denken (de logica), maar van
een meer persoonsgebonden vorm. Dan is het denken ondergeschikt aan het gevoels- en begeerteleven.
Denken en mentale processen zijn zo immaterieel dat wij ze slechts kunnen aantonen op grond van
waartoe de mens in staat is, bijvoorbeeld op grond van creatieve scheppingen in dienst van mens en
mensheid. De homeopathie kunnen we precies zo zien. Het is een geschenk aan de mensheid dat
niemand voor zichzelf kan opeisen.
In geval van ziekelijk denken vormt het denken de aanzet tot ontdekkingen van diep pathologische en
mensheid bedreigende aard. Vanuit een korte-termijn-visie kunnen wij blij zijn met de ontwikkeling van
nucleaire technologie. Maar bekeken vanuit het nageslacht - de toekomstige mensheid - wordt het een
totaal andere zaak.
De effecten van mentale activiteit zijn stoffelijk meetbaar als electrische activiteit van de hersenen. Bij
de zieke mens is er een verstoring op één of meerdere niveaus van menselijk functioneren. Een
langdurige verstoring zal vanuit het primair aangedane niveau ook de andere wezensdelen aandoen, die
als het ware gaan meeresoneren in het ziekteproces. Zo kan het zijn dat de patiënt die zich reeds langere
tijd niet goed voelt uiteindelijk op stoffelijk niveau een maagzweer ontwikkelt. Ziekte op dynamisch
vlak wordt zo de oorzaak van stoffelijke afwijkingen, die zich ontwikkelen in overeenstemming met de
predispositie van de genetische constellatie. Aldus wordt het genetisch dominante patroon bepaald door
de gezonde of pathologische geaardheid van de Dynamis of levenskracht, die, zoals Hahnemann stelt in
§9, autocratisch en zelfstandig functioneert. Dezelfde factoren zijn bepalend of een erfelijke aanleg wel
of niet tot ontwikkeling komt.




                                                                                                        22
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-22-2048.jpg"/>
Samenvatting</td></tr><tr><td
class=De mens is een uniek wezen met zijn eigen gestolde genetisch-erfelijke materiaal en een eigen
individuele levenskracht, met een gevoels- en emotioneel leven en een eigen denkwereld. Bij ziekte en
gezondheid spelen in de menselijke constitutie naast de genetische (erfelijk dynamische) factoren tevens
meer tijdgebonden invloeden, die niets met erfelijkheid te maken hebben, een belangrijke rol, namelijk:
opvoeding, omgeving en omstandigheden. Veel patiënten zijn onder behandeling om de dikwijls
jarenlange gevolgen te verwerken van wat er tijdens de opvoeding is misgegaan. Andere biografische
invloeden kunnen de mens eveneens veranderen en in onbalans brengen. Breekpunten zoals verdrietige
gebeurtenissen, ongevallen, overlijden van dierbaren, financiële zorgen e.d. werken doorgaans diep en
soms ziekmakend door. Zulke gebeurtenissen zijn niet direct materieel te noemen, maar hebben wel
stoffelijk waarneembare gevolgen.
Verstoring van de harmonische, levende samenhang manifesteert zich in een wijziging van de
subjectieve zelfbeleving, met gevoelsmatige veranderingen en klachten op alle niveaus. Deze
veranderingen in de zelfbeleving, deze subjectieve symptomatologie, vormt in de klassieke homeopathie
de leidraad om de verloren homeostase, de verstoorde energiebalans te herstellen.




                                                                                                     23
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-23-2048.jpg"/>
2. Ziekte en gezondheid</td></tr><tr><td
class=Wat is gezond?
Het is niet eenvoudig een definitie van gezondheid te geven. Zo‟n definitie schiet allicht tekort en creëert
een scheef beeld. De WHO definieert het zo: “Gezondheid betekent de afwezigheid van psychisch en
lichamelijk lijden.” Deze definitie blijft in gebreke als diepgaand begrip van ziekte en gezondheid ons
doel is.


Wat is ziek?
We dienen ons allereerst af te vragen wat ziekte feitelijk is. Welke consequenties heeft ziekte? Hoe
openbaart zich dit? Wat kunnen we doen om de verloren balans te herstellen? Met zulke vragen belanden
wij op het terrein van de filosofie. Bij begripsvorming betreffende ziekte en gezondheid of voor de
creatie van een therapeutisch systeem is de beschikking over een filosofische achtergrond essentieel.
Deze achtergrond biedt ons de mogelijkheid de gevolgen van ons handelen te evalueren. Zonder filosofie
als richtlijn hobbelt de therapeut van incident naar incident en mist, als een kind in het donker, het zicht
op eventuele oorzaken en diepere pathologische processen. Filosofie verleent waarneming, deductie en
inductie een dieper inzicht in de achtergronden van pathologische processen en zodoende een beter zicht
op wat nodig is voor genezing. Het belang van de filosofie, die overigens altijd door ervaring bevestigd
dient te worden, vormt de basis van de homeopathie. Voor Hahnemann was de filosofie het
uitgangspunt. Hij ging zelfs zo ver dat hij patiënten, voor hij ze in behandeling nam, dikwijls eerst zijn
filosofisch standaardwerk, het Organon, liet lezen. Dit om vanuit ziek-zijn uit te kunnen komen bij beter
worden, zodat er voor de patiënt iets positiefs uit kon voortkomen in de zin van bewustzijnstoename en
verrijking van de levenskwaliteit. Aldus kan ziek-zijn een meerwaarde opleveren. Mensen die een
ernstig ziekbed hebben doorgemaakt zeggen vaak: “Het was een heel moeilijke periode, ik ben door een
diep dal gegaan; ik had niet gedacht het te halen, maar ik had het niet willen missen.”
De benadering van ziekte door de reguliere geneeskunde is primair gericht op het te diagnosticeren
symptoom, dat is: de stoffelijk aantoonbare afwijking. In deze methodiek is zij inmiddels ver gevorderd.
De nieuwste technieken worden ingezet en kosten noch moeite worden gespaard om ziekte de baas te
worden en uit te bannen. In Hahnemann‟s tijd paste de geneeskunde aderlatingen, bloedzuigers, purgeer-
en braakmiddelen toe; in de huidige tijd doen we het met antibiotica, antidepressiva, slaapmiddelen,
pijnstillers, cytostatica, bestraling, hormonale behandelingen, enzovoort. De therapie is gericht op het
laten verdwijnen van de symptomen, waarvan de vermeende oorzaak, zoals gezegd, bij voorkeur
stoffelijk aantoonbaar moet zijn. Helaas is het aantonen van stoffelijke veranderingen slechts in
ongeveer éénderde van de ziektegevallen mogelijk, zodat de ingezette allopathische behandeling,
zachtjes uitgedrukt, veelal onwetenschappelijk is te noemen. In alle overige gevallen wordt gesproken
van psychosomatische klachten, die, allopathisch gezien, in het gunstigste geval minder serieus genomen
hoeven te worden.
De homeopathie gaat uit van een totaal ander mensbeeld. Zij heeft een andere visie op ziekte en het
ontstaan ervan. Een visie waarin functionele, emotionele, mentale en psychische symptomen een
wezenlijk andere, veel belangrijker plek innemen bij de benadering van de patiënt en de beoordeling van
diens ziekelijke gesteldheid.

In §11 van het Organon, zesde editie, definieert Hahnemann ziekte aldus:
“Als de mens ziek wordt, is in het begin alleen deze zelf werkzame levenskracht (het levensbeginsel), die
overal in zijn organisme aanwezig is, „ontstemd‟ door de tegen het leven gerichte dynamische invloed
van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het


                                                                                                         24
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-24-2048.jpg"/>
organisme die nare gewaar-wordingen bezorgen en het zo abnormaal laten functioneren, dat we het ziek</td></tr><tr><td
class=noemen. Want deze kracht, die op zichzelf onzichtbaar is en alleen te merken door haar inwerkingen op
het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
anders.”
De ontstemming, de ontregeling van de dynamische levenskracht, manifesteert zich in het organisme
met ziektesymptomen, die zich op elk niveau kunnen openbaren. Ontregeling op functioneel niveau
heeft uiteindelijk ontregeling op emotioneel of mentaal niveau tot gevolg, waar het zich uit op een voor
de patiënt subjectieve wijze. De manier waarop de patiënt zijn symptomen ervaart en kan omschrijven is
zonder uitzondering individueel en subjectief.
Het is de ervaring van deze “unieke” patiënt in de eigen constitutie, met de eigen erfelijke
mogelijkheden en belastingen en de voor hem typerende sociale, economische en relationele
omstandigheden, ingebed in de eigen biografie. Hoe en waarom deze mens ziek is geworden is een
unieke, individuele en eenmalige gebeurtenis. De constellatie van diverse factoren maakt een holistische
benadering van ziekte noodzakelijk, indien wij de patiënt recht willen doen en iets wezenlijks bijdragen
in het genezingsproces. In de homeopathie is kennis van al deze aspecten en hun invloed op het individu
van doorslaggevend belang voor prognose, verloop en resultaat van de behandeling.
De eerste taak voor iedere geneeskundige zou het creëren moeten zijn van een goed totaalbeeld van de
patiënt, dat als basisinformatie dient en tijdens de behandeling steeds een referentiekader biedt om de
effecten van de therapie te verifiëren.
Het opnemen van alle ziektesymptomen betekent tegelijkertijd het noteren van het totale ziektebeeld.
Pas nadat alle informatie is verzameld kan het verkregen beeld worden beoordeeld. In het Organon
maakt Hahnemann daarnaast onderscheid tussen ziektevormen die verschillen in intensiteit, dynamiek en
heftigheid en die in de homeopathische behandeling mede overwogen, beoordeeld en behandeld dienen
te worden. Hij beschrijft de volgende ziektevormen:


Acute ziekten
Onder te verdelen in individuele en collectieve ziekten.
Individuele ziekten: doorgaans betreft het hier een persoon die ziek wordt (uit balans raakt) door
omstandigheden, invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld een val van de trap die een hersenschudding tot
gevolg heeft.
Collectieve ziekten noemt Hahnemann in Chronische Ziekten „tussenziekten‟ of „morbi intercurrentes‟.
Dit betreft acute, infectueuze aandoeningen waartoe grotere groepen mensen gepredisponeerd zijn op
een bepaald moment in de tijd en die tot ziekte leiden, bijvoorbeeld kinderziekten, influenza, e.d.


Chronische ziekten
zijn gebaseerd op een chronische, onderliggende miasmatische verstoring, waarbij onderscheid wordt
gemaakt in chronische ziekten van venerische oorsprong enerzijds en van psorische origine anderzijds.
De ziekten van venerische origine worden onderverdeeld in ziekten gebaseerd op het syfilitisch miasma
en ziekten gebaseerd op het sycotisch miasma.
Volgens Hahnemann is de psorisch miasmatische belasting de grondoorzaak van alle chronische, niet
venerische, dus niet uit een geslachtelijke infectie ontstane ziekten.


Iatrogene ziekten

                                                                                                     25
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-25-2048.jpg"/>
ontstaan door (allopathisch) geneesmiddelgebruik. Wanneer de negatieve gevolgen ontstaan door zulke</td></tr><tr><td
class=(chemisch-synthetische) geneesmiddelen te ver zijn voortgeschreden is het volgens Hahnemann veelal
onmogelijk nog iets aan de situatie te kunnen veranderen. Dat maakt iatro-gene ziekten tot de ergst
denkbare.


Onechte chronische ziekten
In het Organon schrijft Hahnemann in §77
“Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zich zelf op de hals halen doordat ze
zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn te wijten aan het
genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de gezondheid
ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van noodzakelijke levensbehoeften, aan verblijf in
ongezonde, vooral vochtige streken, aan leven in kelders, vochtige werkplaatsen, ongeventileerde
woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door ongezonde overmatige
inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz. Deze ongezonde toestanden,
die men zich zelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze vanzelf over (als er niet ook nog
een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van chronische ziekten niet waard.”

In Organon en Chronische Ziekten beschrijft Hahnemann indringend de verschillende ziektevormen die
allen een andere positie innemen binnen de homeopathische behandeling. In de volgende hoofdstukken
worden ze besproken en uitgewerkt.




                                                                                                       26
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-26-2048.jpg"/>
3. Belang en consequenties van de gelijksoortigheidsregel</td></tr><tr><td
class=
Gelijksoortigheidsregel
De gelijksoortigheidsregel wordt gewoonlijk als de hoeksteen van de homeopathie gezien. Het door
Hahnemann ontdekte en voor de geneeskunst praktisch en hanteerbaar gemaakte principe berust op een
existentiële natuurwet en is onlosmakelijk verbonden met alles in het leven.
Basaal gezien houdt de gelijksoortigheidsregel in dat door de patiënt geproduceerde symptomen door het
homeopathisch geneesmiddel gekopieerd, geïmiteerd en daardoor op kunstmatige manier versterkt
moeten kunnen worden.
Anders gezegd: de symptomen van de natuurlijke ziekte waaraan de patiënt lijdt, moeten door het
homeopathisch middel bij een gezonde mens opgewekt kunnen worden.


Functioneel stoffelijk symptoom
Tot het symptoombeeld van de patiënt worden alle symptomen en klachten gerekend die maken dat de
gezondheid verstoord is en de patiënt zich ziek voelt. Zowel de door de patiënt ervaren subjectieve
symptomen - voor de geneesmiddelkeuze zijn deze meestal het belangrijkst - als de objectief
waarneembare pathologische verschijnselen worden in de anamnese meegenomen. Zo ontstaat het
totaalbeeld van de zieke en zijn ziekte. Een symptoom dient te voldoen aan bepaalde criteria: het kent
verschillende onderdelen die samen het totaalsymptoom vormen. Wanneer alle onderdelen van een
symptoom beschreven kunnen worden neemt de waarde van zo‟n symptoom toe met betrekking tot de
geneesmiddelkeuze. Er moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een totaalsymptoom omdat daarin
alle aspecten van de klacht tot uitdrukking komen.


Lokalisatie
Het eerste aspect van het totaalsymptoom is de lokalisatie: de plaats waar de klacht zich bevindt. De
ontregelde levenskracht zal zich manifesteren op een bepaalde plek in het lichaam. Voor de patiënt valt
dit meestal onder de noemer hoofdklacht: de klacht waarmee de patiënt binnenkomt. Bijvoorbeeld:
hoofdpijn, huiduitslag, maagpijn, e.d. Hier komt de patiënt voor, soms voorzien van een diagnose door
de reguliere geneeskunde, zoals migraine, clusterhoofdpijn, psoriasis enz. In de homeopathie is de
lokalisatie op zich dikwijls van ondergeschikt belang voor de geneesmiddelkeuze, tenzij die gepaard
gaat met een typerende karakteristiek. Bijvoorbeeld: hoofdpijn die altijd volgens een typisch patroon
verloopt, zich steevast voordoet in het voorhoofd en primair rechtszijdig is, om zich later te verplaatsen
naar de linkerkant.
Zulke informatie typeert de hoofdpijn en maakt een betere geneesmiddelkeuze mogelijk. Er dient op
basis van gelijksoortigheid een relatie te zijn tussen de plaats waar het ziek-zijn zich manifesteert en de
lokatie waarop het geneesmiddel het sterkst inwerkt.
De vraag die daar tijdens de homeopathische anamnese bij hoort is “waar”? Waar doet zich de klacht
voor? Kunt u de plaats zo nauwkeurig mogelijk beschrijven? Het homeopathisch geneesmiddel moet de
natuurlijke ziekte kunnen imiteren. Hoe nauwkeuriger het geneesmiddel de natuurlijke ziekte kopieert en
dus kunstmatig versterkt, in lokalisatie, verloop, uitstraling, verplaatsing e.d., hoe groter de kans op een
succesvol voorschrift.
Een ander aspect betreffende verplaatsing van symptomen is dat het, wanneer dit zich voordoet ná de
inname van het middel, de homeopaat informatie verschaft over het verloop van het ziekte- dan wel
genezingsproces. Hierop zijn de „regels van Hering‟ gebaseerd:



                                                                                                         27
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-27-2048.jpg"/>
“Symptomen dienen te verdwijnen van boven naar beneden, van binnen naar buiten, van een belangrijk</td></tr><tr><td
class=naar een minder belangrijk orgaan en in omgekeerde volgorde van ontstaan.”
Voor de meeste onderdelen van Hering‟s regels valt veel te zeggen, maar het enige dat werkelijk is
gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel is: “in omgekeerde volgorde van ontstaan.” Genezing die
zich “in omgekeerde volgorde van ontstaan” (ziekteontwikkeling) voltrekt, volgt per definitie de
Dynamis op zijn weg terug naar genezing en gezondheid. De andere onderdelen van Hering‟s regels
spreken voor zich doch zijn minder toegespitst op de individuele patiënt. Ze zijn meer geobjectiveerd en
minder gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel. Chronische huiduitslag die zich verplaatst van
boven naar beneden en naar polsen, handen, enkels en voeten trekt, kan reden zijn tot optimisme. Dat
kán, maar het is geen wet van Meden en Perzen. Bij een patiënt die reeds als kind ernstige huiduitslag op
het hoofd of in het gezicht had, kan het zo gaan dat het op de oude plaatsen het laatst verdwijnt, aldus de
„regel‟ in omgekeerde volgorde van ontstaan volgend. Het blijft zaak ieder individu als uniek te
beschouwen en de homeopathische behandeling, wil die succesvol zijn, gelijksoortig te laten zijn aan de
behoefte van deze specifieke, unieke, zieke mens. Als de homeopaat de patiënt probeert in te passen in
zijn begrip van homeopathie, ziekte, genezing en gezondheid, zonder de nadruk altijd te leggen op de
symptomen en de ziektevorm van de patiënt, dan doet ongelijksoortigheid zijn intrede in de behandeling.
De zogenaamde homeopathische „verergeringen‟ zijn hieruit te verklaren.


Sensatie
Het volgende aspect van het totaalsymptoom is de gewaarwording (sensatie). De gewaarwording
vertegenwoordigt de gevoelswaarde van de klacht. Hoe voelt de pijn, wat voor soort pijn is het? Het is
de “hoe” vraag die de patiënt uitnodigt zich verder te uiten en te omschrijven wat hij precies voelt.
Hoewel het meestal de gewaarwording van de pijn is die de patiënt hulp doet zoeken, valt het hem toch
vaak moeilijk om een nauwkeurige, subjectieve beschrijving van zijn gewaarwordingen te geven.
Kennelijk zijn er meer subjectieve pijnbelevingen mogelijk dan wij met woorden kunnen beschrijven.
Patiënten kunnen zich zo weinig bewust zijn van zichzelf dat het onmogelijk is te bepalen of een pijn
schrijnend, brandend, knijpend of pulserend is, dan wel stekend, knagend, bonkend, hamerend … etc. In
de subjectieve ervaring en beschrijving komt behalve het soort pijn eveneens in zekere zin tot
uitdrukking in welke mate de patiënt zichzelf kent.
Naast de waarde van de subjectieve symptoomomschrijving zien we het vermogen van de patiënt tot
zelfobservatie, wat een indicatie is voor zijn gevoeligheid. Dit levert informatie op en geldt als
symptoom en is daarom van belang voor de beeldvorming. Hoe gevoeliger de patiënt, hoe
gedetailleerder de symptomen worden verwoord en omschreven. De zo verkregen indruk van de
gevoeligheid moet worden meegewogen bij de bepaling van de dosering, potentie en frequentie. Deze
drie vallen onder de gelijksoortigheidsregel. Met andere woorden: ze dienen te corresponderen met de
gevoeligheid , zodat de stimulans tot zelfgenezing optimaal kan zijn. Uit de verkregen subjectieve
informatie kan eveneens worden afgeleid hoe de patiënt op het geneesmiddel zal reageren.


Modaliteit
De hoofdklacht(en) van de patiënt zijn onderhevig aan invloeden van buitenaf. De omstandigheden
waardoor de intensiteit van de klacht(en) afneemt of toeneemt worden modaliteiten genoemd. De
modaliteiten vormen het derde aspect van een totaalsymptoom. Ze bestaan uit zaken als
weersgesteldheid, temperatuur, vochtigheidsgraad, lichaamshouding e.d.; kortom, condities die de mate
van de klacht accentueren en gunstig of nadelig beïnvloeden.




                                                                                                        28
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-28-2048.jpg"/>
Bijvoorbeeld: een hoofdpijnpatiënt die huilt en overgeeft van de pijn. Hij ligt op de rug in bed, in het</td></tr><tr><td
class=donker, met een koud washandje op het voorhoofd. Zo weet hij de barstende pijn in het voorhoofd
enigszins draaglijk te houden.
In dit geval zijn de modaliteiten: beter bij (>) op de rug liggen, in het donker, koud washandje. De
pijngewaarwording is barstend, de lokalisatie het voorhoofd.


Concomitant
Dat de patiënt huilt van pijn noemen we een concomiterend (begeleidend) symptoom. Een
concomiterend symptoom staat niet in direct oorzakelijk verband met de klacht, doch treedt wel
gelijktijdig op. Bij het bovengenoemde voorbeeld zijn huilen en overgeven de begeleidende symptomen
van de hoofdpijn. Zulke symptomen geven een acausaal verband aan en zijn heel belangrijk.
Wanneer een homeopathisch geneesmiddel dit typische, aparte, vreemde, acausale verband kan imiteren
en kunstmatig nabootsen dan neemt de kans sterk toe dat dit specifieke middel voor deze ziektesituatie
het juiste is. De aanwezigheid van één of meerdere concomiterende verschijnselen vermeerdert de
waarde van het symptoom. Bijgevolg neemt het in de analyse (methode om tot een geneesmiddelkeuze
te komen) een belangrijker plek in.
Het is vaak moeilijk om zulke begeleidende symptomen te weten te komen, hetzij omdat er geen
logische, duidelijke, directe relatie is met de klacht, hetzij omdat het voor hem zo gewoon is dat hij het
niet als symptoom ziet. Een patiënt die geïrriteerd raakt als hij klachten heeft, zal dat dikwijls als zo
normaal beschouwen dat hij het niet noemt als symptoom.
De homeopaat zal het hier moeten hebben van zijn eigen waarneming of van de observaties van mensen
die de patiënt goed kennen.
Naar eventuele begeleidende klachten moet altijd worden gevraagd. Heeft u tijdens de aanval nog andere
klachten? Hoe is dan de temperatuur, de stemming, de eetlust, de slaap, de transpiratie? Enzovoort.
Er zijn nog veel andere voorbeelden te geven van begeleidende symptomen. Het is aan de ervaring en
het waarnemingsvermogen van de homeopaat of deze belangrijke symptomen tijdens de anamnese naar
boven komen.


Particular
Het totaalsymptoom bestaat uit lokalisatie, gewaarwording, modaliteiten en concomiterende
symptomen. Totaalsymptomen behoren veelal tot de zogenaamde particulars. Particulars zeggen iets
over een onderdeel of een orgaan . Een particular heeft betrekking op, bijvoorbeeld, hoofdpijn,
maagpijn, longklachten, een gewricht.
De duidelijkheid en compleetheid van een symptoom of particular bepalen het belang ervan voor de
uiteindelijke geneesmiddelkeus. We spreken hier van een lichamelijke klacht, anders gezegd: een
„functioneel stoffelijk symptoom‟. Zulke symptomen zijn de taal waarvan de Dynamis zich bedient en
voor de homeopaat heel behulpzaam bij de geneesmiddelkeuze.
Naast het functioneel stoffelijke (totaal)symptoom kan de patiënt op termijn, min of meer voortkomend
uit de functionele ontregeling, een diepere verstoring manifesteren via emotionele of zelfs mentale
problematiek. Houdt de eerder genoemde hoofdpijn lang genoeg aan, dan kan de patiënt daar zeer
geïrriteerd of depressief door worden.
Duurt het nog langer en is er niets dat verlichting brengt, of wordt er onderdrukt, dan kan het zo zijn dat
de patiënt zijn levenslust verliest en suïcidaal wordt.

Emotionele- en gevoelssymptomen


                                                                                                        29
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-29-2048.jpg"/>
Behalve functioneel stoffelijke symptomen kennen we ook emotionele- en gevoelssymptomen, waarbij</td></tr><tr><td
class=een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen emotionele symptomen en symptomen die het
gevoelsleven betreffen. Het gevoelsleven omvat de intieme zelfbelevingssfeer: hoe voelt de patiënt zich
in zichzelf? Wat is zijn diepste gevoel van eigenheid? Bijvoorbeeld: de zelfbeleving, het gevoel van
zelfrespect en eigenwaarde van een adoptiekind is dikwijls wezenlijk anders dan die van het kind dat
opgroeit onder de liefhebbende zorg van de eigen ouders. Hoe diep werkt het non-verbale signaal van
afgestaan worden door de moeder door in het gevoel van zelfrespect van een kind? Hoe komt zo‟n kind
tot de overtuiging dat het de moeite waard is en tot de beleving dat er echt van hem wordt gehouden?
De omschrijving van het gevoelsleven is even divers als het leven zelf. Het gevoelsleven is betrokken bij
alles wat we ondernemen, hetzij vooraf als motivatie, als innerlijk referentiekader, hetzij achteraf als
conclusie. Voor zover het aan het ziek-zijn is gekoppeld, is het voor de homeopaat van belang het
gevoelsleven zo nauwkeurig mogelijk omschreven te krijgen. Hoe reageert de patiënt op belediging,
kwetsing, teleurstelling, blijdschap, eenzaamheid. Hoe is de stemming, het humeur, de
gemoedsgesteldheid? Hoe is de subjectieve beleving en hoe wordt deze geuit?

Organon, voetnoot 1, §90:
“B.v. hoe heeft de patiënt zich tijdens het consult gedragen; was hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, (voelde hij zich) getroost, kalm enz.?”


Oorzaak of ‘causa’
Emoties zijn de uiting van een innerlijke overdaad aan gevoel. Meestal is er voor een emotionele
ontlading een aanleiding, die maakt dat de patiënt boos wordt, huilt, agressief of verdrietig is, troost wil
of dichtklapt. De gebeurtenis, op zich niet meer dan de aanleiding voor de emotionele ontlading, is in de
homeopathie van groot belang. Een dergelijke aanleiding wordt dikwijls als oorzaak gezien. In de
materia medica kunnen wij ze vinden onder het woord causa.
Bij „klachten na slecht nieuws‟ is het slechte nieuws weliswaar de aanleiding, maar de individuele
reactie op dat slechte nieuws zegt meer over de patiënt dan over het nieuws. Niet iedereen wordt ziek na
verdriet of teleurstelling. Het feit dat iemand er ziek van wordt, zegt veel over de gevoeligheid van de
persoon in kwestie maar ook over diens emotionele gesteldheid en weerbaarheid. De homeopathische
behandeling is erop gericht de patiënt tot een nieuwe balans te brengen. Hij zal hierdoor zoveel sterker
worden dat een vergelijkbaar voorval in de toekomst hem niet zo hevig ontregelt dat hij er letterlijk „ziek
van wordt‟.


Mentaal symptoom
Mentale symptomen zijn symptomen die te maken hebben met bewustzijn, denken en
concentratievermogen. De kijk op de wereld, het bepalen van wat belangrijk of minder belangrijk is
gebeurt op basis van keuzes die denkend worden gemaakt. Ziektesymptomen in de mentale sfeer hebben
vaak grote consequenties. Afhankelijk van de ernst en het overheersende karakter ervan, en de mate
waarin ze de integratie in het sociale leven beïnvloeden, bevorderen of verstoren, kunnen we ze
psychische of psychiatrische symptomen noemen. Mentale symptomen beïnvloeden de realiteitsbeleving
het sterkst. De levensvisie, de contacten, het functioneren op het werk, de omgang met intimi,
vergevingsgezindheid of haat, tevredenheid of ontevredenheid, worden ingegeven door hoe de patiënt
het leven ervaart en hoe hij er over denkt.
Bij ziekelijke ontregelingen krijgt iemand al rap het etiket „psychose‟ of „manie‟ opgeplakt. Voor de
homeopaat is het van het grootste belang in communicatie te komen met de patiënt om zo rechtstreeks
de symptomen te verkrijgen die het geïndiceerde geneesmiddel kunnen onthullen. Een onderscheid moet


                                                                                                         30
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-30-2048.jpg"/>
worden gemaakt in de oorzaken waardoor de patiënt in deze situatie is beland. Is een directe gebeurtenis</td></tr><tr><td
class=de aanleiding? Is de reactie direct verklaarbaar naar aanleiding van deze gebeurtenis? Of is de reactie
veel te heftig en uit verhouding met de aanleiding?

Organon, voetnoot §210:
“Dan ziet hij vaak ondankbaarheid, hardvochtigheid, buitengewone kwaadaardigheid naar voren
komen en de voor het mensdom meest beschamende en tegen de borst stuitende humeuren, en dat zijn
dan de eigenschappen geweest van deze patiënt in zijn vroegere, gezonde dagen. Wie in gezonde dagen
geduldig was blijkt vaak in ziekten bokkig, heftig, opvliegend, ook wel onverdraagzaam, eigenzinnig, een
andere keer ongeduldig en wanhopig. Wie eerst deugdzaam en preuts was, wordt nu seksueel ontremd
en schaamteloos. De pientere toont zich niet zelden stompzinnig, de gewoonlijk zwakbegaafde
daarentegen lijkt verstandiger en wie een trage denker was, wordt soms bij de pinken en besluitvaardig,
enz.”


Generaliteiten
Mentale, gevoels- en emotionele symptomen vallen onder de generaliteiten. Generaliteiten zijn
symptomen die betrekking hebben op de patiënt als geheel, op de gehele mens. Tot de generaliteiten
behoren o.a. of iemand van nature warm- of koudbloedig is, of hij liever binnen- of buitenshuis verkeert,
of hij een avond- of ochtendmens is, of er uitgesproken seizoensinvloeden zijn.
Verlangens, behoeften en begeertes worden tot de generaliteiten gerekend, bijvoorbeeld symptomen
betreffende voeding. Waar gaat de voorkeur naar uit? Heeft warm eten de voorkeur of brood, hebben we
trek in zoet, zuur, zout of bitter? Lust de patiënt, vlees, vis en gevogelte? Is er een aversie tegen of
overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen? Hoe zit het met zuivelproducten? Welke wel en
welke niet? En alcohol, wijn, bier? Of wat anders?
Seksuele symptomen behoren tot het begeerteleven en daarmee tot de generaliteiten. Hoe is het gesteld
met libido, seksueel verlangen, passie? Verminderd, totaal afwezig of versterkt en nadrukkelijk
aanwezig? Is dit gedragsbepalend? Menstruatiesymptomen die een uitgesproken invloed hebben op
humeur, gemoedsgesteldheid en vitaliteit behoren eveneens tot de generaliteiten.
Verder vallen de slaapsymptomen hieronder. Wat is de favoriete slaaphouding, op de buik, op de rug?
Op de zijde, op welke? Is het mogelijk op de andere zijde te liggen? Moet hij bijna rechtop zitten om te
kunnen slapen? Of hoe anders? Het droomleven maakt ook deel uit van de generaliteiten. Nachtrust die
regelmatig of op vaste tijden is verstoord, zegt iets over de mens als geheel en is dus een generaliteit.
Bijvoorbeeld: “Om vier uur „s nachts word ik altijd wakker.” De mens wordt wakker, niet alleen z‟n voet
of z‟n arm. Generaliteiten geven het kader aan - een soort begrenzing - waarbinnen de patiënt zich
bevindt en waarbinnen de andere symptomen, de particulars, hun plaats hebben.
Hoe waren zwangerschap en bevalling? Zijn er tijdens de zwangerschap veel echo‟s gemaakt? Was er
sprake van een kunstverlossing, met keizersnede, tang of vacuüm? Waren er operaties in een latere
levensfase, zo ja waarvoor en met welk resultaat? Hoe was de reactie op vaccinaties? Heeft de patiënt
kinderziektes doorgemaakt en zo ja, welke? Hoe was de reactie daarop, was hij erg ziek? Heeft hij een
kinderziekte tweemaal gehad? Op welke leeftijd? Hoe was het tanden krijgen? Werd drinken en voeding
goed verdragen?
Was de patiënt op tijd met zijn ontwikkeling in kruipen, zitten, staan en lopen? Hoe was de tijd op de
kleuterschool en lagere school? Hebben zich daar gebeurtenissen voltrokken die de patiënt als zeer
ingrijpend heeft ervaren? Hoe was de sociale ontwikkeling? Was er sprake van goede vriendschappen of
werd de patiënt gepest, en zo ja met welke gevolgen? Hoe was de thuissituatie? Konden de ouders het
goed met elkaar vinden of was er altijd bonje? Was er sprake van een liefdevolle, veilige jeugd? Of hoe
anders?


                                                                                                      31
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-31-2048.jpg"/>
Wanneer we de mens op boven beschreven wijze bezien krijgen we een goed overzicht over de algehele</td></tr><tr><td
class=toestand op dit moment in de tijd. Het is een beeld van de mens, los van zijn geschiedenis in eigen
biografie en erfelijke belastingen. Aangezien de toestand van nu slechts de laatste schakel in het leven
van betrokkene is - heel het tot nu toe geleefde leven heeft bijgedragen tot hoe hij op dit moment in het
leven staat, in ziekte en in gezondheid - is de biografie in de homeopathie van het grootste belang. Alle
voorvallen die aanleiding waren voor zekere gebeurtenissen dienen tijdens de anamnese aan de orde te
komen, zodat ze meegewogen kunnen worden in het beoordelen van de rode draad in de
ziekteontwikkeling en in de bepaling van het geneesmiddel dat op het moment van het consult benodigd
is.

Organon, §93
“Als de ziekte kortgeleden, of bij een chronische aandoening langer geleden, door een merkwaardige
gebeurtenis veroorzaakt is, dan zullen of de patiënt of tenminste de apart ondervraagde familieleden dat
wel aangeven, hetzij spontaan, uit eigen beweging of op voorzichtige navraag.”
Organon, voetnoot 1, §93:
“Eventueel beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé-speurwerk trachten
op het spoor te komen.
Daartoe behoren: vergiftigingen of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse seksuele
uitspattingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of koffie;
overdadig eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of schurftinfectie,
ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet over een ongeluk dat de familie
getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps enz.”

Belangrijk zijn deze symptomen alleen wanneer ze een (diepe) indruk hebben achtergelaten. De
symptomen zijn feitelijk ontstaan als reactie op omstandigheden die van buitenaf op de patiënt hebben
ingewerkt. Hoe vroeger in de jeugd deze ingrijpende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, hoe groter,
maar ook hoe onbewuster, de invloed in het leven en op de ontwikkeling waarschijnlijk is geweest, hoe
noodzakelijker het is om er aandacht aan te besteden om tot verwerking en oplossing van het probleem
te komen.
In de symptomatologie vinden we in dergelijke gevallen altijd indicaties, symptomen die verwijzen naar
de vroegere aanleidingen. De huidige symptomen vormen zo de brug naar vroegere gebeurtenissen die
de patiënt wezenlijk hebben beschadigd in zijn welbevinden.
Vroegere deprimerende gebeurtenissen kunnen de patiënt hinderen en zelfs totaal blokkeren op zijn weg
naar herstel. Zo kan een verkrachting in de kindertijd levenslang een gezonde seksuele relatie
verhinderen en het voor de patiënt onmogelijk maken een ander te vertrouwen en toe te laten. Het is
alsof in zulke gebeurtenissen tijd niet bestaat, en het organisme, ook na zeer lange tijd, als in een reflex
in een gelijkende staat van ontreddering blijft verkeren.




                                                                                                         32
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-32-2048.jpg"/>
Biografische gebeurtenissen, incidenten</td></tr><tr><td
class=Biografische gebeurtenissen of incidenten, zelfs van langere of zeer lange tijd terug, kunnen de huidige
symptomen beïnvloeden en mede bepalen. De homeopathie beschikt over geneesmiddelen die op basis
van het teweeg brengen van een gelijksoortige verstoring in het gevoelsleven een genezingsproces op
gang brengen en zodoende decennia in de biografie kunnen overbruggen. Het resultaat is dat de patiënt
oude, onverwerkte problemen kan integreren. De gebeurtenis zelf neemt het niet weg, maar deze wordt
wel van z‟n ziekmakende lading ontdaan. Is een belangrijk deel hiervan opgelost, dan kan er worden
begonnen met de behandeling van de symptomatologie die samenhangt met de miasmatische constitutie
van de patiënt.

Organon, §5:
“Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding;
b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”


Erfelijke belasting
In het symptoombeeld hebben we te maken met symptomen die een manifestatie zijn van familiare
tendensen. Komen er binnen een familie regelmatig bepaalde ernstige ziekten voor, of openbaren zich
telkens terugkerende of vergelijkbare ziektepatronen, dan is er gerede kans dat individuen geboren in
zo‟n familie met dezelfde ziektetendensen behept zijn. Het overwinnen van een bepaalde ziekte leidt tot
immuniteit. Wordt de ziekte niet overwonnen doch onderdrukt dan ontstaat er geen immuniteit, geen
kracht en toename van gezondheid, maar eerder een sluimertoestand die de genezingskansen belemmert.
Het nageslacht van zo‟n persoon wordt geboren met de positieve en sterke kwaliteiten van vader of
moeder, maar in gelijke mate met hun zwakten en tekortkomingen. Vanzelfsprekend kan een kind geen
verhoogde weerstand tegen chronische ziekten hebben indien de ouders die ook niet hadden.
Pathologische tendensen worden doorgegeven aan het nageslacht en maken zich in de kindertijd kenbaar
door middel van symptomen. In de klachten van het kind zijn kenmerken te vinden die met bepaalde
specifieke erfelijke belastingen te maken hebben. Het is aan de homeopaat de symptomen te herkennen
en adequaat te behandelen, zodat het kind niet aan dezelfde ziekten komt te lijden als zijn (voor)ouders.


Blokkade
Een belasting vanuit het voorgeslacht kan zich voordoen als een zogenaamde blokkade. Een patiënt met
astmatische klachten en veel reuma en astma in het voorgeslacht kan bijvoorbeeld het middel Tuberculi-
num, een nosode, nodig hebben om de impasse waarin hij terecht is gekomen, te doorbreken. Hierna kan
het op de chronische ziektesymptomen geïndiceerde geneesmiddel zijn werk gaan doen. Zo is een
blokkade slechts zolang een blokkade tot het passende geneesmiddel daarop voorgeschreven wordt.
Adequate homeopathische behandeling neutraliseert de ziekelijke tendensen in de patiënt en doorbreekt
de cyclus van recidiverende familiare ziekte-uitingen. Met het doorbreken van de pathogene
familietendensen staan deze een diepe genezende reactie op het geïndiceerde geneesmiddel niet langer in
de weg.


Geneesmiddelgebruik



                                                                                                      33
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-33-2048.jpg"/>
Een volgend belangrijk element bij de behandeling is het huidige en voormalige geneesmiddelgebruik.</td></tr><tr><td
class=Was er in de tijd van Hahnemann al sprake van veelvuldig gebruik van medicinale substanties in soms
toxische doses, in de huidige tijd is het medicijngebruik waarschijnlijk een veelvoud van wat vroeger
gebruikelijk was. Daarbij worden tegenwoordig vrijwel uitsluitend synthetische medicamenten toegepast
die afkomstig zijn uit de chemische industrie. Deze zijn dikwijls moeilijk biologisch afbreekbaar. De
Dynamis heeft er de „handen‟ vol aan het organisme van deze belasting te bevrijden of onverwijderbaar
materiaal op te slaan in het structurele vet van het organisme. Zo kan er soms een blijvend ontregelend
effect uitgaan van gebruikte preparaten. Middelen als het DES-hormoon en softenon zijn hiervan
sprekende voorbeelden, maar ook de termijneffecten van prednison, narcotica, psychopharmaca e.d.
liegen er niet om. In anamnese en behandeling is het voormalig medicijngebruik en de werking ervan
van belang, met name wanneer er in het huidige symptoombeeld sporen van zijn terug te vinden. Voor
welke klachten zijn de medicijnen gebruikt en wat was het effect? Zijn de symptomen van de natuurlijke
chronische ziekte er tijdelijk of blijvend door veranderd? Indien mogelijk zal de homeopaat een
geneesmiddel inzetten om de Dynamis te ondersteunen in het soms zware karwei het organisme te
ontdoen van medicijnschade.

Organon, §74:
“Tot de chronische ziekten moeten we helaas ook nog die algemeen verbreide rekenen, die gecreëerd
zijn door de allopathische kuur-vormen benevens door het langdurig gebruik van sterk werkende,
drastische geneesmiddelen in grote en stijgende dosering.”

Organon, §75:
“Deze door allopathische on-heelkunst geproduceerde verknoei-ingen van het menselijk welzijn (het
ergste in de laatste tijd) zijn van alle chronische ziekten de treurigste en meest ongeneeslijke en ik
constateer met leedwezen, dat het schijnt dat daarvoor, als ze wat ver doorgevoerd zijn, wel nooit
geneesmiddelen uitgevonden of bedacht zullen kunnen worden.”

Al deze informatie is relevant voor het verkrijgen van een totaaloverzicht van de symptomen en
benodigd om tot een adequate behandeling te kunnen komen. Uiteraard heeft niet iedere patiënt
symptomen in elke genoemde categorie. Hoe meer en hoe groter de diversiteit van de pathologische
symptomatologie, hoe groter de kans dat we met een gecompliceerde situatie te maken hebben.
De homeopathische constitutiebehandeling is dienovereenkomstig moeilijker en zal meer tijd in beslag
nemen. Bij de analyse van de symptomen wacht de homeopaat een moeilijke taak. Hij moet zien te
onderscheiden welk symptoom of welke symptoomgroep bij welke ontregeling hoort en tevens waaraan
bij het geneesmiddelvoorschrift de voorrang moet worden gegeven. Deze complexiteit vormt een van de
grootste obstakels bij de behandeling van chronisch zieken, speciaal wanneer de homeopaat zijn
behandeling baseert op aanwijzingen uit de vierde editie van het Organon.
Omdat de zesde editie bijna tachtig jaar voor de buitenwereld verborgen werd gehouden door de erflaters
van Hahnemann‟s schriftelijke nalatenschap, heeft de verdere ontwikkeling van de homeopathie plaats
gevonden op basis van de vierde editie. Dit heeft grote consequenties gehad voor hoe homeopathie
hedentendage in praktijk wordt gebracht.


Samenvatting
In de anamnese is het verkrijgen van totaalsymptomen van groot gewicht. Het totaalsymptoom bestaat
uit de componenten lokalisatie, gewaarwording, modaliteit en concomiterend symptoom. Het
totaalsymptoom heeft voornamelijk betrekking op de lichaamsonderdelen van de patiënt, de zogenaamde
„particulars‟.


                                                                                                    34
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-34-2048.jpg"/>
Generaliteiten zijn symptomen die iets zeggen over de gehele mens. Tot de generaliteiten behoren het</td></tr><tr><td
class=geestelijke- en emotionele leven; het gevoels- en begeerteleven; verlangens en aversies;
slaapsymptomen, kortom alles dat iets zegt over de gehele persoon.
Biografische gebeurtenissen kunnen voor het voorschrijven van essentieel belang zijn. Alles wat in het
verleden grote indruk heeft gemaakt kan tot op de dag van vandaag doorwerken en een gunstige
geneesmiddelrespons blokkeren. Erfelijke familiaire pathologische tendensen moeten in het voorschrift
worden meegewogen, evenals elementen uit de actuele levenssituatie die de patiënt erg aangrijpen.




                                                                                                   35
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-35-2048.jpg"/>
4. De homeopathische anamnese</td></tr><tr><td
class=
Anamnese
Wanneer de homeopaat zich tijdens de anamnese een onjuist beeld van de patiënt vormt, is het
ondoenlijk het juiste geneesmiddel te vinden. Dit maakt dat de anamnese tot het middelpunt van de
homeopathische behandeling. Het resultaat van de behandeling staat of valt ermee. Bij de anamnese
hebben wij enerzijds te maken met het bewustzijn van de patiënt betreffende zijn eigen
gewaarwordingen, zijn opmerkingsgave en zijn talent om dit te verwoorden, en anderzijds met de
deskundigheid van de homeopaat om de juiste vragen te stellen en en te kunnen waarnemen en luisteren.
Hahnemann hechtte de grootste waarde aan de anamnese.

Organon, §104
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de ene of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk gedaan.”


Repertorisatie
Dit betekent dat al het andere minder zwaar is. De ervaren homeopaat zal de juistheid hiervan kunnen
bevestigen. Na jaren van intensieve praktijkvoering valt het soms moeilijk op te brengen om
geïnteresseerd en betrokken te blijven luisteren naar de zoveelste patiënt. Daarentegen worden andere
onderdelen van de behandeling, zoals analyse, repertorisatie en geneesmiddelkeuze, door ervaring
gemakkelijker, al was het alleen maar omdat de parate kennis groeit met de jaren en de homeopaat heeft
leren durven vertrouwen op intuïtie en gevoel, gekoppeld aan ervaring. De homeopaat gebruikt tijdens
het consult zijn vaardigheden en kwaliteiten om de patiënt centraal te stellen en zo de noodzakelijke
informatie te verkrijgen voor de homeopathische constitutiebehandeling.




                                                                                                    36
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-36-2048.jpg"/>
Organon, §83</td></tr><tr><td
class=“Dit individualiserende onderzoek van een ziektegeval vereist van de geneeskundige alleen maar
onbevangenheid en gezond verstand, opmerkzame observatie en accuratesse bij de notering van het
ziektebeeld.”


Consult
Eigen beeld- en oordeelsvorming gaan de homeopaat parten spelen en tussen hem en patiënt staan
wanneer de homeopaat de anamnese niet onbevangen afneemt. Dit gevaar ligt maar al te vaak op de loer,
speciaal wanneer waardeoordelen als goed en kwaad, mooi en lelijk, eens en oneens, e.d. in het geding
zijn, om van eigen onverwerkte frustraties en ergernissen nog maar niet te spreken. Tijdens het consult
dient altijd de hulpvraag centraal te staan. Alle verkregen informatie dient in dit licht te worden bezien
en beoordeeld. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit van de homeopaat: aan de ene kant moet
hij empathisch genoeg zijn om uit te nodigen tot het blootleggen van diepe zieleroerselen, aan de andere
kant moet hij voldoende afstand houden om tot een objectief oordeel te komen.

Organon, §98:
“Maar toch is aan de andere kant bij alle ziekten, maar vooral bij de chronische, bijzonder veel
omzichtigheid, bedachtzaamheid, mensen-kennis, voorzichtigheid in de vraagstelling en in hoge mate
geduld nodig, wil men het echte, volledige ziektebeeld tot in alle details nauwkeurig ontdekken.”


Onbevangen en opmerkzaam
Bij het afnemen van de anamnese wordt van de homeopaat verwacht dat hij beschikt over
onbevangenheid, gezond verstand, opmerkzame observatie, accuratesse, omzichtigheid,
bedachtzaamheid, mensenkennis, voorzichtigheid en in hoge mate geduld. In Hahnemann‟s optiek zijn
deze kwaliteiten de voorwaarden voor een goede anamnese. Uiteindelijk bepaalt de kwaliteit van de
homeopaat de mate van het resultaat van de behandeling!
Onbevangenheid impliceert openheid, openheid voor het wel en wee van een ander mens. Moeilijk
wordt het als de probleemstelling waarmee de patiënt komt als totaal oninteressant wordt ervaren, of
wanneer de patiënt in een situatie verkeert die grote gelijkenis vertoont met de privé-problemen van de
homeopaat. Dan wordt het lastig objectief te blijven, wat ertoe kan leiden dat we of een hekel krijgen
aan de patiënt of er verliefd op worden. Anders gezegd: we schieten door in onze antipathie of
sympathie.
Voor de homeopaat is het noodzakelijk om zicht te hebben op eigen gevoelsleven en drijfveren zodat
kan worden herkend wat van wie is. Het gaat tijdens het consult niet om de eigen gevoelens en energieën
van de homeopaat. Het terughouden ervan is van bepalend belang voor het goed verlopen van de
behandeling.
Anderzijds levert de waarneming van het gevoel, de kleur of de sfeer die de patiënt bij de homeopaat
oproept, een belangrijke aanvulling op voor de differentiaaldiagnose. De gevoelssfeer van het
geïndiceerde middel dient aan te sluiten bij de gevoelssfeer van de patiënt. De constatering of de patiënt
geïrriteerd, chagrijnig, opgewekt, depressief, onverschillig, gepassioneerd, sensueel of iets dergelijks is,
zegt veel over de gesteldheid van de betrokkene. Daarbij moeten wij er zorg voor dragen de patiënt niet
te beoordelen of te veroordelen op diens uitstraling, maar dit te laten meetellen bij de
geneesmiddelkeuze en behandeling. Een onbevooroordeelde houding van de homeopaat biedt de patiënt
de beste gelegenheid om zichzelf te zijn.




                                                                                                         37
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-37-2048.jpg"/>
Op geen enkele wijze mag er een „dreiging‟ van de homeopaat naar de patiënt uitgaan. Globaal genomen</td></tr><tr><td
class=kunnen we zeggen: de homeopaat veroordeelt de patiënt niet en knoopt evenmin een privérelatie met
hem of haar aan.


Gezond verstand
Na het nemen van de eerste hindernis op weg naar een anamnese die de patiënt recht doet, is er de vraag
naar „gezond verstand‟. Zonder gezond verstand komen we niet ver in de homeopathische praktijk. Bij
de anamnese, beeldvorming, analyse, repertorisatie, differentiaaldiagnose, vaststelling van de potentie en
de uiteindelijke behandeling, is het denkvermogen een voorwaarde om tot een juiste beoordeling van het
probleem te komen.
Zo zag de eerste editie van het Organon het licht onder de naam „Organon der RATIONELLEN
Heilkunde‟. Door praktijkervaring wordt het waarnemingsvermogen van de homeopaat gaandeweg
gescherpt, zodat hij steeds meer zal opmerken als hij zich daar op instelt. Voor de totstandkoming van
het totaalbeeld spelen alle zintuigen mee. Om tot bruikbare symptomen te komen zal wat wordt
waargenomen uiteraard omzichtig bij de patiënt worden nagevraagd. Wat tussen de regels doorklinkt -
de traan in de ooghoek, de gespannen trek om de mond, de blos op de wangen - levert observaties op die,
indien met respect bejegend, de brug kunnen slaan naar een werkelijke ontmoeting en een diep begrip.

Organon, §6:
“De onbevooroordeelde waarnemer weet hoe waardeloos boven-zinnelijke speculaties zijn, die niet
door ondervinding kunnen worden bevestigd. Hoe scherpzinnig hij ook moge zijn, hij moet het doen met
wat hij zintuiglijk aan de buitenkant kan waarnemen aan veranderingen in de toestand van lichaam en
geest, aan ziekte-verschijnselen, bijzonderheden en symptomen. Dat zijn dan afwijkingen van de
gezonde, voormalige toestand van degene, die nu ziek is, dus datgene:
   wat de patiënt zelf voelt;
   wat zijn omgeving aan hem waarneemt;
   wat de arts zelf aan hem observeert.
Deze waarneembare verschijnselen tezamen vertegenwoordigen de ziekte in haar volle omvang, d.w.z.
ze vormen tezamen met elkaar het enig echte en enig denkbare ziektebeeld.”


Accuraat en alert
Accuratesse is in alle opzichten belangrijk. Accuraat en alert reageren maakt dat de patiënt voelt dat de
homeopaat werkelijk geïnteresseerd is, echt luistert en betrokken is, en ondertussen niet in gedachten
met andere zaken bezig is. Voor de patiënt is deze belangstelling direct voelbaar. Gaat hij weg met het
gevoel dat hij begrepen is, ontroerd, lachend of huilend, kortom geraakt, dan is de basis gelegd voor een
vertrouwensrelatie die noodzakelijk is voor een adequate begeleiding op weg naar gezondheid. Zo‟n
vertrouwensrelatie biedt ook de ruimte om hem indien nodig te confronteren met wat hij liever niet wil
horen. Bij het noteren van de symptoom is accuratesse een absoluut vereiste. Een nauwgezet genoteerde
eerste anamnese zal tijdens de volgende consulten als referentie dienen voor de beoordeling van de
reactie op de voorgeschreven geneesmiddelen.

Organon, §104:
“Dan heeft de geneeskundige dit beeld bij de behandeling van vooral de chronische ziekte altijd voor
ogen, hij kan het in alle details doorzien.”




                                                                                                       38
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-38-2048.jpg"/>
Omzichtig en bedachtzaam</td></tr><tr><td
class=Als bijna vanzelfsprekend noemt Hahnemann de kwaliteiten omzichtigheid en bedachtzaamheid,
implicerend dat de patiënt met zijn zwakke, minst weerbare kant naar buiten dient te komen. Hierbij
hoort een passende, gelijksoortige houding van de kant van de homeopaat om een atmosfeer te scheppen
waarin een gedetailleerd totaalbeeld tot stand kan komen. Door ruwheid, grofheid, ongenuanceerdheid,
irritatie, haast, etc., van de homeopaat klapt de patiënt dicht en blijven belangrijke dingen ongezegd. De
ongepaste houding van de homeopaat vormt een nieuwe belemmering in het genezingsproces van de
patiënt. De wijze waarop de homeopaat met de patiënt omgaat is voor de patiënt homeopathie! Gaat de
homeopaat slecht met de patiënt om dan zal deze geneigd zijn, indien hij de behandeling stopt,
homeopathie als afgedaan te beschouwen, “want hij heeft immers al homeopathie geprobeerd.”


Eigen functioneren
De homeopaat dient het eigen functioneren grondig te evalueren. Zeker als de praktijk „niet loopt‟ -
patiënten haken af of komen niet eens opdagen - zouden we de hand eerst in eigen boezem moeten
steken. Zichzelf onder homeopathische behandeling stellen of zich onderwerpen aan intercollegiale
functioneringsgesprekken kan helpen om de eigenschappen te ontwikkelen die voor succes in de praktijk
benodigd zijn.
De patiënt die met een hulpvraag aanklopt bij een therapeut heeft recht op kwaliteit. Het mag daarom
niet zo zijn dat de therapeut weigert zich te laten aanspreken op het eigen functioneren.
Wie niet in andere mensen is geïnteresseerd zal niet snel de wens hebben om homeopaat te worden of te
zijn. Belangstelling voor de medemens leidt uiteindelijk tot de mensenkennis die in de praktijk
onontbeerlijk is. Mensenkennis speelt in allerlei facetten van de homeopathie een rol: in de
communicatie met de patiënt, in de duiding van de symptomen, in de manier waarop de symptomen
worden gebracht. Homeopathie beoefenen stelt ons in de gelegenheid om een diep inzicht in menselijke
drijfveren, in ziekte en gezondheid, te verkrijgen. Kortom, het levert mensenkennis op. Voorzichtigheid
is geboden als er voor de patiënt „beladen‟ onderwerpen ter sprake komen.
Een onderwerp waaraan voor de patiënt veel negatieve herinneringen kleven en dientengevolge veel
emoties, zal voor hem reden kunnen zijn om zijn best te doen z‟n gevoelens onder controle te houden.
„Onderdrukken‟ is misschien een beter woord. De homeopaat bevindt zich nu in een lastig parket. Is de
vraagstelling te confronterend en direct, dan kan de patiënt dichtklappen. Laat de vraagstelling te veel
ruimte, dan voelt de patiënt zich niet gezien en zal hij zeker zijn diepste zieleroerselen niet ter tafel
brengen.
Met volharding en geduld zal de homeopaat moeten proberen om de patiënt zo aan te moedigen dat hij
drempels durft te nemen die eerder permanente blokkades leken te zijn.
Patiënt is een Engels woord dat geduldig betekent. De wetten der gelijksoortigheid nopen de homeopaat
het overeenkomstige geduld te hebben, speciaal bij langdurig chronisch zieken en wanneer de
behandeling wordt gecompliceerd door problematische levensomstandigheden.


Methodiek
Naast het verwerven van de genoemde kwaliteiten beschikken wij in de homeopathie over methodieken
die het „vak‟ toegankelijker maken. De menselijke factor blijft evenwel de belangrijkste. De mate waarin
de homeopaat zichzelf gemotiveerd blijft scholen en ontwikkelen en de wijze waarop dit in praktijk
wordt gebracht zal uiteindelijk zijn deskundigheid bepalen. Hahnemann geeft deze aanwijzing:
Voorwoord, eerste editie Organon, 1810:




                                                                                                       39
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-39-2048.jpg"/>
“Dit wil ik vooraf ter waarschuwing zeggen: indolentie, gemakzucht en eigenzinnigheid maken de dienst</td></tr><tr><td
class=aan het altaar der waarheid onmogelijk; slechts onbevangenheid en onvermoeide ijver stellen in staat
tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde.”

De taak van de homeopaat is in eerste instantie een zo diep en natuurgetrouw mogelijk beeld van de
patiënt te krijgen. Hahnemann geeft een minutieuze beschrijving van dit proces van symptoomvergaring,
dat grofweg in drie delen wordt onderverdeeld.
Ten eerste is er de zogenaamde „vrije‟ anamnese. De patiënt vertelt zijn verhaal en de homeopaat treedt
niet sturend op. Uitsluitend met open vragen zal hij proberen de patiënt te stimuleren tot nadere
nuancering van de symptomen. Hij stemt zich volledig af op de patiënt en kiest de frequentie, stemming
en sfeer die bij de patiënt past. De eventuele drempels die anders opgeworpen zouden kunnen worden
blijven zo tot een minimum beperkt en de communicatie verloopt optimaal. Het kan nu gebeuren dat de
patiënt in deze fase van de anamnese heel erg ingaat op zijn levenssituatie en de rol van anderen erin,
zich toespitsend op hoe hij zich daaronder voelt - gekwetst, tekortgedaan, verdrietig, geërgerd. Hij legt
hier zo zwaar de nadruk op dat wij reeds in dit stadium kunnen zeggen dat het gesprek de richting opgaat
van een biografische anamnese. In zo‟n geval is het raadzaam om een geneesmiddel van plantaardige of
dierlijke oorsprong voor te schrijven op het biografisch incident, de levensomstandigheden, de interactie
tussen patiënt en buitenwereld.

Organon, §84:
“De patiënt vertelt hoe zijn klachten zich hebben ontwikkeld. De familieleden vertellen waarover hij
klaagt, hoe hij zich gedraagt en wat ze bij hem hebben waargenomen. De arts ziet, hoort en neemt met
zijn overige zintuigen waar, wat aan de zieke veranderd en ongewoon is. Hij schrijft alles precies op met
dezelfde bewoordingen, die de patiënt en de familieleden gebruikt hebben. Indien mogelijk, houdt hij zijn
mond en laat ze uitspreken zonder ze te onderbreken*, als ze niet naar bijkomstigheden afdwalen. Alleen
vraagt hij al in het begin aan hen of ze langzaam willen spreken, zodat hij ze met schrijven van wat hij
noodzakelijk vindt te noteren, kan bijhouden.”
* Organon, voetnoot §84:
“Iedere onderbreking stoort de gedachtengang van de vertellenden en naderhand schiet alles wat ze
eerst hadden willen zeggen, ze niet zo precies meer te binnen.”

“Hij schrijft alles op met precies dezelfde bewoordingen.” De patiënt spreekt meestal in de eerste
persoon enkelvoud en zegt dus “ik” heb last van dit of dat. Wat hij zegt wordt letterlijk genoteerd, dus in
de ik-vorm. Notaties in de derde persoon - “hij” vindt dit of dat - scheppen afstand. Het nalezen van in
de ik-vorm genoteerde symptomen spreekt het invoelend vermogen aan, met als resultaat een verfijnder
beeld van de zelfbeleving van de patiënt.
De kunst is om zo dicht mogelijk bij zijn symptoombeleving te komen en bijgevolg hem vrijuit te laten
praten. Storen we hem in zijn gedachtengang dan worden de symptomen niet meer spontaan verwoord.
Hiermee loopt de homeopaat het risico waardevolle informatie mis te lopen, die in de
differentiaaldiagnose (het onderscheid tussen de diverse middelen) van groot belang kan zijn.
Niet wat de homeopaat wil weten is van belang, maar wat de patiënt over zichzelf in eigen
bewoordingen kan en wil vertellen, maakt het vinden van het gelijksoortige geneesmiddel
mogelijk.
Dit accentueert de waarde van de vrije anamnese. De patiënt spreekt dan immers spontaan en in eigen
bewoordingen over zichzelf. Zo ontstaat het beste beeld van de patiënt, over zijn klachten en wat hem
bezig houdt, waarmee hij in zijn bewustzijn het meest bezig is. Het geïndiceerde geneesmiddel dient aan
te sluiten bij gevoelsbeleving, instelling en gedachtenleven van de patiënt. Het dient dezelfde sfeer te
ademen.


                                                                                                        40
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-40-2048.jpg"/>
Het behoort tot de kunst van het afnemen van de anamnese wanneer de homeopaat zich kan laten leiden</td></tr><tr><td
class=door hetgeen de patiënt het meest bezig houdt. Gesprekken betreffende verschillende ziektesituaties
hebben een verschillend verloop! Een anamnese wegens een acute klacht verloopt anders dan een
anamnese die het verkrijgen van het chronische of biografische beeld ten doel heeft.

Organon, §99:
“Over het algemeen genomen heeft de dokter het veel gemakkelijker als hij bij acute of pas kort geleden
ontstane ziekten de anamnese opneemt, omdat patiënt en familie alle bijzonderheden en afwijkingen van
de pas onlangs verloren gezondheid nog vers in het geheugen hebben en al die gegevens nog nieuw en
opvallend gebleven zijn. Weliswaar moet de arts ook hier alles weten, maar hij hoeft het veel minder na
te speuren. Het meeste zegt men hem uit zichzelf.”


Attent luisterende houding
Het lijkt tijdens zo‟n gesprek alsof de patiënt bijna „overloopt‟ en de omschrijvingen van de symptomen
als vanzelf opborrelen. Een attent luisterende houding en desnoods af en toe een vraag naar verdere
nuancering is voldoende om het actuele ziektebeeld in duidelijke, subjectieve symptomatologie
verwoord te krijgen.
Ook als de beschrijving van andere direct betrokkenen moet komen omdat de patiënt zelf te ziek is,
blijkt het veelal mogelijk een helder beeld van de zieke en zijn ziekte te krijgen. Wanneer er sprake is
van een incident in het leven van de patiënt, zal bij de juiste afstemming de communicatie toch als
vanzelf gaan, eventueel met een sporadische vraag ter verdere verduidelijking of om niet te veel af te
dwalen. Het meeste wordt als vanzelfsprekend verteld. Het spreekt voor zich dat de homeopaat geen
direct betrokkene en dus belanghebbende bij het gespreksonderwerp mag zijn.
Dit maakt het consult tot een veilige situatie voor de patiënt, waarbij de ander, de homeopaat, in het
„verhaal‟ van de patiënt de hulpvraag kan onderkennen en hierop adequaat kan voorschrijven. Acute
ziektesituaties zijn heftig, belastend en nadrukkelijk aanwezig en het kost de patiënt weinig moeite
spontaan z‟n symptomen naar voren te brengen. Een attent luisterende houding helpt om de
woordenstroom op gang te houden.
Met de anamnese van een chronisch zieke patiënt ligt het veelal anders. De dynamiek is ver te zoeken.
De patiënt heeft zich op onderdelen vaak geïdentificeerd met zijn ziek-zijn zodat het moeilijk kan zijn
om de relevante informatie duidelijk verwoord te krijgen. De klachten bestaan al zo lange tijd dat ze er
bijna bij horen. Een goed onderscheidingsvermogen is in zulke gevallen geen vanzelfsprekendheid. Het
komt nu aan op wat Hahnemann „omzichtigheid in de vraagstelling‟, „mensenkennis‟ en „geduld‟ noemt.
De symptomatologie is minder dynamisch en bijgevolg minder spectaculair. Het consult verloopt
moeizamer, zeker wanneer de patiënt weinig welwillend is om te vertellen.

Organon, §95:
“Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekteverschijnselen moet bij de chronische
ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in het kleinste detail afdalen.”


Hoofd-voeten-schema
Tijdens de geleide anamnese wordt het hoofd-voeten-schema gevolgd om het organisch functioneren in
kaart te brengen. De daadwerkelijke klachten zijn tijdens de vrije anamnese naar voren gekomen, maar
behoeven wellicht nog nadere toelichting, tot in de kleinste details, teneinde „totaalsymptomen‟ te
verkrijgen.



                                                                                                     41
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-41-2048.jpg"/>
Organon, §86:</td></tr><tr><td
class=“Zijn de vertellers klaar met wat ze uit zichzelf wilden zeggen, dan vult de arts bij ieder symptoom de
nadere details aan, die hij als volgt navraagt. Hij leest de aparte symptomen, die hem vermeld zijn, door
en vraagt bij het een en ander speciaal bijv.: wanneer gebeurde dit? Was het in de tijd vóór het huidige
medicijngebruik? Gedurende het medicijngebruik? Of pas een paar dagen na het staken ervan? Wat
voor pijn, welke sensatie, nauwkeurig beschreven, was het die zich op deze plek voordeed? Waar was
het precies? Kwam de pijn bij vlagen, apart, op verschillende tijdstippen? Of was het aanhoudend,
ononderbroken? Hoe lang duurde het? Op welke tijd van de dag of van de nacht, bij welke
lichaamshouding was het het ergst of ging het helemaal weg? Hoe was dit of dat genoemde verschijnsel
of die omstandigheid nu precies? Beschrijf het met duidelijke bewoordingen.”


Open vragen
Bij een correct afgenomen anamnese zullen de aanvullingen die bij navraag naar boven komen
symptomen opleveren die het individuele karakter van de klachten openbaren. Hoe meer van zulke
symptomen worden verkregen, hoe duidelijker het symptoombeeld wordt. Het is belangrijk open vragen
te stellen. Open vragen zijn vragen die niet met ja of nee beantwoord kunnen worden omdat de patiënt
anders het antwoord in de mond wordt gelegd, waardoor het antwoord en het symptoom in waarde
verminderen voor de analyse. Hoe meer de patiënt de mogelijkheid wordt geboden de symptomen op de
voor hem eigen en specifieke wijze te formuleren, hoe natuurgetrouwer het beeld dat het de homeopaat
oplevert. Gemoedsgesteldheid en humeur zijn daarbij gewichtige aspecten omdat zij het temperament,
denken en voelen blootleggen, aldus een goede geneesmiddelkeuze mogelijk makend. Vragen dienen in
algemene bewoordingen te worden gesteld, zodat de patiënt uitgenodigd wordt die gedetailleerd te
beantwoorden.
De generaliteiten - symptomen die de gehele patiënt betreffen - vormen daarbij een soort kader. Zij
geven min of meer de omgeving, de belevingssfeer, het karakter, de drijfveren weer en zijn dikwijls
typerend voor zowel de patiënt als voor de karakteristieken waaraan het geneesmiddel dient te voldoen.
Tot de generaliteiten rekenen we: de mentale en emotionele symptomen, de seksuele symptomen, de
symptomen betreffende de menstruatiecyclus, voorkeuren en afkeren met betrekking tot voedsel, het dag
en nachtritme van de patiënt, seizoensgevoeligheden etc. Het zijn symptomen waarvan de patiënt zegt:
dat ben ik.


Eigen waarneming homeopaat
De eigen waarneming van de homeopaat hoort eveneens te worden meegenomen bij de vorming van het
totaalbeeld. Bij de differentiaaldiagnose speelt niet alleen het symptoombeeld een belangrijke rol, doch
evenzeer de indruk die de homeopaat heeft opgedaan. Een emotie kan bijvoorbeeld veel verschillende
betekenissen hebben. Wat de emotie betekent valt niet altijd in woorden te vatten, maar het verschil in
gevoelswaarde kan niettemin toch ervaren worden. Dit gevoel stelt de homeopaat in staat de keuze te
beperken tot een bepaalde geneesmiddelgroep.




                                                                                                      42
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-42-2048.jpg"/>
Organon, voetnoot 1, §90:</td></tr><tr><td
class=“Bijv. hoe heeft de patiënt zich tijdens het consult gedragen; was hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, of getroost, kalm, enz.?”

Op grond hiervan is de vraag gerechtvaardigd en noodzakelijk waarom hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
haastig, angstig, vertwijfeld of bedroefd is, zodat de symptomen genuanceerd kunnen worden en een
levende inhoud krijgen. Schaamte, verlegenheid of geslotenheid kunnen de communicatie bemoeilijken,
met name wanneer de klachten zijn voortgekomen uit specifieke gebeurtenissen waar de patiënt niet
trots op is of waarvoor hij zich geneert.

Organon, voetnoot 1, §93:
“Eventuele beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé speurwerk trachten
op het spoor te komen. Daartoe behoren: vergiftiging of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse
seksuele uitspat-tingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of
koffie; overdadig in eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of
schurftinfectie, ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet dat de familie
getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps, enz.”

In onze tijd kunnen wij daar nog aan toevoegen: druggebruik, verslaving aan allopathische medicatie,
computer-, tv-, koop- of andere verslaving etc. In de honderdvijftig jaar sinds Hahnemann is er weinig
veranderd in motivatie, begeerteleven en andere drijfveren van de mens. De mogelijkheden om het eigen
leven te verzieken zijn feitelijk alleen maar toegenomen. De adviezen ten aanzien van leefregels en
levenshygiëne die Hahnemann in het Organon in geeft zijn nog verbazingwekkend actueel. Inzicht in de
leefwijze, dieet en huiselijke gewoonten van de patiënt is belangrijk om ziekteverwekkende of
ziekteonderhoudende factoren op het spoor te komen. Desgewenst kan de patiënt zo worden geadviseerd
een en ander te veranderen, al spreekt het voor zich dat dit niet altijd eenvoudig te realiseren zal zijn.
Immers, verslavingen laten zich vaak moeilijk van de ene op de andere dag doorbreken en stopzetten.
Waar een verslaving het uiteindelijke succes van de behandeling in de weg staat, zal de patiënt er echter
op moeten worden gewezen dat hij zijn leefwijze dient te wijzigen om het genezingsproces een kans te
geven.

Organon, §94:
“Men moet nagaan wat daarvan ziekte kan verwekken of onderhouden, om door eliminatie daarvan de
genezing te kunnen bevorderen.”

Veel vrouwen, jonge meisjes zelfs, gebruiken tegenwoordig de pil. Hormoongebruik grijpt diep in de
menselijke constitutie in, beïnvloedt seksleven en seksuele behoeften en verstoort ernstig de onderlinge
samenwerking tussen de endocriene klieren. Allerlei latent pathologische tendensen kunnen door
pilgebruik manifest worden. Voor het nageslacht kan hormoongebruik eveneens ernstige gevolgen
hebben. De dochters van DES-moeders zijn daarvan een sprekend voorbeeld. Afwijkingen komen voor
tot in de tweede generatie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het verschijnsel hypospadie (verkeerd aangelegde
plasbuis) bij zonen van DES-dochters.
Jonge moeders die, ten gevolge van pilgebruik, na de bevalling lijden aan een postnatale depressie geven
aan hun kinderen een zekere emotionele belasting mee. Daarbij blijft het niet, want langdurig pilgebruik
kan functionele gevolgen hebben voor, bijvoorbeeld, de geestelijke ontwikkeling of de vruchtbaarheid
van het nageslacht. Natuurlijke geslachtshormonen, waarmee de menstruatiecyclus samenhangt, oefenen


                                                                                                       43
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-43-2048.jpg"/>
een sterke invloed uit op het functionele, emotionele en relationele welbevinden van de vrouw. Tijdens</td></tr><tr><td
class=de anamnese dienen het seksuele leven, de menstruatiecyclus en de gesteldheid rond de menstruatie
daarom aan de orde te komen.

Organon, voetnoot 1, §94:
”Vooral moet men bij chronische ziekten van vrouwelijke patiënten rekening houden met zwangerschap,
steriliteit, lust tot geslachtsverkeer, bevallingen, miskramen, borstvoeding, vaginale afscheidingen en de
aard van de menstruatie. In het bijzonder moet men met betrekking tot het laatste niet vergeten te vragen
of ze te frequent of te laat komt, hoe lang ze duurt, ononderbroken of met stagnatie? Vooral echter
vragen wat voor lichamelijke of psychische klachten er mee gepaard gaan, welke sensaties en pijnen
voor, gedurende of na de beëindiging van de vloeiing. Heeft ze fluor albus? Van welke aard, met wat
voor sensaties erbij, hoeveel? En onder welke voorwaarden en na welke aanleiding treedt die op?”

Zo ontstaat geleidelijk een gedetailleerd totaalbeeld van de levenssfeer van de patiënt, hetgeen
„totaalanamnese‟ wordt genoemd. De totaalanamnese maakt een holistische benadering mogelijk.

Organon, §95:
“Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekte-verschijnselen moet bij chronische
ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in de kleinste details afdalen. Dat is in de
eerste plaats nodig, omdat ze bij deze ziekten het eigenaardigst zijn, het minst lijken op de verschijnselen
bij snel verlopende ziekte-processen en voor de genezing, wil die slagen, niet nauwkeurig genoeg
genomen kunnen worden. Maar ook, omdat de patiënten zo gewend raken aan hun lange
lijdensgeschiedenis, dat ze op de kleinere, vaak zo tekenende (karakteristieke) nevenomstandig-heden,
die van grote invloed zijn op de geneesmiddelkeus, weinig of geen acht meer slaan.”


‘Acute’ anamnese
Het opnemen van een acute anamnese is enigszins gemakkelijker. De hoeveelheid ziektesymptomen is
beperkt en zij dienen zich min of meer op een presenteerblaadje aan. Er hoeft meestal weinig te worden
nagevraagd: de symptomen borrelen spontaan op. Alhoewel de druk op de homeopaat toeneemt met de
ernst van de symptomen, is de geneesmiddelkeuze om dezelfde reden eenvoudiger: hoe heviger de
verschijnselen, hoe duidelijker ze zijn.

Organon, §104:
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk ook klaar.”

De noodzakelijke informatie op een goede manier verkrijgen is desondanks een veeleisende taak. Bij
acute ziekten is het simpeler omdat de symptomatologie zich beperkt tot een kleiner gebied, maar bij
chronische, langdurige klachten komt er meer bij kijken om tot een volledige inventarisatie te komen.
Zo‟n inventarisatie blijft namelijk niet beperkt tot de symptomen die zich ten tijde van de anamnese het
sterkst manifesteren, doch omvat tevens de symptomen uit het verleden en hun verloop. Voor een goede
beoordeling en een goed verloop van de behandeling hebben wij ze allemaal nodig.


Samenvatting



                                                                                                         44
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-44-2048.jpg"/>
De anamnese is het hart van de homeopathische behandeling. Een goede anamnese opstellen vergt</td></tr><tr><td
class=diverse kwaliteiten: openheid, geduld, onbevangenheid, accuratesse, gezond verstand, mensen-kennis,
omzichtigheid, bedachtzaamheid en voorzichtigheid. Deze eigenschappen zijn in hoge mate bepalend
voor de kwaliteit van de anamnese.
De anamnese bestaat uit twee onderdelen: de „vrije anamnese‟ en de „geleide anamnese‟. Tevens maken
de erfelijke tendensen en de biografie deel uit van de homeopathische anamnese, evenals de actuele
levensomstandigheden.
De patiënt dient omzichtig te worden aangesproken op zaken die de effectiviteit van de behandeling in
de weg staan, zoals dieet, medicijngebruik, verslavingen, e.d.




                                                                                                  45
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-45-2048.jpg"/>
5. Veranderingen binnen de homeopathische doctrine</td></tr><tr><td
class=

Geschiedenis van de homeopathie
De geschiedenis van de homeopathie heeft zich tijdens het leven van Hahnemann tussen de jaren 1790
en 1843 in fasen voltrokken. Het zou tot 1810 duren voordat het eerste Organon het levenslicht zag.
De tweede editie van het Organon stamt uit 1819, de derde verscheen in 1824 en de vierde in 1829. Met
name de vierde editie is door de Amerikaanse homeopaten gebruikt voor de verdere ontwikkeling van de
homeopathie. De vijfde editie werd door Hahnemann uitgebracht in 1833 en de zesde en laatste editie
tenslotte werd door hem afgerond in 1843. Door omstandigheden werd de uitgave van de zesde editie
bijna 80 jaar opgehouden, om in 1921 uiteindelijk te worden uitgebracht door Richard Haehl.
In de zes edities maakt de homeopathie een steeds verder voortschrijdende ontwikkeling door, die voor
de toenmalige homeopaten moeilijk te volgen was. Een belangrijk twistpunt was de ontwikkeling van
gepotentieerde geneesmiddelen voorbij het getal van Avogadro: het onstoffelijk of energetisch worden
van geneesmiddelen.
De discussie over het verschil in bruikbaarheid en effectiviteit van centesimale en LM-potenties duurt tot
op heden voort.
Tussen 1816 en 1827 werkte Hahnemann intensief aan een oplossing van het raadsel chronische ziekten.
Zijn bevindingen gaf hij weer in de Chronische Ziekten, waarvan de laatste editie verscheen in 1837.
Waar het Organon van paragraaf tot paragraaf de wetenschappelijk-filosofische grondslag van de
homeopathie beschrijft, komt in de Chronische Ziekten de praktische uitvoering ervan aan de orde. Tot
in detail wordt uit de doeken gedaan hoe wij de homeopathische behandeling van zieken moeten
aanpakken. Bij oppervlakkige beschouwing zouden wij tot de conclusie kunnen komen dat er
contradicties bestaan tussen wat Hahnemann stelt in het Organon en in praktijk brengt in de Chronische
Ziekten. Wanneer wij evenwel de totale inhoud van beide werken bestuderen, blijkt dat er van
tegenstellingen geen sprake is. Organon en Chronische Ziekten vullen elkaar aan; ze zijn elkaars
complementen. Het is aan de hedendaagse homeopaat om Hahnemann intensief te bestuderen en aldus
tot een nieuw begrip te komen van de wijze waarop Hahnemann de homeopathie gestalte heeft gegeven.
Het mogelijke resultaat is dat later ingeslepen ideeën en dogma‟s op de helling moeten. De toekomst van
de homeopathie zowel als het wel en wee van de zieke mensheid is te belangrijk om deze opgave af te
doen met een opmerking als “Wij zijn Hahnemann voorbij”.
De enige manier om het genie Hahnemann te overtreffen is hem helemaal begrijpen en daarna eventuele
verbeteringen aan te brengen. Eerst echter zullen we terug moeten naar de basis zoals die door
Hahnemann is gelegd.


Aspecten van de homeopathie
De verschillende aspecten van de homeopathie, zoals door Hahnemann beschreven, zullen in het
navolgende steeds worden teruggekoppeld naar en onderbouwd worden met passages uit Organon en
Chronische Ziekten. Er zal waarschijnlijk een ander beeld door ontstaan dan zoals wij tegenwoordig de
homeopathie voor ogen hebben. Omdat het op essentiële punten zo wezenlijk afwijkt van het geleerde
op homeopathische opleidingen zijn ruimdenkendheid en flexibiliteit gewenst, evenals een kritische en
op waarheid gerichte instelling. Het kan zijn dat de eigen praktijkvoering over de gehele linie grondig
moet worden herzien. Wanneer wij reeds gedurende langere tijd in de homeopathie werkzaam zijn, zal
dit ongetwijfeld geen eenvoudige opgave zijn. Het algemeen belang gaat echter boven eventuele
persoonlijke argumenten. We kunnen en mogen het streven de homeopathie te vervolmaken, of beter


                                                                                                       46
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-46-2048.jpg"/>
gezegd onszelf als homeopaat verder te ontwikkelen, als drijvende kracht voor de praktijkvoering niet</td></tr><tr><td
class=veronachtzamen. Een volledige integratie van Organon en Chronische Ziekten vormt een degelijke basis
om de homeopathie verder te ontplooien. Laten we beginnen eens te kijken wat Hahnemann werkelijk
schreef in zijn beide standaardwerken.
De gelijksoortigheidsregel, de hoeksteen van de homeopathie, is op elk aspect van de homeopathie van
toepassing. Dit uitgangspunt wordt geweld aangedaan wanneer we het uitsluitend betrekking laten
hebben op de relatie tussen het natuurlijke ziektebeeld en de kunstmatige geneesmiddelziekte ofwel het
homeopathisch geneesmiddel.
Organon en Chronische Ziekten gaan over de behandeling van zieken, niet over het repareren van de
postkoets of over de huiselijke aangelegenheden van de schrijver: alle aspecten van zo‟n behandeling
worden onder de loupe genomen. Van doorslaggevend belang is hoe Hahnemann ziekte en gezondheid
zag. Daartoe zullen wij de betreffende paragrafen aan een nader onderzoek onderwerpen.
De meest complete omschrijving van het begrip gezondheid geeft hij in paragraaf negen.

Organon, §9:
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”

Met andere woorden, het lichaam is slechts het werktuig waardoor de mens zich op aarde kan uitdrukken
en zijn levensweg kan gaan, en zich „vrij‟ kan richten op de „hogere bedoelingen‟ van zijn individuele
bestaan. Gezondheid maakt dat de mens „vrij‟ gebruik kan maken van zijn stoffelijk voertuig, het
lichaam. Ziekte daarentegen bindt de mens aan zijn stoffelijk aspect omdat het ziek-zijn hem belemmert
in het gaan van zijn levensweg. Ziekte maakt „onvrij‟, ketent hem aan de stof door de belemmeringen die
het hem oplegt. Dat ziekte in spirituele zin een betekenis kan hebben en de mens kan spiegelen in zijn
gemaakte keuzes is een interessant gegeven; dit valt echter buiten het bestek van dit boek.

Organon, §253:
“Bij alle ziekten, vooral bij de snel ontstane (acute), is van de tekenen die een klein, niet voor iedereen
zichtbaar begin van verbetering of verergering aantonen, de toestand van de stemming en de hele
manier van doen van de patiënt het meest betrouwbaar en duidelijk. In het geval van een nog zo klein
begin van verbetering blijkt dat daaruit, dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en geestelijk vrijer;
hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter sprake is van ook
maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is bevangen,
onbeholpener, meelijwekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle houdingen, posities
en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en aantonen, al is het niet in
woorden te beschrijven.”

De beschrijving van de effecten van ziek-zijn leert dat, als deze invloeden chronisch zijn, het leven van
de betrokkene er anders komt uit te zien dan mogelijkerwijs is bedoeld. De levensvisie verandert en te
maken keuzes komen in een ander verband en daglicht te staan. De mens wordt onvrij. De chronische
ziektelast zal de levensloop veranderen. Levenszin en levensgeluk worden nadelig beïnvloed en
uiteindelijk nadelig bepaald. In paragraaf 11 van het Organon gaat Hahnemann voor de eerste keer in op
het begrip ziekte.

Organon, §11:


                                                                                                         47
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-47-2048.jpg"/>
“Als de mens ziek wordt, is in het begin alleen deze zelf werkzame levenskracht (het levensbeginsel), die</td></tr><tr><td
class=overal in zijn organisme aanwezig is, „ontstemd‟ door de tegen het leven gerichte dynamische invloed
van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het
organisme die nare gewaar-wordingen bezorgen en het zo abnormaal laten functioneren, dat we het ziek
noemen. Want deze kracht, die op zichzelf onzichtbaar is en alleen te merken door haar inwerkingen op
het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
anders.”

Het lichaam wordt gevormd door de levenskracht, die haar in stand houdt. Een gezonde levenskracht
creëert een gezond lichaam, een ongezonde levenskracht creëert een ongezond lichaam, inclusief de
bijbehorende bacteriën, virussen en pathologie. In paragraaf 11 brengt Hahnemann het begrip ziekte op
het niveau waar het hoort, op het dynamisch energetisch spirituele niveau. Hij geeft duidelijk aan dat
ziekte niet iets stoffelijks is. Iedere materiële verandering is het gevolg van een ontregeling van de
spirituele levenskracht, die aan het stoflichaam ten grondslag ligt. Het is een disfunctie van de Dynamis.
Hahnemann‟s benadering van het begrip ziekte verschaft ons meer inzicht in zijn werkwijze.


Classificatie van ziekten
In het Organon geeft Hahnemann vanaf §72 de „Indeling der Ziekten‟:
“De menselijke ziekten zijn te verdelen in twee groepen:
a. snel verlopende aandoeningen van het uit zijn evenwicht gebrachte „ontstemde‟ levensbeginsel. Ze
verlopen in een variërend, steeds beperkt tijdsbestek. Men noemt ze de acute ziekten.
b. die ziekten, die klein, vaak ongemerkt beginnen het levende organisme, ieder op haar eigen wijze,
dynamisch te ontregelen. Geleidelijk aan verwijdert het organisme zich daardoor steeds meer van de
gezonde toestand, zodat de automatische, onbewuste, vitale energie, de zg. levenskracht (het
levensbeginsel), die de gezondheid in stand behoort te houden, aan die ziekten van het begin af en in hun
hele verloop slechts onvoldoende, ondoel-matige en nutteloze weerstand biedt.
   Ze kan ze op eigen kracht niet uitdoven, maar is, machteloos, genoodzaakt ze te laten voortwoekeren.
Het organisme moet zich steeds meer laten ontregelen tot uiteindelijke algehele vernietiging. Dat noemt
men chronische ziekten. Deze ontstaan door een „dynamische‟ infectie van een chronisch miasma.”


Acute ziekten - incidenten
Bij acute ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen twee grote groepen.
De eerste groep omvat incidenten, waaronder acute ziekten op basis van een externe aanleiding worden
verstaan. De acute ziekte voldoet aan bepaalde criteria: hij komt plotseling en snel op en vertoont een
heftig karakter. Bewustzijn en beleving worden er geheel door in beslag genomen. Onbehandeld zal de
acute ziekte zich na zijn natuurlijk verloop oplossen in herwonnen gezondheid. Was de patiënt echter al
erg verzwakt en heeft de acute aandoening een hevig verloop, dan kan er levensgevaar dreigen en komt
de patiënt misschien zelfs te overlijden. Wat bij „acute ziekten‟ - „incidenten‟ - het sterkst op de
voorgrond treedt, is de heftigheid en intensiteit van de verschijnselen. Hierin drukt zich tegelijkertijd de
onderliggende tendens uit van hoe en in welke mate de Dynamis is aangedaan.

Chronische Ziekten, blz. 160:
“Als incidenten die de kuur slechts tijdelijk storen, beschouw ik: overladen maag (die weer kan worden
opgeknapt door honger, d.w.z. alleen maar wat dunne soep gebruiken i.p.v. een maaltijd en een beetje


                                                                                                         48
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-48-2048.jpg"/>
koffie drinken), verder bedorven maag door vet vlees, vooral varkensvlees (herstel door honger en</td></tr><tr><td
class=Pulsatilla), bedorven maag met oprispen na het eten en vooral misselijkheid en braakneiging (hiervoor
Antimonium crudum in hoge potentie), kou op de maag door eten van fruit (aan Arsenicum laten
ruiken), klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven maag met gastrische koorts, rillerigheid en
kou (Bryonia), enz…..
Ergernis die een inwendige, stille kommer, verdriet of schaamte teweegbrengt (vraagt om Ignatia).
Ergernis die toorn, heftigheid, hitte, geprikkeldheid produceert (behandelen met Chamomilla, maar met
Bryonia indien naast de geprikkeldheid ook rillerigheid en lichamelijke kou aanwezig zijn). Ergernis
met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit wat men juist in de hand heeft:
Staphisagria) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte) innerlijke krenking (hiervoor
Colocynthis).
 Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige liefde met jaloezie (Hyoscyamus). Een hevig
kouvatten (schrijf naast binnen blijven in kamer of in bed Nux Vomica voor, als diarree het gevolg was
Dulcamara, als pijnen volgen Coffea cruda, maar als koorts en hitte daaruit voortkomen Aconitum).
En op blz. 161:
Vertillen en verrekken (in enkele gevallen Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus
toxicodendron), kneuzingen en verwondingen door stompe voorwerpen (Arnica), brandwonden
(behandelen met omslagen van water met hoog gepotentieerde Arsenicum-dilutie of met urenlang
ononderbroken applicatie van in flink heet water verhitte alcohol). Tenslotte verzwakking door verlies
van lichaams-sappen en bloed (China) en heimwee met rode wangen (te verhelpen door Capsicum).”

Opvallend is dat incidenten zich kunnen manifesteren op verschillende niveaus, zowel op het
lichamelijk-functionele, alsook op het emotionele en mentale niveau .
Incidenten zijn altijd overheersend, dat wil zeggen ze bepalen gedurende een bepaalde periode de
levenssfeer van de patiënt.
Wie een been breekt of van de trap valt en zich vreselijk bezeert, heeft pijnen en andere symptomen die
zo belastend en bepalend zijn dat ze weinig ruimte laten voor de beleving van iets anders. De oorzaak is
functioneel. De emotionele gevolgen worden doorgaans veroorzaakt door de heftigheid van de
functionele oorzaak, de val.
Bij klachten ten gevolge van kouvatten, verbranding of vertillen geldt eveneens dat het emotionele
niveau sterker is aangedaan naarmate de functionele klachten erger zijn. Door de kracht van de externe
prikkel wordt de Dynamis uit balans gebracht.
Bij klachten als ergernis, verontwaardiging, teleurstelling, verdriet, kommer, krenking enz. is de patiënt
het eerst op het emotionele vlak aangedaan. De klachten op dynamisch-functioneel niveau zijn het
gevolg van de emotionele verstoring.
In al deze gevallen ligt de oorzaak van het lijden BUITEN de patiënt. De oorzaak is exogeen. De Dynamis
zelf is niet ziek, maar in een poging de balans te herstellen produceert zij de symptomen van een acute
ziekte.
In onze huidige dynamische samenleving, waar werken topsport is en de nadruk op jeugdigheid en
kracht wordt gelegd, wordt nog zelden gemeten met de menselijke maat. Mensen voelen zich veelvuldig
gekrenkt en gekwetst. Eén op de drie huwelijken strandt en eindigt met een echtscheiding, waarna de ex-
echtelieden hun onenigheden verder uitvechten over de hoofden van hun kroost. Vrijwel onvermijdelijk
raken alle betrokkenen, de kinderen incluis, hierdoor beschadigd.
Wat betreft de maatschappelijke carrière schijnt het tegenwoordig onwenselijk te zijn zich aan een
werkgever te „hechten‟. Regelmatig van baan veranderen hoort erbij, evenals stijgen op de
maatschappelijke ladder totdat uiteindelijk een niveau is bereikt waarop we niet meer functioneren. Dit
fenomeen heet het „Peter Principe‟. Het staat garant voor veel verdriet, onvrede en teleurstelling. Zulke
ziekmakende omstandigheden hebben grote gevolgen voor de betrokkenen.


                                                                                                       49
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-49-2048.jpg"/>
„Zorgen om de kinderen‟ zijn waarschijnlijk zo oud als de mensheid, maar de huidige maatschappelijke</td></tr><tr><td
class=ontwikkelingen lijken met zich mee te brengen dat zij nu meer gerechtvaardigd zijn en voor ouders een
voortdurende bron van angst, verdriet en spanning vormen. Alle welvaart en materiële voorspoed ten
spijt, leeft menigeen met de spanning van geldzorgen op de achtergrond. Armoede mag een grote
spanningsbron zijn, rijkdom maakt mensen evenmin gelukkiger, zoals uit onderzoeken blijkt.
Vanzelfsprekend raakt niet iedereen aangedaan door tegenzittende omstandigheden; dat verschilt per
individu. Gevoeligheid maakt dat wij door een of andere indruk uit het lood geslagen worden, wat ons,
om met de woorden van Hahnemann te spreken, gevoelig maakt voor incidenten. Behandeling is alleen
dan noodzakelijk wanneer er symptomen zijn die om behandeling vragen. Uit de aanwezigheid van
symptomen blijkt dat de patiënt moeite heeft de balans en daarmee de gezondheid te herstellen.

Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:
“Deze methode, het gepotentieerde middel laten inwerken op de patiënt door hem eraan te laten ruiken,
heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische
ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen weer zo snel mogelijk uit de
weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of minder sterkte via
olfactie (ruiken) laten ontvangen.
Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat, zodat de
voortzetting van de behandeling der chronische ziekte het minst wordt opgehouden. Ja, als het incident
op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen anti-psorische
geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het ruikmiddel tegen de
ziekelijke storing zo toegediend worden, dat zijn werking slechts juist toereikend is om het nadeel van de
tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking voort te zetten.”
Hahnemann spreekt hier over de behandeling van de incidenten tijdens de chronische ziekte van de
patiënt.
De patiënt lijdt dus, volgens Hahnemann, aan een incident EN een chronische ziekte. Van de invloed van
het incident dient hij bevrijd te worden door een adequaat voorschrift tijdens en naast de behandeling
van de chronische ziekte.
Een adequaat voorschrift houdt in dat hij direct aan het passende geneesmiddel moet ruiken teneinde het
incident zo snel mogelijk te boven te komen. Olfactie garandeert een snel effect. Bovendien verstoort het
de chronische behandeling niet: „het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel werkt dan soms nog
enige tijd door‟!
Een ander voorbeeld is de chronische patiënt die verstoord raakt door een incident. Hier wordt het
incident veroorzaakt door de levensomstandigheden die voortvloeien uit de chronisch constitutionele
ziektesituatie. Het incident is complementair of aanvullend ten opzichte van de chronische situatie.
Het zijn de specifieke leefsituatie en omstandigheden die gevoelig maken voor de inwerking van deze
speciale tegenslag, die incident genoemd wordt.
Chronische ziekten en incidenten zijn twee grootheden van verschillende orde die ieder op basis van
gelijksoortigheid behandeling nodig hebben.
Vergelijken we de aard van een incident met die van een chronische ziekte dan tonen zich wezenlijke
verschillen in kenmerken, geaardheid en dynamiek. De behandeling dient hiermee rekening te houden,
zowel in het geneesmiddelvoorschrift alsook in de potentiekeuze en de dosering.
Voor de behandeling van incidenten wijst Hahnemann vooral op niet antipsorische, plantaardige en
dierlijke geneesmiddelen, met als uitzondering de minerale middelen Arsenicum en Antimonium.




                                                                                                       50
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-50-2048.jpg"/>
Plaatje Bloem</td></tr><tr><td
class=
Een tweedimensionaal plaatje is feitelijk ongeschikt om een driedimensionaal tijdsproces weer te geven.
Toch geeft de bloem een impressie van het pathologisch krachtenspel waaraan de mens kan blootstaan.
Ieder blaadje, ieder levensveld bezit een mogelijk ziekteverwekkende energie die de patiënt in onbalans
kan brengen, met in de kern, het hart, de grondoorzaak van ziekte, de psorisch verstoorde Dynamis.
Ieder blaadje bezit een andere dynamiek, een andere activiteit. De mate van pathologische activiteit, en
de eruit voortkomende symptomen, bepalen de grootte van ieder afzonderlijk blaadje. Hoe meer
symptomen samenhangen met, bijvoorbeeld, het blaadje incidenten, hoe meer dit de verhouding ten
opzichte van de andere blaadjes en daarmee de „kleur‟ van heel de bloem bepaalt. De symptomen - de
kleur van de gehele bloem - kunnen zich in relatief korte tijd wijzigen, afhankelijk van de verschillende
levensprocessen. De bloem ontwikkelt zich immers ook in de tijd, gedurende het leven. Afhankelijk van
de pathologische ontwikkelingsfase of de omstandigheden waarin de patiënt verkeert kan het
zwaartepunt van het symptoombeeld - de kleur van de bloem - anders komen te liggen. Dan zijn andere
geneesmiddelen geïndiceerd. Het leven laat zich moeilijk vangen in een plaatje, maar een dergelijke
schematische voorstelling kan helpen voor de beeldvorming.


Samenvatting
Resumerend kunnen we stellen dat „een incident‟ zich kenmerkt door:
--een buiten de patiënt liggende oorzaak (exogeen; de Dynamis zelf kan gezond zijn). De symptomen
zijn verklaarbaar vanuit de levensomstandigheden en gebeurtenissen.
--een plotseling opkomend klachtenpatroon met een heftig allesbepalend karakter (acuut).
--een over het algemeen kenmerkend snel verloop.
--uit zichzelf kunnen genezen.
--goed behandelbaar met niet antipsorische homeopathische geneesmiddelen.


Collectieve ziekten – epidemische ziekten
De tweede groep van acute ziekten noemt Hahnemann collectieve ziekten, tussenziekten of morbi
intercurrentes. Tegenwoordig noemen we ze epidemische ziekten.

Organon, §73:
“II. Collectieve ziekten:
Er zijn ziekten, die hier en daar (sporadisch) enkele mensen tegelijk aantasten, veroorzaakt door
atmosferische of tellurische invloeden en noxen, waarvoor maar enkele mensen op eenzelfde tijdstip
vatbaar zijn. Hieraan grenzen de ziekten, die door eenzelfde oorzaak veel mensen met sterk
overeenkomstige klachten epidemisch aantasten, ziekten, die dan gewoonlijk, als ze dicht opeen levende
mensenmassa‟s op hun weg vinden, besmettelijk (contagieus) plegen te worden. Dan ontstaan er
koortsende ziekten, elke keer van een eigen type, die, omdat ze van dezelfde oorsprong zijn, bij de
besmette mensen steeds een gelijksoortig ziektebeeld verwekken. Als men ze op haar beloop laat, gaat de
ziekte echter in een beperkte tijdsduur voorbij, met dodelijke afloop of met herstel. Oorlogsellende,
overstromingen en hongersnood zijn niet zelden de aanleiding en oorzaak ervan.”




                                                                                                      51
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-51-2048.jpg"/>
Collectieve- of epidemische ziekten zijn ziekten die van buiten de mens komen en zich, net als</td></tr><tr><td
class=incidenten, kenmerken door een voorbijgaand karakter. Een groot verschil met de incidenten is dat
collectieve ziekten infectieus zijn en de een na de ander kunnen „aansteken‟, wat bij incidenten veel
minder het geval is. Collectieve ziekten zijn primair koortsende acute ziekten die grote groepen mensen
aandoen en die epidemische vormen kunnen aannemen. Influenza-achtige aandoeningen vallen onder de
collectieve ziekten. Dat „oorlogsellende, overstromingen en hongersnood niet zelden de aanleiding en
oorzaak zijn‟, zoals Hahnemann schrijft, geldt tot op de dag van vandaag. Wij horen vrijwel dagelijks in
de media over een dreigende epidemie in een of ander rampgebied.
Aanleiding en oorzaak zijn hier identiek en liggen buiten de mens. Ze hangen samen met de
levensomstandigheden en niet primair met de constitutie. Desondanks heeft de patiënt een bepaalde
ontvankelijkheid of gevoeligheid voor deze specifieke vorm van ziekte, een gevoeligheid die wellicht in
andere omstandigheden als „gezond‟ geclassificeerd kan worden. Er bestaat niet noodzakelijkerwijs een
endogene dynamische constitutionele predispositie om zo‟n ziekte te krijgen. Voorbeelden zijn tyfus,
cholera, dysenterie, kinkhoest, mazelen, Spaanse griep, pest, polio, Ebola e.d. Haast altijd raken grote
groepen mensen besmet en vallen er veel slachtoffers. Typische algemene kenmerken zijn acuutheid,
heftigheid, intensiteit, hoge koorts, diarree, uitdroging en uitputting. Voor chronisch zieken leiden ze
snel tot een crisis en eventueel de dood.
De differentiaaldiagnose ligt in zulke gevallen in de individualisering van de subjectieve symptomen;
symptomen die de ene patiënt onderscheiden van alle andere. Op grond van overeenkomende
symptomen bij meerdere patiënten, en hun reactie op het voorgeschreven geneesmiddel, kan tevens
worden voorgeschreven op de zogenaamde genus epidemicus van de collectieve ziekte. Het
geneesmiddel dient dan, gelijksoortig aan de ziektedynamiek, in frequent herhaalde doses te worden
toegediend tot er een duidelijke verbetering optreedt. Hoe heftiger en acuter de ziekte, hoe frequenter de
inname van het passende geneesmiddel. Wanneer een duidelijke curatieve respons optreedt moet de
frequentie worden verminderd om overstimulatie te voorkomen.

Organon, §102:
“Als men de symptomen van meer van zulke gevallen noteert, wordt het geschetste ziektebeeld steeds
vollediger. Niet door meer uitgebreidheid en omhaal van woorden, maar doordat het beeld meer
getypeerd, gekarakteriseerd wordt en de kenmerken van deze collectieve ziekte vollediger omvat. De
algemene verschijnselen (bijv. gebrek aan eetlust, aan slaap enz.) worden ten opzichte van dit
ziektebeeld nauwkeuriger bepaald en daartegenover treden de opvallende, speciale symptomen, die,
tenminste in deze combinatie, schaarser en maar bij enkele ziekten voorkomen, duidelijk naar voren en
vormen het kenmerkende van deze epidemie. Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast,
hebben weliswaar een gelijke ziekte, voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het
complete beeld van zo‟n epidemische ziekte en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een
enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende
lichamelijke condities volledig geabstraheerd en omschreven worden. De kennis van de totaliteit is
nodig om een overzicht te krijgen over het gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest
passende homeopathische geneesmiddel kan worden gekozen.”

Tussenziekten en incidenten kunnen de chronische constitutiebehandeling danig verstoren en
belemmeren. Dit is met name het geval indien de tussenziekte een lange nasleep heeft en de patiënt
langer dan alleen gedurende de acute fase in het herstel belemmerd wordt. We moeten nu proberen met
een goed voorschrift het herstel van de tussenziekte te bespoedigen. Immers, het doel van
homeopathische behandeling is de patiënt te bevrijden van zijn chronische ziekte. De tegenslagen en
collectieve ziekten die dit doel in de weg staan dienen uit de weg geruimd, opgelost te worden. Acute
ziekten die geen correct, dat is geen spontaan genezend verloop hebben, verstoren de chronische


                                                                                                       52
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-52-2048.jpg"/>
behandeling. Om de chronische behandeling zo snel mogelijk te kunnen voortzetten moet daarom bij</td></tr><tr><td
class=acute ziekten doelmatig worden ingegrepen. Hahnemann gebruikte voor de behandeling van
tussenziekten voornamelijk plantaardige, niet antipsorische geneesmiddelen, aangevuld met de minerale
middelen Arsenicum en Antimonium.

Chronische Ziekten, blz. 161:
“Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door antipsorica ook helemaal niet
zo zelden behoefte aan het overige niet antipsorische geneesmiddelarsenaal, nl. in die gevallen, waarin
tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten
en gewoonlijk door meteorische of tellurische oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet
onaangetast laten en op die manier de antipsorische kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende
langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica die we al kenden,
om welke reden ik er hier niets over hoef te zeggen, behalve dan dat de antipsorische behandeling
volledig moet worden onderbroken, zolang de behandeling van de heersende en ook onze (chronische)
patiënt aantastende tussenziekte duurt, ook al kost het hem in het ergste geval een paar weken.
Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der geneesmiddelen
door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de behandeling van
de acute ziekte bijzonder bekort.”


Behandeling van chronische ziekte
Na de behandeling van de tussenziekte wordt de verdere behandeling van de chronische ziekte weer ter
hand genomen. De acute collectieve ziekte is een bijkomende ziekte. De symptomen van de chronische
ziektetoestand verdwijnen door de heftigheid van de acute aandoening naar de achtergrond, waardoor ze
tijdelijk niet voor verdere behandeling in aanmerking komen. De Dynamis is sterk verminderd of zelfs
niet ontvankelijk voor beïnvloeding door het diepwerkende antantipsoricum.
De acute bijkomende ziekte „onderdrukt‟ de reeds langer bestaande chronische ziekte, wat een versnelde
ontwikkeling van chronische pathologie kan impliceren.
De toename van klachten resulteert in een acute ziekelijke verstoring, die soms samengaat met een
verergering van de chronische ziektetoestand. Bij patiënten met een gebrekkige vitaliteit betekent dit dat
wij voorzichtig moeten zijn met de eventuele herhaling van het geïndiceerde acute geneesmiddel. Een te
enthousiast voorschrijven kan namelijk tot ongewenste verergeringen leiden. Natuurlijke ziekten kunnen
elkaar onderdrukken en verergeren, net zoals overdosering met homeopathisch middelen kan
onderdrukken en verergeren. Voor een snel, mild en duurzaam herstel is het essentieel ook hier uit te
gaan van het gelijksoortigheidsprincipe, dat wil zeggen: de frequentie, potentie en dosering dienen
gelijksoortig te zijn aan intensiteit, dynamiek en verloop van het ziekteproces.


‘Acute’ geneesmiddelen
De werking, diepte en aard van het antipsoricum zijn ongelijksoortig aan de conditie van de Dynamis
tijdens de tussenziekte. Het geneesmiddel, voorgeschreven op de chronische symptomen heeft een
wezenlijk andere dynamiek en bezit een geheel andere symptoombeeld. In zo‟n geval zoeken we naar
een geneesmiddel dat past bij de huidige, acute ziektetoestand. Dit geneesmiddel kan gevonden worden
bij de niet antipsorische middelen: middelen van plantaardige en dierlijke oorsprong. Bij „acute
geneesmiddelen‟ ligt het accent op plantaardige en dierlijke middelen, die als totaliteit complementair
zijn aan minerale antipsorische constitutiemiddelen. Ten opzichte van de chronische ziekte zien we de
acute ziekte als complementair, aanvullend, bijkomend.



                                                                                                       53
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-53-2048.jpg"/>
Bivoorbeeld: het plantaardige middel Belladonna heeft grote affiniteit met zijn minerale complement</td></tr><tr><td
class=Calcarea carbonica. In de praktijk betekent dit dat de Calcarea carbonica patiënt gemakkelijk een
Belladonna-beeld zal vertonen tijdens een acute ziekte. Tussen veel acute middelen en antipsorica
bestaan complementaire verhoudingen. Precies zo kan een acute ziekte als complementair gezien worden
aan de chronische ziektetoestand.
Acuut miasmatische ziekten
De derde vorm van acute ziekten bestaat uit acuut miasmatische ziekten. Hier zijn twee vormen van. De
eerste vorm omvat de aandoeningen die zich gewoonlijk manifesteren als „acute kinderziekten‟.


Organon, §73:
“II. Collectieve ziekten
Tenslotte zijn er de steeds op dezelfde manier weer optredende, eigensoortige, acute miasma‟s (die
daarom bekend staan onder een vaste naam). Er zijn er die de mens maar éénmaal in zijn leven
aandoen, zoals pokken, mazelen, kinkhoest, de voormalige gladde lichtrode roodvonk van Sydenham en
de bof. Andere komen vaak op vrij overeenkomstige wijze terug, zoals de Levantijnse pest, de gele koorts
van de kustlanden, de Oost-Indische cholera enz.”

Een acuut miasmatische ziekte verloopt heftig. Kinderziekten vatten we op als een natuurlijke poging
het organisme te bevrijden van degeneratieve pathologische tendensen die het via overerving heeft
meegekregen. Hierin komt de relatie met de chronische constitutie naar voren. Globaal genomen doet
een acuut miasmatische manifestatie zich het vaakst voor als een constitutionele reactie op een incident
of tussenziekte. Het chronische beeld openbaart zich als een soort acute klacht, bijvoorbeeld: een astma-
aanval, huiduitslag die opnieuw uitbreekt, een dikkedarmontsteking, een acute tandwortelontsteking die
overgaat in een kaakabces. We hebben te maken met een opleving van de chronische ziekte, die het
karakter aanneemt van een hevige acute klacht. De acuut miasmatische ziekte kan zich in veel gedaanten
voordoen, veroorzaakt en gedreven door de onderliggende chronische ziektetoestand. Afhankelijk van de
gesteldheid van de chronische ondergrond kunnen relatief zwakke prikkels een acuut miasmatische
ziektecrisis oproepen. De hevige beginverergering die de homeopaat noodzaakt het gegeven middel te
antidoteren, behoort feitelijk tot de acuut miasmatische ziekten. Hetzelfde geldt voor chronische
klachten die als reactie op een homeopathisch middel dramatisch verergeren.
Acuut miasmatische ziekten die zich herhalen binnen een bepaald tijdsbestek, allergieën bijvoorbeeld,
worden wisselziekten genoemd.




                                      6. Ziekteclassificatie


                                                                                                      54
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-54-2048.jpg"/>
Chronische ziekten</td></tr><tr><td
class=Hahnemann‟s stelling dat „chronische ziekten die ziekten zijn die berusten op een chronisch miasma‟
heeft weinig begrip gekregen. Veel homeopaten zeggen dat ze “niet met miasma‟s werken”. Wordt er
wel mee gewerkt dan staat te bezien of het werkelijk voor de behandelwijze inhoud en consequenties
heeft. Suggesties naar voren gebracht tijdens seminars zijn evenmin bevredigend. De kwestie wordt
dikwijls afgedaan met opmerkingen in de trant van “de miasmaleer is niet praktisch” en “als het
geneesmiddel maar goed is”. In de literatuur vinden we twee mogelijkheden: de miasmatische belasting
wordt gereduceerd tot een bacteriële c.q. virale belasting, of er wordt volstaan met de opsomming van
rijen symptomen. Voor de praktijk schieten we er niets mee op. Sommigen gaan nog een stap verder en
introduceren het bestaan van een tuberculinisch en een kanker miasma, met als toevoeging “dat er nog
meer zullen volgen”. De zaken worden er niet duidelijker op. Het gebrek aan kennis, kunde en begrip
gaat soms zelfs zo dat wij af en toe horen beweren dat Hahnemann aan het einde van zijn leven blijk gaf
van beginnende dementie. De zesde editie van het Organon en de miasmaleer zouden daarom niet
serieus genomen hoeven te worden. De bijdrage die Hahnemann aan de ontwikkeling van de
geneeskunst heeft geleverd zou personen die „Hahnemanniaanse‟ homeopathie bedrijven toch minstens
moeten verplichten om „open‟ te staan en zijn werken grondig te bestuderen. Overal in Organon en
Chronische Ziekten benadrukt Hahnemann het belang van de miasmatische antipsorische behandeling.

Organon, §5:
“Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding.
b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”
Om in de voetsporen van Hahnemann te treden en in zijn „geest‟ homeopathie te bedrijven, zullen we
ons intensief moeten bezighouden met de door hem nagelaten informatie om op basis van kennis en
inzicht inhoud te geven aan de door hem gehanteerde begrippen. Zonder inhoudelijke betekenis draagt
het woord psora niets bij aan de homeopathie. Hahnemann‟s ziekteclassificatie plaatst alle gehanteerde
begrippen in een zinvol verband. De begrippen en hun inhoud bieden een leidraad voor de
homeopathische praktijk die, naar mijn mening, op geen andere manier kan worden verkregen.

Zoals we hebben gezien zijn er acute ziekten en chronische ziekten. De acute ziekten hangen samen met
de omstandigheden, leefsituatie en buitenwereld van de patiënt. Aanleiding en oorzaak zijn exogeen; de
Dynamis zelf is niet per definitie ziek. De acute symptomen ontstaan doordat de Dynamis als reactie op
de sterke inwerking van het ziekmakend „agens‟ heftige „acute ziekte‟-symptomen produceert.


Chronische ziekten – ander uitgangspunt
Bij chronische ziekten ligt het heel anders. Daar is sprake van een duurzame ontregeling van het
natuurlijk herstelvermogen, waardoor de Dynamis (levenskracht) niet meer bij machte is het natuurlijk
evenwicht te herstellen tot een toestand van gezondheid. Chronische ziekte is zo bezien niet (meer)
primair afhankelijk van de buitenwereld of de omstandigheden. Zelfs bij optimale
levensomstandigheden zal een chronisch ziektebeeld zich verder ontwikkelen en uiteindelijk het leven
diepgaand ontregelen. Deze chronische ziekten zijn endogeen, verbonden aan een disfunctionerende
levenskracht.
De eerste besmetting met een chronisch miasma komt ten dele neer op een stoffelijke infectie. De
bacteriële besmetting is evenwel niet meer dan de stoffelijke vertegenwoorder van de dynamische



                                                                                                    55
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-55-2048.jpg"/>
infectie die achter de bacteriële schuil gaat. De bacterie is het voertuig waardoor de dynamisch</td></tr><tr><td
class=chronische ziekte-impuls, die de levenskracht permanent zal ontregelen, wordt overgedragen.
Bij een chronisch miasma draagt de dynamische infectie van de levenskracht een soort symbiotisch
karakter, waardoor de infectie min of meer versmelt met de Dynamis. Vanaf de eerste besmetting zal het
pathologisch dynamisch chronisch miasma het gezond functioneren van de levenskracht blijvend
ontregelen. Vanaf het moment van besmetting wordt de chronisch miasmatische infectie endogeen, met
andere woorden: ze maakt deel uit van de individuele constitutie. De „ruimte‟ die deze disfunctie creëert
geeft bacteriële c.q. virale infecties de kans het organisme aan te vallen. Een gezonde Dynamis
daarentegen biedt bacteriële infecties geen kans zich te ontwikkelen. De levenskracht zal er door middel
van het haar ten dienste staande immuunsysteem direct mee afrekenen. Enkel wanneer de Dynamis
chronisch ontregeld (ziek en zwak) is kunnen microben, virussen e.d. in het organisme „voet aan de
grond‟ krijgen. De levenskracht kan op uiteenlopende manieren ontregeld zijn.


Actie = reactie
Op iedere prikkel die wordt uitgeoefend op een gezonde Dynamis komt een omgekeerd evenredige
reactie. Op een honderd procent actie reageert de Dynamis met een honderd procent reactie. De
fundamentele, dialectische natuurwet „actie = reactie‟ ligt aan de gehele schepping ten grondslag. De
Dynamis functioneert volgens hetzelfde grondprincipe, waarop wordt gedoeld met de term vis
medicatrix naturae, het zelfgenezende vermogen van de natuur. Bij chronische ziekte raakt het principe
van „actie = reactie‟ in het gedrang. Het zelfgenezende vermogen van de Natuur is verstoord geraakt.
Om die reden noemt Hahnemann een verstoring op dit niveau de grondoorzaak van chronische ziekte.
Dieper ziek kan de mens niet zijn.
Met miasmatische ziekten worden ziekten bedoeld die dynamisch endogeen zijn. Bij de miasmatische
ziekten wordt ervan uitgegaan dat de Dynamis zelf ziek is en derhalve niet meer gezond en curatief
kan reageren.
Bij miasmatische ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen venerische en niet-venerische ziekten.
De venerische ziekten noemde hij respectievelijk „Syfilis‟ en „Sycosis‟. Het chronisch niet-venerisch
miasma noemt hij „Psora‟. Het psora-miasma vormt volgens Hahnemann de grondoorzaak voor de
meeste chronische ziekten.
‘Psora’ is in eerste instantie een exogene besmetting, die zich echter direct na de contaminatie op
symbiotische wijze verbindt met de Dynamis, de levenskracht, en zich manifesteert als een ontregeling
ervan.
Het Psora miasma
Hahnemann beschouwt het chronisch miasma psora als de grondoorzaak van chronische ziekten. De
vraag rijst wat onder „psora‟ moet worden verstaan. Hoe wordt de Dynamis aangedaan, met als gevolg
dat deze direct na de psorische infectie chronisch ziek is?

Organon, §80:
“Maar bij de psora laat het inwendige ontzagwekkende chronische miasma, eveneens pas na voltooide
inwendige aantasting van het hele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die soms
maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijk kriebelige, opwindende jeuk en een speciale
geur. Die psora is de echte fundamentele oorzaak en verwekker van bijna alle overige, veel
voorkomende, zelfs ontelbare ziektebeelden, die optreden onder zulke namen als …”

Het psorisch miasma wordt gekenmerkt door enkele primaire eigenschappen. Ten eerste de
incubatietijd, de periode die de Dynamis nodig heeft om te reageren. Gedurende de periode waarin de
herstelreactie (curatieve respons) uitblijft, neemt de inwendige dynamische verstoring toe. Na


                                                                                                      56
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-56-2048.jpg"/>
besmetting door het psorisch miasma doet de Dynamis er zo‟n zes tot veertien dagen over om het</td></tr><tr><td
class=primaire symptoom - de huidreactie - te produceren. Zoals Hahnemann zegt, toont het zich dikwijls
onvoldoende en incompleet. „Incubatietijd‟ betekent „vertraagd reageren‟ - de reactie van de Dynamis
treedt vertraagd op en het beperkte aantal blaasjes staat gelijk aan „incompleet reageren‟.Voor de goede
orde in het geval van psora als chronisch miasma spreken we niet over de schurftmijt maar over een
chronisch dynamische besmetting, die zich primair uit in blaasjeseczeem Verder hebben de blaasjes, die
als drukventiel voor het inwendige lijden fungeren, de neiging weer spontaan te verdwijnen, wat
typerend is voor het latent worden van het psorisch miasma. Zolang de blaasjes zich als uitdrukking van
psora op de huid bevinden, spreken we van „primaire psora‟. Primaire psora is nog eenvoudig te
genezen. De huiduitslag die spontaan of door onderdrukking verdwijnt, noemen we secundaire psora.
Deze vorm is verantwoordelijk voor het merendeel der symptomen die zich nadien ontwikkelen. Deze
zijn veel moeilijker te genezen. De patiënt is chronisch ziek, maar de symptomen waaruit dat in het
begin duidelijk zou kunnen worden verdwijnen veelal uit zichzelf weer naar de achtergrond.
„Traagheid, incomplete reacties en neiging latent te worden‟ karakteriseren het psorisch miasma en de
eruit voortvloeiende chronische ziekten.
Organon, §8:
“Als men bedenkt dat deze oeroude infectielont geleidelijk gedurende een paar honderd generaties vele
miljoenen menselijke organismen is doorgesmeuld en zodoende tot een onvoorstelbare ontwikkeling is
gekomen, is het enigszins te begrijpen hoe zij zich in zo talloos vele ziektebeelden van de mensheid kon
differentiëren. Vooral, als we in overweging nemen hoeveel factoren meewerken in de vorming van deze
grote verscheidenheid aan chronische ziekten (de secundaire symptomen van de psora), ongeacht al de
enorme variaties van aangeboren menselijke constitutietypen, zo oneindig verschillend van elkaar, dan
is het geen wonder dat het psorisch miasma in zo verschillende organismen met zoveel verschillende,
vaak permanente van binnenuit en buitenaf inwerkende noxen, ook zo‟n enorme variatie aan gebreken,
verval, ontstemmingen en kwalen kan produceren. En die werden in de oude ziekteleer onder een hele
serie eigen benamingen ten onrechte als op zichzelf staande ziekten opgevoerd.”

De kenmerken „traag‟, „incompleet‟, „te weinig‟, „te kort‟ en de neiging om latent te worden, zo
karakteristiek voor deze chronische, endogene verstoring van de Dynamis, maken dat het psorisch
miasma het tijdsmiasma kan wordt genoemd. De psorische kenmerken blijven zich gedurende heel het
chronische ziekteverloop manifesteren. Chronische ziekten die berusten op psora worden getypeerd door
een trage ontwikkeling, een incompleet en aspecifiek symptoombeeld en de gemakkelijke
„onderdrukking‟ ervan. Onderdrukking zal steeds een secundaire reactie en daarmee een verdere
ontregeling van de Dynamis tot gevolg hebben. Door het vertraagde, psorische reactiepatroon zal er
ogenschijnlijk geen verband bestaan tussen bijvoorbeeld de migraine van een paar jaar geleden en de
chronische maagklachten van nu. Psora vertroebelt onderliggende samenhangen en werkt zo
symptomatisch voorschrijven (voorschrijven op enkele symptomen) in de hand. Voorschrijven op een
beperkte groep symptomen, zonder rekening te houden met de psorische constitutielaag, betekent op
termijn een terugkeer van de oorspronkelijke, of ernstiger, symptomen. Duurzame genezing blijft
achterwege. Bij alle ziekten met een langdurig verloop of ontsproten aan een familiare erfelijke tendens
is het psorisch miasma de diepst onderliggende verstoring. Wanneer de psorische belasting reeds sedert
generaties zwaar op de leden van een familie drukt, is het ondenkbaar dat zo‟n belasting met één enkel
antipsorisch voorschrift kan worden opgelost. Een patiënt met eczeem die uit een familie komt waarin
huiduitslag een overheersend probleem is zal niet na één dosis van een antipsoricum van z‟n eczeem af
zijn.

Organon, §171:



                                                                                                     57
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-57-2048.jpg"/>
“Bij de niet-venerische, dus de meest voorkomende, door psora ontstane chronische ziekten heeft men</td></tr><tr><td
class=voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Chronische ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm - met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde - dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
van vele na elkaar.”

De Dynamis is door de symbiotische, psorisch functionele ontregeling zozeer uit balans dat de patiënt
veelal door enkele opeenvolgende ziektestadia heen gaat. Het klachtenpatroon openbaart zich als „acuut
miasma‟ of er ontwikkelt zich op basis van onderdrukking of verlaagde vitaliteit, een ander, ernstiger
ziektebeeld. Met Dynamis, en patiënt, gaat het bergafwaarts. Het acuut doen verdwijnen van de
chronische symptomen is geen oplossing. Voor een duurzame genezing zullen de verstoringen
geleidelijk, in omgekeerde volgorde van hun ontstaan, moeten worden opgelost. Daarbij doorloopt de
patiënt alle voorgaande ziektestadia van de levenskracht.

Antipsorica
Sommige homeopathische middelen hebben een specifiek antipsorische werking. Ze worden antipsorica
genoemd.
De Dynamis heeft de grootste affiniteit met het element water. Als oerbron van het leven biedt water de
Dynamis de mogelijkheid zich optimaal uit te drukken. In het element water bevinden zich mineralen.
Deze mineralen worden door de Dynamis benut voor het creëren van het stoflichaam. Mineralen maken
het mogelijk dat de Dynamis het energetisch levensveld kan laten „stollen‟ tot waarneembare
lichamelijkheid. Behalve de affiniteit met water is er dus eveneens de affiniteit met het mineralenrijk
waaruit de menselijke constitutie is opgebouwd. De Dynamis bouwt het menselijk lichaam met behulp
van water en mineralen. Gaat er in het functioneren van de Dynamis iets fout, dan zal dit op grond van
de sterke wederzijdse affiniteit tussen Dynamis en mineralenrijk, voornamelijk gevolgen hebben voor de
kwalitatieve en later de kwantitatieve mineralenhuishouding.
Wij spreken daarom van een Sulphur-, Silicea-, Calcarea carbonica- of Phosphorus-constitutie. De
geneesmiddelen die het psorisch disfunctioneren van de Dynamis het diepst kunnen spiegelen zijn de
minerale geneesmiddelen. De antipsorische geneesmiddelen, die de Dynamis duurzaam kunnen
bevrijden van de psorische belasting, zijn voornamelijk afkomstig uit het mineralenrijk. De plantaardige
en dierlijke middelen behoren volgens Hahnemann tot de overige homeotherapeutica, die geïndiceerd
zijn bij „acute ziekten‟, „incidenten‟ en „collectieve ziekten‟. Duurzame genezing van chronische ziekten
hoeven we van deze geneesmiddelen in de regel niet te verwachten.

Chronische Ziekten, blz. 176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
van de haast ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het
voornaamste antipsoricum, Sulphur, met Phosphor en andere brandbare substanties uit de planten- en



                                                                                                      58
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-58-2048.jpg"/>
mineralenwereld tot het gebruik van laatstgenoemden, en enkele animale stoffen sloten daarbij aan door</td></tr><tr><td
class=analogie en opgedane ervaring.”
Gedurende vele generaties heeft de psorische belasting zijn stempel op de mens en zijn ontwikkeling
gedrukt. Het te weinig, te kort, vertraagd en incompleet reageren kunnen we zodoende doortrekken naar
alle niveaus van menselijk functioneren. Ongenezen chronisch miasmatische belastingen blijven
verbonden met de Dynamis.
De chronisch pathologische belasting gaat met de conceptie over op de levenskracht van het nageslacht,
waarmee de basis wordt gevormd voor het ontstaan van chronische ziekten. Soms toont het zich vanaf de
geboorte in de vorm van, bijvoorbeeld, dauwworm, maar vaker komt de ware aard van psora pas op een
later tijdstip naar boven. Een gezond mens functioneert op alle niveaus gezond. Hij kan op iedere
levensgebeurtenis spontaan naar zijn innerlijke geaardheid reageren. Bij de psorische mens is dit niet het
geval. Wat zich op het functionele vlak openbaart als gebrekkig reageren, met chronische ziekte als
gevolg, manifesteert zich op het gevoels- en emotionele vlak als niet bij de eigen beleving kunnen
komen of er niet mee kunnen omgaan.
Op het mentale niveau veroorzaakt het, bijvoorbeeld, concentratiezwakte of een behoefte aan autoriteit
vanwege existentiële onzekerheid. Psora staat voor existentiële onzekerheid, angst om te leven. Het
zelfbeeld, het zelfvertrouwen of beter, het gebrek eraan, wordt mede beïnvloed en bepaald door de
psorische gesteldheid van de mens.
Het zijn dergelijke patronen die de homeopaat herkent als typerend voor Natrium, Sulphur, Phosphorus
e.d. Het zijn creaties van de Dynamis.
Hoe gezonder de Dynamis, hoe gezonder en duidelijker het beeld en hoe groter de kans op genezing.
Hoe zieker de Dynamis, hoe pathologischer de klachten en hoe moeilijker genezing kan worden bereikt,
speciaal wanneer het constitutionele beeld door veel eerdere behandelingen is verstoord, vertroebeld of
geblokkeerd. Een patiënt met een constitutioneel Natrium muriaticum-beeld zal in verschillende
levenssituaties anders reageren dan iemand met een Phosphorus-constitutie. Heel het sociale en
emotionele leven, en de gemaakte keuzes, worden mede bepaald door iemands constitutie. Bij psorische
patiënten overheersen twijfel, aarzeling en besluiteloosheid, resulterend in reacties die nét niet adequaat
genoeg zijn, zodat bijvoorbeeld de baan of relatie waarop zij hadden gehoopt aan hun neus voorbij gaat.
Het psorisch miasma houdt beperking in van de „vrije‟ ontwikkeling, waardoor een gezond mens,
„patiënt‟ ( „de geduldige‟) wordt. Geduldig tot hij uit de ketenen van zijn miasmatische belasting wordt
bevrijd.
Omdat hij hiertoe zelf niet bij machte is - niemand kan zichzelf aan de haren uit de put trekken - behoeft
hij een antipsorisch middel om de Dynamis op weg te helpen.
De antipsorische behandeling bevrijdt de dynamis van de ketenen van de psorische belasting, zodat „de
met verstand toegeruste geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere
bedoelingen van ons bestaan‟, zoals Hahnemann schrijft in §9 van het Organon.


Het Sycotisch miasma
Bij de psorische belasting leidt de verstoring van de Dynamis tot „tekort‟ en „gebrek‟. Het
tegenovergestelde is het geval bij de sycotische belasting. Op iedere prikkel die de Dynamis aanzet tot
reageren wordt overmatig gereageerd. De reactie wordt getypeerd door „te veel‟, „te heftig‟, „snel en
overdadig‟. De gonococcus bacterie is het voertuig dat het sycotische miasma overdraagt.
Voortkomend uit een besmetting met gonococcus en de eruit voortvloeiende „infectie‟ met het sycotisch
miasma tijdens geslachtsgemeenschap, ontstaat het primaire symptoom, de „druiper‟ of gonorroe. Het
eerste kenmerk is „toename‟, een vermeerdering van afscheiding uit de urethra, een teken van teveel of
overdaad.



                                                                                                        59
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-59-2048.jpg"/>
Chronische Ziekten, blz. 103:</td></tr><tr><td
class=“Voetnoot 1:
Gewoonlijk is bij deze soort druiper het secreet direct van het begin af aan dikachtig, als etter; het
urineren is weinig pijnlijk, maar het corpus penis enigszins hard gezwollen, ook wel aan de dorsale kant
bedekt met klierknobbels en erg pijnlijk bij aanraking.”

Dit geeft een globale indruk van het verloop van het sycotisch miasma. Centraal bij het sycotisch
miasma staan: heftigheid, ontsteking, pijngevoeligheid, pusvorming, klierzwellingen, wratvorming,
poliepvorming en andere excrescenties, al dan niet bloedend, e.d. Er is overmaat, „teveel‟ aan weefsel en
uitscheidingen. Dikwijls lijkt de patiënt zieker dan hij is. Anders gezegd: van deze vorm van ziek-zijn
geneest hij gemakkelijker dan van vergelijkbare symptomen ontsproten aan het psorisch miasma. Over
het algemeen heeft het ziekteproces een actief, beweeglijk, dynamisch verloop. De beleving, de
„zijnstoestand‟ is gevoeliger, heftiger, geprikkelder en extraverter dan die van de meer psorische patiënt.
Dit maakt dat de sycotische patiënt sneller geneest. Als er veel beweging, veel dynamische activiteit is,
is er navenant veel actiepotentiaal waaraan een homeopathisch middel kan appelleren. Een
genezingsreactie komt daardoor sneller tot stand. De Dynamis raakt besmet met het sycotisch miasma
door geslachtsverkeer en vervolgens, nadat gedurende de incubatietijd de Dynamis doordrongen en
verbonden is met de sycotisch-dynamische activiteit, ontstaat een ontregeling van de vitale
levensprocessen op basis van overreacties.
Vanaf het latent worden van de druiper, spontaan of door onderdrukking, zal de endogene sycotische
belasting bij vlagen, soms in afwisseling met de vaak onderliggende psorische diathese, het
reactiepatroon bepalen, bijvoorbeeld tijdens een acuut miasmatische ziektefase.
De hoedanigheden van het sycotisch miasma laten zich herkennen op alle levensniveaus. Karakteristiek
is de hang naar buitensporigheid. De sycotische mens kleedt zich opvallend, gedraagt zich extravert,
vindt alles normaal. “Alles moet kunnen.” Hij kent weinig grenzen en is op zoek naar de „kick‟ in het
bestaan. Hij doet zijn uiterste best niets in het leven te missen en zijn behoeften volledig te bevredigen.
Dit kan zich uiten op zowel het seksuele, financiële, relationele vlak als in de carrière. Sycotische
tendensen zijn waarneembaar in koopgedrag, in muziek of uitgaan, in de snelheid van auto of computer,
in bungee-jumping en wapenwedloop. Heel het leven is doorspekt met de behoefte aan meer, beter,
sneller, indrukwekkender, en dat alles ten koste van …? Het door sycotisch verlangen gestimuleerde
begeerteleven doet de mens streven naar zoveel mogelijk dingen voor zo weinig mogelijk geld, met de
eigen gezondheid en de planeet aarde als uiteindelijke verliezers. De planeet wordt ziek doordat de mens
zijn begeerte naar meer, meer, en nog meer wil bevredigen. De zich op aarde voltrekkende rampen
dragen naar signatuur dezelfde sycotische kenmerken van heftigheid, felheid, overdaad en exces.
In „sycosis‟ ontbreekt rust. Er is geen ontspanning, geen afstand, geen introspectie; er is uitsluitend
dynamiek, beweging, impuls en bevrediging. De westerse samenleving is een uitgesproken voorbeeld
van sycosis. Het westen consumeert pakweg 80% van de wereldenergievoorraad. Het sycotisch miasma
heeft het begeerteleven van veel mensen geïnfecteerd.
In ziekteprocessen zien we de sycotische „drive‟ eveneens terug. ADHD, allergieën, vaccinaties en de
schadelijke gevolgen ervan, de versnelde ontwikkeling van de jeugd - tanden wisselen op vijfjarige
leeftijd, menstruatie vanaf tien jaar, vervroegde seksuele activiteit, toename van seksueel overdraagbare
ziekten - allemaal afspiegelingen van sycotische tendensen. Te snel, te vroeg, te veel, overal overdaad.
Hahnemann besteedt in de Chronische Ziekten slechts drie bladzijden aan het sycotisch miasma. Als
medicatie noemt hij slechts twee hoofdmiddelen, namelijk het plantaardige middel Thuja en het minerale
middel Nitricum acidum. Dit tweetal komt aan bod wanneer de sycosis zuiver en op zichzelf staand
behandeld kan worden.
Reeds in Hahnemann‟s tijd was het zo dat een contaminatie en vermenging van twee of incidenteel van
drie miasma‟s plaatsvond.


                                                                                                        60
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-60-2048.jpg"/>
In onze tijd is zo‟n vermenging vaker regel dan uitzondering, in het bijzonder omdat kinderen de</td></tr><tr><td
class=dynamisch miasmatische tendensen van hun ouders en voorouders „latent‟ meekrijgen door overerving.
Net als bij het wekken van latente psora, vlamt de sycotische tendens op door levensomstandigheden. De
ziekte draagt veelal het kenmerk van een acute ziekte.
Eventuele chronische ziekten worden getypeerd door heftigheid, intensiteit in de beleving, de snelle
overgang tot pusvorming die, ongenezen blijvend, een permanent karakter gaat vertonen.

Chronische Ziekten, blz. 105:
“Was de zieke echter tegelijk ook door andere chronische ziekten aangetast, zoals gewoonlijk het geval
is na zulke agressieve kuren als bij condylomata door allopathische artsen worden toegepast, dan vindt
men vaak een ontwikkelde psora als complicatie van de sycosis, wanneer zoiets al latent in hem
aanwezig was, zoals erg vaak het geval is. Tevens zijn, als een slechte behandeling van een venerische
sjankerziekte is voorafgegaan, deze beide miasmata ook nog eens met syfilis gecombineerd. Dan is het
nodig allereerst het ergste deel, de psora, met de hierna genoemde, specifieke antipsorische
geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te gebruiken, eer
men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen, tegen de syfilis voorschrijft.
Daarna herhaalt men deze alternerende behandeling zo nodig, totdat volledig herstel is bereikt.”

De behandeling waarop Hahnemann hier in Chronische Ziekten doelt betreft patiënten die sycosis en/of
syfilis hebben doorgemaakt en tevens lijden aan latente, onderliggende psora, die of door eigen
besmetting is ontstaan of via overerving is meegekregen.
Zo zijn het sycotisch en het syfilitisch miasma altijd geënt op het diep daaronder liggende psorisch
miasma, als oudste verstoring. Bij de chronische ziektebehandeling moeten we voorschrijven op het
miasma dat zich qua symptomen en dynamiek het sterkst manifesteert. De verschuiving van symptomen
en miasmatische ondergrond maakt deel uit van een continu proces van wisselwerking met de
levensprocessen in binnen- en buitenwereld. Afhankelijk van de wisselwerking tussen constitutie en
omstandigheden, zal de patiënt al dan niet reageren met pathologische symptomen en is de gezondheid
verstoord.


Het Syfilitisch miasma
Het syfilitisch miasma behelst een verstoring van de Dynamis die deze doet reageren op overprikkeling
met ontregeling en daaruit voortkomende ontaarding van het aangedane orgaan. Destructie van weefsel
typeert de syfilitische reactie.
Zoals Hahnemann beschrijft in Chronische Ziekten gaat syfilis, indien gecompliceerd, meestal een
combinatie aan met psora, en slechts in sporadische gevallen met sycosis. Waarom dit zo is wordt
duidelijk wanneer we de kenmerken van beide venerische ziekten naast elkaar leggen. We zien dan dat
beide wat betreft het verloop van de symptomen een vergelijkbare dynamiek en snelheid bezitten. Ze
zijn zo gelijksoortig dat de een de ander verdringt of zelfs een infectie met het andere miasma belet.

Chronische Ziekten, blz. 106:
“Bij de behandeling van de venerische ziekte moeten drie toestanden worden onderscheiden:
1. Ze is nog alleen en vertoont het bijbehorende locale symptoom, de sjanker, of, als ook deze is
weggewerkt, heeft ze tenminste nog het locale symptoom dat op gelijke wijze vicariërend voor de
inwendige aandoening optreedt, nl. de liesbuil (bubo, boulain)
2. Ze is weliswaar nog alleen, d.w.z. nog zonder complicatie met een tweede of derde chronisch miasma,
maar is al beroofd van het plaatsvervangende locale symptoom zelf, de sjanker (en de bubo).



                                                                                                       61
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-61-2048.jpg"/>
3. Ze is reeds met een andere chronische ziekte, d.w.z. met een reeds ontwikkelde psora gecompliceerd,</td></tr><tr><td
class=hetzij met nog aanwezig lokaal symptoom of nadat dit al plaatselijk verdreven is.”
.
Hahnemann had dagelijks te maken met syfilispatiënten („Franse ziekte‟). Het lijdt geen twijfel dat hij
tevens de verderfelijke gevolgen van de allopathische behandeling van syfilis heeft gezien. Syfilislijders
kregen zoveel pure kwikzilver toegediend dat ze na drie weken „spontaan‟ al hun tanden kwijt waren!
Gedurende de incubatietijd, die volgt op de besmetting met het syfilitisch miasma, werkt de destructieve
tendens van het miasma in op de Dynamis. Het primair affect manifesteert zich als sjanker, of soms als
bubo of liesbuil, een lymfeklierzwelling in de lies. De sjanker of syfilitische zweer is een lesie, een
verstoring van de natuurlijke continuïteit van de huid. Het primair affect draagt reeds het kenmerk van
weefseldestructie. In dit stadium is er feitelijk nog geen sprake van chronische ziekte, doch eerder van
een acute aandoening, die gemakkelijk homeopathisch te genezen is.

Chronische Ziekten, blz. 109:
“Want onder deze omstandigheden en als ze niet nog bovendien met psora is verwikkeld, kan men op
grond van veelvuldige ervaring en met reden beweren dat er geen chronisch miasma, geen uit een
miasma ontstane chronische ziekte op aarde bestaat, die geneeslijker en makkelijker te genezen zou zijn
dan deze.”

Volgens Hahnemann “is het syfilitisch miasma verreweg het eenvoudigst te genezen, terwijl de sycosis
het minst voorkomt” (in de huidige tijd wellicht meer). Genezing van psora daarentegen is het moeilijkst
en behoeft veel antipsorische middelen. Bij genezing van de achterliggende chronisch miasmatische
aandoening verdwijnt automatisch eveneens de bijbehorende bacteriële infectie.
Het syfilitisch miasma leidt tot vernietiging van weefsel. Bij de behandeling van patiënten met een
syfilitisch symptoombeeld spreekt het haast vanzelf dat het voorgeschreven middel snel
genezingsreacties moet uitlokken omdat het destructieve karakter van dit miasma anders wellicht weinig
meer te genezen overlaat! Het verdrijven van het primair affect, de sjanker, met uitwendige of inwendig
onderdrukkende middelen maakt de aandoening chronisch.
Dit heeft misvormingen en destructie van inwendige organen tot gevolg. Voor het eventuele nageslacht
houdt het aangeboren afwijkingen in, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down, spina bifida,
anencephalisme, e.d. In de primaire fase is een enkele dosis van het beste kwikmiddel (Mercurius
solubilis) toereikend om de sjanker en daarmee de syfilis in veertien dagen volledig te genezen. (Voor
psora in de primaire fase zijn drie maanden benodigd!).
De gevolgen van het syfilitisch miasma tonen zich eveneens op andere niveaus. Omdat syfilis reeds
generaties in de mensheid verankerd is, zien we de effecten bijna nog vaker op de minder stoffelijke,
meer spirituele niveaus. In onze westerse samenleving doch zeker ook wereldwijd kunnen we de
destructieve elementen en tendensen waarnemen. We denken hier aan zorgwekkende zaken zoals: het
gat in de ozonlaag, natuurrampen, globale opwarming, milieuverontreiniging, de conditie van het
drinkwater, BSE en varkenspest, toename van criminaliteit, vandalisme, moord en doodslag,
kinderporno, het de persoonlijkheid vernietigende religieus fanatisme c.q fundamentalisme, het gebruik
van massavernietigingswapens.
Vernietigingsdrang is weliswaar van alle tijden, maar we kunnen toch wel stellen dat de destructieve
capaciteit nooit eerder in de geschiedenis zo nadrukkelijk aanwezig is geweest en nooit in zo‟n mate dat
het gehele mondiale organisme op alle niveaus volledig vernietigd kon worden. Deze ontwikkeling heeft
zich voltrokken in een tijdsbestek van niet meer dan honderd jaar. Tegen de achtergrond van de
aardeontwikkeling beslaat dit een fractie van een ademteug in een mensenleven. De ontregelende,
desintegrerende en vernietigende tendensen van het syfilitisch miasma grijpen razendsnel om zich heen.



                                                                                                       62
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-62-2048.jpg"/>
In onze tijd gaat het syfilitisch miasma doorgaans een verbinding aan met het psorisch miasma, alsof het</td></tr><tr><td
class=erop is geënt. Bij individuele patiënten uit zich dit in chronische ziekten van algemeen psorische aard die
gepaard gaan met acute fasen die om antisyfilitische middelen vragen. Bijvoorbeeld: de Sulphur-patiënt
(psorisch) die ‟s nachts zo‟n jeuk heeft dat het hem uit de slaap houdt heeft Mercurius nodig.


De ziekteclassificatie centraal
Uit grondige bestudering van Organon en Chronische Ziekten blijkt dat de ziekteclassificatie voor
Hahnemann centraal stond. Bij de chronische ziektebehandeling dient de „grondoorzaak‟ te worden
opgespoord en opgeheven. De grondoorzaak is het psorisch miasma. Het is het einddoel van de
behandeling. De niet antipsorische geneesmiddelen hebben een complementaire en ondersteunende
functie waar ziekte voortkomt uit incident, tussenziekte, sycosis of syfilis.
Het is de taak van de homeopaat om te beoordelen met welke ziektevorm hij te maken heeft. Hij kan zo
een prognose opstellen voor de actuele situatie en vaststellen wanneer de antipsorische behandeling
begonnen dan wel voorgezet kan worden.
De Dynamis kan uitsluitend op drie manieren chronisch endogeen verstoord zijn. Ze kan te weinig, te
veel of destructief reageren. Deze endogeen chronische verstoringen van het gezonde reactiepatroon van
de Dynamis noemt Hahnemann vanwege hun permanente symbiotische karakter, chronische miasma‟s.
De chronische miasma‟s laten zich herleiden tot drie verstoringen, die Hahnemann psora, sycosis en
syfilis noemt. Alle andere chronische verstoringen zijn variaties op dit drietal.


Samenvatting
Ziekteclassificatie en miasmaleer vormen de basis van de homeopathie. Bij ziekte
onderscheiden we acuut en chronisch.
Acute ziekten omvatten incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Ze hebben een
exogene oorzaak.
Incidenten en epidemische ziekten zijn exogene verstoringen die de Dynamis weliswaar in onbalans
brengen en daardoor symptomen veroorzaken, maar waarbij de Dynamis zelf niet is aangetast.
Chronisch miasmatische belastingen zijn ziekten binnenin de mens (endogeen); drieledige ziekten van
de Dynamis. Ze berusten op een te zwak, een te sterk of een destructief reactiepatroon. Er zijn drie
chronisch miasmatische verstoringen: psora, sycosis en syfilis.
Endogeen miasmatisch dynamische verstoringen ontregelen de gezondheid van de mens chronisch,
waardoor hun pathogene invloed zich uiteindelijk op alle niveaus van het leven in binnen- en
buitenwereld doet gelden.
De vermeende tuberculinische en carcinogene tendenzen zijn geen op zichzelf staande miasma‟s maar
een gezamenlijke uitdrukking van spora, sycosis en syfilisch.




                                                                                                        63
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-63-2048.jpg"/>
7. Gebruik geneesmiddelen in relatie tot ziekteclassificatie</td></tr><tr><td
class=

Vijf geneesmiddelgroepen
Homeopathische geneesmiddelen komen uit verschillende bronnen, die globaal genomen in vijf groepen
zijn onder te verdelen. Ze hebben alle een specifieke relatie tot de verschillende door Hahnemann
onderscheiden ziektevormen.


De vijf geneesmiddelrijken
* Plantaardige geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het plantenrijk)
* Dierlijke geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het dierenrijk)
* Minerale geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het mineralenrijk)
* Nosoden (grondstoffen afgeleid van menselijke uitscheidings- of ziekteproducten)
* Tautopathische geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig van allopathische medicijnen)
Van deze groepen worden de plantaardige, dierlijke en minerale geneesmiddelen het meest gebruikt. Zij
worden vrijwel uitsluitend voorgeschreven op symptoomgelijksoortigheid. De symptomen worden
vanuit het totale beeld geanalyseerd. Het geneesmiddel dat het meest overeenkomt met de
karakteristieke symptomen wordt voorgeschreven. Tussen de verschillende geneesmiddelrijken wordt
hierbij doorgaans geen onderscheid gemaakt.
Voor veel homeopaten doet zo‟n onderscheid er niet toe. Voorschrijven op de totaliteit van de
symptomen - bij voorkeur op de meest opvallende en kenmerkende - geeft de meeste zekerheid dat de
werking van het geneesmiddel correspondeert met de pathologische ontregeling van de Dynamis.




                                                                                                  64
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-64-2048.jpg"/>
Symptomen en geneesmiddel</td></tr><tr><td
class=Na zes tot acht weken komt de patiënt terug. De dan aanwezige symptomen worden opgenomen en het
volgende geneesmiddel wordt voorgeschreven. Bij een „goede‟ reactie bestaat het tweede voorschrift in
de regel uit hetzelfde geneesmiddel in een hogere potentie. Bij een ontoereikende reactie meent de
homeopaat zijn werk niet goed te hebben gedaan, met als gevolg dat hij naarstig op zoek gaat naar een
volgend, beter passend middel. Zo wordt de situatie van consult tot consult geëvalueerd met op de
achtergrond steeds het denkbeeld dat het laten verdwijnen van symptomen de opzet van de behandeling
is. Bijgevolg maakt het niet uit of de symptomen wegblijven na inzet van een plantaardig, dierlijk of
mineraal geneesmiddel of een nosode. Deze manier van voorschrijven wekt de indruk dat ieder
homeopathisch middel in staat is duurzame gezondheid te bewerkstelligen. Dit is niet het geval.
Plantaardige middelen missen vaak de dieptewerking, het specifieke effect op chronische ziekten, om
voor duurzame genezing te zorgen. Als tegenargument wordt dan aangevoerd dat veel patiënten worden
„genezen‟ met plantaardige middelen. Na de snelle verbetering op een plantaardig middel hoefde de
patiënt niet meer terug te komen. In het geval na anderhalf jaar een terugval optrad, reageerde de patiënt
opnieuw goed op, bijvoorbeeld, Pulsatilla. Dat de patiënt na anderhalf jaar terugvalt en andermaal goed
reageert op hetzelfde plantaardige middel, onderstreept feitelijk dat er helemaal geen sprake was van
blijvende genezing. Ofschoon we tevreden kunnen zijn wanneer een patiënt langere tijd goed reageert op
een middel, blijft desondanks een „snel, zacht en duurzaam herstel‟ het ideaal (Organon paragraaf 2). In
Organon en Chronische Ziekten geeft Hahnemann aanwijzingen hoe de diverse ziektemanifestaties
tegemoet moeten worden getreden. Hij verschaft ons een diep inzicht in het onderscheid tussen de
functies van de geneesmiddelen tijdens de behandeling, in relatie tot elkaar en tegen de achtergrond van
de classificatie van de ziektevormen. Alleen zo kan de patiënt efficiënt tot zelfgenezing worden
gestimuleerd. In de periode waarin Hahnemann de antipsorische minerale geneesmiddelen nog niet had
ontdekt, komt hij herhaaldelijk terug op de beperkingen van niet-antipsorische middelen:


Chronische Ziekten, blz. 4:
“Maar deze gunstige stilstand was toch nooit van lange duur en bij de terugkeer en steeds herhaalde
terugkeer van de klachten bleken tenslotte ook de best uitgekozen, tot dusver bekende homeopathische
geneesmiddelen in de meest passende dosis des te minder effectief naarmate ze vaker werden toegepast.
Op het laatst waren het niet meer dan zwakke palliativa.”


Geneesmiddelrelaties
Homeopathische middelen staan in bepaalde verhoudingen tot elkaar. We kennen onharmonische,
conflicterende relaties als inimical (vijandig) en antidoterend (tegenwerkend). Middelen die elkaar goed
verdragen heten compatible (verenigbaar) en following well (goed volgend). De beste relatie is
complementair (aanvullend). Bij de toepassing van centesimale potenties (C-potenties) moeten we bij
elke wijziging in het voorschrift nagaan of er niet een vijandige relatie bestaat tussen het nieuwe en het
voorafgaande middel, ook als er tussen beide een langere periode is verstreken. Houden we hiermee
geen rekening dan kunnen hevige verergeringen of zelfs een ziektecrisis of acuut miasmatische
aandoening het gevolg zijn.
Negatieve relaties - inimicals en incompatibles - spelen evenwel geen enkele rol meer indien we LM-
potenties gebruiken. Hahnemann heeft daarover in de zesde editie van het Organon uitgebreid
geschreven. Bij LM-potenties komen alle geneesmiddelen in een harmonische verhouding tot elkaar te
staan. Geneesmiddelen die in centesimale potentie onderling vijandig zijn maken de inzet van een
tussenmiddel noodzakelijk om die vijandigheid te overbruggen. Bij LM-potenties hoeft dat niet; zij
kunnen kort na elkaar en zonder risico van verergeringen voorgeschreven worden. Geneesmiddelrelaties


                                                                                                       65
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-65-2048.jpg"/>
kunnen we aanwenden als extra argument voor het voorschrift van een middel dat bekend staat als</td></tr><tr><td
class=complementair aan het laatst voorgeschreven middel.


Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen
Deze middelen stammen uit de vroegste periode van de homeopathie. Tot ongeveer 1810 werkte
Hahnemann vrijwel uitsluitend met plantaardige en dierlijke middelen. Toen hem begon op te vallen dat
patiënten na verloop van tijd een terugval vertoonden, trok hij de logische conclusie dat er geen sprake
kon zijn van duurzaam herstel van de gezondheid, in weerwil van de goede resultaten van de
behandeling.

Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:
“Waar kwam dat minder gunstige, ja zelfs ongunstige resultaat bij de voortgezette behandeling van de
niet-venerische chronische ziekten, zelfs door de homeopathie, vandaan? Waaraan lag het bij die
duizenden mislukte pogingen die overige ziektegevallen van chronische aard zo te genezen dat er een
duurzaam herstel uit voortkwam? Misschien lag het aan het nog te geringe aantal van de homeopa-
thische geneesmiddelen die op hun pure werking waren onderzocht! De leerlingen der homeopathie
troostten zich tot dusver met deze gedachte.
Maar haar grondlegger bevredigde deze uitvlucht of deze zogenaamde
troost nooit - alleen al daarom niet, omdat ook de van jaar tot jaar
toenemende nieuwe aanwas van onderzochte, krachtige geneesmiddelen
de genezing van de chronische (niet-venerische) ziekten geen stap verder
bracht. Terwijl toch acute ziekten (voor zover ze niet van begin af aan een
onvermijdelijk fatale prognose hadden) bij goed aangewend
homeopathisch geneesmiddelgebruik niet alleen redelijk werden opgelost,
maar met behulp van de nooit rustende kracht in ons organisme, die het
leven in stand houdt, spoedig en volledig plachten te herstellen!”
Bij de niet-venerische chronische ziekten bleken de gebruikte plantaardige en dierlijke middelen, hoe
sterk ze ook werkten, geen duurzame genezing te kunnen bewerkstelligen. De huidige trend om steeds
meer plantaardige of dierlijke middelen te introduceren zal de oplossing van chronische ziekten geen
stap dichterbij brengen.
Op enkele uitzonderingen na zijn plantaardige en dierlijke middelen meestal geïndiceerd voor acute
klachten. Het zijn „acute middelen‟. Toepassing ervan ligt niet zozeer in de chronische sfeer doch betreft
voornamelijk incidenten en collectieve ziekten, waarvan oorzaak en aanleiding exogeen zijn. Dergelijke
klachten wijken snel en permanent bij gebruik van plantaardige en dierlijke middelen. De behandeling
van acuut miasmatische ziekten ligt eveneens binnen hun bereik. Acute ziekten zijn zeer dynamisch: er
is veel beweging en een uitgesproken ziektetendens. De hoeveelheid symptomen is beperkt en dient zich
min of meer op een presenteerblaadje aan. Acute aandoeningen zijn analoog aan de ontwikkeling - groei,
bloei en afsterven - van de plant in de natuur. De plant groeit op de mineraalhoudende bodem waarin hij
is geworteld. Precies zo heeft de acute ziekte, speciaal een acuut miasmatische, zijn wortels verankerd in
de chronische ziektebodem die wij psora noemen. De acute ziekte impliceert een acute opleving van de
chronische miasmatische ondergrond.




                                                                                                       66
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-66-2048.jpg"/>
Bij acute ziektevormen zijn plantaardige en dierlijke middelen onmisbaar. Dikwijls is het zelfs niet</td></tr><tr><td
class=zonder risico om in zulke situaties de dieper werkende minerale antipsorische geneesmiddelen voor te
schrijven. Een acuut zieke patiënt is overgevoelig en zal door minerale middelen té diep wordt geraakt,
met allerlei verergeringen als resultaat.
De Belladonna-patiënt die tijdens of kort na een acute koortsaanval Calcarea carbonica krijgt
voorgeschreven loopt de gerede kans dat de koorts en de overige acute symptomen verergeren of weer
terugkomen. Acute ziekten zijn het werkterrein van plantaardige en dierlijke middelen. Na de acute
ziekte volgt terugkeer naar de chronische constellatie van voor de acute ziekte. De chronische ziekte
ontwikkelt zich nu verder met nieuwe en ernstiger klachten.
Hahnemann nam dit fenomeen waar tijdens de eerste jaren van de ontwikkeling van de homeopathie.
Het liet zijn onderzoekende geest niet los. Voor Hahnemann lag het antwoord niet in de ontwikkeling
van méér geneesmiddelen uit dezelfde natuurrijken; hij ging op zoek naar de onderliggende, ware aard
van chronische ziekten.

Chronische Ziekten, blz. 6:
“Waarom kan nu deze levenskracht, die, gestimuleerd door homeopathische middelen, geschapen is om
de integriteit van het organisme te herstellen en onvermoeibaar werkzaam blijft om de genezing te
voltooien, zelfs in zware acute ziekten, nu geen echte, blijvende genezing tot stand brengen bij
chronische kwalen, zelfs niet met behulp van de homeopathische middelen die de symptomen zo goed
mogelijk dekken?
Wat weerhoudt haar ervan? De beantwoording van deze zo vanzelfsprekende vraag moest mij wel leiden
tot de aard van de chronische ziekten. Het ging er dus om de reden op te sporen, waarom al die bij de
homeopathie bekende geneesmiddelen in de genoemde ziekten geen echte genezing teweegbrengen, om
een zo mogelijk beter, ja juist inzicht te verkrijgen in de werkelijke gesteldheid van die duizenden
chronische ziekten, die niet genezen worden - die ondanks de onomstotelijke waarheid van de
homeopathische geneeswet toch ongenezen blijven. Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren
1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie!
De Gever van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door onophoudelijk na te
denken, onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen,
dat grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

Hahnemann was aldus op zoek naar het oer-euvel. Het moest van chronisch miasmatische aard zijn want
het kon niet vanzelf worden overwonnen. Niet door de beste constitutie of conditie noch door de beste
leefregel.

Chronische Ziekten, blz. 7:
“Dat echter het gezochte oer-euvel daarenboven nog van miasmatisch – chronische aard moest zijn,
bleek mij duidelijk uit de omstandigheid dat het nooit, zodra het tot enige hoogte was toegenomen en
ontwikkeld, door de kracht van een sterke constitutie kon worden opgeheven. Ook wordt het nooit
overwonnen door een nog zo gezond dieet en geordende leefwijze; nooit dooft het vanzelf uit, maar met
de jaren verergert het, door overschakeling op andere, meer zorgelijke symptomen, tot aan het
levenseinde.”


De minerale geneesmiddelen
De aard van chronisch miasmatische ziekten stelt bepaalde kwaliteitseisen aan homeopathische
geneesmiddelen. Ze moeten het vermogen bezitten om de bron van het chronisch lijden genezend te
beïnvloeden. De aan dit gedachtenproces ontsproten miasmaleer en de bijbehorende materia medica zijn


                                                                                                    67
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-67-2048.jpg"/>
Hahnemann‟s verdienste en een geschenk aan de mensheid en de geneeskunst. Chronische ziekten</td></tr><tr><td
class=vergen een nieuwe groep geneesmiddelen, door Hahnemann antipsorica genoemd.
Antipsorica bestaan hoofdzakelijk uit minerale middelen, die in Hahnemann‟s tijd onbekend waren en
door hem zijn geïntroduceerd.

Chronische Ziekten, blz.176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de haast
ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het voornaamste
antipsoricum, Sulphur, met Phosphorus en andere brandbare substanties uit de planten- en
mineralenwereld tot het gebruik van de laatstgenoemde, en enkele animale stoffen sloten zich daarbij
aan door analogie en opgedane ervaringen.”

Het gebruik van minerale middelen is vooral aangewezen bij de behandeling van chronische ziekten.
Slechts enkele plantaardige en dierlijke middelen bezitten een diepe antipsorische werking. De Dynamis
creëert en onderhoudt het stoffelijk lichaam en laat het functioneren. Er bestaat grote affiniteit tussen
Dynamis, het element water en het mineralenrijk. Immers, de Dynamis schept in het waterelement met
behulp van het mineralenrijk het menselijk lichaam. Een chronisch verstoorde Dynamis mondt uit in het
ontstaan van symptomen die te herleiden zijn tot een kwalitatieve verstoring in de
mineralenhuishouding. Dit komt tot uitdrukking in subjectieve, chronische symptomen, die bijvoorbeeld
kenmerkend zijn voor Sulphur of Natrium muriaticum.
Uit de intensive relatie tussen Dynamis en mineralenrijk volgt dat minerale middelen bij uitstek zijn
geschikt om genezend op de Dynamis in te werken wanneer er sprake is van een psorische belasting.
Daarom worden minerale middelen gezien als constitutiemiddelen. Plantaardige, dierlijke en
tautopathische middelen evenals de nosoden hebben een andere functie. De psorische belasting is
endogeen en eindigt, indien onbehandeld, pas met de dood.
Bij mineralen is er geen sprake van groeien, bloeien en afsterven. Het mineralenrijk is verbonden met
het menselijk bestaan. Net als de chronische ziekte, wijkt het mineralenrijk niet van de levende mens. De
kwaliteiten van het mineralenrijk kunnen derhalve worden aangewend om de Dynamis terug te brengen
naar een nieuwe, gezonde balans.
Behandeling van chronische ziekten met duurzaam resultaat is zonder minerale middelen niet mogelijk.
Voor de patiënt die na het doormaken van een acute of acuut miasmatische ziekte in rustiger vaarwater is
beland, is het van essentieel belang om een antipsorische behandeling te beginnen c.q. te continueren.

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Een verstandige homeopathische arts zal al gauw het tijdstip in de gaten krijgen, waarop zijn
geneesmiddelen het herstel van de rondwarende intercurrente ziekte hebben voltooid en de chronische
(psorische) kwaal weer zijn eigen gang gaat.
Men zal echter na herstel van zo‟n heersende tussenziekte altijd zien dat de symptomen van de
oorspronkelijk chronische ziekte iets veranderd zijn en ook wel dat een ander deel van het lichaam meer
is aangetast.
De homeopathische arts zal dan zijn antipsoricum precies kiezen op grond van het nu overgebleven
ziektebeeld en niet zonder meer dat geven wat hij zich vóór de komst van de intercurrente ziekte had
voorgenomen.”

Met de kracht en dynamiek van een acute of acuut miasmatische ziekte kan het twee kanten op. De acute
aandoening kan effectief zijn doorgemaakt en geen al te grote aanslag op de vitaliteit hebben gedaan,
waardoor de patiënt een sprong voorwaarts maakt in zijn gezondheid. Tijdens de chronische


                                                                                                      68
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-68-2048.jpg"/>
ziektebehandeling komt dit verschijnsel geregeld voor. Bij kinderen zien we het meestal na een</td></tr><tr><td
class=kinderziekte: na de crisis is het kind veranderd en als herboren.
Omgekeerd is het bij de acute ziekte die veel energie gekost en de reserves danig aangesproken heeft.
Dan schijnt de chronische ziekte zich door de verminderde weerbaarheid juist versneld te kunnen
ontwikkelen, met als resultaat een langdurige herstelperiode en toename van de chronische klachten. Bij
verzwakte patiënten is het daarom belangrijk om acute ziekten te behandelen met niet-minerale
middelen.
De duur van de acute ziekte kan ermee tot de helft of een kwart worden teruggebracht. De chronische
behandeling kan vervolgens met zo min mogelijk verlies van vitaliteit worden voortgezet met passende
minerale antipsorica.

Chronische Ziekten, blz. 161:
…“Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Bij een overigens gezonde patiënt kunnen we bij een incident of een tussenziekte volstaan met
behandeling met het geïndiceerde plantaardige of dierlijke middel. Bij acuut miasmatische ziekten is het
daarentegen van wezenlijk belang dat de onderliggende chronisch psorische belasting, direct na het
uitdoven van de acute ziekte, verder behandeld wordt met passende minerale antipsorische
constitutiemiddelen.
De acute toestand is complementair of aanvullend aan de chronisch psorische gesteldheid. Geprovoceerd
door een incident komt de patiënt vanuit de relatieve psorische rustsituatie in een acuut miasmatische
fase terecht. Deze wordt behandeld met niet-psorische, plantaardige of dierlijke middelen. Niet-
psorische (plantaardige, dierlijke, etc.) middelen zijn complementair aan antipsorische minerale
constitutiemiddelen.
De werking van beiden is echter van een totaal andere orde. Ze zijn zo wezenlijk verschillend dat ze
elkaar klaarblijkelijk niet storen wanneer ze kort na elkaar worden toegediend.
Het minerale, constitutioneel geïndiceerde middel werkt zelfs vaak beter wanneer het - indien
geïndiceerd - wordt voorafgegaan door het complementaire middel afkomstig uit planten- of dierenrijk.
Na een plantaardig middel als Pulsatilla, voorgeschreven voor een acute middenoorontsteking, kan het
daarna op de constitutionele symptomen gegeven middel, bijvoorbeeld Silicea, veel beter zijn werk
doen. Het is alsof de Dynamis gemakkelijker, vrijer en ongeremder kan reageren! De ervaren homeopaat
weet dat geneesmiddelen uit verschillende rijken elkaar niet in hun werking storen. Sulphur zal zijn
constitutionele werking staken wanneer na een val bijvoorbeeld geen Arnica wordt voorgeschreven.
Omgekeerd zal Sulphur dikwijls nog doorwerken wanneer er wel op het incident werd voorgeschreven,
wat blijkt uit het feit dat er geen terugval optreedt in de chronische ziekte.
Chronische Ziekten, blz. 158:
“Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door.”


Geneesmiddelen in afwisseling
Zo kan het dus zijn dat er „kort‟ na elkaar diverse geneesmiddelen worden voorgeschreven op grond van
verschillende indicaties, tegen de achtergrond van de ziekteclassificatie. Het idee dat Hahnemann altijd
maar één middel tegelijk voorschreef, dienen we wat nader onder de loupe te nemen. Hahnemann
streefde naar het voorschrijven van één diepwerkend antipsoricum, doch alleen indien de patiënt op dat
middel ongehinderd en voorspoedig reageerde. Hahnemann schreef zowel slechts één geneesmiddel per


                                                                                                     69
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-69-2048.jpg"/>
keer voor als geneesmiddelen in afwisseling! De goede redenen die hij daarvoor had kunnen voor ons</td></tr><tr><td
class=eveneens van betekenis zijn.

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekte heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Slechts door het voorschrijven van minerale middelen - antipsorische constitutiemiddelen - wordt het
menselijk gestel, de constitutie, van chronische ziekte bevrijd en in balans gebracht.

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
Capsicum, met Menyanthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipeca-cuanha enz.”

Hahnemann wisselde geneesmiddelen af in acute situaties, bijvoorbeeld bij de bovengenoemde
tussenziekten. Hij vermeldt ook diepwerkende minerale constitutiemiddelen. Deze zijn geïndiceerd
wanneer de tussenziekte zoveel invloed heeft dat de chronische aandoening gaat meeresoneren,
waardoor de acute tussenziekte een acuut miasmatisch karakter krijgt.
Een tussenziekte, of epidemische ziekte, vormt een indicatie voor een geneesmiddel uit de „overige
homeotherapeutica‟ en niet voor een diepwerkend mineraal constitutiemiddel. Hahnemann wisselde
minerale en plantaardige middelen af op indicatie. Afwisseling van middelen op basis van een incident
en een acuut miasmatische aandoening was hem evenmin vreemd. Een mooi voorbeeld vinden we in
Richard Haehl‟s biografie van Hahnemann.

R. Haehl: “Samuel Hahnemann, his life and work”, deel 2, blz. 184:
(Hahnemann schrijft in een brief aan Stapf over de dood van zijn vrouw.)
“Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief van Rummel, zo heftig en zo
ernstig dat ik met niemand kon spreken. Ik kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal
keren per dag van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had me zo gemist), zonder
haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en Arsenicum verscheidene keren per dag in
AFWISSELING ingenomen hebben mij gered, zodat ik herstellende was toen ze overleed.”
Het incident (de brief van Rummel die hem ergerde) en zijn stervende vrouw hadden hem zodanig uit
het lood geslagen dat er sprake was van een acuut miasmatische situatie. De hiervoor aangewezen
middelen, Staphisagria en Arsenicum, nam Hahnemann meerdere keren per dag in afwisseling in. Van
Arsenicum mogen we aannemen dat dit mogelijk een constitutiemiddel was voor Hahnemann gezien
zijn nauwgezetheid, punctualiteit en werklust. De jaarlijks terugkerende longklachten, waaraan hij
uiteindelijk in 1843 overleed, en zijn kleine tengere lichaamsbouw bevestigen dit vermoeden.
Hahnemann was zo perfectionistisch en betrouwbaar dat het Apotheker Lexicon, bestaande uit vier delen
en 1200 pagina‟s, dat hij tussen1793 en 1797 schreef, in Duitsland tot na 1900 het standaardwerk bleef.
De ironie wil dat Duitse apothekers gedurende honderd jaar hun allopathische medicamenten dienden te


                                                                                                    70
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-70-2048.jpg"/>
bereiden volgens de aanwijzingen van de grondlegger van de homeopathie! In zijn grondige werkwijze</td></tr><tr><td
class=klinkt een fikse portie Arsenicum door.
Afgaand op Hahnemann behoort afwisseling van geneesmiddelen op grond van een incident en de acuut
miasmatische symptomen derhalve tot de mogelijkheden. Deze middelen belemmeren elkaar niet.
Integendeel, ze ondersteunen en versterken elkaar.
Elk afzonderlijk geneesmiddel heeft binnen de groep waartoe het behoort een eigen werkingsgebied met
eigen dynamiek, mogelijkheden en beperkingen. De tijdsfactor, die qua frequentie en mogelijke
afwisseling van middelen moet worden gehanteerd, is relatief en afhankelijk van de te behandelen soort
ziekte. Bij acute ziekten worden geneesmiddelen doorgaans sneller herhaald dan bij chronische ziekten.
Dit noopt de homeopaat zich bij iedere patiënt af te vragen met welke ziektesoort hij te maken heeft, om
vervolgens zo gelijksoortig mogelijk voor te schrijven in relatie tot ziektedynamiek en ziekteverloop en
dosering, potentie en frequentie erop af te stemmen.


De nosoden
We merken in de praktijk hoe wezenlijk het is dat patiënten de mogelijkheid krijgen om ziekteprocessen
waarmee zij worden geconfronteerd goed door te maken. Niet goed doorgemaakte ziekten laten vaak tot
ver in de toekomst hun sporen na. Zulke sporen van vroegere ziekten komen we tijdens de behandeling
frequent tegen als reactie-blokkerende elementen.
Het gevolg is dat het passende middel niet lijkt te werken. Het probleem kan patiënt en homeopaat tot
wanhoop drijven als het zich herhaaldelijk voordoet. We spreken van een blokkade. Het genezingsproces
blokkeert en we moeten de oorzaak zien te vinden. Wat is er bij een blokkade aan de hand?
Wanneer er veel beweging en dynamiek is werkt een homeopathisch geneesmiddel, mits geïndiceerd,
meestal snel en zonder mankeren. Bij sterk verminderde dynamiek en beweging is de kans op het
uitblijven van reacties navenant groter. De Dynamis bevindt zich ogenschijnlijk in een toestand van
apathie en indifferentie, wat curatief reageren in de weg staat. Een blokkade treedt het makkelijkst op bij
het voorschrijven van een mineraal middel op het psorisch miasma. Na een slecht doorgemaakte acute
ziekte knapt de patiënt niet op. Door de verzwakking (vatbaarheid) is hij ziek geworden; hij is,
zogezegd, psorisch gepredisponeerd.
Door zijn constitutioneel psorische gesteldheid kan hij onvoldoende vitaliteit (weerstand) genereren om
de ziekte effectief door te maken en de bonus van toegenomen immuniteit te innen. In plaats daarvan
krijgen zijn klachten een slepend karakter. Hij komt er niet overheen. Chronische vermoeidheid of een
sterk verlaagde infectiedrempel zijn voorbeelden en voor de patiënt veelal reden voor homeopathische
behandeling om zo de verloren gezondheid terug te winnen.
In het repertorium vinden we dit probleem terug onder de rubriek „never been well since‟. Doorgemaakte
kinderziekten, tussenziekten of incidenten hebben zo‟n sterke uitwerking gehad dat herstel ervan zeer
moeizaam verliep of zelfs geheel uitbleef, zodat de chronische klachten geregeld de kop opsteken.
Een dergelijke gesteldheid kan worden doorgegeven aan het nageslacht en dan op vergelijkbare wijze
doorwerken in een predispositie voor ziekte. Tuberculose bij ouders of voorouders verhoogt voor het
nageslacht de kans op reuma, cara en allergieën. Het kan tevens de reactie op homeopathische
geneesmiddelen blokkeren, waardoor deze ontoereikend werken of reactie helemaal uitblijft. De
psorische, syfilitische of sycotische belasting als dynamisch resultaat van onopgeloste ziekteprocessen
wordt op vergelijkbare wijze doorgegeven.
Ziektevormen die zich in het voorgeslacht hebben voorgedaan en waartegen geen immuniteit is
verworven, kunnen in het nageslacht voor blokkades zorgen en zo ziekte veroorzaken of in stand
houden. In het repertorium vinden we de bijbehorende geneesmiddelen in het hoofdstuk „Generals‟
onder de rubriek „Family history of‟….



                                                                                                        71
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-71-2048.jpg"/>
Het niet goed doormaken van een ziekteproces laat, zoals gezegd, sporen na in de constitutionele</td></tr><tr><td
class=reactiemogelijkheden van de patiënt. Feitelijk is er een reactie-onmogelijkheid ontstaan doordat de
Dynamis de ziekte niet de baas heeft kunnen worden. Het onopgeloste probleem vinden we terug als een
symptoombeeld dat gelijkenis vertoont met de voormalige problematiek. Bij tuberculose in het
voorgeslacht zien we de restsymptomen terug bij de kinderen die deze tendens hebben meegekregen.
Bijvoorbeeld: longklachten, vermagering en nachtzweten zijn niet ongewoon bij kinderen uit
tuberculeuze ouders.
Het niet goed doormaken van ziekten tijdens het leven en het optreden van bepaalde aandoeningen in het
voorgeslacht zijn, naast het onvoldoende reageren op passende middelen, aanwijzingen voor het gebruik
van nosoden.
De nosode biedt de Dynamis op een later tijdstip nogmaals de mogelijkheid tot de onderliggende
dynamische verstoring op te lossen. Daarna kan het aangewezen minerale antipsoricum een genezende
reactie oproepen en de mens van zijn psorische belasting, de grondoorzaak van chronische ziekte,
bevrijden.
Het gebruik van nosoden was in de tijd van Hahnemann niet aan de orde. Ze waren er domweg nog niet
en daarom vinden we er bij Hahnemann niet veel over terug. Hij neemt echter wel stelling tegen de
veronderstelling dat de toepassing van nosoden isopathie zou betreffen:


Chronische Ziekten, blz. 185:
“De dynamiseringsprocedure (potentiëring) brengt veranderingen aan in de stof en modificeert die,
evenals bladgoud na zijn potentiëring niet meer een in het menselijk lichaam inactief, onbewerkt
(blad)goud is, maar bij iedere trap van potentiëring meer en meer wordt gemodificeerd en veranderd.
Op die wijze gepotentieerd en gemodificeerd is ook de toe te dienen schurftsubstantie (Psorine) niet
meer “idem” met de onbewerkte, originele schurftsubstantie, maar slechts een similimum. Want tussen
idem en similimum bestaat voor wie kan nadenken geen tussenfase. Met andere woorden, tussen idem
en simile kan alleen similimum liggen. Isopathisch en aequale zijn misleidende termen. Als ze iets
betrouwbaars moeten betekenen, kunnen ze slechts similimum betekenen, omdat ze niet “idem” (tauton,
hetzelfde) zijn.”

Omdat nosoden gemaakt zijn van ziekteproducten nemen ze een andere plaats in voor de constitutie dan
de minerale antipsorica.
Ze hebben een ondersteunende functie voor de antipsorische behandeling. Ze kunnen de Dynamis niet
van het psorisch miasma bevrijden. Nosoden zijn gemaakt van het gevolg, het resultaat van ziekte en
spiegelen niet de psorische oorzaak. Ze spiegelen het moment waarop de Dynamis het bij bepaalde
ziekten heeft moeten laten afweten.
Wanneer er aanwijzingen zijn voor het inzetten van een nosode rijst de vraag of de nosode als solitair
middel gegeven moet worden of dat er op een andere manier mee omgegaan dient te worden. Wordt het
symptoombeeld in hoge mate bepaald wordt door verschijnselen die naar een nosode verwijzen, dan kan
deze als ware het een constitutiemiddel solitair worden voorgeschreven.
Erna zullen altijd één of meerdere minerale middelen moeten worden ingezet om de antipsorische
behandeling te vervolgen. Bij patiënten die aanvankelijk goed reageerden op een bepaald mineraal
middel en later niet meer dient de nosode om de weg vrij te maken voor het constitutiemiddel. Ofschoon
het symptoombeeld duidelijk op een of ander geneesmiddel kan wijzen, zijn er soms eveneens
symptomen die een nosode indiceren. In zo‟n geval dient de nosode gegeven te worden zodra de
vooruitgang in de genezing stagneert, eventueel in afwisseling met het aangewezen constitutiemiddel!




                                                                                                   72
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-72-2048.jpg"/>
Tautopathische geneesmiddelen</td></tr><tr><td
class=Allopathische medicijnen die door potentiëring homeopathische geneesmiddelen zijn geworden noemen
we tautopathische middelen. Tautopathische middelen staan niet in relatie tot de menselijke constitutie
of tot de natuurlijke ziekte en zijn daarom feitelijk in letterlijke zin geen homeopathische
geneesmiddelen. Ze kunnen chronische ziekten niet duurzaam genezen. Wat is dan hun functie binnen
het homeopathisch geneesmiddelbestand? Allopathische medicijnen worden tegenwoordig in
overweldigende hoeveelheden toegepast.
De druk die zulke medicijnen op de constitutie uitoefenen is enorm. In de westerse wereld is één op de
drie patiënten ziek door allopathische behandeling(en). We noemen dit iatrogene ziekten. In
Hahnemann‟s tijd was het overmatig gebruik van allopathische medicamenten evenmin een
zeldzaamheid en ook toen had het verstrekkende gevolgen.




                                                                                                    73
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-73-2048.jpg"/>
Organon, §149:</td></tr><tr><td
class=“De chronische (en vooral de gecompliceerde) aandoeningen hebben voor hun genezing naar
verhouding meer tijd nodig. Allopathische wankunde was niet alleen onmachtig de natuurlijke ziekte te
genezen, maar produceerde vaak ook nog chronische geneesmiddelziekten erbij, en vooral die hebben
een veel langere tijd voor herstel nodig. Vaak zij ze zelfs ongeneeslijk geworden door de brute
roofaanslag op de krachten en lichaamsvochten van de patiënt (aderlatingen, laxaties enz.). Dit is
bijvoorbeeld het geval bij de vaak langdurig voortgezette toepassing van hoge doses sterk werkende
middelen, die voorgeschreven werden op grond van loze, foutieve veronderstellingen van hun beweerde
nut bij gevallen, die schenen te lijken op de actuele ziekte.
Denk aan het voorschrijven van inadequate mineraalbaden enz., kortom “de gebruikelijke heldendaden
van de allopathie in hun zogenaamde kuren.”

Allopathische medicatie heeft een drieledig effect. Ten eerste is de chemisch synthetische
verontreiniging van het stoflichaam biologisch moeilijk afbreekbaar. Het gevolg is overbelasting van de
organen die zorg dragen voor de ontgifting en reiniging van het organisme. Over de schadelijke effecten
op lange termijn is dikwijls weinig bekend. Zo af en toe wordt de wereld opgeschrikt door
verontrustende berichten en beginnen slachtoffers een rechtszaak om hun recht en genoegdoening te
halen. Een tweede effect, en zo mogelijker nog schadelijker, is dat de door de Dynamis gecreëerde
symptomen niet worden opgelost doch slechts afgeleid en onderdrukt. Hierdoor kan de levenskracht zich
niet meer uiten en door ziektesymptomen de spanning in het organisme verlichten. Zo vindt er verdere
blokkering en stagnatie van de dynamische energie plaats. Ten derde heeft allopathische medicatie altijd
een toename van pathologie ten gevolge. De patiënt wordt op termijn ernstiger ziek.
Overgevoeligheidsreacties zijn geen uitzondering. In de reguliere pharmacopee heten de risico‟s
eufemistisch bijwerkingen. De teweeggebrachte effecten kunnen een indicatie zijn om het betreffende
allopathische medicijn dat vervelende bijwerkingen gaf of langdurig werd ingenomen eens in
gepotentieerde vorm voor te schrijven. Dit kan een overweging zijn wanneer de patiënt niet adequaat op
de voorgeschreven homeopathische middelen reageert. De Dynamis wordt zo ondersteund in het
afrekenen met de belasting die voortkomt uit allopathisch medicijngebruik. Een tautopathisch middel
schept daarmee binnen de Dynamis de mogelijkheid voor de werking van andere homeopathische
geneesmiddelen.


Overige homeotherapeutica – psora in juiste baan
Dierlijke, plantaardige en tautopathische middelen en de nosoden werken niet genezend op de
grondoorzaak van ziekte die Hahnemann definieerde als psora. Met zulke middelen hoeven wij ten
aanzien van de genezing van de psorische belasting - de meest fundamentele verstoring van de natuurwet
„actie = reactie‟ - weinig hoop te koesteren. De geneesmiddelen om de Dynamis te helpen zich te
bevrijden van de psorische belasting komen voornamelijk uit het rijk van de antipsorische minerale
middelen.
De overige homeotherapeutica dienen, om met Hahnemann te spreken, “om de psora in de juiste baan te
brengen zodat het antipsorische minerale middel zijn genezende werk kan verrichten”. Ongeacht of het
een plantaardig, dierlijk of tautopathisch middel of een nosode is waarop de patiënt goed reageert, de
homeopaat weet dat die reactie niet werkelijk blijvende genezing kan inhouden indien de behandeling
niet wordt afgesloten met een diepwerkend mineraal antipsorisch constitutiemiddel. Dit
constitutiemiddel moet worden ingenomen totdat er een eindverergering optreedt. Wordt de afsluiting
met een mineraal antipsoricum nagelaten dan zullen na verloop van tijd de oude symptomen terugkomen
of er ontstaan nieuwe symptomen.



                                                                                                     74
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-74-2048.jpg"/>
Voor de patiënt betekent dit „een nieuwe ziekte‟, voor de homeopaat een na langere tijd hernieuwde</td></tr><tr><td
class=opleving van de niet werkelijk genezen psorische belasting.


Psorische indifferentie
De psorische diathese beïnvloedt de reacties op exogene prikkels. De homeostase (innerlijke balans)
wordt hierdoor steeds verder verstoord. Spontaan en direct reageren wordt vrijwel onmogelijk. Zulke
verstoorde, vertraagde en onvolledige reacties kunnen voor de goede observator op alle niveaus van
menselijk leven waarneembaar zijn.
Psorische belasting kan zowel leiden tot verminderde als tot overmatige reacties. In het eerste geval zien
we na een aanvankelijke verbetering, met een duidelijk en goed reactiepatroon, dat de reacties op het
volgende voorschrift zonder aanwijsbare reden afnemen. Soms gebeurt dit in een vroeg stadium van de
behandeling. De patiënt komt op consult en zegt: ”Het eerste middel dat u mij gaf heeft goed gewerkt.
De middelen die u mij daarna gaf hebben niets gedaan.” Het lijkt alsof de Dynamis niet meer is te
prikkelen tot genezende activiteit. Alsof de eerste goede reactie meteen alle reserves voor verder
reageren heeft opgebruikt! Ieder volgend geneesmiddel geeft wel eerst een beginverergering doch die
wordt niet gevolgd door een constructieve verbetering.
Elk geneesmiddel schijnt te werken en toch constateren we dat er in het klachtenpatroon niets wezenlijks
is veranderd. De gegeven middelen werden op de juiste indicaties voorgeschreven en aan de keuze van
potentie en dosering lag het evenmin. Het probleem ligt in eerste instantie niet bij de homeopaat, maar
bij het onvermogen van de Dynamis om te reageren op prikkels. De Dynamis verkeert in de
verlammende greep van de psorisch miasmatisch pathologische belasting, die normale, genezende
reacties verhindert. Deze greep kan zo sterk zijn dat er op nagenoeg ieder voorschrift een inadequate
reactie volgt. Het niet-reageren is het werkelijke probleem. Hierop moet de geneesmiddelkeuze worden
gericht.
Het middel waarmee zo‟n probleem wordt opgelost draagt het predikaat tussenmiddel. De bijbehorende
rubriek in het repertorium vinden we in het hoofdstuk Generals: „When well selected remedies fail to
act‟. Hier vinden we middelen die elk vanuit een verschillende achtergrond geïndiceerd zijn wanneer de
ogenschijnlijk „aangewezen‟ geneesmiddelen niet werken. Twee belangrijke middelen in deze rubriek
zijn Sulphur en Carbo vegetabilis.
Sulphur was voor Hahnemann het belangrijkste antipsoricum. Het middel wordt in de homeopathische
praktijk veelvuldig gebruikt, en wel in zo‟n mate dat Kent schrijft: “Men kan de deskundigheid van een
homeopaat niet aflezen aan de frequentie waarmee hij Sulphur voorschrijft.”
Sulphur neemt een bijzondere positie in de materia medica in. Het is zo frequent geïndiceerd omdat het
regelmatig voorkomt dat de Dynamis verminderd reageert! Hahnemann begon de behandeling
regelmatig met Sulphur of Hepar sulphuris. Hij deed dat om de casus te „openen‟ en de Dynamis tot
reactie te prikkelen. Zijn volgende voorschriften waren meer geïndividualiseerd en op de constitutie
afgestemd.
Klaarblijkelijk is het zinvol de Dynamis te bevrijden van een stukje psora teneinde ruimte te scheppen
voor vrije, curatieve reacties op de volgende middelen. De zwavel in ons organisme ligt ten grondslag
aan alle verbrandingsprocessen in het stoflichaam.
Zwavel maakt het de Dynamis mogelijk het stoflichaam te verwarmen en te doorleven. Daarom helpt
gepotentieerde zwavel, Sulphur, de Dynamis bij het verwarmen en vitaliseren van het stoflichaam. Mede
daardoor worden adequate reacties op andere, volgende homeopathische middelen gestimuleerd.
Dit was voor Hahnemann de reden om in veel gevallen de behandeling te beginnen met Sulphur. Door
de toegenomen vitaliteit die Sulphur uitlokt kan de Dynamis duidelijker symptomen produceren.
Daardoor worden een betere geneesmiddelkeuze en adequate, genezende reacties op het meer
constitutioneel geïndiceerde geneesmiddel mogelijk. Laten we na de reactiekracht van de Dynamis te


                                                                                                       75
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-75-2048.jpg"/>
prikkelen dan zien we regelmatig dat de geneesmiddelreactie te kort, niet diep genoeg, of onvolledig is.</td></tr><tr><td
class=Sulphur wordt dus niet voorgeschreven als constitutiemiddel, want in essentie betreft het geen Sulphur-
patiënt. Er is geen specifiek Sulphur-beeld. Het min of meer gebrekkige specifieke beeld en de
ontoereikende reacties op eerdere voorschriften rechtvaardigen de conclusie dat de psorische
ontwikkeling zich zo manifesteert dat het genezingsproces stagneert.

Chronische Ziekten, blz. 156:
“Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
Hepar sulphuris te geven (al naargelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al
verknoeid waren door grote allopathische zwaveldoses en door zwavelhoudende baden. In die gevallen
geven we eerst een dosis Mercurius C30.




                                                                                                     76
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-76-2048.jpg"/>
Tussenmiddelen</td></tr><tr><td
class=Hahnemann wendt Sulphur, Hepar sulphuris en Mercurius aan als tussenmiddelen om de Dynamis tot
reactie aan te zetten, zodat daaropvolgende constitutiemiddelen het te verwachten rendement zullen
opleveren. Sulphur en Hepar sulphuris komen in aanmerking bij gebrekkig en te weinig reageren;
Mercurius wanneer de Dynamis door grote doses zwavel in een toestand van overgevoeligheid is
geraakt, waarbij het acute karakter van de symptomen bepaalde syfilitische kenmerken vertoont.
Mercurius vormt hier het „acute deel‟ van Sulphur. Het neutraliseert de naar destructie neigende
psorische ACUUT MIASMATISCHE conditie. In zulke gevallen komt zelfs een syfilitisch middel als
Mercurius van pas bij de antipsorische behandeling! In plaats van op de constitutie worden de genoemde
middelen voorgeschreven op de dynamische of liever adynamische toestand: de psorische indifferentie
en de onmogelijkheid om daardoor tot curatieve reacties te komen. In dezelfde context worden door
Hahnemann ook Nux vomica en Pulsatilla genoemd. Beiden dienen evenwel voorgeschreven te worden
op de voor hen specifieke indicaties.


Chronische Ziekten, blz. 176:
“Maar toch zijn, zoals vanzelf spreekt, ook de overige, in de genees-middelproeven onderzochte
homeopathische middelen, Mercurius niet uitgezonderd, voor bepaalde toestanden bij de psorische
ziekten niet te ontberen.”

Geneesmiddelen als Sulphur en Carbo vegetabilis hebben in de homeopathische behandeling nog een
andere functie dan alleen die van constitutiemiddel. Wat betreft Carbo vegetabilis kunnen we zelfs
stellen dat een Carbo vegetabilis-constitutie niet bestaat. De houtskool-patiënt is de dood nabij, zoals dat
ook bij de Arsenicum album-patiënt het geval kan zijn. Een mens bezit niet in essentie een Carbo
vegetabilis-constitutie. Bij een patiënt die veel Carbo vegetabilis-symptomen vertoont komt na het
voorschrijven van dit middel, op basis van de toegenomen vitaliteit en reactiekracht, een beeld
tevoorschijn dat vraagt om een ander mineraal middel. De functie van de Carbo vegetabilis is de
levenskracht op een milde manier te stimuleren. De reguliere geneeskunde past houtskool toe vanwege
zijn ontgiftende en reinigende eigenschappen: bij een voedselvergiftiging bindt en neutraliseert
houtskool de toxische darminhoud. Homeopathisch gezien is Carbo vegetabilis geschikt voor patiënten
met een lange geschiedenis van spijsverteringsklachten, overprikkeling, disfunctioneren en diarree. Het
middel kan een grote diversiteit aan stoelgangklachten produceren.
Een belangrijke indicatie voor Carbo vegetabilis vinden we voorts bij de zuigeling met darmkrampjes en
overgevoeligheid voor alle voeding. Carbo vegetabilis neemt de overprikkeling weg en stimuleert een
goede geneesmiddelreactie. Het middel is geïndiceerd waar geneesmiddelen als Chamomilla en
Magnesium carbonicum niet of onvoldoende werken. Een zuigeling die geen moedermelk verdraagt zou
in de vrije natuur onvermijdelijk sterven. Wanneer de niet adequaat en sterk genoeg reagerende
levenskracht wordt geconfronteerd met de „doodskrachten‟ van Carbo vegetabilis wekt dit in de
Dynamis een vitaler reactiepatroon tot leven. Aldus bezit Carbo vegetabilis een milde antipsorische
werking, wat betekent dat tijdens de reactiefase van de Dynamis niet gelijk een voor de patiënt
belastende toename van ziektesymptomen volgt. Voor Carbo animalis gelden vergelijkbare indicaties.
Wanneer tijdens de behandeling van ernstige pathologie, bijvoorbeeld kanker, een stagnatie in de
geneesmiddelreacties optreedt, kunnen we met Carbo animalis de vitale reacties nieuw leven inblazen. In
het geneesmiddelbeeld van Carbo animalis vinden we de carcinogene tendens duidelijk terug. Zwakte,
net als bij Carbo vegetabilis, brandende pijnen en een sterk maligne tendens typeren Carbo animalis.
Ontsteking, zwelling en kankerachtige degeneratie van klierweefsel, zoals maagkanker,
baarmoederkanker, lymfeklierkanker, borst- of testikelkanker.



                                                                                                         77
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-77-2048.jpg"/>
Bij Carbo vegetabilis speelt de plantaardige grondsubstantie een belangrijke rol, wat zich openbaart in</td></tr><tr><td
class=de milde, functionele ondersteuning van de Dynamis.
Bij Carbo animalis treedt de dierlijke, emotionele en hormonale component sterker op de voorgrond, wat
blijkt uit de affiniteit van Carbo animalis met het endocriene stelsel, ontstekingen en maligniteit.
In zulke gevallen is gebruik van Carbo animalis noodzakelijk, in afwisseling met het constitutiemiddel
waarop, hoewel het was geïndiceerd, onvoldoende werd gereageerd. Een Carbo vegetabilis-constitutie
bestaat niet, net zo min als een Carbo animalis-constitutie. Beide diep en mild werkende antipsorische
middelen zijn als ondersteunend- en tussenmiddel onmisbaar in de homeopathische praktijk. Ze
verdienen te worden meegenomen in de differentiaaldiagnose wanneer Sulphur of Hepar sulfuris lijken
geïndiceerd.
Een andere aanwijzing voor middelen die de Dynamis tot constructieve reacties aanzetten is het herstel
van acute collectieve ziekten. Wanneer herstel bij ernstig verzwakte patiënten te veel tijd vraagt of
geheel uitblijft is de levenskracht door de acute ziekte zo uitgeput dat het lijkt alsof ze niet meer te
prikkelen is. Het herstel verloopt traag en slepend. De allopathie spreekt van de ziekte van Pfeiffer,
„burned out‟, myalgische encephalitis (ME) e.d. Door acute infectieziekten raken mensen soms voor
langere tijd uit de roulatie.
Voor oude mensen en chronisch zieken zijn acute infectieziekten soms zo‟n aanslag op hun vitaliteit dat
ze die niet meer te boven komen en overlijden. In zulke gevallen is het herstelvermogen van de Dynamis
door voorafgaande chronische psorische belasting dusdanig verzwakt dat acute stoornissen niet meer
verwerkt kunnen worden.
Dan zegt men dat de patiënt is overleden aan influenza, wat natuurlijk niet het geval is. De patiënt
overlijdt aan verregaande ontwikkeling van de chronische psorisch miasmatische belasting,
gecompliceerd tot een acuut miasmatische ziekte die de patiënt de crisis brengt waaraan hij komt te
overlijden.

Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:
“Wordt de dokter geroepen om zo‟n heersende ziekte te behandelen bij een patiënt die hij niet tevoren
als chronische patiënt in zijn praktijk had, dan zal het niet zelden voorkomen, vooral als de koorts nogal
fors was, dat hij ontdekt, als hij die overwonnen heeft met het middel dat ook bij de andere patiënten die
aan deze aandoening leden homeopathisch specifiek was, dat een volledig herstel ook bij goede voeding
en leefregels vaak niet lukken wil. Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we
gewoonlijk nasleep, naziekten noemen), die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In
zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met een psora te maken, die zich tot een chronische ziekte aan het
ontwikkelen is.
De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acuut miasmatische ziekten, als ze
niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak antipsorische
ondersteuning nodig - zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een
specifiek homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk
behandelde ik dan na met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel
had gebruikt. In dat geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”

Hahnemann‟s opmerking “gewoonlijk behandelde ik dan na met Sulphur” is enigszins raadselachtig en
lijkt, oppervlakkig gezien, in strijd met het gelijksoortigheidsbeginsel. Wanneer wij de opmerking echter
plaatsen tegen de achtergrond van Hahnemann‟s visie op de verschillende ziektevormen, zien we dat
Hahnemann zijn voorschriften baseerde op onderliggende miasmatische tendensen. Het vergt een andere
analysemethode dan de gebruikelijke. Sinds Hahnemann maakt de homeopathie een ontwikkeling door
waarbij steeds intensiever en op grond van gedetailleerder symptomen wordt gepoogd op de „essentie‟
voor te schrijven. Hahnemann‟s ziekteclassificatie werpt de vraag op of zoiets als de „essentie‟ wel


                                                                                                       78
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-78-2048.jpg"/>
bestaat. Is het niet veeleer zo dat de patiënt in iedere afzonderlijke, ziekmakende levenssituatie op</td></tr><tr><td
class=individueel typerende, karakteristieke wijze zal reageren?
In elke afzonderlijke situatie kan de patiënt reageren vanuit zijn „essentie‟ en toch steeds een ander
geneesmiddel nodig hebben om de balans te herstellen. De mens heeft meer uitdrukkingsmogelijkheden
tot zijn beschikking dan wat wij in één geneesmiddelbeeld kunnen terugvinden. Bijgevolg hebben we
voor de chronische behandeling vrijwel altijd meerdere en verschillende middelen nodig, in
uiteenlopende potenties.

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde psora – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, alsook die
zich tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door
een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige
genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van zulke geneesmiddelen en in de ergste
gevallen ook wel van vele na elkaar.”

Miasma als ziektetendens
In de homeopathie kennen we een grote diversiteit aan symptomen: van particulars tot mentals, van
generaliteiten tot desires en aversions, enz. In alle symptomen drukt zich iets uit. Achter de symptomen
schuilt een miasmatisch pathologisch dynamisch actiepotentiaal. Dit veroorzaakt de symptomen en is de
drijvende kracht erachter. Naar mate de immateriële dynamische verstoring actiever dan wel krachtiger
nemen de symptomen qua geaardheid, heftigheid en intensiteit navenant toe.
Deze achtergrondspanning verleent de symptomen hun kracht en dynamiek, hun progressieve dan wel
adynamische karakter.
De dynamische verstoring tendeert er naar zich op een bepaalde wijze in het menselijk organisme uit te
drukken. Zo kan de mens zich in iedere, zich aan hem voordoende levenssituatie op individueel
karakteristieke wijze uitdrukken, op een gezonde of ongezonde manier. De miasmatische belasting
verstoort het gezonde actie-reactiepatroon en maakt dat de mens niet in overeenstemming met de
aanleiding reageert.
We kunnen de miasmatische belasting zodoende omschrijven en definiëren als de mate waarin de mens
naar ziek worden neigt. Het miasma op zich vertegenwoordigt de latente of manifeste ziektetendens. In
essentie behandelt de klassiek homeopaat met zijn dynamische, gepotentieerde geneesmiddelen de
achter de symptomen schuilgaande miasmatische ziektetendens. Dit heeft het grote voordeel dat in een
vroeg en dus nog niet ernstig pathologisch stadium al kan worden ingegrepen, op voorwaarde dat wij
zicht hebben de achterliggende tendens.
Wanneer de homeopaat uit het summiere symptoombeeld reeds de carcinogene tendens kan opmaken en
weet dat er op de achtergrond een dergelijk proces gaande is dan hoeft hij niet te wachten tot er zich
daadwerkelijk een tumor heeft gevormd alvorens de predispositie te behandelen.
Wordt de predispositie niet doelgericht en adequaat behandeld dan zal de patiënt in de toekomst, in
weerwil van de genoten homeopathische behandeling, toch een reëel risico lopen maligniteit te
ontwikkelen.
Een andere miasmatisch pathologische achtergrond zal zich op een andere manier openbaren,
bijvoorbeeld als astma, reuma, maagzweer, hartinfarct of diabetes. De daadwerkelijke stoffelijke
ziekteuiting is niet meer dan het sluitstuk van het psorische drama dat zich dikwijls reeds veel jaren
heeft voortgesleept. De regels of „wetten‟ van Hering zijn gebaseerd op dezelfde wetmatigheid. Zolang
er uitgesproken pathologische tendensen op grond van erfelijkheid of biografie herkenbaar zijn en er niet



                                                                                                      79
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-79-2048.jpg"/>
op werd voorgeschreven, loopt de patiënt het risico dat zulke tendensen zich stoffelijk gaan</td></tr><tr><td
class=manifesteren. Sterker nog, hoe gezonder de patiënt over het algemeen is, hoe meer energie en vitaliteit er
voorradig is om de ongenezen pathologische ontwikkeling te voeden.


Voorafgaande ontregeling
Ziekteverschijnselen zijn het gevolg van de eraan voorafgaande ontregeling van de levenskracht. De
ontregeling van levenskracht of Dynamis is immaterieel. In eerste instantie verschijnen de symptomen
op het immateriële, dynamische niveau: de patiënt “voelt zich niet goed”. Een en ander drukt zich uit in
subjectieve symptomen. Materiële afwijkingen vallen nog niet waar te nemen. Worden zulke
symptomen onderdrukt of wordt de ontregeling van de Dynamis niet hersteld en genezen dan zal de
ziekte zich, afhankelijk van de achterliggende miasmatische belasting, na kortere of langere tijd
stoffelijk kenbaar maken.
De aandoening heeft nu een materiële component geschapen en is diagnosticeerbaar. De (terug)weg naar
genezing vergt in zo‟n geval meer tijd. Zolang de ziekte zich nog op het dynamische vlak van de
ontregeling van de levenskracht manifesteert als ziektetendens, blijkt het eenvoudiger genezende reacties
in gang te zetten. Het is de taak van de homeopaat om uit de activiteiten van de levenskracht te
destilleren welke symtomen uitdrukking zijn van welke pathologische tendens.
Welke symtomen horen bij de levensfase waarin de patiënt zich bevindt? Een provocerende puber
gedraagt zich overeenkomstig zijn levensfase, in tegenstelling tot de 65-jarige die zijn omgeving loopt
op te jutten. In het eerste geval heeft zoiets minder symptoomwaarde dan in het tweede. Zijn hierbij de
gedragssymptomen gerelateerd aan de levensomstandigheden en hieruit grotendeels verklaarbaar, dan
betekent het dat ze niet diep constitutioneel zijn en evenmin als zodanig moeten worden geduid.
Een plantaardig middel heeft de voorkeur indien de mentale gesteldheid verklaarbaar is vanuit de
levensomstandigheden. Het zal snel een genezende reactie oproepen. Heel anders ligt het wanneer de
patiënt een leven van conflicten achter de rug heeft vanwege non-conformistisch en provocerend gedrag.
Dit is veeleer een chronisch constitutionele gesteldheid, gebaseerd op een onderliggende chronisch
miasmatische verstoring.
Hier schrijven we diepwerkende antisyfilitische of antisycotische geneesmiddelen voor in afwisseling
met passende antisporische middelen en eventueel in afwisseling met de bijhorende nosoden als de
erfelijke belasting of de biografie daar aanleiding toe geeft. De homeopathische analyse op grond van de
juiste symptoomclassificatie heeft derhalve geen eliminerend doch een synthetiserend karakter. Ieder
symptoom krijgt zijn plek en wordt recht gedaan door middel van het voorschrift op basis van
gelijksoortigheid.
De patiënt wordt op basis van de op de juiste symptoomclassificatie voorgeschreven middelen bevrijd
van de onderliggende miasmatische pathologische tendensen, die anders in de toekomst onheil voor hem
in petto zouden hebben. Afhankelijk van het ontwikkelingsstadium zullen de basale miasmatische
verstoringen zich dus in meer of mindere mate doen gelden.
Onderkent de homeopaat ze niet dan kan hij slechts wachten tot de intensiteit toeneemt en daardoor het
pathologische beeld duidelijker wordt. In de tussentijd maakt de miasmatische tendens de patiënt echter
zieker, zodat de homeopaat door de presentatie van symptomen duidelijker signalen krijgt wat hem te
doen staat. Dit toont het belang van het in een vroeg stadium herkennen en onderkennen van
achterliggende pathologische tendensen!

Samenvatting
Homeopathische geneesmiddelen zijn onder te verdelen in vijf groepen: plantaardige, dierlijke, minerale
en tautopathische middelen en nosoden.



                                                                                                       80
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-80-2048.jpg"/>
Nosoden zijn geïndiceerd bij problemen ten gevolge van erfelijke belastingen of bij het niet te boven</td></tr><tr><td
class=komen van crises. De indicaties voor plantaardige en dierlijke middelen liggen voornamelijk bij de acute
ziekten, te weten: incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Het betreft hier ziekten
van exogene origine die de levenskracht verstoren.
Tautopathische geneesmiddelen zijn passend waar gebruik van allopathische medicijnen een duurzame
blokkade van de Dynamis heeft bewerkstelligd.
Minerale geneesmiddelen ten slotte zijn constitutiemiddelen die worden voorgeschreven op een
endogeen miasmatische belasting van de levenskracht, met name de psorische. Het zijn de minerale
middelen die uiteindelijk genezing teweegbrengen.




                                                                                                       81
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-81-2048.jpg"/>
8. Analyse vanuit ziekteclassificatie</td></tr><tr><td
class=
Classificeren van ziekte
Het classificeren van ziekte voordat we tot voorschrijven en behandeling kunnen overgaan heeft grote
consequenties voor de manier waarop met de door de patiënt verstrekte informatie wordt omgegaan.
Nadat de homeopaat zich een beeld heeft geschapen is de eerste vraag: met wat voor soort ziekte heb ik
hier te maken?

Organon, §104:
“Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
zwaarste werk ook klaar.”

Met andere woorden:
Is er sprake van een acute ziekte gebaseerd op een incident of collectieve ziekte?
Is er sprake van een acute opleving van een chronisch constitutionele gesteldheid (acuut miasmatische
ziekte)?
Is er sprake van een chronisch constitutionele gesteldheid of is het de manifestatie van een familiare
erfelijke tendens?
Er is dikwijls sprake van een combinatie. Bijvoorbeeld: chronisch constitutionele klachten zijn
toegenomen of wisselen zich af met symptomen die horen bij de levensomstandigheden of bij acute
symptomen.
Het kan zijn dat een patiënt met chronisch eczeem veel te lijden heeft onder de spanningen van een
slechte relatie en een aanstaande echtscheiding. Of een van de kinderen is ziek, waardoor het eczeem, tot
dan rustig, weer hevig de kop opsteekt.
Herhalen wij in zo‟n situatie het eerder op de chronisch constitutionele gesteldheid voorgeschreven
minerale middel, dan heeft de aandoening - in de gegeven situatie - de neiging erger te worden door het
antipsorische en vitaliserende effect van het minerale middel. Met andere woorden, het minerale middel
is ongelijksoortig ten aanzien van de actuele, acute situatie en daarom niet passend. In de actuele, acute
situatie bundelt de levensenergie zich als het ware samen tot een beperkte groep symptomen van grote
intensiteit.
Dag en nacht is de patiënt min of meer bevangen door de actuele en zich als acute ziekte manifesterende
problematiek. De chronische klachten kunnen erdoor eveneens verergeren: de diepere constitutionele
symptomen gaan mee resoneren met de heftiger actuele ziektetoestand. De intensiteit van de klachten
noopt de patiënt hulp te zoeken.
Weigert de homeopaat voor te schrijven op de nieuwe situatie omdat het “mogelijk een verergering
betreft op het eerder ingenomen minerale middel” dan zoekt de patiënt zijn heil elders. Maar funderen
we ons oordeel op de ervaringen en inzichten in Hahnemann‟s Chronische Ziekten dan zullen we op de
actuele situatie een plantaardig of dierlijk middel met beperkte dieptewerking in gepaste potentie en
frequentie voorschrijven. Het eerder voorgeschreven constitutiemiddel kan daardoor ongestoord
doorwerken.

Chronische Ziekten, blz. 1:
“De homeopathische geneeskunst, zoals die in de geschriften van mij en mijn leerlingen is onderwezen,
heeft, mits serieus nagevolgd, tot dusver overduidelijk, op treffende wijze haar natuurlijke superioriteit



                                                                                                       82
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-82-2048.jpg"/>
bewezen boven iedere allopathische werkwijze, niet alleen bij alle ziekten die mensen plotseling</td></tr><tr><td
class=overkomen (de acute ziekten), maar ook bij de epidemische aandoeningen en sporadische (hier en daar
optredende) koortsziekten.
De venerische ziekten werden door de homeopathie eveneens veel veiliger, met minder moeite en zonder
naweeën grondig genezen; deze verdelgde en genas namelijk het inwendige euvel, dat aan die ziekten te
grondslag lag, door het meest specifieke middel uitsluitend van binnen uit, zonder de plaatselijk
ontstane aandoeningen te storen of te vernietigen. Maar het getal van de overige langdurige ziekten op
heel de wereld was en bleef onvergelijkelijk veel groter, ja ontzagwekkend groot.”




                                                                                                   83
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-83-2048.jpg"/>
Nuancering van de verschillende ziektevormen</td></tr><tr><td
class=Op pagina 1 van Chronische Ziekten komt Hahnemann met een nuancering van de diverse ziektevormen
en ziekteprocessen. In het leven van de patiënt komen we zulke vormen en processen eveneens tegen.
Acute aandoeningen die binnen de constitutie zijn opgelost, zullen in de biografie en dus in de anamnese
geen rol van betekenis spelen. Anders gezegd, van acute ziekten die goed zijn genezen vinden we geen
sporen terug. En andersom: niet goed genezen acute ziekten laten sporen na. Niettemin hoeven wij bij
een patiënt die, bijvoorbeeld, niet goed de mazelen heeft doorgemaakt geen overduidelijk Morbillinum-
beeld [mazelen nosode] te verwachten. De tekenen zijn eerder sluipend en meer verborgen.
We merken ze dikwijls niet eens op en kennen ze bijgevolg niet de juiste waarde toe. De obstructie
vanuit het verleden creëert een blokkade in de reactie op, met name, het voorgeschreven antipsoricum.
Voorgeschreven middelen werken niet of slechts ten dele; de reactie is voor zowel patiënt als homeopaat
verre van bevredigend. Het niet (goed) doormaken van, bijvoorbeeld, mazelen heeft tot gevolg dat de
betrokkene niet kan afrekenen met een stuk erfelijke miasmatische belasting. Er kunnen vroegtijdige
pathologische ontwikkelingen uit voortvloeien, die de manifestatie zijn van de niet geneutraliseerde
erfelijke tendens die zich voordoet als endogeen chronisch constitutioneel klachtenpatroon.
Veel ernstige ziekten bij jonge kinderen zijn verklaarbaar vanuit deze achtergrond. Het niet kunnen
oplossen van erfelijke belasting met behulp van acute ziekten - kinderziekten - maakt dat het kind moet
opgroeien met de pathologische tendensen van het voorgeslacht. Deze kunnen zich reeds vroeg in het
kinderleven openbaren. Zoals gezegd, het is onwaarschijnlijk dat de patiënt een typisch Morbillinum-
beeld presenteert. De kans is veel groter dat hij komt met, laten we zeggen, constitutionele Calcarea
carbonica-symptomen.
Desondanks zal de reactie op dit constitutiemiddel beduidend beter zijn wanneer we het laten voorafgaan
door Morbillinum of, beter nog, deze twee geneesmiddelen in afwisseling geven. Hierdoor wordt de
„mazelen-blokkade‟ door Morbillinum opgeruimd. In de ontstane ruimte kan de Dynamis constitutioneel
curatief op Calcarea reageren.
Een carcinogene erfelijke tendens noodzaakt, bij niet genezend reageren op de voorgeschreven passende
geneesmiddelen, om het „blokkademiddel‟ Carcinosinum voor te schrijven. Bij kinderen geboren uit
tuberculeuze ouders stuiten we op de tuberculinische constitutielaag, die blokkerend werkt op het
zelfgenezende vermogen. Een Tuberculinum nosode slaat hier de brug naar een genezend constitutioneel
reactiepatroon en naar gezondheid.
Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij geslachtsziekten in het voorgeslacht, waarbij het
homeopathisch analoge middel gevonden kan worden in Medorrhinum of Syphilinum. Het zou van
naïveteit en weinig praktijkervaring getuigen als we beweren dat met het éénmalig voorschrijven van de
desbetreffende nosode in een C-potentie de gehele achterliggende pathologische tendens kan worden
opgelost en verwijderd. Of de tendens opgelost is blijkt uitsluitend uit structureel genezende reacties op
het geïndiceerde constitutiemiddel.
Bij ongewijzigde symptomen vinden we telkens wanneer niet goed meer wordt gereageerd op het
passende constitutiemiddel, een indicatie voor de desbetreffende nosode.
Het probleem van ontoereikende reacties is derhalve te ondervangen door de nosode net zo lang in
afwisseling te geven met het geïndiceerde constitutiemiddel tot blijkt dat het reactievermogen van de
Dynamis niet langer wordt beperkt. De nosode kan dan worden weggelaten.
Door de grootschalige vaccinatieprogramma‟s en de pathologische constitutionele gevolgen ervan voor
het verdere leven is de toepassing van nosoden onvermijdelijk. Individueel geïndiceerde nosoden helpen
de gezondheid te (her)winnen. Neutralisatie en bevrijding van erfelijke ziektetendensen is
noodzakelijker dan ooit en wordt in de homeopathie bereikt met het gebruik van nosoden.
Behalve erfelijke tendensen kunnen ook andere stoorzenders de behandeling hinderen. Bijvoorbeeld: de
patiënt krijgt tijdens de constitutiebehandeling een ongeluk. Indien het een ernstig ongeval betreft dient



                                                                                                       84
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-84-2048.jpg"/>
de chronische ziektebehandeling te worden onderbroken om eerst de nieuwe, acute situatie te behandelen</td></tr><tr><td
class=met het passende traumamiddel of soms met traumamiddelen in afwisseling.
Zo wordt Arnica montana gegeven bij kwetsuren van bot, pees, spier of beenvlies, (eventueel) in
afwisseling met middelen als Symphytum, Ruta of Rhus toxicodendron. De ervaring leert dat daardoor
herstel veel sneller optreedt. Hahnemann ging precies zo te werk, waarvan we voorbeelden vinden in
zijn Krankenjournale en Chronische Ziekten.

Organon, §248:
“Daarvan laat men de patiënt één of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie- of theelepeltjes
innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3, of 2 uur en in
de dringendste gevallen elk uur of nog vaker.”


Dynamis streeft naar overleven
Een acute situatie is zo overheersend dat een middel voor de chronische symptomen op zo‟n moment
absoluut niet aan de orde is. Het chronische symptoombeeld wordt door het geweld van het acute trauma
naar de achtergrond gedrukt. De Dynamis heeft alle energie nodig voor overleving. Zodra het beter gaat
met de patiënt komt de vraag aan de orde wanneer het verantwoord of zelfs noodzakelijk is de
chronische constitutiebehandeling voort te zetten.
De patiënt herstelt van het trauma en de chronische klachten steken weer nadrukkelijker de kop op. Wat
nu te doen? Enerzijds zijn er de restverschijnselen van het trauma, anderzijds vragen de chronische
klachten om aandacht. De enige onderlinge relatie die de symptomen hebben is dat zij optreden bij een
en dezelfde persoon in dezelfde tijdspanne.
De door het trauma opgeroepen symptomen hebben een exogene oorzaak, terwijl de andere voortkomen
uit de constitutionele gesteldheid van de Dynamis. Laatstgenoemden noemen we „miasmatisch endogeen
constitutioneel‟. Beide groepen, zowel de traumatische alsook de constitutionele, vragen een
geneesmiddel, inclusief de passende potentie en frequentie, dat overeenkomt met hun karakter en
dynamiek.

Van een geneesmiddel voorgeschreven op de hoofdpijnsymptomen na een ongeval kunnen we niet
verwachten dat het eveneens de chronische klachten duurzaam verbetert. De chronische klachten houden
geen verband met de exogene verstoring - het trauma - doch berusten op een endogeen miasmatische
ontregeling.
We moeten ons niet laten misleiden wanneer de chronische symptomen onder invloed van het
traumamiddel tijdelijk lijken te verbeteren. Bij psorische patiënten kan het zelfs zo zijn dat de
verbetering van de chronische symptomen enige tijd aanhoudt. Wanneer het passende antipsoricum niet
wordt gecontinueerd keren ze evenwel spoedig terug. Na inname van Ignatia vanwege een groot verdriet
kan, bijvoorbeeld, het gevoel ontstaan dat Ignatia een diepe (constitutionele) verbetering bewerkstelligt.
In werkelijkheid heeft Ignatia echter slechts de gevolgen van het emotionele incident helpen opruimen,
waarbij de voorspoedige verbetering voor ruimte heeft gezorgd. In de fundamentele Phosphorus- of
Natrium muriaticum gesteldheid of de Carcinosinum-blokkade brengt Ignatia geen verandering.
De chronisch antipsorische of hereditaire sfeer wordt door een middel als Ignatia niet permanent
beïnvloed, zodat de basale tendensen zich na verloop van tijd weer manifesteren. Tijdens anamnese en
analyse schemeren de constitutielagen en andere tendensen reeds door in de symptomen. We negeren ze
soms omdat ze niet van belang zijn bij de zogeheten klassieke manier van voorschrijven.
De gebruikelijke analysemethoden maken gebruik van de meest karakteristieke symptomen. Als minder
typerend opgevatte symptomen worden voorlopig terzijde geschoven. Aldus wordt via eliminatie van
minder belangrijke symptomen doorgedrongen tot de „essentie‟ van de casus, waarop vervolgens wordt


                                                                                                       85
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-85-2048.jpg"/>
voorgeschreven. De talrijke stromingen in de homeopathie zijn evenzoveel verschillende wegen om tot</td></tr><tr><td
class=hetzelfde resultaat te komen: het vinden van het „juiste‟ middel.

Voorschrijven van het juiste geneesmiddel op de constitutie heeft vaak alleen zin wanneer er niet te
veel stoorzenders zijn die een curatieve reactie van de Dynamis belemmeren.

Een probleem dat zich hierbij geregeld voordoet is dat een kenmerkend symptoom, bijvoorbeeld met
betrekking tot verdriet, onterecht als endogeen constitutioneel symptoom wordt geduid en behandeld. In
werkelijkheid is het symptoom evenwel gerelateerd aan een incident, een voorval in het leven van de
patiënt.
Wordt nu het betreffende symptoom of de symptoomgroep bij de analyse, repertorisatie en
differentiaaldiagnose voor constitutioneel aangezien dan volgt de keuze van een mineraal middel. Maar
aangezien de gesteldheid alleen gerelateerd is aan het verdrietige voorval, is meewegen van
constitutionele symptomen voor de geneesmiddelkeuze - tijdens deze fase van het incident - niet aan de
orde en zelfs ongewenst.
Tempo en dynamiek van het minerale middel zijn doorgaans niet analoog aan snelheid en dynamiek van
het incident. Een mineraal middel dat wordt gegeven vanwege de gevolgen van een incident zal dieper
dan noodzakelijk inwerken, waardoor de constitutionele spanning toeneemt en de patiënt verslechtert.
Iedere verergering van symptomen wijst feitelijk op ongelijksoortigheid: van geneesmiddel, potentie,
dosering of frequentie.
Alle symptomen gerelateerd aan het incident dienen voor de geneesmiddelkeuze te worden
meegenomen. Bij een acuut voorval of incident is een plantaardige middel het geschiktst. De chronische
symptomen die zich tegelijkertijd blijven tonen geven dikwijls een vingerwijzing voor het minerale
constitutiemiddel dat spoedig na het plantaardige middel zal volgen.
Een gedegen onderscheidingsvermogen ten aanzien van het soort ziekte symptomen is bij de analyse van
de ziekteclassificatie van groot, misschien wel doorslaggevend belang voor effectieve behandeling. Om
de afzonderlijke symptomen van het ziektebeeld te kunnen analyseren en op waarde te schatten dient de
homeopaat te weten wat op welk moment moet worden behandeld. Symptomen geven weer hoe het
ervoor staat met de vitaliteit, de Dynamis en de pathologie.
Voor de meest gelijksoortige behandeling van de actuele toestand zullen we moeten begrijpen waar ieder
afzonderlijk symptoom vandaan komt. Elimineren of door elkaar halen van ziektesymptomen resulteert
in het voorschrijven van homeopathische middelen op een allopathische manier.
Genezing van psora zal zo uitblijven of slechts via omwegen kunnen worden bereikt.
Het voorschrift dekt niet de symptomen die de totaliteit van de ziektesoort weerspiegelen, terwijl daar
wel het zwaartepunt ligt. De volgende enigszins ingekorte casus moge ter illustratie dienen.


Casus menstruatieproblemen
Een jonge vrouw (34 jaar) komt onder behandeling vanwege menstruatieproblemen en tussentijds
bloedverlies. Ze heeft tien jaar lang de pil gebruikt maar is daar mee opgehouden toen ze kinderen wilde.
Ze werd vrijwel direct zwanger. Sinds de geboorte van haar dochtertje, drie jaar geleden, is de
menstruatie „van slag‟. De menstruatiepijnen zijn toegenomen. Soms is er krampende pijn waarbij ze
liefst plat op buik of rug in bed ligt. Graag een hete kruik op de buik, geen zin om op te staan. Beter door
warmte en bij alleen zijn. Ze wil met rust worden gelaten. Tegen de avond wordt de pijn wat minder.
Sinds de zwangerschap is de behoefte aan seks zodanig verminderd dat het bijna een aversie is
geworden. Dit leidt tot grote spanningen in de relatie. Onder de aanhoudende druk van haar partner geeft
ze weliswaar toe, maar ze ervaart het bijna als verkrachting.



                                                                                                         86
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-86-2048.jpg"/>
Het verergert de verwijdering tussen haar en haar man. Ze speelt ernstig met de gedachte zich van hem</td></tr><tr><td
class=te laten scheiden, doch durft hier niet met hem over te beginnen.
“Als ik van hem af wil moet ik als hij niet thuis is de koffers pakken en weggaan, anders komt het er
toch niet van. Bovendien durf ik er bij mijn ouders niet mee aan te komen want zij zijn stapel op hem en
ik kan toch niets goed doen, dat is altijd al zo. Daarnaast is mijn vader zo autoritair dat als ik bij mijn
ouders thuis zou komen, hij me zo weer terug naar huis brengt.”
Bij navraag blijkt oma van vaderszijde te zijn overleden aan borstkanker. Er komt veel allergie in de
familie voor. Patiënte zelf geeft aan twee keer (!) waterpokken te hebben gehad.

Een casus zoals wij ze dagelijks kunnen tegenkomen. Bij nadere beschouwing zijn er een drietal „lijnen‟
of pathologische tendensen in te ontdekken.
Ten eerste: constitutioneel.
De menstruatieklachten en alle begeleidende symptomen. Het tussentijds bloedverlies, de > warmte,
alleen zijn, met rust gelaten willen worden, het op de buik slapen en de > tegen de avond. De
vermindering van het libido en de klachten na de zwangerschap. Aversie seks. Daarbij het tien jaar
pilgebruik. Het plaatje is compleet. Op basis van de constitutionele symptomen kan met een gerust hart
Sepia voorgeschreven worden.
Ten tweede: biografie.
De relatie staat op springen. Ze voelt zich kennelijk niet opgewassen tegen haar man, laat zich voor haar
gevoel steeds „gebruiken‟, „verkrachten‟ welhaast, en durft geen stelling te nemen. Het wellicht
onnodige (?) risico is dat ze haar koffers pakt en verdwijnt. De levensomstandigheden en de manier van
reageren wijzen op Staphisagria.
Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen.
Dit betreft haar relatie met haar ouders, in het bijzonder de vader, door wie zij zich nogal heeft laten, en
nog laat, domineren. Voor haar gevoel kon ze nooit iets goed doen en bepalen haar ouders, in haar
beleving, nu nog voor haar wat er gaat gebeuren.
Daarnaast komt er in de familie bij oma borstkanker voor en heeft ze zelf tweemaal waterpokken gehad.
Kortom: indicaties voor Carcinosinum.

Wat te doen? Enkel Sepia op de constitutionele symptomen zou goed kunnen werken. Maar de
erfelijk/biografische tendensen en de aard van de relatie met haar echtgenoot zal Sepia ongemoeid laten.
Beginnen we met Carcinosinum, dan zal een stuk erfelijke belasting kunnen worden opgelost. Wellicht
wordt daarmee een bijdrage geleverd aan het ontstaan van meer evenwicht in de relatie doordat ze beter
voor zichzelf gaat opkomen.
Met Staphisagria blijven de constitutionele symptomen en de erfelijk/biografische tendensen buiten
schot en beperken wij ons tot de poging om wat ontspanning te brengen in een dreigende crisissituatie.
Aangezien Staphisagria en Carcinosinum ten dele overeenkomen in de tendens zich te laten overheersen,
heeft Carcinosinum hier een bredere relatie met de symptomatologie. Wanneer we de crisissituatie in
ogenschouw nemen heeft Carcinosinum bovendien de voorkeur boven Staphisagria. (Carcinosinum is
een nosode, Staphisagria is van plantaardige origine).
Sepia past bij de constitutionele symptomen en komt daardoor het meest overeen met de constitutioneel
miasmatisch endogene gesteldheid. (Sepia is een dierlijk middel dat desondanks door Hahnemann tot de
antipsorica werd gerekend.)
Sepia kan alleen worden gegeven, met het voor de hand liggende risico van toename van spanning in de
actuele levenssfeer. De carcinogene belasting is zowel in de erfelijke tendensen als in de individuele
levensloop te onderkennen. Carcinosinum zullen we zeker nodig hebben.
De beste mogelijkheid is om Carcinosinum en Sepia afwisselend te laten innemen. Bijvoorbeeld: ‟s
morgens Carcinosinum en ‟s middags Sepia. Zo schept Carcinosinum door het complementaire effect


                                                                                                         87
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-87-2048.jpg"/>
voor Sepia de mogelijkheid om optimaal te werken. Staphisagria houden we achter de hand voor</td></tr><tr><td
class=eventuele acute crisissituaties. In zo‟n geval kunnen we Sepia achterwege laten en Carcinosinum en
Staphisagria afwisselen.
Het accent van de geneesmiddelkeuze ligt dan op de biografie én de neiging zich te laten onderdrukken.
Dit weerspiegelt zich in de actuele „zichzelf niet kunnen zijn‟ situatie van Staphisagria. De afwisseling
van deze middelen kan maken dat ze bij zichzelf en haar eigen rust kan komen c.q blijven.

Volgens de gebruikelijke (Kentiaanse) methode zal Sepia het aangewezen middel zijn, dat wordt
voorgeschreven in eenmalige C-potentie. Komt er dan een crisis - zeker niet ondenkbaar – dan oordelen
we dat Staphisagria benodigd is. Of, blijft de crisis uit doch blijkt de patiënte het jaar erna een hevige
allergie te ontwikkelen, dan ontdekken we zonder gebruik van Carcinosinum geen greep op de casus te
kunnen krijgen. Tot die ontdekking zouden we anders ook wel zijn gekomen, want nadat enkele malen
een terugval is opgetreden, zijn we tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een blokkade. Dan pas
schrijven we Carcinosinum voor.
Een dergelijk traject heeft een langere tijdsduur en de pathologie ontwikkelt zich intussen verder. De
pathologische tendensen bestonden al lang. Ze bestaan uit verschillende aan elkaar ongelijksoortige
grootheden die afzonderlijk behandeld dienen te worden. Als wij deze tendensen waarnemen en kunnen
definiëren dan is, op grond van de ziekteclassificatie en de complementaire relaties tussen
geneesmiddelen, het in afwisseling behandelen geïndiceerd en noodzakelijk.

Voor behandeling vanuit de ziekteclassificatie, zoals door Hahnemann beschreven, is ervaring van groot
belang. Het beoordelen van de etiologie van de symptomen vereist een bijna natuurlijke „feeling‟ voor
de ziekteontwikkeling van de patiënt. Het moet een soort tweede natuur worden de ontstaansreden en
herkomst van symptomen te definiëren. Benadering vanuit ziekteclassificatie moet uiteraard niet
verworden tot een star theoretisch model of dogma. Eenmaal bekend en ingewijd in de benadering van
ziektetendensen zal het de homeopaat flexibeler, adequater, zelfverzekerder en doeltreffender maken. De
beschikbare tijd wordt efficiënter en beter benut en de resultaten zijn voor beide partijen bevredigender.
Bij de behandeling van ADHD-patiëntjes die anders hun leven slijten onder invloed van Ritalin, maakt
het veel verschil of er wordt gewerkt vanuit de hier omschreven ziekteclassificatie of vanuit de
werkwijze van de traditionele Kentiaanse school. Het eenmalig voorschrijven van een geneesmiddel,
gekozen op de vermeende totaliteit van de symptomen, zal dikwijls een behoorlijke aanslag doen op het
geduld van de ouders en onderwijzers van het kind. Behandeld vanuit de Hahnemanniaanse optiek krijgt
zo‟n kind ‟s morgens de nosode, voorgeschreven op de erfelijke belasting, en later op de dag, een- tot
tweemaal daags, het passende constitutiemiddel. Bijvoorbeeld: „s ochtends Tuberculinum en later op de
dag met enige uren tussenpoos tweemaal een dosis Calcarea phosphorica. We hebben het hier uiteraard
over LM-potenties. De wachttijd tussen de onderlinge geneesmiddelinnames neemt progressief af en de
effect van de genezende potenties neemt daarmee dramatisch toe. De behandelduur kan op deze manier
sterk worden gereduceerd en is er veelal op korte termijn, dat is: binnen enkele weken, een duidelijke en
opvallende verbetering in de klachten te bespeuren.

Zeker in de behandeling van kinderen is een voorspoedige verbetering in het klachtenpatroon van het
grootste belang omdat de vorming van de persoonlijkheid mede gebeurt op basis van de ervaringen
tijdens het leven opgedaan. Hoe meer negatieve ervaringen, hoe meer negatieve reacties uit de omgeving
op het kind, hoe groter de kans op langdurige schade bijvoorbeeld in de ontwikkeling van het
zelfvertrouwen en het zelfbeeld van het patiëntje. Wanneer de omgeving overwegend open en positief op
het kind reageerd zal dit zeker het wereldbeeld van het kind gunstig beinvloedden. Van een steeds maar
weer negatieve benadering opgeroepen door het pathologische gedrag van het kind dat ongevoelig voor
pedagogische correcties, wordt op den duur geen van de betrokkenen werkelijk beter.


                                                                                                       88
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-88-2048.jpg"/>
Alle symptomen die de patiënt produceert zijn een uitdrukking van onbalans. In die zin betekend het</td></tr><tr><td
class=elimineren van symptomen tijdens de analyse dat de patiënt „onrecht‟ gedaan wordt.
Middels de classificatie van ziekten heeft Hahnemann ons een kader geboden waarbinnen we de
ziektesymptomen van de patiënt op een genuanceerde manier kunnen synthetiseren. Dit in plaats van het
elimineren van die symptomen die niet binnen ons beeld van karakteristieken passen. Alle door de
patiënt geproduceerde symptomen zijn te herleiden tot de symptomgroepen ofwel de ziektesoort waartoe
ze behoren.
We hoeven niet op voorhand symptomen te elimineren maar geven ze de plek die ze toekomt zodat ze
hun betekenis binnen de patiënt en voor diens homeopatische behandeling behouden, ook al leiden ze op
zich op dit moment niet tot voorschrijven.
Zo maakt de ziekteclassificatie van Hahnemann een werkelijke holistische benadering van de patiënt
mogelijk. Ze heeft namelijk een achtergrond waartegen ieder pathologisch symptoom geplaatst en
beoordeeld kan worden.
Het is slechts vanuit deze classificatie dat we een werkelijk beeld van de patiënt en van alle in hem
werkzame pathologische krachten kunnen verkrijgen. Op deze wijze komen we zo adequaat mogelijk tot
een diep werkende antipsorische behandeling, de behandeling van de grondoorzaak van zijn lijden.

Zo worden de ziektesymptomen in een anamnese gezien als zijnde het gevolg van een pathologische
tendens die uitgaat van één der door Hahnemann omschreven ziektevormen.
De symptomen zijn dan het gevolg van een overerfde miasmatische belasting, of het gevolg van een
directe besmetting met psora, sycosis of syphilis, ook kunnen de symptomen het gevolg zijn van een
incident of een epidemische ziekte. Een acuut miasmatisch ziekte is een ernstige situatie waarbij de
chronische klachten van de patiënt zich op basis van provocatie door exogene maar ook endogene
factoren, zich als een totaalpakket acuut gaan manifesteren. Dit is dan ook bijna per definitie een zeer
belastende en voor de patiënt bedreigende situatie. De door Hahnemann genoemde allopatische
geneesmiddelziekten noemen we in de huidige tijd, iatrogene ziekten. Ziekten die het gevolg zijn van
gebrek aan voeding of leefregel zijn volgens Hahnemann de naam chronische ziekte niet waard. De
diversiteit van de bij één of meerdere van deze ziektevormen behorende symptomen tonen zich in iedere
patiënt die we tijdens de praktijkvoering voor consultatie ontmoeten. Tijdens het afnemen van de
anamnese dienen we alle symptomen genoteerd te krijgen en in de analyse moeten we de symptomen de
juiste plek geven. Dan pas kan beoordeeld worden tot welke ziektegroepen de symptomen behoren.
Organon §77:…"Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zichzelf op da hals
halen doordat ze zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn
te wijten aan het genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de
gezondheid ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van de noodzakelijke levensbehoeften, aan
verblijf in ongezonde, vooral vochtige streken, aan het leven in kelders, vochtige werkplaatsen,
ongeventileerde woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door
ongezonde overmatige inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz.
Deze ongezonde toestanden, die men zichzelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze
vanzelf over (als er niet ook nog een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van
chronische ziekten niet waard….".

Voetnoot 1.§206:…" Laat U bij dergelijke informaties niet misleiden door de vaak vernomen
beweringen van patiënten of hun familieleden, wanneer ze als oorzaak van chronische, ja zelfs de ergste
en meest slepende ziekten enkel maar een vele jaren geleden gevatte kou aangeven (nat worden, koude
dronk na verhitting) of een destijds ondervonden schrik, een vertillen of een ergernis (ook wel
behekserij) enz. dit soort aanleidingen zijn veel te klein om in een gezond lichaam een slepende ziekte


                                                                                                     89
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-89-2048.jpg"/>
teweeg te brengen, die jarenlang in stand te houden en ook nog van jaar tot jaar te laten verergeren,</td></tr><tr><td
class=zoals dat bij alle chronische ziekten op basis van psora het geval is. Aan het ontstaan en voortschrijden
van een belangrijke, hardnekkige oude kwaal moeten veel belangrijkere oorzaken ten grondslag liggen
dan die ongemakken die men zich nog herinneren kan.
Voor een chronisch miasma kunnen die veronderstelde aanleidingen alleen maar provocerende factoren
zijn geweest….".

Zo kunnen er bij één en dezelfde patiënt meerdere symptomen behorende tot verschillende ziektesoorten
een rol spelen. Een Sulphur patiënt met een carcinogene familiare geschiedenis kan verzeild raken in een
slepende echtscheidingsprocedure of onder een auto komen. De carcinogene tendens die zich bij deze
patiënt uit in een sterk allergisch klachtenpatroon vraagt om behandeling, de Sulphur symptomen roepen
middels de jeukende huiduitslag om Sulphur en de conflictueuze relatie met de echtgenoot vraagt om
Staphisagria of Ignatia. De beschreven situatie is zeker niet utopisch te noemen. Dagelijks ziet de
homeopaat patiënten in zijn praktijk die met een dergelijke complexe problematiek en vraagstelling
komen waarbij de symptomen betreffende de verschillende ziektesoorten vrijwel continue door elkaar
lopen. Willen we werkelijk iets wezenlijks bijdragen aan een gunstig verloop en een duurzaam
genezingsproces dan kunnen we niet volstaan met het reduceren van de patiënt tot zijn vermeende
constitutiemiddel. Echter het volstaat in deze ook niet de patiënt uitsluitend Staphisagria of Ignatia voor
te schrijven omdat dit slechts de symptomen dekt die gerelateerd zijn aan de in dit geval huiselijke
omstandigheden. Carcinosinum zal een grote bijdrage leveren aan het neutraliseren van de erfelijke
carcinogene belasting, de patiënt wat vrijer maken, minder gevoelig voor een dominante omgeving en de
allergie doen afnemen, zal echter de constitutie van de patiënt niet verder kunnen optimaliseren.
Zo zal iedere patiënt met zijn eigen symptoomcomplex komen welke vervolgens uit elkaar gerafeld dient
te worden in welke symptomen bij welke ziektevorm horen. Pas dan is de tijd gekomen voor de bepaling
van de karakteristieke symptomen en vervolgens de symptoom waardering bij de verschillende
ziektevormen die in de patiënt een rol spelen, toe te passen. Het zwaartepunt dient dan bij de meest
urgente symptomen die de meest op de voorgrond tredende ziektesoort vertegenwoordigen te liggen.
Voor het bovengenoemde betekend dit dat wanneer de relationele problematiek zeer sterk op de
voorgrond treedt, bijvoorbeeld Staphisagria geïndiceerd is. Deze heftige emotionele toestand kan ten
gevolge hebben dat alle symptomen betreffende de huid en de allergie tijdelijk de wijk nemen en naar de
achtergrond verdwijnen. Het is de situatie waarbij volstaan kan worden met het voorschrijven van alleen
Staphisagria. Dit geneesmiddel zal de spanningen betreffende de relatieproblemen hanteerbaar maken en
de patiënt voor verdere emotionele escalatie behoeden.
Een andere, veelvoorkomend reactiepatroon is dat onder de onderhavige spanningen de huidsymptomen
gigantisch verergeren waarop Staphisagria geen afdoende antwoord blijkt te zijn. Veelal blijkt dan dat af
en toe een dosis Sulphur, in deze passend bij de constitutie van de patiënt, niet alleen de huiduitslag
rustiger zal maken maar ook een adequate reactie op de Staphisagria zal ondersteunen. Bij gevoelige
patiënten echter is het in deze wenselijk om Carbo vegetabilis of Carbo animalis te geven in plaats van
Sulphur, en de Sulphur pas dan voor te schrijven wanneer de dynamus weer in rustiger vaarwater is
teruggekeerd. Wanneer de patiënt weer in betere doen is dus. Afhankelijk van de symptomen, Carbo
vegetabilis en of animalis dienen in deze vanuit verschillende invalshoeken het zelfde doel als Sulphur.
Deze beide geneesmiddelen geven echter veelal een rustiger en dus voor de patiënt gunstiger
reactiepatroon te zien. Ook wanneer een patiënt heftig reageert op Psorinum is Carbo vegetabilis, of in
andere gevallen Thuya, een rust en genezing bevorderend complement.
Ook kan bij onze patiënt in Staphisagria omstandigheden de Carcinogene tendens zich middels de
genoemde allergische klachten manifesteren. Het voorschrijven van Carcinosinum zal de allergische
symptomen doen afnemen en de patiënt stimuleren meer zijn eigen plek en ruimte in te nemen, aldus de
Staphisagria direct ondersteunen in haar effect. In deze emotionele problematiek betreffende de neiging


                                                                                                        90
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-90-2048.jpg"/>
zich te laten domineren door familiare en of relationele omstandigheden zijn deze beide geneesmiddelen</td></tr><tr><td
class=dan ook elkaar‟s directe complement. Carcinosinum vanuit de erfelijke belasting "ailments from
domination" en "from excessive parental control", en Staphisagria gerelateerd aan de actuele
problematiek die echter niet altijd een zware biografische of erfelijke voorgeschiedenis dient te hebben.
De Staphisagria situatie kan voor de patiënt in zijn of haar leven beperkt zijn tot de actuele situatie.
Vinden we echter meerdere voorbeelden in de biografie die gekarakteriseerd worden door de zelfde
„slachtofferige‟ Staphisagria kenmerken, dan kunnen we spreken over biografische incidenten, wat wil
zeggen dat er sprake is van recidiverende problematiek.

In de anamnese kunnen we een onderscheid maken m.b.t welke symptomen tot welke ziektegroep
behoren.
Tijdens het classificeren en waarderen van de symptomen zien we gaandeweg waar het zwaartepunt of
de zwaartepunten bij de onderhavige patiënt liggen. Aan de hand hiervan kan de homeopaat besluiten op
welke tendens(en)en op basis van welke symptomen bij de patiënt voorgeschreven dient te worden.
In de evaluatie en duiding van de symptomen van de patiënt is de juiste plaatsbepaling van de
symptomen van belang om te kunnen beoordelen met welke ziektevorm we bij iedere afzonderlijke
patiënt van doen hebben. Het is de juiste plaatsing van de symptomen die het eerste grote onderscheid
mogelijk maakt waarna de verdere details een verdere differentiatie richting geneesmiddelkeuze
mogelijk maken.

In het nu volgende stukje worden een aantal aanwijzingen gegeven hoe tot een juiste classificatie
gekomen kan worden.

Vragenlijst voor van het benaderen van casuïstiek vanuit de ziekteclassificatie van Hahnemann.

De bedoeling van deze vragenlijst is een hulp te zijn bij de benadering van het „beeld‟ en de
symptomatologie van de patiënt om vervolgens te kunnen beoordelen met welke soort ziekte we te
maken hebben.
Als we deze vragen goed kunnen beantwoorden moet het mogelijk zijn een goed gemotiveerde „ingang‟
te kiezen voor de behandeling van iedere patiënt maar vooral de chronisch zieke patiënt.
De vragen verwijzen naar: incidenten (ook de zich herhalende biografische incidenten), tussenziekten
(collectieve ziekten, morbi intercurrentes of epidemische ziekten), acuut miasmatische ziekten,
chronisch miasmatische ziekten, (psorisch, sycotisch en syphilitisch) en de manifestaties van erfelijke
tendensen.
Het doel is te komen tot het voorschrijven van het op het psora miasma geïndiceerde antipsorisch
minerale constitutie middel, maar zo, dat er ook een gunstige, curatieve reactie verwacht mag en kan
worden. Vaak is er echter iets nodig, zeker in gecompliceerde ziektegevallen, om de psora „in de juiste
baan te brengen‟ pas waarna de patiënt goed adequaat en curatief kan reageren.

Vraag1 - Heb ik een goed beeld van de patiënt en zijn problematiek ?, correspondeert mijn beeld met de
realiteit van de patiënt ? Wat is het beeld, inclusief het ziektebeeld, dat ik van de patiënt heb?

Bijvoorbeeld: Met welke ziektevorm heb ik te maken? Betreft het een acute ziekte, een chronische
ziekte, een acuut miasmatische ziekte, een genees-middelziekte, of het uitbreken en manifesteren van
erfelijke tendensen?
Hoe heftig en intens of hoe traag en stroperig verloopt de symptomatologie? Wat is de dynamiek?

Vraag 2 - Zijn de symptomen van de patiënt verklaarbaar uit zijn of haar omstandigheden?


                                                                                                      91
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-91-2048.jpg"/>
Als de symptomen verklaarbaar zijn vanuit de leefomstandigheden is er veelal sprake van een</td></tr><tr><td
class=tussenziekte of een incident. In geval van een tussen-ziekte of een epidemische ziekte kan het zijn dat er
bijvoorbeeld iets „heerst‟, een soort buikgriep, collectieve virale dan wel bacteriële infecties, etc.
In geval van een incident zijn de stoorfactoren vaak te vinden in de persoonlijke leefomstandigheden of
in de biografie van de patiënt. Deze stoorfactoren kunnen zich op alle gebieden van het menselijk leven
afspelen, op relationeel niveau, met partner, ouders of andere familie. Financiële of zakelijke perikelen,
onrechtsituaties verdrietelijkheden, tegenslagen, ergernissen frustraties, teleurstellingen, voor zover ze
gerelateerd zijn aan actuele problematiek. Heel belangrijk is natuurlijk wat er speelt in het persoonlijk
leven, hoe de patiënt deze problematiek ervaart en hoe hij vervolgens op deze omstandigheden reageert.
Dit alles is zeer illustratief beeldvormend en geeft een goed inzicht in welke symptomen in deze situatie
als karakteristiek gezien dienen te worden. Ieder mens reageert immers op gegeven omstandigheden op
een voor hem of haar specifieke wijze.
Dit onderscheid tussen de verschillende wijzen van reageren maakt een vervolgens een goede
geneesmiddelkeuze voor deze individuele patiënt die in dit „incident‟ betrokken is mogelijk.
Bij het voorschrijven van een geneesmiddel voor de patiënt op deze levenssituatie of omstandigheden
kies dan na analyse bij de gerepertoriseerde rubrieken bij voorkeur uit de plantaardige of dierlijke
middelen. Dit zijn de geneesmiddelen die de patiënt in deze het voorspoedigst uit de huidige impasse
kunnen halen en hem helpen de balans in het leven te hervinden, om de behandeling van de chronische
ziekte te kunnen continueren.

Vraag 3 - Is er in de leefwereld van de patiënt geen verklaring te vinden voor het klachtenpatroon, dan
kunnen we spreken van een chronische ziekte met een endogene miasmatische oorzaak

Als er in de leefomstandigheden van de patiënt geen aanleiding dan wel oorzaak te vinden is voor de
actuele symptomen van de patiënt dan kunnen we stellen dat de oorzaak voor de symptomen in de
constitutie van de patiënt gelegen moet zijn. Deze symptomen hebben dan een endogeen constitutionele
oorzaak en zijn dus psorisch, sycotisch of syphilitisch miasmatisch van origine..
Hoe uitten de ziektesymptomen zich, acuut of chronisch? In geval van acuut miasmatische
symptomatologie bij de patiënt die al homeopatisch constitutioneel behandeld wordt, kan het tot op dat
moment gebruikte minerale constitutionele geneesmiddel dat immers passend is bij de miasmatische
constellatie, eerst een paar keer met kortere intervallen herhaald worden. Indien de patiënt hier niet
curatief op reageert is het noodzakelijk de ziektesymptomen te evalueren om vervolgens op de acute
symptomen een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voor te schrijven. Veelal zal dit acute
homeopatische geneesmiddel complementair aan het minerale constitutiemiddel blijken te zijn.
Bij een nieuwe situatie, een voor de homeopaat nieuwe en onbekende patiënt is het verstandig op basis
van de acute symptomen bij voorkeur eerst een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voorschrijven en dit
na herstel van de acute ziektesituatie te laten volgen door het geïndiceerde minerale constitutiemiddel.
Het is het minerale antipsorisch werkende geneesmiddel dat de genezing een duurzaam karakter zal
kunnen geven en de patiënt kan behoeden voor acuut miasmatische terugvallen in de chronische
gesteldheid.

Vraag 4 - Indien chronisch, hoe is het verloop van de ziektedynamie: psorisch, sycotisch, syphilitisch?

De snelheid in het verloop van de chronische symptomen geeft een indruk van hun miasmatische
achtergrond. De heftigheid in de dynamiek geeft tevens een goede indicatie voor de frequentie waarin
het passende geneesmiddel voorgeschreven dient te worden.



                                                                                                       92
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-92-2048.jpg"/>
Er dient te worden voorgeschreven op de symptomen en de dynamiek van het meest op de voorgrond</td></tr><tr><td
class=tredende miasma. De hoogte van de potentie de grootte van de dosis en de frequentie van inname dient
in overeenstemming met de dynamiek, het karakter van het ziek zijn en de mate en het niveau van
ontwikkeling van de pathologie. Het geneesmiddel in deze situaties kan en zal veelal het mineraal
geïndiceerde constitutiemiddel zijn. De psora is in de juiste baan, de patiënt reageert curatief, er zijn
geen storende incidenten of epidemische ziekten. De constitutie van de patiënt is in relatieve rust, de
symptomen zijn duidelijk evenals het geïndiceerde geneesmiddel. In zo‟n situatie kan bij goed diep en
curatief reageren het minerale antipsorische geneesmiddel gegeven worden tot wat in de homeopathie de
„eindverergering‟ genoemd wordt. Met de eindverergering bedoelde Hahnemann de situatie dat de
patiënt na een langere periode gebruiken van het voor hem of haar minerale constitutie middel, aan het
eind van de innames een lichte terugval in de oorspronkelijke symptomatologie bespeurt. Dan dient de
patiënt te stoppen met de geneesmiddelinnames. Het begrip eindverergering is in deze uitsluitend
voorbehouden aan het minerale constitutiemiddel.

Organon §280:.."Zo lang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in
geleidelijke verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een
of meer van zijn oude,oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
gemodificeerd (§274), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk, dat het
levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,
om daardoor het gevoel voor de natuurlijke ziekte kwijt te raken ( §148). Het laat zien, dat het
levensbeginsel nu bevrijd raakt van de natuurlijke ziekte en alleen nog maar wat last begint te krijgen
van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopatische verergering pleegt te
noemen…".

Zo vormt de eindverergering het teken dat de patiënt zeer waarschijnlijk is genezen van de psorisch
chronisch miasmatische ziekte. Alle andere homeopatische verergeringen die zich gedurende de
behandeling bij de minerale geneesmiddelen maar ook bij de niet minerale geneesmiddelen kunnen
voordoen, hebben een andere oorzaak en reden en verdienen derhalve niet het predikaat eindverergering.

Vraag 5 - Is er sprake van een klachtenpatroon behorende bij een ziekte-tendens zoals die in de familie
van de patiënt voorkomt?

De erfelijke belastingen vormen een indicatie voor het gebruik van de daarbij horende nosoden. De
hereditaire tendens ontstaat doordat de ziekten waarmee het voorgeslacht is geconfronteerd niet goed tot
een oplossing zijn gebracht en niet tot immuniteit aanleiding hebben gegeven. Zoals we ook de kleur van
de ogen en haren via overerving meekrijgen worden deze ziektetendensen ook als een soort aangeboren
„zwaktes‟ of pathologische tendens meegegeven. Heeft het voorgeslacht wel immuniteit als „vermogen‟
opgebouwd, werkt dit op positieve wijze door in het nageslacht als verminderde predispositie,
verminderde vatbaarheid ofwel verhoogde immuniteit.
Afhankelijk van de duidelijkheid van het beeld betreffende de erfelijke belasting kan er alleen een
nosode voorgeschreven worden, of een nosode in afwisseling met een plantaardig of mineraal
geneesmiddel voorgeschreven op de overige symptomen (behorende bij het incident, de tussenziekte of
de constitutionele symptomen van de patiënt). Dit betekend dat de op de verschillende ziektesoorten
geïndiceerde geneesmiddelen in afwisseling voorgeschreven dienen te worden. In afwisseling omdat
beide gerechtvaardigd zijn door de zich manifesterende symptomatologie die te herleiden zijn naar hun
verschillende pathologische oorsprong.



                                                                                                        93
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-93-2048.jpg"/>
Bij voorkeur schrijven we, zoals de ervaring leert, de nosode het eerst en hoger gedynamiseerd voor dan</td></tr><tr><td
class=het op de andere symptomen geïndiceerde plantaardige of minerale geneesmiddel dat dan bij voorkeur in
lagere L.M potentie dient te worden voorgeschreven.
De erfelijke belasting, als predispositie voor ziekte, zal anders blokkerend werken op de curatieve actie
van het minerale of plantaardige geneesmiddel of op de reactie van de dynamus daarop. Als de nosode
wat hoger gedynamiseerd wordt voorgeschreven dan het plantaardige of minerale geneesmiddel zien we
deze genezing blokkerende conflict- situatie niet meer of veel minder.




                                                                                                      94
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-94-2048.jpg"/>
Vraag 6 - Is er sprake van klachten ten gevolge van geneesmiddelgebruik de zgn. iatrogene ziekte,</td></tr><tr><td
class=schrijf dan het geneesmiddel voor behorende bij de relevante symptomen, eventueel een tautopatisch
middel (Een tautopatisch middel is een geneesmiddelpotentie gemaakt van het allopatische middel dat
het probleem veroorzaakt).

We spreken hier veelal van een situatie waarbij de patiënt of al een langere tijd een bepaald allopatisch
geneesmiddel heeft gebruikt, of door een allergische reactie op een bepaald medicament mogelijk schade
heeft opgelopen waardoor er deze niet meer op de geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen kan
reageren. Het specifiek op deze „blokkade‟ voorschrijven zal dan veelal de oplossing blijken te zijn voor
de gerezen problemen. Als tautopatische middelen worden bijvoorbeeld gebruikt penicillinum bij het
gebruik en verkeerd reageren op penicilline, prednisolonum bij het misbruik en de gevolgen van
prednison etc. etc. De praktijk van alle dag staat bol van voorbeelden. Veelal worden echter eerst de
reeds bekende homeopatische geneesmiddelen voor deze situaties gebruikt zoals: Sepia bij pilgebruik,
Nux-v. bij gebruik van tranquillizers, Sulphur of Carbo-v. bij klachten ten gevolge van het gebruik van
antibiotica etc... Natuurlijk dient er ondanks de ogenschijnlijke oorzaak altijd op de symptomen te
worden voorgeschreven, veelal blijken het echter de genoemde middelen te zijn.
Is er voldoende zicht op de overige ziekte symptomatologie, dan kan er in overeenstemming met deze
symptomen (incident, tussenzieke, miasmatische belastingen etc.) voorgeschreven worden in afwisseling
met het geïndiceerde geneesmiddel bij de iatrogene ziekte. Door het complementaire effect versterken ze
elkaar in hun effect op de patiënt, daar waar ze indien onbehandeld elkaar alleen maar blokkeren.
Zo vinden we in het repertorium onder het hoofdstuk „generals‟ de sub rubriek „medicine‟ en „allopathic
abuse‟ de geneesmiddelen die dienstig zijn in het neutraliseren van de negatieve reacties op het gebruik
van diverse allopatische medicatie. Natuurlijk vertoont de patiënt ook hier niet het specifieke
constitutionele beeld van het homeopatisch geneesmiddel wat ter neutralisatie ingezet dient te worden.
Het is dan ook niet geïndiceerd als constitutiemiddel. Dit geneesmiddel wordt veelal op beperkte
symptomatologie ingezet. Merendeels omdat de patiënt op het geïndiceerde constitutiemiddel niet
adequaat reageerde.
Vraag 7 - Is er sprake van een geblokkeerd reactie patroon op het geïndiceerde en voorgeschreven
minerale constitutionele geneesmiddel ? Waardoor?

*Psorische indifferentie?
*Erfelijke belasting?
*geneesmiddelgebruik?
*omstandigheden, biografische elementen?

Schrijf dan voor op de verstorende factor. Reageert de patiënt goed op het geneesmiddel voorgeschreven
op de ziekteverwekkende of onderhoudende omstandigheden dan mogen we ook verwachten dat de
patiënt goed zal reageren op het dieper werkende antipsorische minerale constitutiemiddel. Dit kan dan
vervolgens voorgeschreven worden eventueel, zolang noodzakelijk, in afwisseling met het geneesmiddel
dat voorgeschreven werd op de acute ziektesituatie of blokkade. Dit tot een ongehinderde curatieve
reactie op het constitutionele minerale geneesmiddel plaatsvindt. Pas dan is het verantwoord het
ondersteunende geneesmiddel weg te laten.

De genoemde psorische indifferentie komen we in de behandeling van de patiënt daar tegen wanneer er
na een aanvankelijk positief en curatief reageren plotseling een eind gekomen lijkt te zijn aan de
gevoeligheid van de dynamus voor homeopatische prikkels. Wat we ook doen in potentie en dosering
met het geïndiceerde homeopatisch minerale constitutiemiddel, de patiënt reageert niet of met
verergeringen, welke vervolgens niet omgezet worden in verbeteringen in het welbevinden van de


                                                                                                      95
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-95-2048.jpg"/>
patiënt. Hier vinden we de indicatie voor wat we in de homeopathie het gebruik van „tussenmiddelen‟</td></tr><tr><td
class=noemen.

Chronische ziekten blz.155:.."overigens zal het, naarmate enige veranderingen in de symptomen
optreedt, ook hier vaak nuttig zijn tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te
voegen, eveneens in verschillende potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk
worden). Niet zelden kan ter afwisseling naar gelang van de omstandigheden een dosis Nux vomica C30
of ook mercurius (C30) worden gegeven…"..
Dit voor wat betreft de behandeling van primaire psora die in deze fase nog min of meer het karakter
draagt van een acute ziekte.

Chronische ziekten blz. 156:.."Maar toch ontstaan er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal
tevoren allopatisch verknoeide ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer
eens een dosis Sulphur of Hepar sulphuris te geven (al naar gelang van de symptomen). Dat moet ook
als de patiënten al eerder verknoeid waren door grote allopatische zwaveldoses en door
zwavelhoudende baden. In die gevallen geven we eerst een dosis Mercurius C30.

Opvallend is dat Hahnemann kennelijk ongeacht de symptomen Mercurius gebruikt als antidote voor de
overdosering met zwavel. Vanuit de classificatie van ziekten is dit echter heel helder en inzichtelijk te
maken.
Zoals ook in alle bovengenoemde situaties veranderd de patiënt niet spoorslags in een constitutionele
Nux vomica of Mercurius patiënt. Constitutionele Nux vomica en Mercurius patiënten bestaan vanuit de
optiek van Hahnemann niet, en dus zijn de indicaties voor deze geneesmiddelen in bovengenoemde
situaties andere dan constitutionele.
De benadering vanuit Organon en Chronische ziekten, vanuit de ziekte-classificatie en de daaraan
gekoppelde miasmaleer brengt een veel groter begrip van de patiënt en de therapeutische mogelijkheden
van de homeopathie binnen het bereik van de homeopaat.
Als we onderkennen dat we alle elementen zoals we deze in de ziekteclassificatie omschreven vinden bij
al onze patiënten tegen kunnen komen geeft dat heel veel richting aan de behandeling door de
homeopaat.
Van nu af aan weet de homeopaat altijd wat hij aan het doen is, wat hij aan het behandelen is, met andere
woorden, waar de patiënt zich bevind in de constitutiebehandeling en waar hij naar toe moet, het geeft
duidelijker richting aan tijdens de behandeling.
Het is het doel om vanuit de periferie van de patiënt, vanuit de problemen in de biografische sfeer, mede
door hem te verlossen van de knellende erfelijke pathologische belastingen, te komen tot het
voorschrijven op de diepste endogene miasmatische verstoringen, voornamelijk de psorische. Dit om
door het neutraliseren van de psorische belasting de patiënt de mogelijkheid te geven een vernieuwde
gezondheid te verwerven. Zo hebben de plantaardige, de dierlijke geneesmiddelen, de tautopatische
middelen en de nosoden als functie het neutraliseren van die belemmeringen die de werkelijke endogene
antipsorische genezing door de minerale constitutionele geneesmiddelen in de weg staan. Ze staan als
het ware om de minerale middelen heen om hun werking mogelijk te maken te bevorderen en te
ondersteunen. Het is daarom dat Hahnemann ze benoemde als behorende tot de meer algemene of
overige homeopatherapie. In de praktijk van alle dag is het werken vanuit de achtergrond van de
ziekteclassificatie zeer praktisch en effectief. De verschillende geneesmiddelgroepen worden dan daar
gebruikt waar hun grootste geneeskrachtige vermogen ligt, en op dat moment dat het aan de orde is,
geïndiceerd door de geclassificeerde symptomatologie.
Het hebben van inzicht in de miasmatische belastingen, de ziekteclassificatie en ziektedynamica is bij
deze wijze van voorschrijven voorwaarde.


                                                                                                      96
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-96-2048.jpg"/>
Het is de taak van de homeopaath de verschillende pathologische tendensen in de anamnese te traceren</td></tr><tr><td
class=aan de hand van de symptomen van de patiënt. De karakteristieke symptomen behorende bij iedere
pathologische tendens worden bepaald, en de bijbehorende geneesmiddelen worden voorgeschreven op
een wijze en in een frequentie passend bij hun dynamiek. Opdat als gevolg van het uiteindelijke
antipsorische effect van de behandeling de patiënt zich kan verheugen in een duurzaam herwonnen
gezondheid, hetgeen genezen wordt gemoemd.

Samenvatting:
Het einddoel van de homeopatische behandeling is de antipsorische behandeling van de dynamus.
In de analyse maken we gebruik van het classificeren van de symptomen van de patiënt als behorende bij
de verschillende ziektevormen.
Het classificeren is een synthetiserend proces (niet een eliminerend, symptoom verwijderend proces).
De holistische benadering van de patiënt wordt door het classificeren mogelijk.
Pathologische tendensen kunnen middels het classificeren al in een vroeg stadium onderkend worden.
De behandelmogelijkheden worden navenant effectiever.




                                                                                                   97
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-97-2048.jpg"/>
9 Het gebruik van de complementaire effecten van homeopatische geneesmiddelen in</td></tr><tr><td
class=ziekte beelden en ziektedynamica.

Zoals we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien heeft de patiënt over het algemeen te maken met
een diversiteit aan klachten die we vanuit de ziekteclassificatie omschrijven als uitdrukking van
verschillende ziektesoorten.(incident, miasmatisch, hereditair, epidemisch etc.)
Bij ieder ziektesoort hoort een groep geneesmiddelen waardoor er een hiërarchie tussen de verschillende
homeopatische geneesmiddelgroepen ontstaat. Zo komen de homeopatische geneesmiddelen in
onderlinge verhouding tot elkaar te staan. Het zijn deze onderlinge verhoudingen die we in de materia
medica terugvinden onder de vermelding geneesmiddelrelaties. Deze blijken bij het opeenvolgend
voorschrijven van homeopatische geneesmiddelen belangrijk te zijn. Zo kennen we een aantal
onderlinge verhoudingen tussen geneesmiddelen.

Wanneer onder de noemer geneesmiddelrelaties de onderlinge relatie wordt benoemd als antidote houdt
dit in dat de werking van het eerst gegeven geneesmiddel door het 2e en later gegeven geneesmiddel
wordt geantidoteerd.
Dit betekend dat het tevoren gegeven geneesmiddel wordt stopgezet en zijn werking niet langer kan
voortzetten.
Af en toe wordt van dit onderlinge vermogen van homeopatische geneesmiddelen bewust gebruik
gemaakt ten einde geneesmiddelverergeringen te voorkomen of weer in de hand te krijgen. De
homeopaath zoekt dan naar het geneesmiddel dat passend bij de symptomen zich tot het gegeven
geneesmiddel als antidote verhoudt. Vaak gebeurt het als een soort noodgreep die bij correct
voorschrijven slechts zelden hoeft te worden toegepast.
Er is echter een veel charmantere en mildere manier van het neutraliseren van een overreactie op
homeopatische geneesmiddelen. Deze wordt bij de L.M. methode veelvuldig wordt toegepast teneinde
een optimaal verloop in het genezingsproces te bewerkstelligen maar kan ook bij het gebruik van C
potenties zeer wel dienst doen.
Regelmatig wanneer er een verergering optreedt als reactie op een homeopatisch geneesmiddel is er
sprake van het gebruik van een onjuiste potentie, van een te grote of te frequente dosering. Het is de
combinatie van de hoogte van de potentie maar meestal vooral de hoeveelheid van het geneesmiddel dat
is ingenomen dat de verergering veroorzaakt.

Het gemakkelijkst en het meest geruisloos laat zich deze overreactie neutraliseren door hetzelfde
geneesmiddel, in de zelfde potentie, in een verder verdunde, dosis na slechts 2x schudden nogmaals te
geven en eventueel daarna nogmaals.

Totdat de dynamus zich weer op een milde en constructieve manier laat stimuleren. Hiervoor is echter
wel noodzakelijk dat de homeopaath het geneesmiddel in vloeibare vorm voorschrijft omdat alleen in
vloeibare vorm de verdere dynamisering van het geneesmiddel tussen iedere volgende inname mogelijk
wordt. Ook in de 4e editie van het Organon heeft Hahnemann zich hierover uitgelaten.

Organon 4e editie 1829, §269:…."                                         Dat iedere artsenij het
duidelijkst en vergelijkbaarst in oplossing werkt maakt dat de verstandige genezer (Heilkünstler) alle
geneesmiddelen zo(in oplossing) voorschrijft die door hun natuur niet verlangen dat men ze in
poedervorm aanwend…."..




                                                                                                    98
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-98-2048.jpg"/>
Het gegeven geneesmiddel dat als antidote is voorgeschreven is gelijk aan het geneesmiddel dat de</td></tr><tr><td
class=verergering veroorzaakte, door de vloeibare potentie zeer gering te verhogen en de dosis sterk te
reduceren wordt het 2e geneesmiddel slechts gelijksoortig aan het voorgaande en niet meer gelijk. Deze
dosis vormt dan tegelijkertijd de optimale prikkel voor het hierboven omschreven doel, het antidoteren
van de overreactie. Na het neutraliseren van de overreactie zal een volgende, meer passende dosis van
het geneesmiddel de dynamus tot de gewenste milde reactie kunnen stimuleren.

Innimical betekend vijandig, hetgeen wil zeggen dat de betreffende geneesmiddelen niet na elkaar
gegeven kunnen worden omdat dat voor de patiënt vervelende gevolgen kan hebben. Er kunnen heftige
verergeringen optreden tot een ziektecrisis aan toe, een risico dat men zeker loopt in geval van ernstige
pathologie of bij patiënten die substitutietherapie nodig hebben zoals bijvoorbeeld insuline. Dit
innimical fenomeen doet zich echter alleen voor bij het gebruik van C potenties. Als de homeopaath
L.M. potenties gebruikt komt dit nadeel van innimical relatie te vervallen en kunnen alle mogelijk
geïndiceerde geneesmiddelen naar behoefte door elkaar gebruikt worden zonder zat men bang hoeft te
zijn voor vervelende reacties vanwege onderlinge geneesmiddelconflicten.

Following well betekend zoals de woorden al aangeven dat de vermelde geneesmiddelen goed op elkaar
volgen.
Het laatst gegeven geneesmiddel wordt dan niet in zijn werking gehinderd door de mogelijke na effecten
van het daarvoor gegeven homeopatisch geneesmiddel. Het eerst gegeven geneesmiddel draagt echter
ook niet actief bij aan een betere reactie op het daaropvolgende. Deze geneesmiddelen bezitten zogezegd
wanneer in C potentie gegeven wel een positieve verhouding tot elkaar. Wederom wanneer
voorgeschreven wordt in L.M.potenties verdragen alle verschillende geneesmiddelen zich onderling
goed en komen in een complementaire verhouding tot elkaar te staan.

Compatible houdt in dat de invloeden van de verschillende geneesmiddelen elkaar verdragen, elkaar
niet verstoren maar ook niet elkanders werking ondersteunen of benadrukken. Meestal is de compatible
situatie die waarbij het eerste geneesmiddel waaneer zijn werkingsduur nog niet totaal verstreken is, in
zijn actie niet verstoord wordt door het tweede er bijkomende homeopatische geneesmiddel. Ze
verdragen elkaar en kunnen naast elkaar bestaan. Bij het voorschrijven van Centisimale potenties is dit
een geruststellende gedachte. Het zal in ieder geval de patiënt niet in problemen brengen, ook niet
wanneer een geneesmiddel onverhoeds onterecht zou zijn voorgeschreven.

De complementaire relatie wordt gezien als de meest positieve onderlinge relatie tussen verschillende
geneesmiddelen en is die relatie waarbij ze elkaar ondersteunen en versterken in hun onderlinge effect
op de patiënt. Het is dan alsof de effecten van de geneesmiddelen samenwerken, elkaar bevorderen en
een soort win-win situatie creëren. Het is deze verhouding die we complementair noemen. De
complementaire relatie is homeopatisch de meest wenselijke situatie omdat de rendementen van de
verschillende geneesmiddelen optimaal tot hun recht komen ten gunste van de patiënt.
Als er bij een volgend voorschrift tussen het nieuwe en het voor laatste geneesmiddel een
complementaire relatie bestaat, strekt dit tot aanbeveling van het nieuwe voorschrift.
Bestaat de complementaire relatie dan geniet het complementaire geneesmiddel bij „gelijk‟ geïndiceerd
zijn van een ander geneesmiddel, meestal de voorkeur. Het is dit vraagstuk dat speelt bij het gebruik van
C potenties. Wanneer de geneesmiddelen in L.M.potentie worden voorgeschreven spelen conflictrelaties
geen enkele rol meer en gaan alle geneesmiddelen zich als zijnde complementair aan elkaar gedragen.




                                                                                                      99
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-99-2048.jpg"/>
Zoals geneesmiddelen zich als complementair ten aanzien van elkaar gaan gedragen in L.M.potenties, zo</td></tr><tr><td
class=verhouden zich ook de verschillende ziekte soorten, zoals door Hahnemann beschreven in Organon en
Chronische ziekten, ten opzichte van elkaar.
Zo kan iemand die chronisch psorisch ziek is ook onder een auto komen. Op dat moment is de Arnica
die geïndiceerd is op basis van het acute trauma complementair ten aan zien van de ziektesoort onder
welke deze patiënt met een chronische Sulphur constitutie gebukt gaat. Het is immers deze Sulphur
patiënt die het ongeluk ondergaat.
Een groot verschil tussen de Arnica staat van zijn, op basis van het acute incident, en de chronische
Sulphur constitutie is dat de eerste de laatste in alle opzichten zal domineren.
De heftigheid en de kracht van het incident, de acuut dynamische verstoring, zal de werking van de
daarvoor gegeven Sulphur sterk afremmen of zelfs totaal blokkeren. Geven we in deze situatie wel de
Arnica waar de patiënt middels de symptomen om vraagt, dan werkt de Sulphur vaak nog even door.

Chronische ziekten blz. 157:.."Deze methode, via ruiken het gepotentieerde middel op de patiënt te laten
inweken, heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de
chronische ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk
weer uit de weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere
sterkte via ruiken laten ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft
zodoende ook het snelste baat, zodat de voortzetting van de behandeling der chronische ziekte ook het
minst wordt opgehouden. Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het
tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de
dosis van het ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden, dat zijn werking slechts juist
toereikend is om het nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn
werking te kunnen voortzetten….".

Volgens de ervaring van Hahnemann is de dynamus bij machte, terwijl het zwaartepunt van dat moment
op het neutraliseren van het incident ligt, in de diepte de reactie op het tevoren ingenomen antipsorische
geneesmiddel voort te zetten. Ondanks het incident gaat de genezing van de chronische ziekte in de
diepte, omdat deze van een totaal andere intensiteit en kracht is, gewoon door. Zeker daar waar de
invloed van de tegenslag door passend homeopatisch voorschrijven tot een minimum beperkt wordt.
Het antipsorische geneesmiddel werkt door terwijl er een ander geneesmiddel (plantaardig of dierlijk van
origine) op het incident wordt voorgeschreven. Sterker nog wanneer de invloed van het incident zo snel
mogelijk wordt geneutraliseerd werk het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel vaak nog enige
tijd door, terwijl het waarschijnlijk anders geblokkeerd zou worden door de gevolgen van het incident.
In deze werken de geneesmiddelen op het incident en de chronische ziekte als in complementaire
verhouding.

Toen Hahnemann in 1835 de Chronische ziekten schreef werkte hij nog uitsluitend met Centisimale
potenties, de potenties waarbij zich ook conflictrelaties voor kunnen doen. In de laatste 5 jaren van zijn
leven, de Parijse periode, heeft hij gewerkt aan en met de nieuwe potenties die alle beperkingen die aan
de C potenties kleven niet meer zouden blijken te bezitten. Volgens Hahnemann zijn de L.M. potenties
dan ook ver superieur aan de C potenties.

Organon voetnoot 1 §276:…"De lof, die in de laatste tijd door enkele homeopathen wordt toegezwaaid
aan de groter doses, berust voor een deel op het feit, dat ze de lagere potenties van de aan te wenden
medicijn gebruikten volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren
bij gebrek aan beter weten heb gedaan) …….".



                                                                                                      100
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-100-2048.jpg"/>
Voor Hahnemann waren de C potenties de lagere potenties daar deze tussen iedere potentie slechts 2 à 5</td></tr><tr><td
class=maal geschud werden tegenover de L.M. potentie 100 maal. Ook zijn het de C potenties die de grotere
doses bevatten daar deze potenties slechts 1op 100 worden verdund.
De verdunning van de L.M potentie is 1 op 50.000 en deze bevat dan ook een evenredig geringere dosis
van de oorspronkelijke geneesmidelsubstantie..
Dat de conflictrelaties bij het gebruik van L.M. potenties verdwijnen heeft in de behandeling van de
incidenten het grote voordeel dat deze de behandeling van de chronische ziekte niet ingrijpend verstoord.
Dit is bij het correcte gebruik van C potenties al niet het geval. Bij L.M. gebruik kunnen we op basis van
het complementaire effect zelfs overwegen het acute geneesmiddel, zo lang het nodig blijkt, af te
wisselen met het geneesmiddel dat voorgeschreven was op de chronisch psorische constitutionele
symptomatologie.

Uit ervaring blijkt dan vervolgens dat het geneesmiddel voorgeschreven op de chronisch constitutionele
symptomen beter gaat werken wanneer het geneesmiddel op het incident, zolang er nog restanten van
zichtbaar zijn, er aan vooraf gaat. Het lijkt alsof het geneesmiddel dat de dynamus uit de acute situatie
helpt komen door zijn werking, een kanaliserend, een gezondheid bevorderend en vitaliserend effect
heeft op diezelfde levenskracht. Het bereidt de werking van het chronisch minerale geneesmiddel als het
ware voor.
Daardoor kan er vanuit deze verhoogde activiteit, in één doorgaande, vloeiende beweging veel meer
verbetering bewerkstelligt worden dan wanneer de stagnerende chronisch zieke dynamus, vanuit stasis,
in beweging gebracht moet worden.

In de afwisseling van het geneesmiddel, voorgeschreven op het incident, en het geneesmiddel
voorgeschreven op de chronisch psorisch ziektetoestand, komt de gezonde vitaliteit vrij gemaakt onder
invloed van het plantaardige of dierlijke middel voorgeschreven op het incident direct ter beschikking
voor een diepere curatieve reactie op het geneesmiddel voor de chronische ziekte. Dit geneesmiddel zal
vervolgens veel beter gaan werken en een hogere curatieve waarde opleveren. De geneesmiddel
werkingen sluiten elkaar niet uit maar versterken en ondersteunen elkaar door het op elkaar afgestemde,
complementaire curatieve effect op de levenskracht.

De patiënt die bij voortduring onder stress gebukt gaat zal vanwege zijn basale psorische gesteldheid
maar moeilijk tot de noodzakelijke, zijn leven verbeterende, ingrijpende keuzes geneigd zijn. Het gevolg
is meestal dat de patiënt doorgaat te volharden in het maken van dezelfde, tegen het eigen leven gerichte,
fouten. Dit gaat „goed‟ totdat de patiënt acuut ziek wordt en de zelfde, zelf vernietigende, leefwijze niet
meer volgehouden kan worden. De ontstane overmachtsituatie werkt dwingend en bepalend.
Met een hartinfarct of hersenbloeding in het ziekenhuis heb je als patiënt niet meer zo veel in te brengen.
Meestal wordt er in zo‟n situatie gewoon voor je beslist wat er moet gebeuren.
Bij de nog in de stress fase verkerende chronisch zieke patiënt zal het antipsorische minerale
constitutiemiddel veelal ook niet een optimaal reactiepatroon laten zien. Vaak zien we eerder nog een
versterking van de problematiek doordat de patiënt op basis van het feit dat hij zich wat beter voelt als
reactie nog harder gaat werken om toch maar vooral de in het vooruitzicht gestelde promotie niet mis te
lopen.
Dit gebeuren blijkt zeer schadelijk te zijn voor het rendement van de behandeling van de chronische
ziekte en dus voor de patiënt.
De werksituatie zouden we in deze kunnen definiëren als een incident met een biografisch karakter,
waarmee gezegd wil zijn dat deze patiënt vaak al vele jaren bezig is op deze pathologische wijze carrière
te maken.



                                                                                                       101
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-101-2048.jpg"/>
Er is heftigheid bij voortduring. Er is inspanning, overbelasting, ergernis, frustratie, kritiek op</td></tr><tr><td
class=meerderen, spanning, de hoop op succes etc etc. Voldoende indicaties voor geneesmiddelen als
Staphisagria, Nux vomica, Rhust toxicodendron etc, etc. En dat terwijl we wellicht te maken hebben met
een constitutionele Silicea patiënt.
De Silicea zal de patiënt stimuleren om de chronische ziektesituatie te herstellen en om te zetten in een
nieuw en gezond evenwicht. Levensgroot is echter het risico dat onze patiënt vanuit de gestreste
leefsituatie de door de behandeling vrijgekomen energie per direct gaat aanwenden voor de competitie
met zijn collega‟s, in een verwoedde poging nu de „winst‟ binnen te halen. Aldus de verbetering die door
de Silicea bewerkstelligd is wederom in zijn pathologische carrière drang te investeren. Meer van
hetzelfde dreigt dan.
Wordt echter bijvoorbeeld op de vermeende „onrechtsituatie‟ op het werk, eerst gekozen voor een
geneesmiddel als Staphisagria of Nux vomica (natuurlijk op de karakteristieke, subjectieve symptomen
van de patiënt!), dan ontstaat er wat meer ruimte en rust, een wat minder geërgerde mentaal- emotionele
situatie. De patiënt krijgt daardoor de gelegenheid, dat wat tot voor kort super belangrijk leek, wat meer
te relativeren en kan wat meer „afstand‟ nemen. Het is in deze meer ontspannen ruimte, dat de
vervolgens ingenomen Silicea een veel dieper helend effect aan de dag kan leggen.
Omdat de patiënt de volgende dag toch weer naar zijn werk gaat, zich weer terug begeeft in dezelfde
stressvolle leefsituatie, is er bij voortduring de dreiging van terugval in oude patronen.
Door een tijdlang een geneesmiddel als Staphisagria of bijvoorbeeld Nux vomica in afwisseling te geven
met Silicea word de patiënt op een milde manier de mogelijkheid geboden keuzes te maken die leiden
naar het ontsnappen uit deze mogelijk dodelijke tredmolen. In deze worden Staphisagria of Nux vomica
op de leef- en werkomstandigheden van de patient voorgeschreven en Silicea op de chronische
constitutie.

Chronische ziekten blz.160:.."Als incidenten die de (antipsorische) kuur slechts tijdelijk storen,
beschouw ik:…..o.a. Ergernis met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit
wat men juist in de hand heeft: Staphisagria.) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte)
innerlijke krenking (hiervoor Colocynthis). Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige
liefde met jaloezie (Hyoscyamus)….".

Wanneer zoals Hahnemann al beschrijft, deze incidenten de behandeling van de chronische ziekten
storen, hebben we in de o.a. hierboven beschreven plantaardige middelen, geneesmiddelen die niet
alleen de patiënt helpen het incident te overkomen maar vervolgens ook de werking van het dieper
werkende antipsorische geneesmiddel bevorderen. De ontwikkelingen in de westerse samenleving in de
laatste jaren wekt de indruk dat we in de leefomstandigheden van de mensen met veel van dergelijke
stress en stoorfactoren te maken hebben, en dat we dus frequent van de diensten van de plantaardige en
dierlijke geneesmiddelen gebruik dienen te maken. Bij een éénmalig centisimaal voorschrift en tussen de
verschillende doses „lang‟ wachten komen we dan, de leefomstandigheden in ogenschouw nemend, aan
het constitutioneel behandelen wellicht niet eens toe.

Deze op de verschillende ziektesoorten voorgeschreven geneesmiddelen dienen niet tegelijk worden
ingenomen, maar in afwisseling met elkaar. Er is sprake van een duidelijke functie ten opzicht van
elkaar. Het plantaardige geneesmiddel dient er aan mee te werken dat het op de chronische constitutie
werkende minerale geneesmiddel optimaal kan werken. Dus dient, in het geval van in afwisseling
voorschrijven, het plantaardige geneesmiddel voorafgaand aan het minerale geneesmiddel gegeven te
worden.
Onder de incidenten vallen niet alleen de meer emotionele en stress toestanden maar ook zaken als
kouvatten, voedselvergiftiging, klachten ten gevolge van schrik, verbrandingen, vertillen verrekken etc.


                                                                                                      102
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-102-2048.jpg"/>
Chronische ziekten blz. 160:…" Als incidenten die de kuur slechts tijdelijk storen, beschouw ik:</td></tr><tr><td
class="…overladen maag (die weer kan worden opgeknapt door honger, d..w.z alleen maar wat dunne soep
gebruiken i.p.v. een maaltijd, en een beetje koffie drinken, dan bedorven maag door vet vlees, vooral
varkensvlees (herstel door honger en Pulsatilla),……Klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven
maag met gastrische koorts, rillerigheid en kou (Bryonia )…..Vertillen en verrekken (in enkele gevallen
Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus toxicodendron)…".

Ook deze zaken kunnen als ze een wat heftiger verloop hebben de behandeling van de chronische ziekte
verstoren. Dit was in de tijd van Hahnemann al zo en is dat tot op de dag van vandaag. Vandaar dat
Hahnemann bij de beschrijving van de effecten van de incidenten ook aandacht besteed aan deze
verstorende invloeden en vervolgens aangeeft dat de homeopaath ook deze moet behandelen ten einde de
antipsorische behandeling zo spoedig mogelijk voort te kunnen zetten.
Zoals hij het beschrijft wordt er in deze situatie op een beperkte symptoomgroep voorgeschreven. Het
incident wordt als acute ziekte behandeld, waarbij het totaalbeeld van de acute ziekte is meestal zeer
beperkt is. Er wordt dan ook in dergelijke situaties zoals dat heet op sleutelsymptomen, de zogenaamde
key-notes, voorgeschreven.
Dit blijkt ook uit de beperkte symptomengroep die voor Hahnemann de indicatie zijn tot voorschrijven
van de betreffende plantaardige geneesmiddelen. Er wordt in deze dan ook niet op de constitutie voor
geschreven maar op een incident.

Wat voor de behandeling van de incidenten geld ten aanzien van hun storend effect op de behandeling
van de chronisch zieke patiënt geld ook voor de invloed van wat Hahnemann de tussenziekten of
collectieve ziekten noemt. Het zijn die ziekten die meestal als epidemieën hun weg door de wereld
banen. Ook hier geld wederom dat afhankelijk van de heftigheid en de ernst van de epidemie er al dan
niet behandeld moet worden. In de tijd van Hahnemann waren de epidemische ziekten kennelijk meer
aan de orde van de dag maar ook in de huidige tijd lijken we aan de vooravond te staan van opleving van
ingrijpende epidemische ziekten.
Zoals we kunnen zien gebeuren hebben dit soort besmettelijke, epidemische ziekten vaak een zeer lange
nasleep.
Jongeren kunnen lang te kampen hebben met de gevolgen van de ziekte van pfeiffer, maar ook een
ordinaire soort griep kan, indien onbehandeld, de behandeling van de chronisch zieke patiënt gedurende
langere tijd blokkeren. Het wel behandelen van deze acute ziekten dient dan ook niet alleen het doel het
lijden aan deze ziekte te bekorten maar zeer zeker ook daardoor de patiënt in de positie te brengen dat de
behandeling van zijn chronische ziekte op de meest efficiënte wijze doorgang kan vinden.

Chronische ziekten blz.161:… "Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door
antipsorica ook helemaal niet zo zelden behoefte aan de overige niet-antipsorische
geneesmiddelvoorraad, nl. in die gevallen, waarin tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch
maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten en gewoonlijk door meteorische of tellurische
oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet onaangetast laten en op die manier de antipsorische
kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met
de overige homeotherapie….".

Ook in het geval van de epidemische ziekten, is adequate behandeling, volgens Hahnemann met de
geneesmiddelen uit de sfeer van de overige homeotherapie gewenst.
Wat Hahnemann onder de overige homeotherapeutische geneesmiddelen verstond wordt duidelijk als we
de vermelde geneesmiddelen onder de incidenten op hun oorsprong bezien.


                                                                                                      103
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-103-2048.jpg"/>
Het accent voor wat betreft de antipsorische geneesmiddelen ligt dus op de geneesmiddelengroep</td></tr><tr><td
class=afkomstig uit het mineralenrijk.
Dientengevolge betreffen de overige homeotherapeutische geneesmiddelen, die middelen, die betrokken
worden uit een andere bron dan het mineralenrijk.
Het karakter van de zo genaamde epidemische ziekte draagt alle kenmerken van een acute ziekte. Ze
wordt ook als zodanig behandeld. De essentie van het acute ziektegebeuren drukt zich veelal uit in een
beperkte symptomen groep en dus hoort de behandeling hiervan relatief eenvoudig te zijn. De
symptomen worden de oplettende homeopaat als op een presenteerblaadje aangeleverd.

Organon §82:….."Bij acute ziekten vallen de hoofdsymptomen nl.
vlugger op en laten zich snellen inprenten en daarom is er voor de
anamnese veel minder tijd nodig en valt er veel minder na te vragen
(omdat het meeste zichzelf presenteert), dan bij de veel moeilijker
vindbare symptomen van een al meerdere jaren geleidelijk
voortgeschreden chronische ziekte….".
In de praktijk van de grondlegger van de homeopathie, Samuel Hahnemann, kwam het voor dat de
geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen in afwisseling ook met korte intervallen gegeven werden.
Er werden, indien nodig, plantaardige en dierlijke geneesmiddelen op acute klachten in onderlinge
afwisseling voorgeschreven Ook werden geneesmiddelen op de acute symptomatologie in afwisseling
met dieper werkende antipsorische geneesmiddelen, op de onderliggende chronische constitutie
voorgeschreven. Bij een dergelijk gebruik van homeopatische geneesmiddelen maken we bewust
gebruik van het complementaire effect, hetgeen Hahnemann getuige zijn „Chronische ziekten‟ al in 1835
tot een dagelijkse wijze van werken had gemaakt.

Chronische ziekten blz.161: ….".Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door
homeopatische vernietiging van hun psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende
wisselkoortsen bijna ieder jaar qua karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna
ieder jaar door een ander, verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum,
een ander jaar met Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha
afgewisseld met Nux vomica, Samiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met
Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz…..Ook in het begin van de kuur van een
epidemische wissselkoorts kan de homeopatisch arts het zekerst handelen door eerst iedere keer een
subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in daarvoor geschikte gevallen Hepar sulphuris in een klein
korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij de uitwerking enkele dagen afwachten, tot de eruit
resulterende verbetering weer stilstaat… omdat bij alle lijders aan wisselkoorst in elke epidemie
voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van iedere behandeling van een epidemische
wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van wezenlijk belang, waardoor de zieke met
des te meer zekerheid en gemak herstelt….".

Op basis van het wisselende beeld bij deze koortsende ziekten gaf Hahnemann op dat wisselende beeld
indien nodig in afwisseling de geïndiceerde plantaardige geneesmiddelen. Echter hij geeft ook
voorbeelden waar hij plantaardige geneesmiddelen met de dieper werkende minerale constitutionele
geneesmiddelen in afwisseling voorschrijft. De indicaties voor de plantaardige middelen vinden we ook


                                                                                                  104
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-104-2048.jpg"/>
hier in de acute ziekte symptomen. De indicatie voor de minerale geneesmiddelen is gebaseerd op de</td></tr><tr><td
class=constitutionele symptomen van de patiënt.
Uitzondering vormen, zoals beschreven de meer algemeen antipsorisch vitaliserende geneesmiddelen als
Sulphur en Hepar sulphuris, maar ook zoals Hahnemann in bovengenoemd citaat beschrijft, in
afwisseling met een der beide Carbo vormen welke ook een sterk activerend en vitaliserend karakter
hebben echter milder werken dan Sulphur en Hepar sulphuris.
De plek van Sulphur en Hepar sulphuris is een dermate bijzondere dat Hahnemann stelt dat deze
geneesmiddelen vanwege hun antipsorische en daardoor vitaliserend effect aan het begin van iedere
epidemische acute ziekte gegeven dient te worden vanwege de psorische ondergrond en dat de patiënt
daardoor op de volgende geneesmiddelvoorschriften makkelijker geneest. Soms is door een dergelijk
voorschrift een volgend, voor de epidemie specifiek geneesmiddel, al helemaal niet meer nodig.
Aldus geeft hij een beschrijving van het complementaire effect dat Sulphur of Hepar sulphuris hebben
op de daarop volgende geneesmiddelen.
Ook in de behandeling van chronisch constitutionele ziektegevallen begon Hahnemann veelal de
behandeling met een dosis Sulphur of Hepar sulphuris om vervolgens een betere reactie op de daarna
aangewezen homeopatische geneesmiddelen te verkrijgen.
In de chronische ziekten zijn vele passages te vinden waar Hahnemann spreek over het tussendoor
gebruik van speciale geneesmiddelen teneinde de psora in de „juiste baan‟ te houden en een curatieve
reactie op de geïndiceerde antipsorische minerale constitutiemiddelen te bevorderen.
Dit gegeven verhoudt zich polair ten opzichte van wat doorgaans onder klassieke homeopathie verstaan
wordt.

Als onder klassieke homeopathie verstaan wordt het éénmalig voorschrijven van een centisimale
potentie, liefst op de „essentie‟ van de patiënt dan was Samuel Hahnemann niet wat er verstaan wordt
onder een klassiek homeopaat..

Hahnemann had kennelijk een veel indringender en een meer begrip van wat we dienen te verstaan onder
ziekte, en wist tevens een weergaloos therapeutisch systeem neer te zetten wat in zijn tijd en tot op de
dag van vandaag onvoldoende begrepen is. Een van de belangrijkste elementen is het neutraliseren van
het dogma van het „ultieme similimum‟, vanuit de optiek van Hahnemann bezien is dit namelijk de
grootste onzin. Ook in de praktijk van alle dag zal de patiënt na het vermeende ultieme similimum,
voorgeschreven op de essentie van de patiënt, terugkomen met klachten ten gevolge van incident of
tussenziekte of gewoon met een verandering in het constitutionele beeld waardoor een ander, mineraal
antipsorisch geneesmiddel voorgeschreven dient te worden op de nieuw ontstane situatie.

Chronische ziekten Blz.127: …"Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid, dat absoluut iedere
psoravorm- met uitzondering van, zoals al gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers
ontstane, door een nog niet verdreven huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die
nog binnenin sluimert, alsook die zich tot één van de talloze uit haat voortgekomene chronische ziekten
heeft ontplooid, zeer zelden door een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal
hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze
geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar…. „.

Wil de homeopaat de homeopathie in praktijk brengen zoals deze door Hahnemann werd bedreven en
zoals deze in Organon en Chronische ziekten staat beschreven, dan wordt het begrijpen van de
miasmaleer en de overige ziektevormen als ziekteclassificatie van bepalend belang. Een juist begrip van
het verschil in dynamiek en virulentie van de verschillende pathologische ziektetendensen maakt de
juiste beoordeling en interpretatie van de symptomen mogelijk. Slechts hierdoor ontstaat de


                                                                                                    105
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-105-2048.jpg"/>
mogelijkheid als het ware op basis van gelijksoortigheid mee te bewegen met de patiënt en wanneer er</td></tr><tr><td
class=door de symptomen de aanleiding ontstaat voor te schrijven op de actuele situatie. Dit kan zijn een
eenmalige dosering van een diep werkend antipsorisch mineraal constitutie middel, maar ook een snelle
afwisseling van geneesmiddelen voorgeschreven op een acuut ziekteproces en dat in afwisseling met het
op de chronische symptomen voorgeschreven minerale antimiasmatische geneesmiddel. Ook is de
afwisseling met Sulphur, Hepar sulphuris of een der beide Carbo vormen mogelijk om het curatieve
vermogen van de dynamus te vergroten.

Heeft de patiënt in de eigen biografie bijvoorbeeld syphilis of gonorrhoe doorgemaakt dan zal de
homeopaat inde anamnese extra aandacht besteden aan de vraag of er nog gevolgen van de desbetreffend
venerische ziekte aanwezig zijn. In dat geval zal de behandeling het eerst hierop gericht dienen te
worden.
Enerzijds omdat deze miasmatische belasting in dit stadium over het algemeen nog gemakkelijk te
genezen is en anderzijds omdat indien onbehandeld de miasmatische ontwikkeling gewoon progressief
voortgaat en naast het creëren van de aan haar aard eigen pathologie ook de antipsorische behandeling
danig kan blokkeren. Ook kan een soort versmelting met de psora aangegaan worden hetgeen de
behandeling alleen maar verder kan compliceren.

Organon §106:… "Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint is het absoluut
noodzakelijk eerst met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syphilis (of
eventueel gonorrhoe). Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste
alleen maar verschijnselen van syphilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte)
aanwezig zijn…".

Bijna altijd zijn ook deze acute syphilitische dan wel sycotische infecties geënt op een onderliggende
psorische basisgesteldheid, en dient de antisyphilitische of antisycotische behandeling altijd gevolgd te
worden door de antipsorische constitutionele behandeling. Ook in deze situatie is er sprake van een
complementaire verhouding al was het alleen maar omdat de verschillende ziektesoorten zich allemaal in
één en dezelfde mens, de patiënt afspelen.

In de behandeling van de chronisch zieke patiënt spelen ook de erfelijke factoren een rol die vanuit het
voorgeslacht op de volgende generatie worden overgedragen. Deze erfelijke pathologische tendensen
vinden hun oorsprong in de niet goed gecureerde ziektetoestanden van de vorige generatie.
Het zijn deze latent pathologische tendensen die de effectiviteit van de homeopathische behandeling
behoorlijk kunnen vertragen en blokkeren. Sterker nog wanneer deze voor eerst nog „latente‟ tendensen
onbehandeld blijven loopt de patiënt een behoorlijk risico op enig moment in zijn leven te maken te
krijgen met een ziektevorm die het gevolg is van deze erfelijke familiare belasting. Dit betekent dan dat
de patiënt wordt geconfronteerd met een plotselinge uitbraak van astma, reuma, eczeem, of kanker enz.
d.w.z. met datgene waaraan enkele of meerdere van zijn familieleden lijden of zijn gestorven. Deze
ziekten in het voorgeslacht waren ook toen al van chronisch miasmatische origine, dus de patiënt krijgt
via de overerving de chronisch miasmatische belastingen al mee overgedragen. Dit kan dan het karakter
hebben van een overerfde psora, sycosis of syphilis, maar ook gecompliceerdere belastingen waarin
bijvoorbeeld sycosis een duurzaam monsterverbond aangegaan is met het syphilitisch miasma en als
resultante de patiënt opzadelt met een zogenaamde tuberculinische of carcinogene belasting.

Het tuberculinische wordt wel eens per abuis als een apart op zichzelf staand miasma beschouwd. Bij
nadere beschouwing echter kan dit niet zo zijn en is het tuberculinische net als het carcinogene te



                                                                                                     106
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-106-2048.jpg"/>
herleiden naar een combinatie van de achterliggende pathologische psorische, syphilitische en sycotische</td></tr><tr><td
class=ziektetendensen.

Het gegeven dat we onze „zuigelingen‟ al vroeg na hun geboorte inenten tegen vele acute ziekten heeft
voor de zuigeling ook ten gevolge dat de natuurlijke antwoorden om tot een oplossing te komen van de
erfelijke belastingen van het kind worden afgenomen. Het kind mag in de huidige tijd geen
kinderziekten meer krijgen, kinderziekten welke het antwoord van moeder natuur zijn op de erfelijke
pathologische belastingen. Doordat de kinderen de relatief onschuldige kinderziekten niet meer mogen
doormaken vindt er een vroegtijdige manifestatie plaats van ernstige chronische ziekten bij jonge
kinderen. In de westerse wereld zien we dan ook als gevolg allergieën, mentaal en emotionele
stoornissen maar ook astma en andere bijna organische ziekten dramatisch toenemen. Zeer recent werd
er nog melding gemaakt van een explosieve toename van diabetes bij peuters, toevallig in dezelfde
periode dat er massaal is ingeënt tegen de meningococ-C. Kennelijk leven we in de medische
middeleeuwen. Het vaccineren en het daaruit voortvloeiende onheil betekent een enorme belasting voor
de constitutie gezien de van daaruit geprovoceerde pathologische ontwikkeling. Waarbij er voor de
kinderen naar de toekomst toe dan ook niet veel goeds valt te verwachten.

Geen wonder dat we veel van deze kinderen uiteindelijk ook in de homeopatische praktijk tegenkomen
voor behandeling. Zeker in de behandeling van het jonge kind speelt de beoordeling van de erfelijke
belastingen een grote rol. De biografie van het kind heeft meestal nog niet zulke zware sporen
getrokken, daarvoor heeft het kind veelal nog te kort geleefd.
De latente constitutionele miasmatische belasting heeft ook meer tijd nodig om tot wasdom te komen en
het gezonde leven te bedreigen. Wanneer er zich bij jonge kinderen dan ook ernstige problemen
voordoen kunnen we met vrij grote zekerheid stellen dat in deze vrijwel altijd de erfelijke tendensen op
zijn minst medeoorzaak zijn en in de behandeling dienen te worden betrokken tenzij er een duidelijk
incident de aanleiding en oorzaak vormde.
Echter ook wanneer er niet direct sprake is van ernstige problematiek dienen we bij alle patiënten maar
zeker ook bij het jonge kind te letten op de symptomen die duiden op het aanwezig zijn van mogelijk
dominante erfelijke belastingen. Dit opdat deze tijdens de homeopatische behandeling kunnen worden
geneutraliseerd.
Deze erfelijke tendens verhoudt zich tot de constitutie als complementair, aanvullend. Om tot genezing
van de hereditaire belastingen van de patiënt te komen maken we in de homeopathie gebruik van de
nosoden.
Het zijn geneesmiddelen afgeleid van ziekteprodukten die ontstaan zijn als gevolg van een ziekteproces.
Bij de patiënt die mogelijk belast is met chronische ziektetendensen van de familie, of blijft hangen in de
gevolgen van ziekten in de eigen biografie, kunnen de aangewezen nosoden de levenskracht spiegelen
waardoor deze belastingen eindelijk tot een oplossing worden gebracht.
Anders dan bij de incidenten en de tussenziekten is de erfelijke tendens een inactief gebeuren. Pas
wanneer op basis van een zich ontwikkelende psora en bijvoorbeeld tegenslagen in het leven er
aanleiding toe geven, kan deze tot dan toe latente tendens zich actief gaan manifesteren en de chronische
ziekte de kleur van de familiare belasting meegeven.
Latente tendensen herkennen
In een vroeger stadium zijn latente tendensen vaak wel te herkennen in het subjectieve symptoombeeld.
Bij de differentiaaldiagnose en de repertorisatie passeren ze mede de revue. Voor de keuze van een
nosode gelden andere regels dan voor een middel dat de chronisch constitutionele miasmatische
psorische laag moet dekken. Om een nosode voor te schrijven hoeft niet te worden gewacht tot een
typisch Tuberculinum-, Carcinosinum-, Syphilinum- of Medorrhinumbeeld zichtbaar is. Waar het beeld
al duidelijk op een nosode wijst mogen we redelijkerwijs aannemen dat de erfelijke belasting een


                                                                                                       107
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-107-2048.jpg"/>
maximale pathologische invloed op de constitutie van de patiënt heeft. Na de nosode zal steeds het</td></tr><tr><td
class=minerale middel vereist zijn dat past bij de psorische constitutie die onder de, bijvoorbeeld,
tuberculinische laag vandaan komt. Zien we duidelijke constitutionele indicaties voor Calcarea
phosphorica, dan kan dit middel afwisselend met Tuberculinum worden gebruikt.
Net als bij de dierlijke en plantaardige middelen vinden we de indicaties voor nosodes regelmatig in de
keynote sfeer. Een uitgesproken voedingsvoorkeur, een bepaalde slaaphouding, een bepaalde vorm van
onrust, overmatig transpireren in combinatie met andere symptomen, het voorkomen van de
desbetreffende ziekte in het voorgeslacht of in de biografie en, als hoofdindicatie, niet goed reageren op
passende middelen - zijn vaak reden genoeg om te overwegen de nosode af te wisselen met het
geïndiceerde constitutiemiddel.


Holistische benadering
Pas wanneer we in de benadering en behandeling van de patiënt de diverse ziektesoorten, zoals die zich
als groepen complementaire symptomen aandienen, meenemen in de totale beeldvorming en daarna het
gehele symptoomcomplex volgens de aanwijzingen van Hahnemann classificeren, kunnen we met recht
spreken van een holistische totaalbenadering. Alle symptomen krijgen de plaats waar ze thuishoren; we
laten niets weg en hoeven niets te elimineren. We brengen het beeld naar een synthese, een
totaaloverzicht, op basis waarvan we door het classificeren van symptomen kunnen beoordelen waar in
de anamnese de zwaartepunten liggen.
Zo kunnen we zien wanneer de patiënt zich in relatief constitutionele rust bevindt, zodat kan worden
volstaan met het voorschrijven van het geïndiceerde minerale constitutiemiddel. In geval van ernstige
biografische problematiek of gevolgen van een epidemische ziekte of erfelijke belasting kan het zijn dat
de passende middelen in complementaire verhouding tot elkaar staan en in afwisseling voorgeschreven
moeten worden om “een snel, zacht en duurzaam herstel van de gezondheid” te bewerkstelligen.


Ziektedynamica
De diverse ziektevormen lopen onderling uiteen wat betreft intensiteit, heftigheid en dynamiek van de
symptomen. Acute ziekten zijn het meest dynamisch en heftig en dringen zich het sterkst op aan de
beleving van de patiënt. Betreft het een acuut miasmatische of een wisselziekte dan komt het element
van heftigheid soms nog sterker naar voren. Bij heftige en intense problemen moeten we altijd nagaan of
de symptomen niet onder een van deze ziektesoorten vallen. De keuze valt dan op een plantaardig of
dierlijk middel in frequente dosering (meerdere malen per dag). Bijvoorbeeld: we hebben te maken met
een acuut miasmatische aanval wanneer in het voorjaar de hyperallergische patiënt raad vraagt vanwege
een intense hooikoortsaanval. Alle slijmvliezen zijn opgezet. De oogleden zijn zo gezwollen dat hij bijna
niets kan zien. Hij wordt haast gek van de jeuk, snakt naar adem door de benauwdheid en loopt heel de
dag te niezen.
Gezien de ziektesoort en de aard der klachten is een mineraal antipsoricum ongewenst, en wel om twee
redenen: het werkt niet of het maakt de klachten erger. Beter is het een acuut plantaardig middel te geven
dat de symptomen dekt. Middelen als Nux vomica, Pulsatilla of Sabadilla zullen doorgaans verlichting
brengen, waardoor de „rust‟ terugkeert en de klachten in intensiteit en heftigheid afnemen.
 Zelfs bij een duidelijke verbetering is het in zo‟n geval echter af te raden de inname snel te staken. Bij
periodiek terugkerende klachten betreft is het raadzaam het geneesmiddel, in sterk verminderde
frequentie weliswaar, door te laten gebruiken tot de risicoperiode achter de rug is. Een acuut plantaardig
middel, dat constitutioneel een relatief oppervlakkige werking heeft, kan tijdens de acute fase frequent
worden ingenomen en dan in een LM-potentie, naar behoefte iedere twee uur of nog vaker! Wanneer de


                                                                                                       108
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-108-2048.jpg"/>
risicoperiode afloopt en de heftigheid van de klachten afneemt, kan de innamefrequentie worden</td></tr><tr><td
class=teruggebracht naar bijvoorbeeld een- of tweemaal daags.
In de periode waarin de acute klachten vrijwel naar de achtergrond zijn verdwenen en het chronische
beeld door de relatieve rust weer duidelijker naar voren komt, moeten we beoordelen wanneer kan
worden begonnen met het minerale antipsoricum. Doen we dit te voortvarend, we laten bijvoorbeeld het
minerale middel meteen tweemaal per dag innemen, dan is het risico groot dat de acute klachten
opnieuw opvlammen, speciaal indien we het plantaardige middel gelijktijdig met de start van het
minerale hebben gestopt.
De Dynamis is bezig vanuit een staat van grote opwinding af te dalen naar de frequentie van de
„psorische baan‟ doch is door de acute ontwikkelingen doorgaans nog hypersensibel. Op deze
hypersensibiliteit kunnen we inspelen door nu, tijdelijk, het plantaardige middel af te wisselen met het
passende, complementaire, minerale constitutiemiddel. Dat gaat zo: voorafgaand aan het minerale
middel wordt eerst het acute plantaardige middel ingezet. Zodra blijkt dat het minerale middel zonder
tegensputteren door de Dynamis wordt geaccepteerd en er geen verergeringen optreden, kan het
plantaardige middel worden weggelaten. Daarmee is de psora en de antipsorische behandeling in de
juiste baan geleid.
Bij een blokkade is het omgekeerd. In plaats van actief toont de blokkade zich veelal als een soort latente
tendens. De patiënt zegt dat hij zich sinds “die griepaanval van drie jaar geleden” nooit meer echt goed
heeft gevoeld. Of hij overleefde dertig jaar geleden maar net een meningitis ten gevolge van mazelen. Of
veel familieleden hebben reumatische klachten en hij begint nu bij belasting eveneens last te krijgen van
zijn gewrichten.
De aanwijzingen voor een nosode zijn hier in aanleg aanwezig en bij nadere beschouwing vinden we
misschien nog wel meer bevestiging. Zulke indicaties worden echter regelmatig overschaduwd door
symptomen die bij de miasmatische constitutie horen. Op de constitutionele symptomen wordt
voorgeschreven. We zullen kunnen constateren dat de psorische symptomen actiever, virulenter en
dynamischer zijn dan de symptomen van de veel passievere blokkade, die dienovereenkomstig wordt
gekenmerkt door symptoomschaarste.
De passieve blokkadesymptomen zijn tevens minder dynamisch en treden minder op de voorgrond dan
acute en acuut miasmatische verschijnselen. Het verschil in dynamiek is opvallend groot. De
adynamische en passiviteit bevorderende invloed van in het verleden niet goed doorgemaakte ziekten
staat genezend reageren van de Dynamis op de veelzijdige antipsorische symptomen en het passende
antipsoricum in de weg. Het vormt een blokkade.
De niet goed doorgemaakte ziekte uit het verleden en het onvermogen om relatief vrij op het minerale
constitutiemiddel te reageren vormen tijdens de antipsorische behandeling een voortdurende rem. De
patiënt reageert niet of onvoldoende op goed gekozen middelen. Frustratie is het gevolg en voor de
beginnende homeopaat niet zelden desillusie. De Dynamis is in zijn reacties dubbel gehandicapt:
enerzijds door de psorische belasting, anderzijds door de biografische of erfelijke blokkade. Hierdoor
lijkt de patiënt bijna ongeneeslijk. Afhankelijk van de duur van de blokkade en de mate waarin deze
genezende reacties in de weg staat, is het noodzakelijk de bij de blokkade passende nosode af te wisselen
met het antipsorische minerale constitutiemiddel.
De nosode heft de stagnatie van de Dynamis op, zodat deze ruimte krijgt om te reageren op het
constitutiemiddel. Zo ondersteunt de nosode de werking van het antipsoricum en zijn ze complementair
aan elkaar.
Een andere situatie die wij regelmatig in de praktijk tegenkomen is de volgende. Na aanvankelijk goede
en constructieve reacties op het minerale constitutiemiddel blijven verdere reacties uit. Het is alsof een
soort „reactiemoeheid‟ is opgetreden, die verdere vooruitgang in het genezingsproces belemmert. Alsof
een soort indifferente Dynamis verdere medewerking weigert.



                                                                                                       109
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-109-2048.jpg"/>
We kunnen het vergelijken met een toestand van adynamie en uitputting. Hahnemann adviseert hier het</td></tr><tr><td
class=gebruik van middelen als Sulphur, Hepar sulphuris en de Carbo‟s. Ze dienen als tussenmiddel om de
Dynamis te stimuleren op geïndiceerde constitutiemiddelen te reageren. Soms is het voldoende zulke
tussenmiddelen slechts eenmaal toe te dienen; andere keren moeten ze regelmatig worden herhaald. LM-
potenties lenen zich daartoe uitstekend en kunnen in dagelijkse afwisseling met het minerale
constitutiemiddel worden ingenomen.
Essentieel is dat wij weten wat we doen en welk doel wij willen bereiken. Dat wil zeggen: kunnen
herkennen van de indicaties voor de verschillende ziektesoorten en hun verschil in dynamiek; en weten
dat nosoden, plantaardige-, dierlijke- of tussenmiddelen dienen om de genezende reacties op het
minerale constitutionele antipsoricum te bespoedigen.


Samenvatting
Homeopathische middelen zijn aan elkaar gerelateerd in hun werking. Het beste effect hebben
complementair werkende middelen. Middelen toegediend in LM-potentie gaan zich gedragen als
complementair. Onder ziektedynamiek wordt de heftigheid en intensiteit van symptomen en
ziekteverloop verstaan. De achterliggende drijfveer is de miasmatische verstoring (psora, sycosis,
syphilis). Tussenmiddelen worden toegepast om de reactiekracht van de Dynamis te stimuleren.




                                                                                                 110
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-110-2048.jpg"/>
10. De antipsorische behandeling als centraal thema</td></tr><tr><td
class=
Antipsorische behandeling
Als een rode draad loopt door Organon en Chronische Ziekten de anti-psorische behandeling van
chronisch zieke patiënten. Ofschoon Hahnemann‟s geschriften hierover niets aan duidelijkheid te
wensen overlaten, wordt er in de huidige homeopathie over het algemeen weinig mee gewerkt. Als
eenzijdige beschrijving van pathologische tendensen die zich endogeen constitutioneel voltrekken, heeft
de miasmaleer inderdaad ook weinig praktische waarde. Zij wordt pas werkelijk praktisch en bruikbaar
indien zij als grondslag wordt gezien van de ziekteclassificatie.
Zodra we dit begrijpen en ermee uit de voeten kunnen, zullen we waarschijnlijk op geen andere manier
meer willen werken!
Reikwijdte en potentieel van de behandeling worden erdoor enorm vergroot. Wat Hahnemann ons met
de antipsorische behandeling heeft nagelaten is van een rijkdom die tot op heden door onkunde en
onbegrip te weinig in praktijk wordt gebracht. De kern van de ziekteclassificatie en de eraan gekoppelde
miasmaleer draait om het psorisch miasma. Psora vormt de diepste kern van de problematiek van de
patiënt.

Organon, §78:
“De echte, natuurlijke chronische ziekten zijn die welke door een chronisch miasma ontstaan. Aan
zichzelf overgelaten, zonder gebruik van specifieke geneesmiddelen ertegen, worden ze steeds erger.
Zelfs onder de beste psychische en lichamelijke leefregels nemen ze toch toe en teisteren de mens met
steeds erger lijden tot aan het einde van zijn leven. Naast de door geneeskundige mishandeling
teweeggebrachte (§74) zijn dit de talrijkste en grootste kwelgeesten van het menselijk geslacht, want
zelfs de sterkste lichamelijke constitutie, de meest geordende leefwijze en de meest actieve energie van
de levenskracht kunnen ze niet overwinnen.”




                                                                                                    111
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-111-2048.jpg"/>
Chronische Ziekten, blz. XX1:</td></tr><tr><td
class=“Nu ik echter deze grote ontdekkingen aan de wereld bekend maak, moet ik helaas betwijfelen of mijn
tijdgenoten de logica van mijn leer wel zullen inzien. Zullen ze die zorgvuldig navolgen en de winst
behalen die de getrouwe, precieze opvolging van de voorschriften zonder mankeren moet opleveren? Of
zullen ze, afgeschrikt door het ongehoorde van sommige van deze uiteenzettingen, die liever onbenut
laten, zonder ze te hebben uitgeprobeerd en nagevolgd?
Ik mag tenminste niet de hoop koesteren dat het deze belangrijke mededelingen beter zal vergaan dan de
al tot dusver door mij gepresenteerde algemene homeopathie.”


Ontwikkeling van de homeopathie
In de jaren tussen 1816 en 1828 zocht Hahnemann naar de achterliggende oorzaak van chronische
ziekten. Het was in zijn tijd gebruikelijk om iedere klacht als een op zichzelf staand probleem te
behandelen. Op termijn gaf dit niet het gewenste resultaat omdat de onderliggende chronische ziekte
zich ongestoord verder kon ontwikkelen, de patiënt uiteindelijk meesleurend in een vrije val, tot de dood
aan toe.

Chronische Ziekten, blz. 5:
“Of het nu sneller verliep of langzamer, zo was en bleef de gang van zaken van zulke behandelingen bij
alle niet-venerische, belangrijke chronische ziekten, zelfs als die behandelingen precies volgens de leer
van de tot dan bekende homeopathische kunst leken te worden uitgevoerd. Het begin was verheugend, de
voortzetting minder gunstig en de afloop hopeloos.”

In dit stadium werkte Hahnemann voornamelijk met plantaardige en dierlijke middelen. Minerale
antipsorica waren hem nog onbekend, ja, hij had psora als zodanig nog niet onderkend, begrepen en
gedefinieerd. Het ongunstige verloop van de toenmalige homeopathische behandeling prikkelde
Hahnemann tot verregaand, grondig onderzoek.

Chronische Ziekten, blz. 6:
“Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren 1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie! de Gever
van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door steeds maar na te denken,
onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen, dat
grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

Nauwkeurig onderzoek van chronische ziektegevallen leerde Hahne-mann dat alle betrokkenen in hun
voorgeschiedenis huiduitslag hadden gehad. Bij het merendeel der chronische patiënten was dit zo‟n
opvallende overeenkomst dat Hahnemann er de de bron inzag van de (niet-venerische) chronische
ziekten. Uit zijn omschrijving van de „aard der chronische ziekten‟ blijkt dat Hahnemann niet enkel
afging op zijn eigen waarnemingen.
De beschrijvingen van ziekten en ziektegevallen door andere auteurs hielpen hem tot zijn conclusies en
inzichten te komen betreffende pathologische ontwikkelingen voortkomend uit eerdere vormen van
huiduitslag. Uiteindelijk bracht het hem tot de ontdekking en vaststelling van het meest basale euvel, het
„Psora-miasma‟.

Chronische Ziekten, blz. 8:
“Zover was ik gekomen, toen ik bij mijn onderzoeken en observaties van zulke (niet-venerische)
chronische ziekten direct in het begin al waarnam dat de belemmering van de genezing van die
verschillende ziektegevallen (die bedrieglijk leken op eigensoortige, op zichzelf staande ziekten) op


                                                                                                      112
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-112-2048.jpg"/>
homeopathische manier, met de tot dan toe onderzochte geneesmiddelen, vaker wel dan niet scheen te</td></tr><tr><td
class=liggen aan een eerdere jeukuitslag („Krätze‟), die niet zelden werd toegegeven; en ook dateerde het
begin van alle ellende nadien gewoonlijk vanaf deze tijd.
Ook had bij soortgelijke chronische patiënten, die zo‟n besmetting niet toegaven, of ook wel, wat nog
vaker voorkwam, door onachtzaamheid niet opgemerkt of het zich in ieder geval niet konden herinneren,
mijn zorgvuldige speurwerk toch gewoonlijk uitgewezen dat zich kleine sporen ervan (enkele
schurftblaasjes, schimmels enz.) bij hen van tijd tot tijd, hoewel zelden, hadden voorgedaan als
onbedrieglijke tekenen van de voormalige besmetting van dit type.”

Psora wordt primair gedefinieerd als „een infectie of een besmetting‟. Dit rechtvaardigt de vraag: hoe
komt het dat de Dynamis niet in staat is deze psorische besmetting met haar vitale reactie ongedaan te
maken, terwijl dat met andere besmettingen wel gebeurt? Waarom verwerft zij, in tegenstelling tot wat
verwacht zou mogen worden, geen immuniteit tegen een vergelijkbare aanval in de toekomst?
Kennelijk is deze besmetting van een andere aard dan gebruikelijk. Het psorisch miasma kunnen we zien
als een besmetting die een soort parasitaire verbinding aangaat met de levenskracht zodra de Dynamis
geïnfecteerd, doordrongen en geïmpregneerd is. De Dynamis kan zich hier niet zonder hulp van ontdoen,
waardoor vanaf dat moment het functioneren van de levenskracht ziekelijk wordt beïnvloed. Zo gauw de
huiduitslag van de huid verdwijnt verandert zij in een chronische ziekte die in het organisme onzichtbaar
aanwezig blijft.
Het natuurwetmatige actie = reactie principe dat aan de activiteiten van de Dynamis ten grondslag ligt
raakt verstoord vanaf het moment van de psorische infectie, resulterend in disfunctie van de Dynamis.
De gezondheidsbalans, het natuurlijk evenwicht (homeostase) dat vóór de psorische infectie automatisch
door de Dynamis werd hersteld, raakt allengs meer verstoord en buigt steeds verder af van „gezondheid‟.
Psora maakt dat de Dynamis te traag en onvolledig reageert op prikkels. Voorts hebben de opgeroepen
symptomen als vanzelf de neiging om weer latent te worden.
Een dergelijke vertraagde en incomplete reactie kenmerkt alle psorische symptomatologie. Symptomen
treden een tijdje in meer of mindere mate op om vervolgens periodiek geheel of gedeeltelijk te
verdwijnen. De patiënt zou de indruk kunnen hebben aan de beterende hand te zijn. Niets is minder
waar. Bij lichte tegenslag, soms zelfs zonder directe aanleiding, vlammen de klachten weer op, dikwijls
erger of soms anders dan bij de voorgaande terugval. Spontaan verlaat de psorische belasting de
Dynamis nooit. Ze zal zich tijdens het leven steeds nadrukkelijker laten gelden, om uiteindelijk pas uit te
doven met het overlijden van de patiënt.

Organon, voetnoot 1, §78:
“Als de jongen zich ontplooit tot man, als bij het meisje de geregelde menstruatie begint en dit gepaard
gaat met een voor geest, ziel en lichaam weldadige leefwijze, blijven die chronische aandoeningen vaak
meerdere jaren onopgemerkt. De slachtoffers lijken dan in de ogen van familie en kennissen volkomen
gezond, alsof de hun door infectie of erfelijkheid ingeplante ziekte totaal verdwenen is. Maar ze komt in
de latere jaren, bij tegenwerkende gebeurtenissen en omstandigheden in het leven, onontkoombaar
opnieuw tevoorschijn en neemt des te sneller toe, naarmate het levensbeginsel door verzwakkende
hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door ondoelmatige geneeskundige behandeling is
ondermijnd.”


Psora gewekt
Omstandigheden en gebeurtenissen (incidenten) kunnen de sluimerende en latente psora wekken tot de
manifestatie van een chronische ziekte. Zoals Hahnemann in bovenstaande voetnoot aanduidt wordt de
psorische belasting door infectie verkregen of door erfelijkheid ingeplant. In de huidige tijd is het niet


                                                                                                       113
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-113-2048.jpg"/>
anders. Bij adequate genezing van psora blijven eventuele nakomelingen gevrijwaard van psorische</td></tr><tr><td
class=belasting. Deze zegening bewerkstelligd door de antipsorische behandeling komen we dagelijks in de
praktijk!
Hahnemann beschrijft psora als een soort oermoeder, als grondoorzaak van alle chronische ziekten. Na
besmetting, soms al tijdens de gang door het geboortekanaal, maakt zij zich in het allereerste begin
kenbaar door een jeukende uitslag, die soms alleen maar bestaat uit enkele „papeltjes die wellustig
jeuken‟. De besmetting is een feit.
Nadat de levenskracht „dynamisch‟ geïnfecteerd en doordrongen is met de psorische besmetting
verschijnen er tijdens de primaire reactiefase van de Dynamis (actie = reactie) jeukende bultjes op de
huid. Wanneer dit een éérste reactie op de psorische infectie is spreken we van primaire psora. Zolang
de primaire manifestatie zich op de huid bevindt kan de patiënt nog gemakkelijk van de psorische
belasting worden genezen.
In de voetnoot bij §246 van de vijfde editie van het Organon schrijft Hahnemann dat primaire psora zich
het snelst laat genezen door de patiënt eenmaal per week gedurende twaalf à dertien weken een dosis
Sulphur te geven en Carbo vegetabilis wanneer dit onvoldoende werkt.




                                                                                                   114
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-114-2048.jpg"/>
Organon, §80:</td></tr><tr><td
class=“Maar bij de psora laat het inwendige ontzagwekkende chronische miasma, eveneens pas na voltooide
inwendige aantasting van het gehele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die
soms maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijke kriebelige, opwindende jeuk en een
speciale geur.”

Chronische Ziekten, blz. 121:
“Het blijft derhalve een uitgemaakte zaak dat de genezing van de complete, verderfelijke psora door de
antipsorica alleen dan het gemakkelijkste plaats vindt als de oorspronkelijke schurftuitslag nog
aanwezig is.”

Zodra de primaire schurftuitslag hetzij spontaan, hetzij door medisch handelen van de huid verdwenen is
spreken we van secundaire psora. Alle chronische ziekten van psorische aard die we in de praktijk
tegenkomen behoren tot de ziekten ontsproten aan secundaire psora. Door hun geaardheid zijn deze
moeilijker te behandelen en neemt de behandeling langere tijd in beslag.

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen.
Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere
van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar.”


Karakter van psora
Het karakter van psora - de vertraging en verstoring van de Dynamis - vormt de diepst mogelijke
verstoring. De levenskracht kan op drie fundamentele manieren in haar werkzaamheid verstoord raken.
Ze kan met overdaad reageren (te veel), ze kan met vernietiging reageren (destructie) of ze kan te weinig
reageren (gebrekkig).
De laatste reactiewijze heet psora.
De twee andere reactiepatronen getuigen van meer vitaliteit en dynamiek en zijn daarom gemakkelijker
te behandelen en te verhelpen. Psora vergt meer tijd. De dynamiek en daarmee de ontvankelijkheid van
de psorisch besmette en belaste Dynamis is veel lastiger te prikkelen. Bovendien zijn er meer
geneesmiddelen benodigd. Aldus moet psora worden gezien als de grondoorzaak van de meeste
chronische ziekten. Psorische manifestaties zijn tot ver in de menselijke geschiedenis terug te vinden,
wat psora de oudste pathologische verstoring maakt. Psora is zo met het menselijk identiteitsgevoel
verweven dat bepaalde eigenschappen die wij onszelf toedichten psorisch ingekleurd zijn zonder dat wij
het ons realiseren. Sterker nog, wij ervaren de psorische beperkingen in onze constitutie veelal als
normaal. Wanneer we ons onvrij voelen, niet open en spontaan vanuit onszelf durven of kunnen
reageren, terwijl daartoe geen aanleiding is, kunnen we spreken van een uiting van de psorische
gesteldheid. Hebben we van nature de neiging om tegen dingen op te zien of faalangst te krijgen in
moeilijke situaties, dan is dit evenzeer een psorisch reactiepatroon.

Chronische Ziekten, blz. 11:
“De psora is het, die oudste, meest algemene, verderfelijkste en desondanks meest miskende chronisch-
miasmatische ziekte, die als sedert vele duizenden jaren de volken heeft mismaakt en gepijnigd, maar in


                                                                                                     115
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-115-2048.jpg"/>
de laatste eeuwen het aanzijn heeft gegeven aan al die duizenden ongelooflijk verschillende (acute en)</td></tr><tr><td
class=chronische (niet-venerische) kwalen, waardoor thans het geciviliseerde mensdom op de ganse bewoonde
wereld steeds meer wordt geteisterd. De psora is de oudste chronisch-miasmatische ziekte die wij
kennen.”

Na de acute behandeling van de gevolgen van een incident of epidemische ziekte komt altijd de
chronische constellatie en daarmee de behoefte aan een antipsorisch geneesmiddel naar boven.
Anders gezegd: een plantaardig of dierlijk middel of een nosode dient altijd te worden gevolgd door een
mineraal constitutiemiddel vanwege de constitutionele psorische belasting. Indien passend dient dit liefst
tot aan de eindverergering te worden toegediend, omdat anders de chronische constitutionele verstoring
onvoldoende wordt beïnvloed en de patiënt niet duurzaam geneest.


Ontwikkeling psora miasma
De ontwikkeling van het psorisch miasma kent globaal genomen twee fasen.
Eerst komt de primaire psora, die door onderdrukking of via overerving meegekregen, overgaat in
secundaire psora. In de praktijk zullen wij vrijwel uitsluitend met secundaire psora te maken krijgen. De
geaardheid van de psorische belasting is enkel te spiegelen door het passende geneesmiddel. De impuls
die het minerale antipsoricum geeft en de reactie erop van de Dynamis werken samen om de chronische
gevolgen van de psorische besmetting op te lossen. De ernst van de verstorende werking van het
psorisch miasma stelt tegelijkertijd een soort kwaliteitseis aan de benodigde geneesmiddelen om de
verstoring op te heffen. Niet ieder homeopathisch middel bezit die kwaliteit. De groep die zich door deze
kwaliteit onderscheidt noemen we antipsorische geneesmiddelen (antipsorica). Met deze term brengen
wij een hiërarchisch onderscheid aan in de diverse geneesmiddelgroepen.
De resterende middelen betitelt Hahnemann als de overige homeotherapeutica. De indicaties voor zulke
middelen liggen in andere ziektesoorten dan de psorische. Welke middelen tot de antipsorica worden
gerekend geeft Hahnemann aan in Chronische Ziekten:

Chronische Ziekten, blz. 176:
“In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
van de haast ontelbare psorasymptomen.”

De substanties die onderdeel uitmaken van het stoffelijk lichaam zijn dus bij machte zijn om de
psorisch verstoorde Dynamis tot zelfgenezing te stimuleren, mits toegediend in gepotentieerde,
gedynamiseerde vorm. Hoe groot de affiniteit tussen Dynamis en stoflichaam is lezen we in het
Organon.
Organon, §9:
“Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
bestaan.”


Primaire zorg van de Dynamis




                                                                                                      116
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-116-2048.jpg"/>
De hoofdtaak van de Dynamis betreft de instandhouding van het stoffelijk organisme. Hiermee worden</td></tr><tr><td
class=de voorwaarden geschapen voor het tot stand komen en maximaal ontwikkelen van “hogere menselijke
kwaliteiten”. De gezonde mens ontwikkelt zich volgens dit patroon.
Allereerst moet het organisme door de Dynamis in een gesteldheid worden gebracht die ontwikkeling
van hogere menselijke kwaliteiten mogelijk maakt. De ontwikkeling van het stoflichaam gaat aan de
ontwikkeling van het gevoelsleven en het geestelijke en spirituele leven vooraf. Het schept er min of
meer de voorwaarden voor. Gaat er deze ontwikkeling iets mis dan passen wij geneesmiddelen uit
dezelfde stoffelijke minerale sfeer toe om te stimuleren tot genezing, dat is: „wording‟ of, beter nog,
„zelfwording‟.
Omdat tussen Dynamis en stoflichaam de grootste affiniteit bestaat, zijn het speciaal de minerale
substanties waaruit het stoflichaam is opgebouwd die als homeopathisch antipsoricum werken. Een
ontregeling van de Dynamis heeft het eerst een uitwerking op de mineraalhuishouding van het
organisme, die bijgevolg (in gepotentieerde vorm) bij uitstek geschikt zijn om de disfunctie weer
ongedaan te maken. Het is Hahnemann‟s grote verdienste de minerale middelen voor de geneeskunst te
hebben ontsloten en tegelijkertijd de indicaties, vanuit de ziekteclassificatie, te hebben aangereikt!
Antipsorica optimaliseren daadwerkelijk de constitutie, die met iedere volgende geneesmiddelinname en
met ieder volgend geneesmiddel geleidelijk wordt bevrijd van de chronische psora die de gezondheid
bedreigt. De vooruitgang komt eveneens tot uitdrukking in de gezondere kwalitatieve en kwantitatieve
verhoudingen van de mineralen in het stoflichaam. Afhankelijk van de tijdsduur van de verstoring, zal
de levenskracht, onder invloed van de antipsorica, de mens steeds meer de mogelijkheid bieden de
gezondheid zo te beleven als in §9 omschreven staat.

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekten, heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Duurzaam herstel van de gezondheid is uiteindelijk slechts mogelijk door adequate antipsorische
behandeling. Dit is het doel van de homeopathische behandeling. Alle overige ziektesoorten die dit
proces kunnen storen dienen homeopathisch met de passende middelen het hoofd te worden geboden,
zodat zo min mogelijk energie verloren gaat en, in de eerste plaats, om het hogere doel, adequate
antipsorische behandeling, mogelijk te maken. Alle niet-antipsorische middelen die tijdens de
behandeling worden ingezet zijn bijgevolg voorwaardescheppend voor het effectieve verloop van het
enige dat uiteindelijk duurzame genezing kan bewerkstelligen: de antipsorische behandeling.

Organon, §205:
“De homeopathische arts zal nooit een van de primaire symptomen van de chronische miasma‟s en ook
niet een van de stoornissen die er secundair uit zijn voortgekomen, plaatselijk behandelen (noch door
uitwendige, dynamisch werkzame noch door mechanische middelen). Maar als zich die primaire of
secundaire symptomen voordoen, zal hij alleen het grote miasma genezen dat er aan ten grondslag ligt.
Daardoor verdwijnen dan ook vanzelf zijn primaire en secundaire symptomen.”




                                                                                                   117
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-117-2048.jpg"/>
Voorschrijven op miasmatische achtergrond</td></tr><tr><td
class=Ook in deze paragraaf wijst Hahnemann op het belang van voorschrijven op de miasmatische
achtergrond. Miasmatische behandeling is de enige manier om constitutionele oorzaken aan te pakken.
De andere ziektesoorten zijn qua geaardheid ongelijksoortig aan de endogeen miasmatische
verstoringen. Plantaardige of dierlijke middelen brengen de constitutionele genezing geen stap dichterbij
wanneer wordt verzuimd tevens een antimiasmatisch mineraal middel in te zetten.
Heeft de patiënt echter een geslachtsziekte gehad dan moet de antipsorische behandeling worden
opgeschort en dient de geneesmiddelkeuze te berusten op de symptomen die nog van de geslachtsziekte
resteren. Hieruit blijkt het belang van goede navraag, ook naar zo‟n dikwijls delicaat onderwerp als
geslachtsziekte.

Organon, §206:
“Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint, is het absoluut noodzakelijk eerst
met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syfilis (of eventueel gonorroe).
Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste alleen maar
verschijnselen van syfilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte) aanwezig zijn.”

Een geslachtsziekte die zich in het bestaande symptoombeeld niet meer nadrukkelijk manifesteert kan
desondanks blokkerend werken op de antipsorische behandeling. Dit kan een reden zijn om de bij de
geslachtsziekte horende nosode voor te schrijven in afwisseling met het antipsoricum totdat uit de
ongeremde reactie op het antipsoricum blijkt dat er van een constitutionele venerische belasting geen
sprake meer is. De antipsorische behandeling is een ontwikkelingsweg. Indien goed bewandeld bevrijdt
deze van ziekelijke tendensen in de constitutie en de eruit voortvloeiende consequenties voor het ziels-
en geestelijk leven. Zo krijgt de patiënt weer een gezonde kijk op zichzelf en zijn leven. Hij maakt
andere keuzes, het leven krijgt meer diepgang en biedt meer bevrediging.
De Dynamis, en daarmee de mens, is gelouterd, gezuiverd en geheeld. Alle andere homeopathische
geneesmiddelen (plantaardig, dierlijk, tautopathisch en nosoden) functioneren enkel als ruimtescheppend
voor helende constitutionele reacties op minerale antipsorica.
Organon, §1:
“De hoogste en enige roeping van de arts is zieke mensen beter te maken, wat men genezen, helen
noemt.”


Samenvatting
Psora zorgt voor een dynamische verstoring van de levenskracht waardoor deze haar balans niet meer
kan herstellen. Het balansverlies leidt tot een chronisch ziekteprobleem dat nooit uit zichzelf kan en zal
verdwijnen. Psora kent twee stadia: primaire psora, waarbij zich de eerste uitslag nog op de huid
bevindt, en secundaire psora, die meteen ontstaat nadat de eerdere huiduitslag van de huid verdwijnt en
in het organisme onderduikt. Alle chronische klachten die naderhand optreden behoren tot de secundaire
psora. Psora is de oudste en diepste chronische verstoring die de mens teistert en die, door Hahnemann
“een duizendkoppig monster” genoemd, ontelbare chronische ziekten veroorzaakt.
De venerische chronische miasma‟s zijn van later datum en doorgaans geënt op psorische bodem. De
minerale middelen passen bij het psorisch miasma. Alle andere ziektevormen kunnen de antipsorische
behandeling verstoren en dienen derhalve behandeld te worden met de voor hun specifieke
geneesmiddelen. Genezing van de psorische belasting van de Dynamis is het doel van de
homeopathische                                                                               behandeling.




                                                                                                      118
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-118-2048.jpg"/>
11. Epidemische ziekten en wisselziekten</td></tr><tr><td
class=
Blokkerend effect
Acute collectieve ziekten (epidemische ziekten) kunnen een korter of langer blokkerend effect hebben
op het verloop van de antipsorische constitutiebehandeling. Nauw in verband hiermee staan wat
Hahnemann wisselziekten noemt. Beiden kunnen gevolgen hebben voor de chronische
ziektebehandeling.
Een epidemische ziekte is van exogene aard. Het is een pathologische impuls van buitenaf, die grote
groepen mensen aandoet en bij een deel ervan ziektesymptomen oproept. Of en de mate waarin de
epidemische ziekte manifest wordt hangt af van de individuele gezondheid en miasmatische gesteldheid.
In die zin is de levenskracht erbij betrokken. Desondanks ontwikkelt de epidemische ziekte zich niet
primair vanuit een dynamische endogene ontregeling, doch dient zij te worden opgevat als een poging
van de levenskracht om onder druk van de (epidemische) ziekteverwekker de gezonde balans te
handhaven c.q. te herstellen.
Een epidemische ziekte kent een en dezelfde exogene oorzaak en vertoont een specifiek beeld, dat
„genus epidemicus‟ wordt genoemd.
Met het stijgen van het aantal „slachtoffers‟ komen de typische kenmerken van de epidemie aan het licht.
De genus epidemicus verschaft ons een totaaloverzicht, dat past bij Gelsemium, Eupatorium, Arsenicum
e.d. We kunnen zelfs de voor ieder middel typerende reacties voorspellen, omdat bij acute ziekten
dikwijls vergelijkbare reactiepatronen optreden. Dat neemt niet weg dat iedere epidemische ziekte
onbevooroordeeld wordt tegemoet getreden, in de wetenschap dat elke ziektesituatie eenmalig en uniek
is. Om met Hahnemann te spreken:

Organon, §100:
…“hij moet nooit vermoeden in plaats van waarneming zetten …”

Organon, §101:
“Het kan zijn, dat de arts tijdens een epidemie niet direct bij de eerste patiënt, die in zijn praktijk
voorkomt, het complete beeld ervan te zien krijgt. Elke zodanige collectieve ziekte toont immers pas bij
de observatie van meerdere gevallen het volledige beeld van haar symptomen en verschijnselen.
Maar toch kan de arts bij zorgvuldig onderzoek vaak al aan de eerste en tweede patiënt de werkelijke
toestand zo benaderen, dat hij er zich een karakteristiek beeld van kan vormen – en dan ook wel een
geschikt homeopathisch passend geneesmiddel voor hen vindt.”

Organon, §102:
“Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast, hebben weliswaar een gelijke ziekte,
voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het complete beeld van zo‟n epidemische ziekte
en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit
het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende lichamelijke condities volledig geabstraheerd
en omschreven worden. En de kennis van die totaliteit is nodig om een overzicht te krijgen over het
gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest passende homeopathische geneesmiddel kan
worden gekozen.”


Appèl op de levenskracht


                                                                                                    119
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-119-2048.jpg"/>
Hoewel patiënten behoorlijk ziek kunnen zijn van een collectieve ziekte schuilt daarin toch niet per</td></tr><tr><td
class=definitie het grootste gevaar. Een groter risico is dat de acute ziekte zo‟n aanslag doet op de levenskracht
dat automatisch de chronische miasmatische gesteldheid gaat meevibreren en het tot een acuut
miasmatische ziekte maakt. Dan is de patiënt nog veel zieker. Oudere patiënten kunnen zelfs in de
risicofase komen te verkeren omdat zij dikwijls reeds lijden aan een ver ontwikkeld stadium van
chronisch ziekte. Sterfgevallen komen voor, die dan worden toegeschreven aan de griep.
De chronische ziekte wekken tot een acute uiting heeft een trager herstel tot gevolg. Het duurt langer eer
patiënten weer de „oude‟ zijn en vaak is het zo dat zij “sinds de griep” nooit meer de „oude‟ zijn
geworden. Verwezen wordt dan naar de ziekte van Pfeiffer, of een hevige griep (waarna de patiënt
diabetes ontwikkelde), of een hevige verkoudheid (waarna de patiënt astma kreeg) enz. Dit is de rubriek
„Never well since‟.
In de acute fase gebruiken wij geneesmiddelen uit de bij deze ziektegroep behorende plantaardige en
dierlijke remedies.

Chronische Ziekten, blz. 161:
“Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica,…
Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Wanneer blijkt dat dit onvoldoende werkt vanwege een dreigende acuut miasmatische manifestatie moet
er antipsorische hulp worden ingeroepen.

Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:
“De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acute miasmatische ziekten, als ze
niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak een antipsorische
assistentie nodig – zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een specifiek
homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk hielp ik dan na
met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel had gebruikt. In dat
geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”


Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling
Bij een epidemische ziekte wordt een antipsoricum alleen ingezet wanneer uit verloop en duur van het
herstel blijkt dat dit door de endogeen constitutioneel psorische belasting wordt vertraagd en
bemoeilijkt. Het komt in de praktijk geregeld voor dat wij de afweging moeten maken om een acute
ziekte wel of niet te behandelen. Met betrekking tot de continuering van de chronische
constitutiebehandeling is het meestal raadzaam wél tot behandeling over te gaan. Een acute ziekte die in
korte tijd en doelmatig wordt genezen bewerkstelligt een conditie die de reacties op het antipsoricum
verbeteren.

Chronische Ziekten, blz. 163:
“Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we gewoonlijk nasleep, naziekten noemen),
die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met
een psora te maken, die zich tot chronische ziekte aan het ontwikkelen is. Dus zal hij deze, volgens de
leer van dit boek, antipsorisch weten te genezen. Het is hier de plaats erop attent te maken dat de grote
epidemische ziekten, de mensenpokken, mazelen, purpura, roodvonk, kinkhoest, najaarsdysenterie en



                                                                                                        120
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-120-2048.jpg"/>
andere tyfussoorten na hun verloop het organisme in een erg geschokte en overgevoelige toestand</td></tr><tr><td
class=achterlaten, vooral als ze geen doelmatige homeopathische behandeling hebben gekregen.
Zodoende kan bij vele tot zover herstelde patiënten de psora, die tevoren in hun binnenste sluimerde en
latent aanwezig was, snel actief worden hetzij in schurftachtige uitslagen of in andere chronische
kwalen. Als die niet naar behoren antipsorisch worden aangepakt, zullen ze, omdat nu het organisme
nog in zo‟n grote uitputting verkeert, in korte tijd een hoogtepunt bereiken.
In zo‟n geval verkondigt dan de gewone allopathische arts, als de patiënt na al zijn inadequate
maatregelen sterft – wat vaak gebeurt – dat hij gestorven is aan de gevolgen van de kinkhoest, de
mazelen enz. Maar deze gevolgen zijn de ontelbare chronische ziekten in de talloze vormen van
ontplooide psora, waarvan men tot dusver de oorsprong niet kende en die derhalve onbehandeld zijn
gebleven.”


Breekpunt in de biografie
Dat het doormaken van een heftig verlopende acute ziekte veel energie kost behoeft geen verder betoog.
Zelfs wanneer dit zich jaren geleden heeft voltrokken, maar de acute aandoening door de patiënt als
breekpunt in zijn leven wordt beschouwd, is er reden om er alsnog op voor te schrijven. Het zal anders
zo goed als zeker als een soort blokkade tijdens de behandeling opduiken, of het doet dat al meteen al,
waardoor de patiënt op geen enkel voorgeschreven middel adequaat reageert. Daarom is het van cruciaal
belang dat dergelijke breekpunten met de anamnese in kaart worden gebracht. Zo krijgen we er zicht op
of de patiënt een bepaalde nosode nodig heeft, bijvoorbeeld Variolinum. Het betekent geenszins dat hij
een „Variolinum-constitutie‟ heeft, want dat is onmogelijk. De Variolinum-toestand zit het
zelfgenezende vermogen in de weg. Zonder het oplossen van de blokkade kunnen de geïndiceerde
antipsorica hun werk niet naar behoren doen.


Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit
Wisselziekten nemen een andere plaats in.
Bij epidemische ziekten gaat het vrijwel zonder uitzondering om koortsende infectieuze ziekten, terwijl
wisselziekten soms wel en soms niet met koorts gaan gepaard. Bovendien behoren ze niet tot de
besmettelijke infectieuze (epidemische) ziekten doch betreffen meestal één afzonderlijke patiënt. Gaan
zulke periodieke ziekten wél met koorts gepaard dan worden ze wisselkoortsen genoemd.

Organon, §233:
“De typische wisselziekten zijn die, waarbij op een vrij nauwkeurig bepaalde tijd, bij een schijnbaar
goede conditie, een steeds identieke ziekelijke toestand recidiveert en in een evenzo bepaalde tijd weer
ophoudt. Men vindt dit zowel bij de schijnbaar koortsloze, maar kenmerkend (op bepaalde tijden)
komende en gaande ziekelijke toestanden, alsook bij die met koorts – de veelsoortige wisselkoortsen.”

Wisselziekten kenmerken zich door een klachtenpatroon met een zeker ritme en regelmaat, een zekere
periodiciteit. De patiënt krijgt zomaar opnieuw die onverklaarbare koorts, of ieder voorjaar die lastige
hooikoorts, of elk najaar als het kouder wordt die piepende bronchitis. Het zijn ziekten die op gezette
tijden, met de regelmaat van een klok, hun stempel drukken op het welbevinden van de patiënt.

Organon, §234:
“De hier overwogen ziektetoestanden, die bij één enkele patiënt (want ze plegen niet sporadisch of
epidemisch voor te komen) op bepaalde tijden, typisch, recidiveren, schijnbaar zonder koorts, horen
steeds bij de groep van de chronische ziekten, meest de zuiver psorische, slechts zelden gecompliceerd


                                                                                                    121
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-121-2048.jpg"/>
met syfilis. Ze krijgen dezelfde behandeling met goed resultaat. Maar soms is het vereist tussentijds een</td></tr><tr><td
class=minimale dosis gepotentieerde kinabastdilutie te gebruiken, om hun wisselkoortsachtige type volledig uit
te kunnen doven.”


Wisselziekten – chronische ziekten op psorische grondslag
Wisselziekten, ongeacht of ze koortsend zijn of niet, behoren tot de “chronische ziekten op psorische
grondslag”. Primair moeten ze daarom met antipsorische middelen worden behandeld. Het betreft veelal
aandoeningen van acute aard, waardoor ze enige gelijkenis vertonen met acuut miasmatische ziekten.
Anders dan de acuut miasmatische ziekte keert de wisselziekte echter steeds met een zekere regelmaat
terug. Ieder jaar gedurende een vaste periode wordt de patiënt geconfronteerd met hetzelfde probleem.
Hiermee is het begrip wisselziekte van toepassing op veel patiënten!
Patiënten wier klachten zich kenmerken door regelmaat kunnen mogelijk eveneens tot deze groep
worden gerekend. In de acute fase wordt er behandeld met de passende niet-antipsorische middelen.
Vervolgens, in de rustige fase, worden de antipsorica ingezet.
Zo wordt de patiënt met hardnekkige hooikoorts op carcinogene basis genezen in de winter door de
geïndiceerde antipsorica, eventueel in afwisseling met Carcinosinum. De patiënt met najaarsbronchitis
geneest in voorjaar en zomer. In de rustige fase kunnen de antipsorica in alle rust hun werk doen. Dit is
onmogelijk wanneer de Dynamis tijdens een acute fase in een staat van opwinding verkeert. Dooft het
wisselziekteachtige karakter van de klachten niet uit dan is als tussenmiddel China officinalis vereist.
De patiënt die na een tropenreis thuiskomt met een malaria-infectie zal beter reageren op de
antipsorische behandeling als hij tussendoor het middel China gebruikt. Zonder antipsorica zal hij niet
constitutioneel genezen. Maar zelfs met het juiste gebruik van passende antipsorica is met regelmaat
China officinalis nodig om de wisselkoortsachtige aard van het klachtenpatroon duurzaam te
doorbreken. China, als tussenmiddel, vormt zo tijdens de chronische constitutiebehandeling het
geneesmiddel voor de ontregeling van de Dynamis die zich op regelmatige, gezette tijden manifesteert.
De aard van de klacht is niet zo van belang. China neutraliseert de wisselkoortsachtige tendens,
waardoor de antipsorica voor de verdere genezing kunnen zorgen. Daar China een plantaardig middel is
ligt constitutionele genezing buiten haar werkingssfeer.


Samenvatting
Een epidemische ziekte is exogeen van origine en doet grotere groepen mensen aan. Afhankelijk van
leeftijd, vitaliteit en chronische ziekteontwikkeling kan de interferentie van de epidemische ziekte met
de chronische gesteldheid een ziektecrisis veroorzaken. Epidemische ziekten worden behandeld met de
voor hen specifieke middelen uit planten- of dierenrijk.
Epidemische ziekten hinderen de voortgang van de antipsorische behandeling. Niet goed
doormaken van een epidemische ziekte kan de antipsorische behandeling langdurig
blokkeren.
Wisselziekten zijn ziekten die zich met regelmatige tussenpozen voordoen bij één en dezelfde patiënt. Ze
behoren tot de psorische ziekten. Wisselziekten kunnen het karakter hebben van acuut miasmatische
ziekten. Om hun wisselkoortsachtige karakter te doorbreken is tijdens de antipsorische behandeling
dikwijls            China            officinalis          vereist          als            tussenmiddel.




                                                                                                     122
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-122-2048.jpg"/>
12. De behandeling van psychische ziekten</td></tr><tr><td
class=
Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt
Psychisch zieken en psychiatrische patiënten vergen intensieve begeleiding. In de dagelijkse praktijk
zijn er altijd wel één of twee patiënten bezig uit een psychische impasse te geraken. Het kan een
uitdaging zijn die onze kundigheid aardig op de proef stelt. Gelukkig is het merendeel van zulke
patiënten goed te behandelen.
Waarschijnlijk het moeilijkst zijn patiënten die reeds sinds de puberteit als „manisch depressief‟ zijn
gediagnosticeerd. Na jaren lithiumgebruik wenden zij zich tot de homeopaat, met als doel de lithium en
eventuele andere medicatie af te bouwen. Homeopathie boekt hier goede resultaten, al kan bij dergelijke
patiënten, ten gevolge van het onder het lithium „niet geleefde leven‟, het probleem optreden dat zij
moeite hebben de levensdraad weer terug te vinden c.q. op te pakken.
De ziekte is opgeheven maar de levensloop komt niet op gang. Vaker echter is het alsof zij onder de
stolp vandaan komen waaronder zij jarenlang hebben geleefd. De ontwikkelingen in het persoonlijk
leven hernemen hun loop. Gebeurtenissen lijken elkaar in sneltreinvaart op te volgen. Ineens is er de
jarenlang gewenste relatie of zwangerschap; nu lukt het wél die baan te verwerven of dat huis of die
studie. Het betekent dat de verstoring is opgeheven en het leven zijn loop neemt zoals het bedoeld was!
Een voor patiënt en homeopaat zeer bevredigende situatie!


Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste
Hahnemann noemt de „psychische‟ ziekten „eenzijdige‟ ziekten.
Eenzijdige ziekten worden getypeerd door een eenzijdig symptoombeeld. Er is een uiterst beperkte
groep symptomen en meer valt er dikwijls niet te melden!
De beperkte doch nadrukkelijk op de voorgrond tredende symptoomgroep laat alle andere symptomen
naar de achtergrond verdwijnen. Genezing wordt daardoor moeilijker. Hoe uitgebreider en verscheidener
de symptomen, hoe gemakkelijker de rode draad en een passend geneesmiddel zijn te vinden. Behalve
het mentaal/emotionele beeld hebben we ook nog plaatselijke totaalsymptomen, generaliteiten, eventuele
concomiterende symptomen e.d., waardoor een gefundeerder geneesmiddel keuze mogelijk wordt.
Wanneer enkel mentale symptomen present zijn wordt een differentiaaldiagnose tussen mogelijk
geïndiceerde geneesmiddelen aanzienlijk lastiger.
Psychische ziekten zijn dus eenzijdig ziekten. De psychische verschijnselen, psychosen, wanen e.d.
treden sterk op de voorgrond en vragen zo alle aandacht. In de praktijk lijkt het vrijwel onmogelijk en
soms zelfs ongepast het hoofd-voeten-schema na te vragen, alsof we de aandacht van het werkelijke
probleem willen afleiden.
Bij de psychotische patiënt met identiteitsverlies hebben we aan symptomen uitsluitend wat zich op het
moment manifesteert en wat wij zelf kunnen waarnemen of van familieleden horen. We moeten het doen
met een beperkt aantal symptomen, die nagenoeg allemaal samenhangen met de zelfbeleving van de
patiënt en diens verstoorde relatie met de omgeving. Ofschoon we te maken hebben met een „acute
ziekte‟ (!) is er toch veelal sprake van een chronische psorische achtergrond.

Organon, §210:
“Bij de psora horen bijna alle ziekten, die ik eerder als “eenzijdig” betitelde. Die schijnen door deze
eenzijdige symptomatologie (waarbij ten opzichte van het enkele prominente symptoom alle overige
ziekteverschijnselen als het ware in het niet vallen) moeilijker te genezen. Tot deze soort horen de


                                                                                                   123
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-123-2048.jpg"/>
zogenaamde affectieve en waanpsychosen. Deze vormen echter niet een ziektegroep die scherp</td></tr><tr><td
class=onderscheiden is van alle andere ziekten. Immers, ook in elk van de overige lichamelijk ziekten is steeds
de affectieve en mentale gesteldheid gealtereerd.”

Psychische aandoeningen ontspruiten aan de psorische gesteldheid. Ze komen als eenzijdige uiting het
eerst als een acuut miasmatisch ziekte aan het oppervlak, de vorm aannemend van beperkte eenzijdige
psychische problematiek, bijvoorbeeld een psychose.
De ware oorzaak is evenwel de onderliggende psorische basisverstoring van de levenskracht.
De intense psychische problematiek berust op een onderliggende functionele verstoring van de Dynamis.
De psychische ontregeling werkt min of meer als een drukventiel waardoor de psorisch-dynamische
spanning die ervoor, soms jarenlang, werd opgebouwd kan ontsnappen.

Organon, §215:
“Bijna al die zogenaamde „geestes- en zielsziekten‟ zijn niet anders dan lichamelijke ziekten. Maar het
voor elk van hen typische symptoom van verstandelijke of affectieve ontstemming versterkt zich, vlugger
of langzamer, onder gelijktijdige vermindering van de lichamelijke symptomen, net zolang totdat het
zich tenslotte opvallend eenzijdig, haast als een locale stoornis in de onzichtbare fijne organen van
geestes- of gemoedsgesteldheid nestelt.”


Grondige anamnese
Het spreekt vanzelf dat een grondige anamnese onontbeerlijk is. In een echt acute fase is dit echter
onmogelijk. We moeten de patiënt eerst in rustiger vaarwater zien te krijgen. De psychose is het topje
van de ijsberg, die door adequaat voorschrijven voorlopig wordt verankerd. Nu komt het erop aan de
drijvende kracht achter de acuut miasmatische psychotische aandoening aan te pakken! Ongenezen en
beroofd van de psychische uitlaatklep zal de psorische predispositie zich hergroeperen en wederom
proberen de gezondheid duurzaam te ontregelen. De overvolle psychiatrische inrichtingen getuigen
ervan hoe dikwijls de psorische predispositie hierin slaagt.

Organon, §221:
“Maar als vanuit de gewone toestand van rust er plotseling een psychose of manie uitbreekt (door
schrik, ergernis, door spiritualiën enz.) als een acute ziekte, dan kan die, ofschoon bijna zonder
uitzondering ontstaan vanuit inwendige psora, als een eruit oplaaiende vlam, in haar acute begin niet
direct met antipsorica behandeld worden.
Eerst moeten hier de aangegeven middelen uit de groep van de overige
beproefde medicamenten1 in hoog gepotentieerde, minieme
homeopathische dosering worden toegepast om de acute toestand zover
weg te werken dat de psora voorshands terugkeert in haar vorige, bijna
latente staat, waarin de patiënt hersteld lijkt.”
Voetnoot1 b.v. Aconitum, Belladonna, Stramonium, Hyoscyamus, Mercurius enz.

Paragraaf 221 beschrijft hoe de vrijwel latente psora, de rustsituatie, door een incident, schrik, ergernis,
alcohol wordt gebracht tot de productie van acute klachten, “als een eruit oplaaiende vlam”. Het resultaat
is een acuut miasmatische ziekte, met op de achtergrond een al langer bestaand chronisch probleem.
Door een externe „trigger‟ wordt de mettertijd opgebouwde interne pathologische spanning als het ware
tot ontploffing gebracht en ontstaat een acute ziekte. Als geneesmiddelen voor zulke condities noemt
Hahnemann enkele niet-antipsorische plantaardige middelen en het niet-antipsorische metaal Mercurius.


                                                                                                        124
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-124-2048.jpg"/>
Vanuit de ziekteclassificatie bezien is het belangrijk eerst de acuut miasmatische conditie onder controle</td></tr><tr><td
class=te krijgen om daarna, wanneer de constitutionele rust is hersteld, de behandeling te vervolgen met de
dieper werkende minerale constitutiemiddelen. Laten we het inzetten van de dieper werkende minerale
antipsorica na dan laten we de psorisch pathologische ondergrond in tact.
Deze zal na verloop van tijd opnieuw opvlammen en andermaal de eenzijdige psychische aandoening
voortbrengen. Hahnemann adviseert de genoemde middelen toe te passen in hoge potentie en minimale
dosering. In de terminologie van de zesde editie van het Organon betekent dit: LM-potenties.

Organon, §222:
“Toch mag men zo‟n patiënt, die van een acute psychose door de genoemde niet-psorische
geneesmiddelen is hersteld, nooit als genezen beschouwen. Integendeel, er is geen tijd te verliezen. Men
moet hem direct door een verdere antipsorische, misschien ook antisyfilitische behandeling helemaal
bevrijden van het chronische miasma. Dat is namelijk weliswaar weer latent geworden, maar van nu af
aan zeer geneigd te recidiveren met aanvallen van de doorgemaakte waan- of affectieve ziekte.
Pas na voltooide behandeling is er geen soortgelijke, toekomstige aanval meer te vrezen, als de patiënt
tenminste zijn dieetregime en een geordende leefwijze trouw blijft.”

Afwisseling ook hier
Plantaardige, niet-antipsorische middelen hebben een stabiliserend effect op patiënten die net uit een
psychose komen. Sterke psychische schommelingen worden zo voorkomen. Afhankelijk van de duur
van de psychose is het aan te bevelen enige tijd door te gaan met het plantaardige middel en geleidelijk,
in afwisseling ermee, het antisporische minerale constitutiemiddel te introduceren. Omdat het de
constitutie dieper beïnvloed kan het minerale middel anders een toename van de psychische klachten
teweegbrengen.
Het plantaardige middel kan achterwege worden gelaten zodra blijkt dat het minerale middel goed wordt
verdragen. Het kan eventueel achter de hand worden gehouden worden om bij calamiteiten en sterke
schommelingen opnieuw dienst te doen als stabilisator, als acuut complement van het chronische
constitutiemiddel.


Een voorbeeld uit de casuistiek.
Een vrouw die door het verlies van haar kind in een psychose terechtkomt, waarvan de symptomen op
Ignatia wijzen, loopt het risico van recidivering indien de inname van dit middel te snel wordt gestaakt.
Werkelijk genezen kan Ignatia de constitutionele tendens echter niet, om de simpele reden dat het niet
behoort tot de antipsorica. Voor duurzame genezing van de psorische gesteldheid zijn de
complementaire minerale middelen vereist. De materia medica vermeldt met name Natrium muriaticum,
Aurum, Phosphoricum acidum en Sepia. (Hahnemann ziet Sepia als een der weinige antipsorica van
dierlijke origine.) Alle minerale geneesmiddelen met diepe antipsorische werking kunnen feitelijk
dienen als complement van Ignatia, op voorwaarde dat de symptomen erop wijzen!
Voor het duurzaam hervinden van haar innerlijke stabiliteit zal de moeder het op basis van
symptoomgelijksoortigheid geïndiceerde minerale antipsorische geneesmiddel nodig hebben.
Krijgt ze het dan, ondanks de inname van dit geneesmiddel af en toe toch nog echt „te kwaad‟, dan kan
ze op die erg moeilijke momenten de Ignatia eventueel nog gebruiken.




                                                                                                      125
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-125-2048.jpg"/>
We hoeven geen terugval meer te vrezen indien de passende minerale middelen worden gegeven tot een</td></tr><tr><td
class=eindverergering optreedt. Angst voor een terugval zit er vaak ook diep in bij de familie van de
psychotische patiënt. Zij hebben veel meegemaakt en hun geduld en incasseringsvermogen zijn danig op
de proef gesteld. Behalve de patiënt zelf zijn zij eveneens gebaat bij een goed verloop van de
behandeling. Een stabiele sociale omgeving is voor de psychisch zieke tijdens de herstelfase een
belangrijke factor. Alle genezing belemmerende factoren zouden van hem weggehouden moeten
worden.
Zwaar psychisch verstoorde patiënten zijn niet in huiselijke kring op te vangen en zullen moeten worden
opgenomen in een psychiatrisch zieken-huis. Helaas staat dit vrijwel gelijk aan het voorgeschreven
krijgen van allopathische medicatie, waardoor onderdrukking en daarmee toename van pathologie in de
hand wordt gewerkt.

Organon, voetnoot 1, §229:
“Het herstel van paranoïde, maniakale, en melancholische patiënten is alleen in een daarvoor speciaal
ingericht instituut te bewerkstelligen, niet in de eigen familiekring.”

Organon, §223:
“Laat men echter de antipsorische (of ook wel antisyfilitische) behande-ling achterwege, dan is het
vrijwel zeker te verwachten dat spoedig een nieuwe en meer hardnekkige aanval van de psychose
optreedt, terwijl er nog minder aanleiding toe is dan de eerste keer. En ondertussen ontwikkelt de psora
zich dan compleet en de patiënt belandt hetzij in een periodieke of continue psychische desintegratie, die
dan veel moeilijker antipsorisch kan worden genezen.”


Gebruik van psychofarmaca
Tegenwoordig zitten zulke psychische en psychiatrische patiënten vaak zwaar onder de medicijnen, die
de “continue psychische desintegratie” camoufleren. De psorisch pathologische tendens wordt,
ogenschijnlijk, aan banden gelegd met een arsenaal chemisch-synthetische middelen. Het effect ervan op
zowel geest als lichaam laat zich raden.
Homeopathische behandeling zal lange tijd in beslag nemen.
“Kunnen stoppen met de allopathische medicatie” is dikwijls wat de patiënt verlangt van de
homeopathische behandeling. Tegelijkertijd bestaat er zo‟n medicijnafhankelijkheid en zo‟n (niet
onterechte) angst voor een nieuwe psychose dat de moed tot het afbouwen van de medicatie in de
schoenen zinkt.
Ook hier biedt het gebruik van LM-potenties grote voordelen. De LM-potentie maakt het mogelijk de
allopathische medicatie heel geleidelijk af te bouwen, zonder dat zich crisissituaties voordoen. In
weerwil van de allopathische medicatie zal de LM-potentie, indien meerdere malen daags ingenomen,
toch een beperkt antipsorisch effect kunnen bewerkstelligen.
Daartoe kan nog worden bijgedragen door het passende middel af te wisselen met een geneesmiddel dat
de werking van de psychofarmaca enigszins neutraliseert. Samen zijn deze middelen doorgaans
toereikend om de allopathische medicatie te kunnen afbouwen. Het antipsorisch effect van het
homeopathisch geneesmiddel zal erdoor alleen maar meer toenemen. De eerste stap op de lange
genezingsweg is gezet.


Psychische klachten door ‘oorzaak van buiten’
Het merendeel der psychische ziekten ontstaat door een oplaaiende psora. Maar er zijn uitzonderingen:
bijvoorbeeld bij mensen die zoveel tegenslagen in hun leven te verwerken hebben gekregen dat ze er niet


                                                                                                      126
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-126-2048.jpg"/>
meer tegen kunnen. De tegenslagen zijn op te vatten als „incidenten‟, die in eerste instantie zonder</td></tr><tr><td
class=directe constitutionele consequenties blijven. Door de frequentie en de tijdsduur ervan blijft de
constitutie echter niet buiten schot. Waar de situatie in de beginfase nog betrekkelijk simpel
behandelbaar is, kunnen we na verloop van tijd niet zonder antipsorica.
Terwijl de eerder beschreven psychische ziekten een afspiegeling zijn van een ver ontwikkelde
sluimerende psora, draait het er bij de exogene variaties op uit dat in de levenskracht, ontregeld door
tegenslagen, de erin verankerde, latente psorische tendens wordt gewekt. Dit echter vaak pas na langere
tijd
Het onderscheid tussen beide vormen - de geestesziekte vanuit de geest of vanuit de ontregelde
levenskracht - is relatief eenvoudig te maken.




                                                                                                   127
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-127-2048.jpg"/>
Organon, §224:</td></tr><tr><td
class=“Soms, als de geestesziekte nog niet volledig ontwikkeld is, zou er nog enige twijfel over kunnen
bestaan, of die nu echt uit lichamelijke ziekte zou zijn voortgekomen of veeleer door opvoedingsfouten,
slechte gewoonten, verdorven zeden, verwaarlozing van de geest, bijgeloof of onwetendheid zou zijn
ontstaan. In dat geval kan men het volgende als criterium hanteren. Al zulke aberraties nemen af en
verbeteren door begrijpend en welwillend toespreken, door troost-gevende argumenten of door ernstige
en verstandige uiteenzettingen.
Maar een echte waan- of affectstoornis op somatische bodem wordt er snel door verergerd. De
melancholie wordt nog depressiever, klagender, meer ontroostbaar en teruggetrokken, maligne
paranoïdie wordt er nog meer door verbitterd en wartaal wordt duidelijk nog onzinniger.”

Bij geestesziekte gebaseerd op exogene oorzaken kunnen alle therapieën helpen die we tegenwoordig
kennen.
De mogelijk latent op de achtergrond sluimerende psorische, of soms ook syfilitische, predispositie kan
evenwel niet zo worden opgelost. Zodra de geestesziekte primair op somatische bodem is ontstaan, dat
wil zeggen: op basis van een dynamische psorische of soms ook syfilitische ontregeling van de
Dynamis, haalt bijvoorbeeld psychotherapie niet veel meer uit omdat er basaal geen „gezond‟ stuk meer
is aan te spreken in de patiënt. Alle therapeutische input zal uiteindelijk in geen andere output resulteren
dan in een toename van de klachten.
Pas wanneer de balans van de psorisch of syfilitisch belaste Dynamis is hersteld door antipsorische c.q.
antisyfilitische behandeling kan de patiënt beter op z‟n verantwoordelijkheid worden aangesproken en is
er een voedingsbodem geschapen voor psychotherapie.


Samenvatting
De psychische ziekten behoren tot de eenzijdige ziekten waarbij, door het verschuiven van het
symptoombeeld, de lichamelijke symptomen naar de achtergrond zijn verdwenen. De psychische ziekten
komen voor het merendeel voort uit een onderliggende psora.
Psychische ziekten kunnen tevens ontstaan door langdurige of ingrijpende tegenslagen. Dan compliceert
de psychische gesteldheid zich vaak later met de fundamenteel psorische verstoring. Zulke psychische
aandoeningen van buitenaf reageren goed op andere therapieën, in tegenstelling tot psychische ziekten
veroorzaakt door psora.
In de acute fase worden psychische ziekten behandeld met plantaardige en dierlijke middelen. Zo gauw
de acute fase achter de rug is moet antipsorisch worden behandeld om terugval te voorkomen.




                                                                                                        128
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-128-2048.jpg"/>
13. Gebruik van potenties</td></tr><tr><td
class=
Hoge potenties
Reeds tijdens Hahnemann‟s leven was het gebruik van hoger gepotentieerde geneesmiddelen een
controversiële kwestie. De verschijning van Chronische Ziekten in 1828 en de erin beschreven
antipsorische geneesmiddelen, die vrijwel uitsluitend - naar de toenmalige maatstaven - in hoge
potenties moesten worden voorgeschreven, riepen grote spanningen op in de groep volgelingen van de
pasgeboren nieuwe geneeskunst. Het voorwoord van de uitgever (Richard Haehl) van de eerste uitgave
der zesde editie (1921) beschrijft de toenmalige sfeer aldus:
(Januari 1821) “Hahnemann had met de buitenwereld, afgezien van zijn patiënten, weinig verbinding en
voeling meer in deze periode. Hij was tot inwoner van Köthen geworden. Ook met zijn eigen leerlingen
en collega‟s bleef de persoonlijke omgang tot een klein groepje beperkt, die hem af en toe in Köthen
bezochten en met wie hij een levendige briefwisseling onderhield. De verenigingsambities van de
homeopathische artsen, die hij over het algemeen wantrouwend, vaak zelfs afwijzend bejegende,
ondersteunde en stimuleerde hij geenszins.
Ook de wetenschappelijke en schrijversactiviteiten verdwenen meer en meer naar de achtergrond.
Slechts op twee uiteenlopende gebieden vlamden ze nog een keer op.
In 1828 verscheen „Die Chronische Krankheiten, ihre eigentümliche Natur und homöopathische
heilung.‟
Door de publicatie van Chronische Ziekten werd de vervreemding van Hahnemann ten opzichte van een
groot deel der homeopathische artsen openlijke vijandschap. Hahnemann wilde alle chronische ziekten
baseren op slechts drie chronische miasma‟s: Syfilis, Sycosis en Psora (waarvan de laatste de
verderfelijkste ziekte zou zijn) die zich bovendien sinds vele duizenden jaren van geslacht op geslacht
zouden hebben voortgeplant.
Dit werd door de homeopathische artsen gelijkelijk afgewezen als de door Hahnemann aanbevolen
antipsorische geneesmiddelen. Bij zijn voorschriften was hij tot steeds hogere verdunningsgraden
overgegaan.
Uiteindelijk verklaarde hij de 30ste centesimale potentie de werkzaamste. Hiervan liet hij veelal slechts
en maanzaad-groot korreltje nemen, waarna hij 30, 40, 50 en meer dagen afwachtte (vierde editie
Organon).
De „wetenschappelijk-kritische‟ richting in de Homeopathie wees zowel de psorische ziekteverwekker
alsook de lang werkende hoge potenties van de hand en verweet de „zuivere homeopaten‟ een
gedachteloze eed op het woord van de meester. Hahnemann op zijn beurt noemde de homeopaten van de
„wetenschappelijke‟ richting „halfhomeopaten‟, die hij voor veel gevaarlijker vijanden van zijn
homeopathie hield dan de publieke tegenstanders. De langdurige en heftige strijd tussen de
Hahnemannianen en de halfhomeopaten werd tenslotte door een scherp aanvalsartikel op 23 oktober
1832 in het „Leipziger Tagesblatt‟ openbaar gemaakt.”


Inzichtelijk homeopathisch handelen
Er moesten in de „homeopathische school‟ enkele harde noten worden gekraakt. De miasmaleer, of
beter: de ziekteclassificatie, bleef in Hahnemann‟s tijd onbegrepen en werd tot op de dag van vandaag
nooit de basis voor inzichtelijk homeopathisch handelen. Door vooroordeel en onwetendheid werden (en
worden) daarnaast de potenties beschreven in de zesde editie van het Organon niet of nauwelijks in de
praktijk gebruikt. De diverse stromingen die de homeopathie kent begonnen reeds tijdens Hahnemann‟s
leven.


                                                                                                     129
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-129-2048.jpg"/>
Hahnemann noemde degenen die afweken van zijn leer „halfhomeopaten‟ omdat ze alleen het Organon</td></tr><tr><td
class=als uitgangspunt gebruikten. Toen was dat nog de derde editie; de vierde verscheen pas in 1829. De
latere vierde editie van het Organon vormde de basis voor de manier waarop de homeopathie door de
Amerikaanse homeopaten werd ontwikkeld.
De praktische aanwijzingen in Chronische Ziekten over ziekteclassificatie en miasmaleer werden niet in
de praktijkvoering geïntegreerd. Dit heeft grote consequenties gehad voor de ontwikkeling van de
homeopathie.
Blinde navolging van Hahnemann gaat natuurlijk te ver, maar anderzijds is het weinig beter hem te
passeren zonder minimaal grondig kennis te hebben genemen van wat hij ons heeft nagelaten.
De verdieping van de praktijkvoering, de deskundigheid en het begrip van de homeopathie die dit
oplevert kan naar mijn idee op geen enkele andere wijze worden verkregen. Het getuigt niet alleen van
respect, maar ook van zelfinzicht, wanneer we in overeenstemming met de woorden van Dr. Wilhelm
Schwarzhaupt in het voorwoord van de hernieuwde uitgave der zesde editie van het Organon in 1955
concluderen:
“Indringende studie heeft mij ertoe gebracht er van af te zien het werk van Hahnemann in moderne
taalvorm te gieten. Niet als laatste op basis van mijn wens piëteitsvol en in alle bescheidenheid achter
het genie van Hahnemann terug te treden.”


Twee verschillende potentiereeksen
De homeopathie kent twee verschillende potentiereeksen. Het oudst zijn de centesimale- of C-potenties,
waarmee Hahnemann gedurende langere tijd verwoed experimenteerde om te beantwoorden aan het door
hem zelf geformuleerde axioma. Dit axioma is hij zijn gehele leven trouw gebleven: “Het hoogste ideaal
van genezen is een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel van de gezondheid.”
En met betrekking tot de werking van geneesmiddelen: “Het door mij aangegeven procédé maakt
medicijnen van hoogste activiteitsontplooiing en mildste werking, die echter, mits goed gekozen, alle
zieke plekken geneeskrachtig beïnvloeden.” Bij zijn streven naar het meest zachtzinnige herstel stuitte hij
steeds opnieuw op het probleem van potentie en dosering.
Propageerde Hahnemann in de vierde editie van het Organon nog de eenmalige snuifdosis (olfactie), om
vervolgens 30, 40, 50 dagen of langer af te wachten, in de vijfde editie adviseert Hahnemann het
geneesmiddel - zeker bij primaire psora - in een wekelijks ritme in te nemen.
In het hoofdstuk over het technische gedeelte in het derde deel der Chronische Ziekten, gepubliceerd in
1837, schrijft Hahnemann dat homeopathische potenties bij voorkeur in vloeibare vorm moeten worden
toegepast en voor iedere inname enkele malen moeten worden geschud. Op deze wijze gaf Hahnemann
ook de naar onze begrippen „lagere‟ C-potenties om de dag, of. zoals hij zelf schrijft, “bij voorkeur
iedere dag”:
Chronische Ziekten, Engelse uitgave, aanhangsel “Concerning the technical part of homeopathy”:
“In chronische ziektegevallen heb ik ervaren dat het beste één dosis (d.w.z. een lepel vol) van een
oplossing van het passende geneesmiddel gegeven kan worden; ten minste iedere twee dagen, maar
gewoonlijk iedere dag.”
De voortdurende experimenten met geneesmiddelen en potenties in verschillende doses hadden het
bereiken van een ideaal tot doel: “een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel”. Hahnemann‟s activiteiten
resulteerden in de jaren 1837-1843 in de ontwikkeling van een revolutionair nieuwe potentiewijze, die
hij in de achttien maanden voorafgaand aan het laatste half jaar vóór zijn dood, in zijn 87ste levensjaar,
alsnog in de laatste editie van het Organon verwerkte.

Organon, §275:



                                                                                                       130
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-130-2048.jpg"/>
“Dat een geneesmiddel precies past voor een bepaalde zieke berust niet alleen op de juiste</td></tr><tr><td
class=homeopathische keuze ervan, maar evenzeer op de vereiste grootte of liever gezegd kleinheid van de
dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal die gift beslist, ongeacht de weldadige
aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
geval onnodige, veel te sterke impressie die ervan uitgaat op de levenskracht.”

Gezien het doorslaggevende belang van de soort potentie en de eraan gekoppelde dosis is het voor
Hahnemann een levenslange zoektocht geweest om geneesmiddelpotenties te ontwikkelen die aan het
gestelde doel beantwoorden. Een zoektocht die is uitgemond in een ontdekking waarmee wij ons
voordeel kunnen doen.


De bereiding van homeopathische geneesmiddelen
De door Hahnemann gebruikte potentiëringsschaal was tot de vijfde editie van het Organon de C-
potentie. Bij de C-potentie is de verdunningsgraad van de geneesmiddelhoeveelheid ten opzichte van de
draagsubstantie 1:100. Substanties die niet direct oplosbaar zijn in vloeistof worden eerst door
verwrijving met melksuiker tot een niveau gebracht waarop ze wel opgelost kunnen worden in water of
alcohol. De grens waarna alle vaste substanties oplosbaar zijn in vloeistof ligt bij de miljoenvoudige
verdunning, dat is: C3. Moeilijk oplosbare stoffen worden zodoende eerst tot een miljoenvoudige
verdunning - C3 - verwreven met melksuiker.
Deze procedure is identiek voor de bereiding van C-potenties én LM-potenties. Pas vanaf de C3 treden
er in de bereiding wezenlijke verschillen op.
Het potentiëringsproces maakt de latente geneesmiddelkrachten vrij die in de materie verscholen liggen.
De wegen voor het vrij maken van deze latente energie zijn bij C- of LM-potenties verschillend.

Organon, §269:
“De homeopathische geneeskunst haalt voor haar speciale behoefte de innerlijke, spirituele, medicinale
krachten van de ruwe grondstoffen te voorschijn door middel van een geheel eigen
behandeling,”waardoor ze allemaal pas echt bijzonder, ja zelfs onmetelijk „doordringend‟ actief en
dienstig worden, zelfs die substanties onder hen, die in onbewerkte toestand niet de minste medicinale
kracht op het menselijk lichaam laten blijken. Deze merkwaardige verandering in de eigenschappen van
natuurlijke stoffen ontwikkeld door mechanische inwerking op hun kleinste partikels, door verwrijven en
schudden (terwijl ze door middel van een indifferente droge of vloeibare substantie van elkaar
gescheiden zijn), de latente dynamische krachten die tevoren onopgemerkt, als het ware sluimerend in
hen verborgen waren (§11) en vooral invloed kunnen uitoefenen op het levensbeginsel, op de conditie
van dierlijk leven. Daarom wordt deze bewerking van die stoffen dynamiseren of potentiëren genoemd
(ontwikkelen van artsenijkracht) en de ontstane producten dynamiseringen ofwel potenties in
verschillende graden.”

Organon, voetnoot 2, §269:
“Net zo ontwikkelt wrijven van de geneesmiddelsubstantie en schudden van de oplossing ervan
(dynamisering, potentiëring) de geneeskundige, in haar verborgen krachten en ontplooit die steeds
meer. Men zou misschien mogen zeggen, dat het de materie spiritualiseert.”

Organon, §270:




                                                                                                   131
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-131-2048.jpg"/>
“Om nu te bewerken dat deze (latente, in de materie verscholen) kracht zich het beste kan ontplooien</td></tr><tr><td
class=wordt een klein beetje van de substantie die gedynamiseerd moet worden, ongeveer één grein (= 62 mg)
genomen.”
Dynamisatieproces
Het “spiritualiseren van de materie” vindt stapsgewijs plaats, volgens een procedure die in totaal drie uur
in beslag neemt.
Een derde deel van honderd grein melksuiker wordt in een vijzel gedaan met daarop één grein van het te
dynamiseren geneesmiddel. Dit wordt omgeroerd en vervolgens met de stamper gedurende zes à zeven
minuten krachtig verwreven. Daarna wordt het mengsel gedurende drie à vier minuten bijeengeschraapt
en dan opnieuw zes à zeven minuten verwreven, gevolgd door nog eens drie à vier minuten van
bijeenschrapen.
Hierna wordt het tweede derde deel van de melksuiker toegevoegd en zes à zeven minuten ermee
verwreven, gevolgd door drie à vier minuten schrapen. Daarna zes à zeven minuten verwrijven en drie à
vier minuten schrapen. Nu, na veertig minuten, wordt het laatste derde deel van de melksuiker
toegevoegd. Weer volgt zes à zeven minuten verwijven en drie à vier minuten schrapen en tenslotte de
laatste keer zes à zeven minuten verwrijven en drie à vier minuten schrapen.
Zo wordt de eerste honderd grein van het geneesmiddel in wording verwreven en is na één uur de
potentie C1 ontstaan.
Om C2 te maken wordt 1 grein van de C1 vermengd met het eerste derde deel van de tweede honderd
delen melksuiker, waarna op precies dezelfde wijze wordt te werk gegaan als bij de bereiding van de C1.
Dus in drie keer 20 minuten met afwisselend verwrijven en schrapen. Zo is na twee uur de potentie C2
bereikt. Volgens exact hetzelfde procédé wordt tenslotte de C3 potentie bereid.


Organon, voetnoot 11, §270:
“Dat zijn de drie trappen van de droge poedertrituratie, welke, als ze correct zijn uitgevoerd, al een
goed begin gemaakt hebben met de activiteitsontplooiing (dynamisering) van de medicijnsubstantie.”

Voor de bereiding van de volgende C-potenties (1:100) wordt deze procedure gevolgd:
Chronische Ziekten, blz. 182:
“De eerste oplossing kan niet in pure alcohol gebeuren, omdat melksuiker niet oplost in alcohol.
Derhalve vindt de eerste oplossing plaats door gelijke delen water en alcohol. Daarom worden bij een
grein van het beschreven, door wrijven miljoenvoudig (C3) gepoten-tieerde, medicinale poeder 50
druppels gedestilleerd water gevoegd. Dit wordt door enkele keren het flesje om zijn as te laten draaien
gemakkelijk opgelost; vervolgens worden er 50 druppels goede alcohol aan toegevoegd en zo het slechts
voor tweederde met dit mengsel gevuld en met een stop gesloten flesje twee keer (dus met twee
neerwaartse slagen van de arm) geschud.”

Met de verkregen vloeistof C4 worden kleine, niet-medicinale globuli geïmpregneerd, die nadat ze op
vloeipapier vlug zijn gedroogd in een flesje worden opgeslagen met het etiket „C4‟. Bij de bereiding van
de C5 potentie wordt gebruik gemaakt van de lagere C4. Eén korreltje van de C4 potentie wordt opgelost
in 1 druppel water. Vervolgens worden er 99 of 100 druppels alcohol aan toegevoegd. Deze oplossing
wordt wederom slechts tweemaal geschud. Met de verkregen oplossing worden opnieuw
melksuikerkorrels geïmpregneerd en daarna snel gedroogd. De verkregen potentie is „C5‟. Zo kan met
dit procédé vervolgen tot in de hoogste potentiegraden.
Voor alle duidelijkheid wil hier gezegd zijn dat bij de correcte bereiding van de centesimale potenties
iedere volgende potentie tijdens het bereidingsproces slechts tweemaal geschud wordt. De
dynamisatiegraad neemt dus bij iedere volgende trap met twee schudslagen toe.


                                                                                                       132
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-132-2048.jpg"/>
Wanneer door het schudden de dynamisatiegraad toeneemt is de toename van energie tussen iedere</td></tr><tr><td
class=volgende C-potentietrap, bij bereiding volgens Hahnemann‟s aanwijzingen, beperkt tot twee keer
schudden. De mate van dynamisering tussen de onderlinge elkaar opvolgende potenties is derhalve
beperkt. Indien goed bereid is de veelgebruikte C30 potentie dus minder dan 60 keer geschud.Tot C3 is
er namelijk alleen sprake van verwrijving Volgens Hahnemann wordt deze beperking in de
dynamiseringsmogelijkheden opgelegd door het geringe verdunningsmedium van 1:100.
Homeopathische geneesmiddelen die anders worden gemaakt wijken af van Hahnemann‟s aanwijzingen.

Organon, voetnoot 6, §270:
“Toen men nog volgens het aanvankelijke voorschrift, steeds een volle druppel van de dilutie van lage
potentie voegde bij 100 druppels 96%-alcohol om hogere potenties te maken, was de verhouding van
het verdunningsmedium ten opzichte van de daarin te dynamiseren hoeveelheid geneesmiddel (100 op 1)
veel te krap bemeten dan dat veel van zulke schudslagen, zonder dat men teveel geweld moest gebruiken,
in staat zouden zijn de krachten van de gebruikte geneesmiddelsubstantie naar behoren en in hoge mate
tot ontplooiing te brengen. Vermoeiende proefnemingen hebben me daarvan overtuigd.”


Vermoeiende proefnemingen
We mogen er gevoeglijk vanuit gaan dat het inderdaad “vermoeiende proefnemingen” zijn geweest die
Hahnemann overtuigden. Bij het schrijven van het Apotheker Lexicon, tussen 1793 tot 1797geschreven,
verbeterde Hahnemann de eerdere editie door alle vermelde proeven te onderwerpen aan een kritisch
onderzoek. In voetnoten gaf hij dan zijn commentaar om vervolgens een betere, door hemzelf
ontwikkelde procedure aan te bevelen. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het door Hahnemann
geschreven Apotheker Lexicon, in Duitsland hét handboek voor de apotheker, zo‟n honderd jaar lang als
standaardwerk in gebruik is geweest! Met dezelfde nauwgezetheid als waarmee hij het Apotheker
Lexicon schreef, zal hij de “vermoeiende proefnemingen” hebben uitgevoerd om tot de bereiding van
optimaal werkende potenties te komen. Dit ten behoeve van zijn eigen patiënten, maar zeker ook ten
voordele van het homeopathisch nageslacht.
De centesimale potenties hielden tijdens Hahnemann‟s leven lang stand. Met de jaren kwam verandering
in de wijze waarop ze werden voorgeschreven. Hahnemann heeft veel geexperimenteerd met het
voorschrijven van geneesmiddelen in potenties, in droge en in vloeibare vorm, in snijfdosis en met
verschillende frequenties van inname van het middel. Deze nam geleidelijk toe van één keer in de paar
maanden, bij duidelijke terugkeer van symptomen, tot in 1835 één keer in de week gedurende twaalf tot
dertien weken bij een „vers‟ ontstane psora (voetnoot §246, vijfde editie Organon). Uiteindelijk werden
de C-potenties, zoals Hahnemann in 1837 beschrijft, ook bij chronische ziektegevallen om de dag of
zelfs bij voorkeur dagelijks gegeven. Dit onder de voorwaarde dat de het geneesmiddel in vloeibare
vorm werd verstrekt en vóór iedere toediening één of meerdere keren geschud. Tijdens dit stadium van
Hahnemann‟s ontwikkeling - in 1837 - zien we de directe voorloper van de manier waarop latere LM-
potenties worden voorgeschreven. In Chronische Ziekten vinden we herhaaldelijk dat de
geneesmiddeltoediening plaatsvond door ruiken aan medicinale geneesmiddelkorrels of aan een
oplossing van 40%-alcohol waarin het geneesmiddel was opgelost. Op verzoek van zijn leerlingen, die
bang waren dat de meer materieel ingestelde beroepsgenoten moeite zouden hebben met de snuifdoses
en dit daarom de homeopathische zaak geen goed zou doen, heeft Hahnemann, die zelf deze wijze van
praktiseren hanteerde, de snuifdosis als wijze van inname in de zesde editie van het Organon
onderbelicht gelaten.

Organon, §248:



                                                                                                   133
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-133-2048.jpg"/>
“Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,</td></tr><tr><td
class=waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken acht à tien maal
krachtig worden geschud.”

Dat het homeopathisch geneesmiddel op diverse manieren kan worden toegediend spreekt ook uit §284
van zesde editie van het Organon:
“Behalve de tong, de mond en de maag, die meestal bij het medicijn innemen worden geraakt, zijn in het
bijzonder ook de neus en de ademorganen ontvankelijk voor de inwerking van geneesmiddelen in
vloeibare vorm, door middel van ruiken en van inademen via de mond.”


Verdere ontwikkelingen
De gebruikelijke methode van éénmalige inname van een droge korrel van een homeopathisch
geneesmiddel correspondeert met de wijze waarop Hahnemann homeopathie bedreef vóór 1828. Dit is
de periode vóór de publicatie van Chronische Ziekten, waarin de ervaringen opgedaan tussen 1816 en
1828 zijn vervat. Vér voor 1828 werkte Hahnemann klaarblijkelijk al niet meer op de manier die
tegenwoordig voor menig homeopaat nog wél steeds gebruikelijk is! Voor Hahnemann moesten toen de
vruchtbaarste jaren nog komen. De conclusie moet zijn dat latere homeopaten, voor wat betreft
Hahnemann, genoegen hebben genomen met de vroegere, minder ontwikkelde vorm van homeopathie.
In de „Parijse periode‟ ontwikkelde Hahnemann een totaal nieuwe potentiereeks, de zogenaamde LM-
potenties. Toen de zesde editie van het Organon in 1921 werd uitgebracht stuitte wederom een aspect
van de homeopathie op onbegrip van de beroepsgroep. Ditmaal ging het om de compleet andere
methode van potentiegebruik. Nadat eerder de ziekteclassificatie en de miasmaleer niet begrepen en dus
niet in praktijk waren gebracht, gebeurde nu hetzelfde met LM-potenties. Aangevoerde redenen waarom
de nieuwe LM-potenties weinig tot niet werden gebruikt, behelsten de eigenaardigste redenaties.
“LM werkt minder krachtig dan C” tot en met de mening dat “Hahnemann in de Parijse periode seniel
werd”, of dat “de zesde editie niet van zijn hand was”. Afgezien van het feit dat Richard Haehl in de
eerste uitgave een complete verklaring en verantwoording geeft voor de authenticiteit van het manuscript
van de zesde editie, is de praktijk de ultieme test. In plaats van met bizarre excuses te komen zou het
beter zijn toe te geven dat de totaal nieuwe methode zo verschilt van wat ons is geleerd dat wij tijd nodig
hebben om aan de verandering te wennen.


Kennislacunes bij de beroepsgroep
Een boek als Chronische Ziekten is tot nu toe slecht begrepen, wat de vraag doet rijzen of dit met de
zesde editie van het Organon wellicht ook niet het geval is. Navraag bij zowel praktizijns als studenten
heeft mij geleerd dat homeopathieopleidingen aan beide standaardwerken nauwelijks aandacht besteden.
De student mag ze op eigen houtje bestuderen. Studenten worden opgeleid volgens de heersende opinie
binnen de school of van de docent. Wordt er wel gedoceerd uit Organon en Chronische Ziekten, dan
blijkt de hedendaagse werkwijze sterk af te wijken van de manier waarop Hahnemann de laatste twintig
(!) jaar van zijn leven praktiseerde!
Hahnemann‟s werk wordt op homeopathieopleidingen dikwijls overschaduwd door het werk van latere
meesters. Vroeger waren dat Kent, Hering, Allen, Lippe, e.d., nu zijn het Vithoulkas, Sankaran, e.d.. Al
met al zijn de wijsheden en ervaringen van de grondlegger van de homeopathie hierdoor overvleugeld.
De homeopathie heeft erdoor zeker een andere ontwikkeling doorgemaakt dan in de lijn van Hahnemann
had gelegen. Door de fundamenteel onvolkomen ontwikkeling van de homeopathie van vóór 1820, is de
latere ontwikkeling, berustend op de vierde editie van het Organon, eveneens onvolkomen. Bijgevolg


                                                                                                       134
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-134-2048.jpg"/>
ontstonden in de toenmalige nieuwe wereld diverse scholen (stromingen) die tegen het einde van de</td></tr><tr><td
class=negentiende eeuw al zwaar met elkaar overhoop lagen. De veelbelovende nieuwe geneeswijze doofde als
een nachtkaars uit door onenigheid en strijd, die uiteindelijk voortkwam uit ONBEVREDIGENDE
RESULTATEN. Voor een belangrijk deel ligt de oorzaak van de versplintering in de homeopathie in het
onbegrip van wat Hahnemann de laatste twintig jaar van zijn leven nog aan de homeopathie heeft
toegevoegd. Verlaten van de bron draagt het risico van versnippering in zich. Veel verschillende
meningen gaan op, die elkaar bestrijden en die of hun relatie met de bron nooit hebben gehad of die
inmiddels allang zijn verloren.
Om te oordelen over Hahnemann‟s geschriften zullen wij die eerst grondig moeten bestuderen.


De LM-potentie
Mede dankzij zijn liefhebbende echtgenote Melanie was Hahnemann op het einde van zijn leven nog
intensief werkzaam in de praktijk. In deze periode ontwikkelde hij een nieuwe wijze van potentiëren met
als doel een milde en toch diepe en krachtige geneesmiddelwerking. Driekwart van zijn twee laatste
levensjaren besteedde hij aan het herschrijven van de vijfde editie van het Organon. In een brief
gedateerd 20 februari 1842 schrijft Hahnemann aan zijn uitgever Schaub:
“Zojuist heb ik na 18 maanden werken de zesde editie afgerond van mijn Organon, welke de mogelijk
meest volmaakte is.”
Deze editie van het Organon is geheel geënt op de nieuwe wijze van potentiëren en voorschrijven.


Bereiding van de LM-potentie
Zoals we hebben gezien bestaat er tot en met de C3 geen verschil in de bereiding van een C- of LM-
potentie. De C3 vormt de basis voor de verdere bereiding van de hogere dynamisatiegraden (potenties)
van zowel de C-reeks als de LM‟s.
Bij de bereiding van LM-potenties is de werkwijze als volgt:

Organon, §270:
“Om redenen die verderop in de voetnoot zijn aangegeven, wordt nu eerst van dit poeder (C3) één
bgrein opgelost in 500 druppels van een mengsel, bestaande uit één deel 90%-alcohol en vier delen
gedestilleerd water. Hiervan wordt één enkele druppel in een flesje gedaan. Daar voegt men 100
druppels 96%-alcohol (spiritus fortior) aan toe en geeft dan het toegekurkte flesje met de hand 100
krachtige schudstoten tegen een hard, maar toch elastisch voorwerp. Dit is dan het geneesmiddel in de
eerste dynamiseringsgraad. Daarmee worden fijne suikerglobuli eerst goed bevochtigd, dan vlug op
vloeipapier uitgespreid, gedroogd en in een toegekurkt flesje bewaard met het etiket van de eerste
potentiegraad(I). Van deze potentie wordt slechts één globulus genomen om verder te dynamiseren.”

Eerst wordt dus één grein opgelost in vijfhonderd druppels vloeistof en dit mengsel wordt niet geschud.
Van deze oplossing wordt één enkele druppel (één-vijfhonderdste deel) opgelost in honderd druppels
96%-alcohol.
Vijfhonderd maal honderd is 50.000, de verdunningsverhouding van de basisvloeistof. Het volume van
de C3 verwrijving wordt hiermee 50.000 keer verkleind.
Door honderd keer krachtig schudden wordt de geneesmiddeloplossing gedynamiseerd en de eerste LM-
potentie, nog in vloeibare vorm, verkregen. Hiermee geïmpregneerde globuli worden opgeslagen als LM
1. De LM kan worden verstrekt in de vorm van korrels of, gebruikelijker, in vloeibare vorm. De
miniscule globuli horen de grootte van een “maanzaadje” te hebben, zodat vijfhonderd ervan nog niet



                                                                                                   135
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-135-2048.jpg"/>
voldoende zijn om het vocht van 1 druppel water te absorberen! Daarom wordt LM zowel als korreltje</td></tr><tr><td
class=en als potentie geschreven: 0/1, 0/2, 0/3 enz.
Ter bereiding van de hogere potenties (dynamisaties) wordt één korrel opgelost in één druppel water.
Een globule van een grootte die in staat is één-vijfhonderdste deel van één druppel water op te nemen!
We wachten tot de korrel is opgelost en voegen er vervolgens honderd druppels 96%-alcohol (= 2ml)
aan toe. Het flesje met de oplossing wordt 100 maal krachtig geschud tegen een hard doch elastisch
voorwerp. Zo neemt met iedere stap van potentiëring het volume van de oplossing ten opzichte van de
massa van de geneesmiddelsubstantie met de factor 50.000 toe.
Met de nu ontstane oplossing worden weer globuli bevochtigd en vervolgens snel gedroogd op
vloeipapier. Zo krijgen we de LM 2.
Om hogere potenties te bereiden wordt steeds één globule van de lagere dynamisatie opgelost in één
druppel water. Daarna volgen de toevoeging van honderd druppels 96%-alcohol (factor 50.000) en
honderd krachtige schudslagen om de hogere potentiegraad te verkrijgen, waarmee dan opnieuw
globules bevochtigd kunnen worden.

Organon, §270:
“Door deze bewerking van ruwe geneesmiddelsubstanties ontstaan preparaten, die pas op deze manier
het volle vermogen verkrijgen de door het lijden aangetaste delen in het zieke organisme op de juiste
wijze te treffen en zodoende, door een gelijkende kunstmatige ziekteaandoening te creëren, dat het in die
delen aanwezige levensprincipe de gewaarwording van de natuurlijke ziekte verliest. Door deze
mechanische bewerking, als ze volgens het bovenstaand voorschrift naar behoren is uitgevoerd, wordt
bereikt dat de geneesmiddelsubstantie, die zich in ruwe toestand alleen maar als materie, soms zelfs als
niet-medicinale materie aan ons presenteert, zich door middel van zulke steeds hogere dynamiseringen
eindelijk helemaal tot een geestachtige, spirituele geneesmiddelkracht verfijnt en omvormt, die op
zichzelf weliswaar voor ons niet meer zintuiglijk waarneembaar is, maar waarvoor de medicinaal
geworden globulus al in droge vorm, maar nog veel meer als die weer in water is opgelost, de drager
wordt. In deze toestand bevestigt hij de heilzame werking van die onzichtbare kracht in het zieke
lichaam.”

Voor Hahnemann waren de nieuwe LM-potenties superieur.

Organon, voetnoot 7, §270:
“Deze bewering kan men niet onwaarschijnlijk noemen, als men bedenkt dat bij deze manier van
dynamiseren (waarvan ik constateerde, na veel moeizame proeven en controleproeven, dat de
preparaten het meest actief en tegelijk het zachtste werkten, dat wil dus zeggen het meest volmaakt) de
materie van het middel bij iedere dynamiseringstrap 50.000 keer verminderd wordt en desondanks
ongelooflijk veel aan kracht wint.
Hierdoor wordt het bijzonder waarschijnlijk dat de materie zich door zulke dynamiseringen
(ontplooiingen van haar echte, innerlijke medicinale essentie) op het laatst volledig oplost in haar
individuele spirituele wezen. Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen
kunnen beschouwen als bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”

Het moet wel ervaring zijn geweest die Hahnemann zo lyrisch maakte over de nieuwe
potentiëringsmethode! Wanneer we Hahnemann in het Organon op zijn woord mogen geloven had het
gebruik van C-potenties na deze ontdekking afgedaan. Het geven van „ruimte‟ - het noodzakelijke
volume aan de geneesmiddeloplossing - maakt het klaarblijkelijk mogelijk dat de geneesmiddelkracht
zich door de honderd schudslagen optimaal kan ontwikkelen. Het beoogde doel - “snel, zacht en



                                                                                                     136
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-136-2048.jpg"/>
duurzaam herstel van de gezondheid” - kwam ermee binnen handbereik! Over het gebruik van C-</td></tr><tr><td
class=potenties laat Hahnemann zich verderop minder lovend uit.

Organon, voetnoot 1, §275:
“De lof, die de laatste tijd door enkele homeopaten wordt toegezwaaid aan de grotere doses, (de C-
potentie is slechts 1:100 verdund en dus is de dosis veel groter) berust voor een deel op het feit dat ze de
lagere potenties van het aan te wenden medicijn gebruikten, volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze
gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren bij gebrek aan beter weten heb gedaan…)”

Bezien we de LM-potenties in het licht van de miasmaleer, de ziekteclassificatie en het benutten van de
complementaire effecten van geneesmiddelen, dan heeft het gebruik ervan veel voordelen boven het in
die zin verouderde gebruik van C-potenties. Het in de dagelijkse praktijk integreren van de laatste door
Hahnemann gedane ontdekkingen is de uitdaging waarmee de hedendaagse homeopathie wordt
geconfronteerd!

Een effectieve manier om van een Lm1 een Lm2 te maken:

1. Doe één korreltje Lm1 in een 5ml flesje voeg vervolgens één druppel gedestileerd water toe en laat
het korrelje oplossen;
2. Voeg 2ml (=100 druppels) 96% drink alcohol toe. sla het flesje100 maal zeer krachtig op een dik
boek.
3. Giet het flesje bijna leeg; voeg nu de inhoud van een buisje lac-sac (2ml) toe en beweeg dit flesje
zodat dat alle korreltjes bevochtigd (nat) worden.
4. Schud nu de inhoud van het flesje in een koffiefilter en vouw het filter dicht. Beweeg het filter met
daarin de korrels horizontaal, zodat de overtollige alcohol in het filter gaat en zodoende vervliegt.
5.Label het buisje met lm2 en de naam van het geneesmiddel. Maak een vouw in het koffiefilter en giet
de medicinaal gemaakte korrels terug in het buisje. De Lm2 is klaar.

Bij het voorschrijven aan de patiënt wordt 1 korrel opgelost in 2 ml alcohol 6% tot 40%. Voor iedere
inname, na een aantal schudslagen, doet de patiënt een snuifdosis .
Met het aantal schudslagen regel je de dynamisatie. Tesamen met de inname frequentie, EN DE DIEPTE
VAN HET OPSNUIVEN, regel je de dosering.
Na totaal 100 schudslagen moet je over wegen naar een hogere potentie te gaan. Immers tussen iedere
lm potentie zitten 100 schudslagen.                ZOLANG EEN POTENTIE ECHTER NOG DUIDELIJK
VERBETERINGEN BEWERKSTELLIGD DEZELDE POTENTIE DOORGEBRUIKEN

Organon § 271:
"Als de arts zijn homoeopatische geneesmiddelen zelf klaar maakt, wat hij redelijkerwijs, om mensen te
bevrijden van hun ziekten, altijd zou moeten doen, dan kan hij, als hij voor de genezing het uitgeperste
sap mischien niet nodig heeft, de verse plant zelf gebruiken. Dan kan hij met minder uitgangsmateriaal
volstaan. Hij doet dan bijv. Een paar grein ervan in een mortier om het met driemaal 100 grein
melksuiker op een miljoenste verdunning te brengen (§ 270) en dan de verdere potentiëring van een
opgeloste kleine fractie daarvan via schudden ter hand te nemen. Dit is een werkwijze, die men ook met
de overige, onbewerkte geneesmiddelsustanties van droge of olieachtige aard in acht moet nemen".
bVoetnoot 1
Totdat de overheid eindelijk inzicht krijgt in de onmisbaarheid van volmaakt toebereide homoeopatische
geneesmiddelen en die door een deskundige, onpartijdige instantie zal laten maken. Die geneesmiddelen
moeten dan aan de homoeopatische artsen van het land, die in homoeopatische ziekenhuizen in de


                                                                                                        137
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-137-2048.jpg"/>
therapie geoefend, in de praktijk en de theorie zijn geëxamineerd en zodoende gelegitimeerd, gratis</td></tr><tr><td
class=beschikbaar worden gesteld, opdat de arts niet alleen van de kwaliteit van deze goddelijke werktuigen ter
genezing overtuigd zou kunnen zijn, maar ze ook aan zijn patiënten (rijk en arm) zonder betaling zou
kunnen verstrekken.

Het zelf bereiden en verder potentiëren van homoeopatische geneesmiddelpotenties is kennelijk vanuit
de optiek van Hahnemann min of meer een voorwaarde.

Samenvatting
Tot en met de C3 verwrijving is de bereiding van C- en LM potentie identiek. De C-potentiereeks wordt
bereid via de verdunningsverhouding 1:100 en wordt met iedere potentiestap gedynamiseerd door
tweemaal schudden.
De LM-potentie wordt bereid via de verdunningverhouding 1:50.000 en wordt met iedere potentiestap
gedynamiseerd door honderd maal schudden.
De LM wordt ook wel geschreven als 0/1, 0/2, 0/3 enz.; dit verwijst naar de methode met de globule.
De LM-potentie is volgens Hahnemann “de meest volmaakte potentie”. Desondanks is het gebruik ervan
in de homeopathie nooit echt goed doorgedrongen.




                                                                                                     138
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-138-2048.jpg"/>
14. Het gebruik van LM-potenties</td></tr><tr><td
class=
Verschillen tussen C- en LM-potenties
De toepassing van LM-potenties verschilt op veel punten van die van C-potenties. Mede daardoor is
gebruik van LM-potenties in de afgelopen tachtig jaar niet echt van de grond gekomen.
Bovendien besteden literatuur, opleidingen en seminars nauwelijks aandacht aan dit type potentie.
Laten we eens kijken naar de verschillen. Wie ook wel eens LM-potenties wil „proberen‟ moet zich
realiseren dat „proberen‟ meer inhoudt dan het vervangen van een C-potentie door een LM-potentie. Het
is een leerproces waarbij hij bereid moet zijn om weer vanaf het allereerste begin te beginnen.
LM-potenties zijn namelijk heel anders dan C-potenties. De reactiepatronen verschillen, de dosering
verschilt, het aantal schudslagen en de verdunningsgraad zijn per situatie anders, en de innamefrequentie
hangt af van het individu en de pathologie. De werkwijze verschilt hemelsbreed van de eenmalige
inname van een C-potentie. Niet iedereen is genegen zo‟n leerproces aan te gaan, doorgaans vanuit het
idee dat LM-potenties bewerkelijker zijn dan C-potenties.
Het onder de knie krijgen van de methode vergt een zekere inspanning, maar daarna vragen LM-
potenties niet veel meer werk dan C-potenties. De inspanning die wij ons moeten getroosten zou feitelijk
geen criterium mogen zijn. De herhaaldelijke confrontatie met de beperkingen van C-potenties en het
willen optimaliseren van de homeopathische behandeling zijn veel rechtmatiger beweegredenen!
Zeker bij gecompliceerde gevallen of bij patiënten met ernstige fysieke pathologie zullen LM-potenties
dikwijls uitkomst bieden. Maar ook bij de minder diep chronisch zieke patiënt kunnen we niet om de
voordelen van LM-potenties heen. Hahnemann beschrijft hoe de toepassing van LM‟s de
behandelingsduur tot één-derde of zelfs één kwart van de gebruikelijke duur kan bekorten.




                                                                                                     139
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-139-2048.jpg"/>
Organon, §246:</td></tr><tr><td
class=“Maar aan de ene kant is zoiets maar zelden het geval en aan de andere kant moet er de arts zowel als
de zieke veel aan gelegen zijn deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart
ervan of zelfs nog korter, zodat een veel sneller herstel zou kunnen worden verkregen.”


Opvallende verschillen
Enkele opvallende verschillen met C-potenties zijn:
-    Een LM-potentie kan, ook bij chronische gevallen, dagelijks of desnoods meerdere malen per dag
worden ingenomen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen met een lange werkingsduur, zoals de minerale
constitutiemiddelen.
-    De LM-potentie wordt uitsluitend in vloeibare vorm toegepast,
Ook ruiken aan het geneesmiddel opgelost in alcohol wordt in het Organon als mogelijkheid
aangegeven.


Organon, §246:
“Zolang in een kuur vooruitgang gezien wordt en er nog DUIDELIJKE SPECTATULAIRE verbetering
(uiterst zeldzaam) is betekent dit altijd dat - zolang dit aanhoudt - iedere herhaling van welk
medicijngebruik dan ook absoluut uitgesloten is.” (zie ook voetnoot §246)

Het woord kuur wordt door Hahnemann in Organon en Chronische Ziekten steeds gebruikt in
samenhang met de antipsorische behandeling. Bij ziektevormen die een tijdelijk karakter dragen, zoals
incidenten en tussenziekten, spreekt hij doorgaans niet over een kuur. Zodra de acute klachten over zijn
wordt de inname van het acute middel afgebouwd en gestaakt. Bij op de chronische klachten
geïndiceerde constitutiemiddelen is dit niet zo. Tijdens de antipsorische kuur worden er geen andere
geneesmiddelen ingezet indien de patiënt duidelijk verbetert en wordt evenmin het eerdere geneesmiddel
herhaald.
Het draait hier om het begrip duidelijke vooruitgang. Bij een terugval of het optreden van een andere
ziektevorm (incident, tussenziekte, etc.) wordt zo spoedig mogelijk op de nieuwe situatie
voorgeschreven. Zolang er sprake is van een geleidelijke verbetering handhaven we de inname van het
geneesmiddel in de gegeven frequentie en wordt het vóór iedere inname steeds enkele malen geschud.

Organon, §280:
“Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
verhoging zolang gecontinueerd ...”


Centesimale reeks
De centesimale potenties bestaan in een bepaalde reeks waarbij de tussenliggende of intermediaire
potenties worden overgeslagen, zoals in het Kentiaanse schema, 30-200-M-10M-50M-CM-MM. (Flux
dynamisatie)
Bij LM-potenties wordt daarentegen iedere opvolgende potentie gebruikt. De dynamisatieverschillen
tussen de opeenvolgende potenties zijn dermate groot (honderd maal schudden + 50.000 maal
verdunnen) dat iedere dynamisatiegraad zijn effectiviteit zal aantonen. We starten de behandeling met de
laagste potentie graden




                                                                                                    140
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-140-2048.jpg"/>
Organon, voetnoot 1, §246:</td></tr><tr><td
class=“Maar sinds de laatste 4-5 jaar zijn door mijn sindsdien veranderde, nieuwe, vervolmaakte werkwijze al
deze moeilijkheden volkomen opgeheven. Hetzelfde welgekozen medicijn kan nu dagelijks doorgebruikt
worden en indien nodig zelfs maanden lang. Dat gaat dan zo, dat als de lagere potentie na één of twee
weken op is, men bij de behandeling van chronische ziekten op dezelfde manier op hogere potenties
overgaat (want bij de hierna uiteengezette, nieuwe manier van dynamiseren begint men met het
gebruiken van de laagste potentiëringsgraden).”

Is een bepaalde potentie uitgewerkt, wat zich toont in stagneren van de vooruitgang of in een terugval,
dan wordt overgegaan op een hogere, meestal volgende potentie: 0/1, 0/2, 0/3, 0/4, enz. Bij acute ziekten
werkt een potentie soms maar kort, zodat sneller moet worden overgegaan op een hogere. Bij chronische
gevallen kan één potentie dikwijls twee tot soms wel zes weken lang effectief zijn en vaak nog langer.
Zolang een bepaalde LM-potentie positieve effecten heeft wordt de inname ervan niet gestaakt en wordt
de potentie (nog) niet verhoogd. We willen het maximale uit iedere potentie halen. Te snelle overgang
op een hogere potentie kan de Dynamis problemen bezorgen met de gemaakte, (te) grote stap in
potentie. Dit blijkt uit een toename van klachten en het moeilijker kunnen vinden van de juiste dosering.
De dosering is juist wanneer de levenskracht er niet eerst met een verergering op reageert doch meteen
alle vrijgemaakte energie omzet in een verbetering van de klachten.
De LM-potentie wordt dagelijks in vloeibare vorm gebruikt. Hiertoe wordt één geneesmiddelkorreltje
opgelost in een bepaalde hoeveelheid water en een klein beetje alcohol toegevoegd om bederf te
voorkomen

Organon, voetnoot §248:
“In 40, 30, 20, 15 of 8 eetlepels water onder toevoeging van een beetje alcohol of een stukje houtskool
om de oplossing voor bederf te vrijwaren. Als men houtskool gebruikt, dan moet men die aan een draad
in de fles laten hangen en deze er alleen uittrekken als de fles geschud moet worden. De oplossing van
het geneesmiddelkorreltje (want meer dan één globulus heeft men er van een behoorlijk gedynamiseerd
geneesmiddel zelden voor nodig) in een zeer grote hoeveelheid water kan men vervangen doordat men
van een oplossing in bv. maar zeven à acht eetlepels water, na voorafgaand krachtig schudden van de
fles, één eetlepel in een glas water doet (van acht à tien eetlepels inhoud), dit vervolgens meermalen
krachtig omroert en hiervan de patiënt een bepaalde dosis toedient. Als de zieke bijzonder prikkelbaar
en gevoelig is, dan neemt men uit dit zo krachtig omgeroerde glas weer een thee- of koffielepel vol, die
men in een tweede glas water krachtig mengt, om daarvan de patiënt een koffielepel vol (of iets meer) te
geven. Er zijn patiënten die zo reagibel zijn dat het nodig is een derde of vierde glas op dezelfde manier
klaar te maken om een voor hen passende verdunning van de geneesmiddeloplossing te verkrijgen.”




                                                                                                      141
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-141-2048.jpg"/>
Basisoplossing</td></tr><tr><td
class=Van het geneesmiddel wordt eerst een basisoplossing van een bepaald volume gemaakt. Dit is geen
absolute hoeveelheid: bijvoorbeeld 100 ml. De basisoplossing wordt vóór de toediening van een
volgende dosis enkele malen krachtig geschud.

Organon, §248:
“Daartoe wordt de oplossing van het geneesmiddel vóór iedere toediening opnieuw gepotentieerd (met
bijv. 2, 4, 8, 10, of 12 schudslagen van de fles).


Niet ongemodificeerd herhalen
Het geneesmiddel wordt dus niet ongemodificeerd (ongeschud) herhaald.
Van de basisoplossing wordt 1 thee- of koffielepel genomen en deze wordt opgelost in een glas met
vijftig à honderd ml water. Deze oplossing wordt kort en krachtig geroerd. Van de aldus verkregen
oplossing kunnen één of meerdere thee- of koffielepels worden ingenomen, eventueel, afhankelijk van
de klachten, één of meerdere malen per dag. Het doel ervan is om de kunstmatige geneesmiddelprikkel
(wat een homeopathisch middel feitelijk is) precies af te stemmen op de gevoeligheid van de patiënt.
Geneesmiddelverergeringen worden zo voorkomen en genezing wordt optimaal gestimuleerd. Op deze
manier kunnen wij met de dosering nauwkeurig inspelen op de gevoeligheid en situatie. De opzet is het
voorkomen van verergeringen, die gelijk staan aan energieverlies en dus per saldo negatief zijn.
Patiënten wier vitaliteit op een laag pitje staat kunnen er niet nog eens een verslechtering bij hebben.
Homeopathische verergeringen hebben geen meerwaarde voor het ziekteproces en, volgens Hahnemann,
evenmin voor de bewustwording van de patiënt:

Organon, §253:
“Een nog zo klein begin van verbetering blijkt eruit dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en
geestelijk vrijer; hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter
sprake is van ook maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is
bevangener, onbeholpener, meelij-wekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle
houdingen, posities en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en
aantonen, al is het niet in woorden te beschrijven.”

Organon, voetnoot §253:
“Als een dosis onnodig groter is, werkt ze zelfs bij het homeopathisch meest passende middel te heftig.
Dan verstoort ze in het begin de geestelijke en stemmingstoestand te erg en te langdurig om bij de
patiënt spoedig de verbetering te kunnen gewaarworden, om nog maar te zwijgen van de andere nadelen
(§276) van al te grote doses. Hierbij moge ik opmerken dat tegen deze zo dwingende regel het meest
gezondigd wordt door eigenwijze beginners in de homeopathie en door artsen die uit de oude school
overgaan tot de homeopathische geneeskunde. Deze mensen zijn door oude vooroordelen in zulke
gevallen huiverig voor de minimale doses van de hoge geneesmiddel-potenties. Daardoor missen ze de
grote voordelen en de zegeningen van deze methode, die in duizend ervaringen als de meest heilzame
bevonden werd. Ze kunnen niet presteren, waartoe de echte homeopathie in staat is en geven zich te
onrechte voor haar leerlingen uit.”


Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen op gevoeligheid
Geneesmiddelveregeringen passen niet bij het doel van een “snel, zacht en duurzaam herstel van de
gezondheid”.


                                                                                                    142
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-142-2048.jpg"/>
Potentie, dosering en innamefrequentie van LM-potenties wordt zo afgestemd op de gevoeligheid en</td></tr><tr><td
class=situatie dat de levenskracht niet te sterk wordt gestimuleerd en zodoende geen verergeringen optreden.
De hoge innamefrequentie, soms zelfs meerdere keren daags, verhoogt het genezende effect van het
geneesmiddel en bekort daarmee de behandelduur.
Over het gebruik van C-potenties merkt Hahnemann op:

Organon, §246:
“Bij meer chronische ziekten daarentegen kan één dosis van een passend gekozen homeopathisch
middel het weliswaar soms ook wel klaar spelen de hulp te verschaffen waartoe dat middel in zo‟n geval
krachtens zijn aard in staat is, als men maar 40, 50, 60, 100 dagen afwacht. Maar aan de ene kant is
zoiets zelden het geval en aan de andere kant moet er de arts zowel als de zieke veel aan gelegen zijn
deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart ervan of zelfs nog korter, zodat
een veel sneller herstel kan worden verkregen. En dat is ook, zoals de laatste, vaak herhaalde
ervaringen mij hebben geleerd, heel goed te doen als men de volgende voorwaarden in acht neemt:
Ten eerste moet het medicament in alle zorgvuldigheid heel nauwkeurig homeopathisch gekozen zijn.
Ten tweede moet het hoog gepotentieerd (in Hahnemann‟s optiek dus in LM potentie), in water opgelost,
in behoorlijk kleine dosis toegediend worden met zulke tussenpozen als de ervaring het meest geschikt
bevonden heeft om de behandeling zo vlug mogelijk te laten verlopen. Dit echter met dien verstande dat
iedere dosis in potentie-graad iets verschillend moet zijn van de vorige en de volgende.”

En in de voetnoot van §247 over LM-potenties:
“Maar als iedere dosis in haar dynamisatiegraad wordt gemodificeerd, zoals ik hier nu leer, vindt zelfs
een vakere herhaling der giften geen aanstoot, al zou het middel ook nog zo hoog, met nog zoveel
schudslagen gepotentieerd zijn.
Men zou haast kunnen stellen dat ook het best uitgekozen homeopathisch middel pas als het in meerdere
verschillende vormen wordt toegediend, de ziekelijke ontstemming het meest efficiënt van het
levensprincipe kan verdrijven en bij chronische ziekten opheffen.”

En in §248:
“Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken 8 à 10 maal krachtig
worden geschud.”




                                                                                                     143
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-143-2048.jpg"/>
Door de vermeerderde toediening en de navenant verhoogde medicinale input, nog eens versterkt door</td></tr><tr><td
class=de schudslagen, overtreft de geneeskracht van LM-potenties, volgens Hahnemann, die van C-potenties.
Desondanks doet zich de eigenaardige situatie voor dat Hahnemann‟s volgelingen deze hint nauwelijks
ter harte hebben genomen.


Diversiteit van geneesmiddelinnamen
De dosering en toediening van homeopathische geneesmiddelen kent grote diversiteit en variatie.
Sommige patiënten behoeven driemaal daags een dosis, die voor inname tien keer moet worden geschud,
terwijl twee keer per week, met twee schudslagen voor inname, het maximum is voor anderen.
Sommigen reageren het best op olfactie, anderen moeten het medicijn enkele malen extra verdunnen. Bij
LM-potenties wordt niet alleen het geneesmiddelvoorschrift op het individu afgestemd doch ook de
wijze van inname. De wijze van inname hangt samen met de gevoeligheid, de mate van
ziekteontwikkeling en de ziektesoort c.q. hoe diep de pathologie in de constitutie is verankerd. Uit de
reacties op de gekozen potentie, dosis en frequentie kunnen we veel aflezen. Bij te sterke of te zwakke
reactie hoeft vaak alleen het aantal schudslagen te worden aangepast.
Maar talloze andere variaties zijn mogelijk, uiteenlopend van heel weinig tot heel vaak schudden; van
olfactie tot extra verdunning met één of meerdere glazen. Bovendien kan de innamefrequentie naar
behoefte worden veranderd. Een goede interpretatie van de reacties stelt ons in staat de potentie,
dosering en frequentie zo te kiezen dat deze gelijksoortig zijn aan de gevoeligheid en de behoefte van de
patiënt.


Homeopathische verergeringen
Bij chronische ziekten op endogeen miasmatische psorische basis dienen we aan het begin van de
behandeling bedacht te zijn op acuut miasmatische manifestaties, die soms wel „homeopathische
verergering‟ of „beginverslechtering‟ worden genoemd. De Dynamis, die lang gebukt is gegaan onder
het juk van het psorisch miasma, grijpt dan de door het geneesmiddel geboden mogelijkheid aan om zich
gedeeltelijk van het juk te bevrijden door middel van een heftige reactie. De acuut opspelende
chronische symptomen kunnen voor lastige situaties zorgen. Niet zelden zien wij dergelijke reacties bij
patiënten met, bijvoorbeeld, chronische huidklachten of astma. Uit ervaring weten we in zulke gevallen
voorzichtig te moeten zijn met een middel als Sulphur, omdat het de vitaliteit zo sterk stimuleert dat
hevige reacties ontstaan. Ieder antipsorisch geneesmiddel kan begineffecten geven waar patiënt noch
homeopaat echt blij mee is. Soms wordt het excuus aangevoerd dat de ziekte „eruit‟ moet, wat
miasmatisch gezien natuurlijk nonsens is. Lang aanhoudende homeopathische verergeringen hebben
menige patiënt ertoe gebracht z‟n heil bij de orthodoxe geneeskunde te zoeken en doen bovendien de
naam van de homeopathie geen goed.
Aan het begin van de chronische ziektebehandeling moeten we ervoor waken de stimulans die het
homeopathisch middel geeft niet al te ver op te voeren. Het aantal schudslagen voor iedere inname kan
beter wat laag worden gehouden, bijvoorbeeld twee- of vijfmaal in plaats van twaalf. Blijkt na een aantal
innamen dat reacties moeizaam op gang komen, dan kan het aantal schudslagen geleidelijk worden
opgevoerd, evenals de frequentie van inname.
Bij het optreden van duidelijke reacties is het andersom: de innamefrequentie moet meteen worden
verminderd, bijvoorbeeld van drie- naar eenmaal per dag. Dit om overprikkeling en overstimulatie te
voorkomen. De psorisch belaste levenskracht in beweging krijgen vereist meer energie dan hem in
beweging houden. Bij de zogeheten „psorische indifferentie‟ starten we van meet af aan met een middel
dat specifiek op dit probleem inwerkt, zoals bijvoorbeeld Hepar sulphuris, Sulphur, Carbo vegetabilis of



                                                                                                     144
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-144-2048.jpg"/>
Carbo animalis. Om die reden schrijft Hahnemann in Chronische Ziekten dat wij de behandeling moeten</td></tr><tr><td
class=beginnen met voorschrijven op de basale psorische constitutie.

Chronische Ziekten, blz. 105:
“Dan is het nodig allereerst het ergste deel, nl. de psora, met de hierna genoemde, specifiek
antipsorische geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te
gebruiken, eer men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen voor de syfilis
voorschrijft.”


Een andere ziektesoort als ingang
Een andere methode om de chronische behandeling te starten is het kiezen van een andere ziektesoort als
ingang. We denken hier aan plantaardige of dierlijke middelen, die op de psorische constitutie geen
invloed hebben.
Bij een patiënt die na een ernstig trauma een duidelijke persoonlijkheidsverandering heeft ondergaan,
leidt deze specifieke combinatie ons op het spoor van Natrium sulphuricum. Maar omdat we niet kunnen
inschatten hoe de patiënt op de inname van dit minerale constitutiemiddel zal reageren, doen we er
verstandig aan eerst een geneesmiddel te kiezen op de oorzaak op zich, in dit geval bijvoorbeeld Arnica.
Arnica is van plantaardige origine, werkt daardoor minder diep en brengt de patiënt dus minder snel in
moeilijkheden. Uit de reactie op Arnica - een middel dat verband houdt met de klachtenoorzaak - kunnen
we vervolgens opmaken of de levenskracht in staat is duidelijk en curatief te reageren. Is de reactie op de
Arnica bevredigend dan mogen we aannemen dat genezende reacties op een dieper werkend middel
eveneens mogelijk zijn. Aldus kunnen we overgaan op Natrium sulphuricum, eventueel tijdelijk in
afwisseling met Arnica.
Zo kunnen we bij chronische huidklachten kiezen om eerst Carbo vegetabilis, Mercurius of een
plantaardig analoog middel in te zetten om de casus te „openen‟. Daarna volgen constitutiemiddelen.
Van plantaardige middelen weten we dat ze geen duurzame genezing kunnen bewerkstelligen, hoe
hoopgevend hun effect aanvankelijk ook mag zijn.
Zodra we de Dynamis in beweging hebben gekregen is deze gemakkelijker te stimuleren tot diep
curatieve reacties zonder dat we bang hoeven te zijn voor hevige reacties.
Antipsorica zoals Sulphur, Hepar sulphuris, Carbo vegetabilis e.d. leggen feitelijk de basis voor de
oplossing van de psorische lethargie waarin de levenskracht verkeert. Gewekt uit z‟n lethargie kan de
Dynamis doelgericht en genezend reageren op het passende minerale constitutiemiddel. De reacties
verbeteren, de voorgeschreven middelen werken beter, kortom de behandeling slaat beter aan.


Het geneesmiddel in oplossing
Overgevoelige patiënten kunnen het best worden behandeld met LM-potenties in extra verdunning. De
prikkel kan zo nauwkeurig worden afgestemd op de situatie. Het kan zijn dat het beste resultaat wordt
verkregen met slechts tweemaal schudden van de basisoplossing en inname van de verdunning uit het
derde glas. Het aantal schudslagen kan naar behoefte worden opgevoerd, net zoals de verdunning kan
worden vergroot (bijv.: tiende glas) of verkleind (bijv.: eerste glas).


Snuifdoses
Het gebruiksvriendelijkst is oplossing van het geneesmiddel in een klein flesje met wat 40%-alcohol,
waaraan naar believen kan worden geroken (§248), nadat het flesje eerst twee- tot twaalfmaal is
geschud. Voor veel patiënten is deze wijze van innemen de sterkste dosering. Het beste advies is om


                                                                                                       145
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-145-2048.jpg"/>
slechts licht te ruiken, “alsof er aan een roos wordt geroken”. Bij te sterke reacties kunnen we de prikkel</td></tr><tr><td
class=enigszins dempen door het alcoholpercentage in het flesje te verlagen naar 15, 10 of 5 %. De kracht van
de snuifdosis neemt af naarmate het alcoholpercentage lager is en de patiënt lichter aan de oplossing
ruikt. Bij overgevoelige patiënten die wij het geneesmiddel toch via ruiken willen toedienen is het
bijgevolg raadzaam met een lager alcoholpercentage te beginnen.


Zware pathologie
Bij ernstige pathologie met organische veranderingen is het ziek-zijn tot in het lichamelijke afgedaald.
Dit is per definitie een vergevorderde endogeen miasmatische toestand. De patiënt is ernstig ziek. We
moeten hier bijzonder voorzichtig zijn met zowel de potentiehoogte als het aantal schudslagen tussen de
afzonderlijke geneesmiddelinnames. Wanneer de Dynamis te sterk wordt geprikkeld zal zij namelijk op
de stoffelijke beperkingen stuiten, die vervolgens een curatieve dynamische reactie in de weg staan. De
lichamelijke belemmeringen blokkeren het vrijelijk reageren van de Dynamis. Bij reversibele pathologie
zal de levenskracht door frequente doch zeer lichte prikkeling ertoe moeten worden bewogen het
ziekteproces om te keren. Het aantal schudslagen, evenals de dosering van het geneesmiddel, behoort
aan de lage kant te zijn zodat de levenskracht op even milde wijze kan reageren op de
geneesmiddelprikkel. Aan frequente inname valt niet te ontkomen omdat het effect van de eenmalige
geneesmiddeldosis vrij snel wordt opgebruikt door de pathologisch dynamische gesteldheid van de
levenskracht.
In dergelijke gevallen kan de basisoplossing, bijvoorbeeld, tweemaal worden geschud en één theelepel
ervan over vijf glazen worden verdund. Uit dit vijfde glas kan dan gedurende één dag drie- tot vijfmaal
een theelepel worden ingenomen, nadat de oplossing voor iedere inname is omgeroerd. De volgende dag
wordt het procédé van voren af aan herhaald: tweemaal schudden van de basisoplossing, één theelepel
ervan over vijf glazen verdunnen, drie- tot vijfmaal een theelepel innemen, na roeren van de oplossing.

Organon, voetnoot §248:
“Iedere dag giet men de rest van het zo klaargemaakte glas (of van de meerdere glazen) weg, zodat het
iedere dag opnieuw moet worden bereid.”


Psora in de juiste baan
Bij zware pathologie dienen we na te gaan of er belemmerende omstandigheden zijn die een goede
reactie op het antimiasmatische geneesmiddel in de weg staan. Zijn er incidenten die gevolgen hebben
gehad? Zijn er symptomen die op een erfelijk miasmatische belasting wijzen? Het is raadzaam eerst op
deze aspecten voor te schrijven, omdat ze de reactie op het constitutiemiddel kunnen blokkeren. Dit
dient met even grote voorzichtigheid te gebeuren als bij het voorschrijven van een constitutiemiddel. Het
doel is toename van vitaliteit, om de simpele reden dat vitaliteit benodigd is om genezend op het
constitutiemiddel te kunnen reageren. Hahnemann zou zeggen dat het van overheersend belang is “psora
in de juiste baan” te brengen om de chronische behandeling kans van slagen te geven! Tendensen uit het
voorgeslacht zijn evenwel allerminst gemakkelijk op te lossen. Nosoden brengen rust in de situatie en
geven een schijnbare verbetering. Schijnbaar, want zo gauw het minerale constitutiemiddel wordt
ingezet laten de reacties erop te wensen over. Het is moeilijk om de doeltreffendste dosis en frequentie te
bepalen. Om een curatieve respons op het antipsoricum te bevorderen kunnen we het best de nosode in
afwisseling met het constitutiemiddel laten innemen.
Het effect is maximaal wanneer de nosode in een hogere potentie wordt toegediend dan het
antipsorische constitutiemiddel.



                                                                                                       146
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-146-2048.jpg"/>
We kunnen het ons zo voorstellen: de nosode creëert, dynamisch gezien, de ruimte die de Dynamis vrijer</td></tr><tr><td
class=laat reageren op het constitutiemiddel. De nosode schept de mogelijkheid, zoals plantaardige en dierlijke
middelen dat doen in andere situaties.
Bij chronische ziektegevallen kan het homeopathisch geneesmiddel, in dit geval dus ook het minerale
antipsoricum, dagelijks of om de dag gegeven worden. Diepwerkende minerale antipsorica, die anders
slechts incidenteel kunnen worden herhaald, kunnen dus dagelijks en soms zelfs meerdere malen daags
worden ingenomen indien ze worden toegediend in LM-potentie. Met de innamefrequentie neemt de
geneeskrachtige werking evenredig toe. Bij eventuele blokkerende tendensen, erfelijk overgedragen of
tijdens het leven verkregen, kan inname eveneens gescheiden in afwisseling met de passende nosode c.q.
met de overige homeotherapeutica (middelen van plantaardige en/of dierlijke origine, geïndiceerd op
chronische gevolgen van incidenten of epidemieën). Bij acute ziekten kunnen we de innamefrequentie
desgewenst nog opvoeren. Het geneesmiddel kan na een aantal keren te zijn geschud of omgeroerd ieder
uur of nog vaker worden ingenomen.

Organon, §248:
“Daarvan laat men de patiënt een of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie – of theelepeltjes
innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3 of 2 uur en in
dringendste gevallen elk uur of nog vaker. Op die manier kan bij chronische ziekten ieder goed
homeopathisch gekozen middel, zelfs die met op zichzelf een lange werkingsduur, dagelijks,
maandenlang worden ingenomen met toenemend resultaat.”


Chronische endogeen miasmatische ziekte
Een geneesmiddel dat maandenlang met goed resultaat wordt gebruikt wijst erop dat we te maken
hebben met een chronische endogeen miasmatische ziekte op psorische grondslag. Bij alle andere
ziektevormen is de behandelduur namelijk veel korter. Bij acute ziekten kan de innamefrequentie heel
hoog liggen en is de periode waarin het middel is geïndiceerd relatief kort. Chronische ziekten geven een
ander patroon te zien: het constitutiemiddel wordt soms gedurende maanden dagelijks of om de dag
toegediend. Ook als er verbetering optreedt wordt de inname niet gestopt. Daar de LM-reeks dertig
opeenvolgende potenties beslaat kunnen we het constitutiemiddel in stijgende potentie langdurig
benutten. De praktijk wijst uit dat die dertig potenties vrijwel nooit allemaal benodigd zijn om genezing
te bewerkstelligen. Daarbij stemmen we de potentie en de verdunningsgraad af op de pathologie en de
individuele gevoeligheid. In de regel is het goed mogelijk de dosering zo te regelen dat het middel
frequent kan worden ingenomen, zodat snel genezing intreedt.

Voor alle homeopathische geneesmiddelen - behalve de antipsorische - geldt dat ze gedurende een
beperkte periode worden ingenomen. De ziekte soorten waarvoor deze regel opgaat hebben per definitie
een beperkte invloed en zijn over het algemeen niet diep constitutioneel verankerd.

Chronische Ziekten, blz. 158:
“Ja als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het
ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden dat zijn werking juist toereikend is om het
nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking te kunnen
voortzetten.”


Eindverergering


                                                                                                     147
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-147-2048.jpg"/>
Met het verdwijnen van de klachten verdwijnt de reden voor de toediening van een bepaald</td></tr><tr><td
class=geneesmiddel. Dat geldt voor alle middelen, met uitzondering van de antipsorische minerale
constitutiemiddelen.
Voor een blijvend resultaat moet met de inname van minerale antipsorica worden doorgegaan tot zich de
zogenaamde eindverergering voordoet. Hieronder wordt de terugkeer in milde vorm van een of meerdere
van de oorspronkelijke klachten verstaan nadat gedurende langere tijd het minerale antipsoricum is
ingenomen. Na de voortschrijdende verbetering die in deze periode optrad, wijst de eindverergering erop
dat het tijd is de inname te beëindigen.
Alle andere verergeringen tijdens een homeopathische behandeling kunnen weliswaar reacties op
geneesmiddelinname zijn, maar zijn beslist geen eindverergeringen in de zin zoals Hahnemann het
bedoelde. Tussen de antipsorische middelen en de overige homeotherapeutica bestaan wezenlijke
verschillen. Niettemin zullen bij de antipsorische behandeling dikwijls eveneens meerdere antipsorica na
elkaar benodigd zijn. In Organon en Chronische Ziekten gaat Hahnemann herhaaldelijk in op dit
fenomeen.

Organon, §171:
“Bij de niet-venerische, dus de meest voorkomende door psora ontstane chronische ziekten heeft men
voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

Chronische Ziekten, blz. 127:
“Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
van vele na elkaar.”


Diep constitutionele werking
Een antipsorisch geneesmiddel dat over een langere innameperiode, zonder dat er andere middelen aan
te pas hoeven te komen, structurele verbeteringen teweegbrengt, duidt erop dat de psora in de „juiste
baan‟ is. Het geneesmiddel werkt diep constitutioneel. De gezondheid vertoont een stijgende lijn,
genezing komt naderbij. Hier kunnen we de genoemde eindverergering verwachten.
Gedurende langere tijd is een diepwerkend mineraal antipsoricum gebruikt, dat uiteindelijk genezing
heeft helpen bewerkstelligen. Nu, tot besluit van de innameperiode, komen de oorspronkelijke klachten
in lichte mate terug. Dit is een teken dat een verzadigingspunt is bereikt; waarschijnlijk zal geen
medicatie meer nodig zijn.

Organon, §280:
“Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een of meer van
zijn oude, oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
gemodificeerd (§247), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk dat het
levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,


                                                                                                      148
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-148-2048.jpg"/>
om daardoor het gevoel voor de natuurlijke ziekte kwijt te raken (§148). Het laat zien dat het</td></tr><tr><td
class=levensbeginsel nu bevrijd raakt van de natuurlijke ziekte en alleen nog maar wat last begint te krijgen
van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopathische verergering pleegt te
noemen.”


Genezing nadert voltooiing
De genezing nadert zijn voltooiing. De patiënt lijdt niet aan een epidemische ziekte of aan de gevolgen
van een incident. Er is geen sprake van een acuut miasmatische stoornis, noch van de manifestatie van
een pathologische erfelijke tendens. Eventuele syfilitische of sycotische belastingen behoren eveneens
tot het verleden. Al deze problemen zijn opgelost, opgeruimd en opgeheven. Nu is de psora in de „juiste
baan‟. Het beeld is duidelijk en de patiënt reageert goed, constructief en curatief. Vervolgens
manifesteert zich de eindverergering. Een of meerdere van de oorspronkelijke klachten steekt in lichte
mate weer de kop op. De behandeling kan nu worden gestaakt om te zien of de patiënt zonder
geneesmiddel kan. Dit is het geval wanneer de klachten wegblijven die bij het oorspronkelijke
chronische ziektepatroon behoorden.


Organon, §281:
“Om hier zekerheid over te krijgen, laat men de patiënt 8, 10, 15 dagen zonder medicijn en geeft hem
intussen enkel wat poeders melksuiker. Als dan die paar laatste klachten alleen maar afkomstig zijn van
het geneesmiddel, dat de voormalige, oorspronkelijke ziekte nabootste, dan gaan die binnen enkele
dagen of uren over. Is er dan in deze medicijnvrije dagen, als de patiënt voortgaat verstandig te leven,
niets meer van de oorspronkelijke ziekte te merken, dan is hij zeer waarschijnlijk genezen. Zouden zich
echter in die laatste dagen nog sporen van de voormalige ziektesymptomen vertonen, dan zijn dat nog
overblijfselen van de oorspronkelijke ziekte, die dus nog niet helemaal is uitgedoofd. Die moeten dan
opnieuw op de aangegeven manier met hogere dynamiseringsgraden van het middel worden
behandeld.”

We zien hoe voorzichtig Hahnemann is in de beoordeling of iemand „genezen‟ is. Beoordelen of de
patiënt is genezen van de diepst mogelijke - psorische - verstoring vraagt tijd. Het sterke, de vitale
reactie vertragende element van psora maakt dit miasma niet voor niets het „tijdsmiasma‟.
In de praktijk zijn patiënten er al in een eerder stadium dan dat van „waarschijnlijk genezen‟ moeilijk toe
te bewegen de geneesmiddelinname voort te zetten, in het bijzonder wanneer de symptomen zich slechts
sporadisch en in veel lichtere mate voordoen. Toch is juist hier de continuering van het minerale
antipsoricum van het grootste belang. Ook de veel mildere symptomen zijn namelijk van psorische
origine. Laten wij ze ongemoeid en onbehandeld laten, dan recidiveert de chronische ziekte komen de
klachten terug. Dan kan het moeilijker zijn om het psora-monster weer te kooien. De door de terugval
teleurgestelde patiënt voelt er weinig voor de behandeling voort te zetten omdat hij de schuld voor het
falen van de behandeling bij de homeopaat legt.
DE ENIG WERKELIJKE ZEKERHEID VAN DE GENEZING VAN CHRONISCHE ZIEKTEN BESTAAT UIT
HET DOORGAAN MET HET INNEMEN VAN HET ANTIPSORISCHE GENEESMIDDEL TOT DE
EINDVERERGERING.
Wanneer zich in de medicijnvrije dagen en gedurende een langere periode na het staken ervan geen van
de oorspronkelijke klachten meer voordoen hebben we echte zekerheid.
In §281 beschrijft Hahnemann de methode om de geneesmiddelinnamen plotseling te staken bij
terugkeer van oude symptomen tijdens het geneesmiddelgebruik. In de praktijk doet zich de situatie voor
dat de patiënt reeds eerder vindt zonder geneesmiddel te moeten kunnen. Psora is evenwel van een


                                                                                                       149
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-149-2048.jpg"/>
zodanige aard dat het zich niet laat opheffen zonder een exogene, gelijksoortige antipsorische</td></tr><tr><td
class=geneesmiddelprikkel.
De endogeen psorische, syfilitische en/of sycotische miasmatische belasting kan door de Dynamis niet
zelf worden opgelost. Zou dat mogelijk zijn, dan zou er geen chronische ziekte zijn opgetreden. De
miasma-tische belasting speelt bij alles een rol. Zo ook is het zelfbeeld van de patiënt gekleurd door zijn
miasma!
Behalve de geneesmiddelinname plotseling en abrupt te stoppen kan worden overwogen dit proces
geleidelijker te laten verlopen. Het geneesmiddel wordt langzaam afgebouwd: de intervallen tussen de
afzonderlijke doses worden vergroot, of de doses worden verkleind.

Organon, §248:
“Maar als zich daarentegen bij bijna dagelijkse herhaling van het volkomen homeopathische middel
aan het eind van de behandeling van een chronische ziekte zogenaamde homeopathische vererge-ringen
voordoen (§161), zodat het restant van de ziekte weer wat schijnt op te laaien, (doordat de
geneesmiddelziekte, die zo lijkt op de oorspronkelijke, zich nu nog bijna alleen manifesteert), dan
moeten de doses óf nog meer verkleind worden en met langere intervallen herhaald, óf ze moeten
misschien meerdere dagen geheel worden gestaakt. Dan kan men zien of het herstel het misschien ook
zonder geneesmiddelhulp kan stellen en in dat geval zullen die schijnsymptomen, die alleen maar van
een teveel van de homeo-pathische medicijn afkomstig waren, eveneens vanzelf verdwijnen, waarna
ongestoorde gezondheid overblijft.”


Tot de eindverergering toe
Voor volledige genezing dient het antipsorische middel te worden ingenomen tot de eindverergering toe.
Pas dan kunnen we zeker zijn dat genezing een feit is. Aan het eind van de behandeling kan het
geneesmiddel plotseling of geleidelijk worden gestopt.
Afbouwen heeft het voordeel dat door het abrupte afbreken niet een soort „vrije val‟ optreedt. Wanneer
tijdens het afbouwen de klachten geleidelijk toenemen, zal de patiënt des te gemotiveerder tot
hernieuwde geneesmiddelinname overgaan. Ook bij kinderen, waarbij het belang van het verder geven
van het geneesmiddel soms moeilijk te motiveren is, geniet het geleidelijk afbouwen van het
geneesmiddel de voorkeur.
Bij de overige ziektevormen heeft het plotseling staken van de verdere geneesmiddelinname in het
algemeen geen nadelig effect. In de herstelfase van een acute ziekte kan inname van een middel de
patiënt behoeden voor terugval. Het herstel wordt bespoedigd als het middel met grotere intervallen nog
één of meerdere dagen wordt voortgezet. Vormde de acute fase een tijdelijke onderbreking van de
chronische behandeling, dan kan onder hoede van het acute middel het chronische constitutiemiddel
reeds één of twee keer worden ingezet.
Als de toediening van het dieper werkende constitutiemiddel geen terugval van de acute symptomen tot
gevolg heeft, kan het acute middel worden weggelaten. Deze methode heeft het voordeel dat de door de
acute ziekte opgeroepen dynamiek en beweeglijkheid, het actie-potentiaal, van de Dynamis direct wordt
benut voor de reactie op het chronische constitutiemiddel. Het betekent eveneens dat wij gelijksoortig
handelen aan het proces waarin de Dynamis is betrokken, wat een optimale toepassing van het
gelijksoortigheidsprincipe is ten gunste van de patiënt. Een praktijkvoorbeeld ter illustratie:
Een kind met een Calcarea carbonica-constitutie ontwikkelt na een bezoek aan de kapper de typische
Belladonna koorts. Haar moeder belt na drie dagen dat de koorts niet wil verdwijnen. Na Belladonna zal
de koorts in de regel snel wijken. De verhoogde activiteit van de Dynamis tijdens de koorts zal
geleidelijk tot bedaren komen. Koorts is een uitdrukking van vitaliteit en zouden we nu te lang wachten
met het passende constitutiemiddel - Calcarea carbonica - dan valt de Dynamis weer terug in z‟n


                                                                                                       150
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-150-2048.jpg"/>
psorische indolentie. Calcarea carbonica zal veel beter werken als wij het, onder hoede van Belladonna,</td></tr><tr><td
class=vrij snel nadat de koorts is verdwenen geven.
De levenskracht reageert veel alerter en het rendement van de Calcarea carbonica voor de
constitutiebehandeling is veel groter. De chronische klachten zullen progressiever verdwijnen, zodat er
ook minder kans bestaat op de terugkeer van koorts. Belladonna past bij de acute fase, in dit geval:
koorts ten gevolge van een incident (haren knippen). Calcarea carbonica past bij de constitutionele
symptomen. Zowel de verschillende symptoomgroepen als de passende middelen zijn complementair en
ondersteunen elkaar in hun genezende effecten.
Naarmate ziekte zich meer op een dynamisch vlak afspeelt en minder is verstoffelijkt, zal de
behandeling over het algemeen gemakkelijker verlopen.
De geneesmiddelrespons voltrekt zich sneller. Bepaling van de juiste dosering geeft eveneens weinig
problemen. In situaties waarbij het chronische ziekteproces in relatieve kalmte verloopt kan het
constitutiemiddel zonder probleem één- of tweemaal daags worden voorgeschreven, met toenemend
resultaat. Vanwege de minimale kans op overprikkeling doen hier het aantal schudslagen of de dosis er
ook minder toe.
We kunnen min of meer een standaarddosis als uitgangspunt kiezen om die te wijzigen als er aanleiding
toe is. Een standaard dosis waarop doorgaans goed wordt gereageerd is: vijf keer schudden en
vervolgens één- of tweemaal daags ruiken aan het flesje waarin het geneesmiddel is opgelost in 30 of
40%-alcohol. Of een theelepeltje nemen uit het eerste glas van de verdunning van de basisoplossing.
Anders wordt wanneer de basale rust ontbreekt. Bijvoorbeeld: patiënten die doorlopend problemen
hebben en er zwaar gefrustreerd door raken. De problemen kunnen positieve reacties op een mineraal
constitutiemiddel danig verstoren. Soms lukt het de stoornis op te heffen door de dosis te verkleinen en
de frequentie te verhogen. Maar lang niet altijd! Hier is sprake van storende invloeden van buitenaf,
terwijl het minerale geneesmiddel werd gekozen op de endogeen miasmatische constitutie. Daarmee is
het minerale geneesmiddel qua geaardheid ongelijksoortig aan de aard van de exogene verstoring. Er
dient op de exogene verstoring een andersoortig middel (bijvoorbeeld van plantaardige of dierlijke
origine) te worden voorgeschreven.
Zolang op de omstandigheden moet worden voorgeschreven ligt de chronische behandeling echter stil.
In zo‟n situatie is het gerechtvaardigd om beide middelen af te wisselen. Voor de patiënt die door de
stress van moeilijke levensomstandigheden bijvoorbeeld zijn mooi genezende huiduitslag weer tot
bloedens toe openkrabt is het gerechtvaardigd, ja zelfs noodzakelijk, om naast het constitutiemiddel
complementair op de omstandigheden voor te schrijven wil hij kunnen genezen.
Zo kan het in deze situatie zijn dat Natrium muriaticum wordt gekozen op de constitutie en Apis of
Ignatia op de omstandigheden. Mits vooraf gegeven, zorgt Apis ervoor dat het constitutiemiddel
Natrium muriaticum beter wordt verdragen en verwerkt.
Zonder de toediening van Apis zouden, bijvoorbeeld, roodheid, zwelling en branden van de huid na de
inname van Natrium muriaticum dermate toenemen dat de ruimte die wordt gewonnen tijdens de
reactiefase, weer wordt verspeeld met de eerstvolgende inname van het minerale constitutiemiddel.

Afhankelijk van de ziektesoort waarop ze worden voorgeschreven, zijn LM-potenties na kortere of
langere tijd uitgewerkt. Bij chronische klachten kunnen dat wel vier tot zes weken zijn. Tegen het einde
van zo‟n periode treedt dan een lichte terugval op, waaruit blijkt dat de genomen potentie z‟n invloed
begint te verliezen. We kunnen nu het effect nog een tijdje rekken door het middel voor iedere inname
vaker te laten schudden. Als dit niet of slechts kortstondig werkt is het tijd voor een hogere potentie van
hetzelfde middel.


Samenvatting

                                                                                                       151
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-151-2048.jpg"/>
De LM-potentie wordt toegepast in vloeibare vorm, opgelost als verdunning in water of opgelost in een</td></tr><tr><td
class=flesje met alcohol waaraan geroken moet worden. LM-potenties kunnen meerdere malen per dag worden
ingenomen, afhankelijk van de aard der klachten. De LM reeks gaat van 0/1 tot en met 0/30. Alle
opvolgende potenties kunnen wordt gebruikt zolang de patiënt het geneesmiddel nodig heeft. LM leent
zich uitstekend voor complementair voorschrijven.
Dosering kan op velerlei wijzen worden aangepast aan de behoefte: het aantal schudslagen, de grootte
van de dosis en de frequentie van inname.
Onder eindverergering verstaan we een lichte terugkeer van de oorspronkelijke symptomen aan het slot
van de innamereeks van een antipsorisch constitutiemiddel.




                                                                                                 152
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-152-2048.jpg"/>
15. Olfactie als geneesmiddelinname</td></tr><tr><td
class=
Ruik- of snuifdosering
Homeopathische middelen kunnen op uiteenlopende manieren worden toegediend. Dosering en methode
van inname willen in de homeopa-thische praktijk nog wel eens een stiefkindje zijn, laat staan dat de
snuifdosis wordt toegepast. Veel homeopaten houden zich hier niet mee bezig. De gebruikelijke
methode is een korrel C 30 droog onder de tong en af en toe een C 200, onder het motto: “Wanneer het
middel goed is werkt het altijd.” Voor Hahnemann lag het niet zo simpel. Integendeel, de bepaling van
de juiste dosering heeft hem veel hoofdbrekens gekost.

Organon, §275:
“Dat een geneesmiddel precies past voor een bepaalde zieke berust niet alleen op de juiste
homeopathische keus ervan, maar evenzeer op de vereiste goede grootte of liever gezegd kleinheid van
de dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal de gift beslist, ongeacht de weldadige
aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
geval onnodige, veel te sterke impressie die er vanuit gaat op de levenskracht.”

Hahnemann heeft het in deze paragraaf over de zieke en niet over de ziekte. Het geneesmiddel werkt op
de ziekte, terwijl de dosering overeen dient te komen met de gevoeligheid van de zieke. Om onnodige
verergeringen te voorkomen, moet de dosis zo goed mogelijk op de gevoeligheid worden afgestemd. In
weerwil van de lovende bewoordingen waarin Hahnemann zich over olfactie uitlaat heeft deze methode
in de praktijk nauwelijks navolging gevonden. Sterker nog, er wordt met grote scepsis op gereageerd.




                                                                                                 153
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-153-2048.jpg"/>
Invloed van geuren</td></tr><tr><td
class=Zoals iedereen weet hebben geuren ontegenzeglijk een sterke uitwerking. Geuren kunnen ons uitermate
tegenstaan of buitengewoon welgevallig zijn. De zuigeling vindt de tepel door de geur. Geuren roepen
herinneringen op, ze voeren ons terug in de tijd. “Zo rook het vroeger bij oma”, wat gepaard gaat met de
bijbehorende emoties.
De nervus olfactorius behoort tot het zogenaamde limbische systeem: de oerhersenen. Alles wat via het
reukorgaan binnenkomt raakt ons daarom zeer diep. Afgezien van het feit dat olfactie voor de patiënt de
gebruiksvriendelijkste methode is, werkt een aldus toegediend geneesmiddel minstens even diep en
waarschijnlijk zelfs dieper dan bij de traditionele methode. Het is de moeite waard om de snuifmethode
eens op z‟n merites uit te testen. Laat patiënten het eens proberen en hoor wat zij ervan vinden!

Chronische Ziekten, blz. 157:
“Daarenboven is er geen betere manier om een dosis van een homeopathisch middel voor uiterst
prikkelbare patiënten te temperen en te verlagen, dan door de methode van ruiken aan een stopflesje,
waarin een zeer klein korreltje ligt dat met het gekozen middel in hoge potentie is bevochtigd. De zieke
houdt de opening van het flesje aan een neusgat en ademt een ogenblik een beetje ervan in. Over het
algemeen kan men met deze manier van ruiken de kracht van ieder gepotentieerd middel in elke
gewenste dosering aan de patiënt toedienen.
In het reukflesje kunnen zich een of meer van zulke medicinale korreltjes, ook grotere, bevinden en als
de dokter zijn patiënt langer en sterker daaruit laat opsnuiven, dan kan hij de dosis wel honderd keer zo
sterk maken als het eerst genoemde kleinste snuifje. Ook houdt op deze manier de werking van de kracht
van het gepotentieerde geneesmiddel, die via het ruiken op zo‟n groot oppervlak indringt (als van de
neusholte en longen samen), niet minder lang aan, dan wanneer een kleine massieve dosis via mond en
slokdarm zou zijn ingenomen.”

De snuifdosis in de vorm van een droog korreltje in een flesje is geschikt als eenmalige dosering voor
overgevoelige patiënten. Willen we dezelfde potentie herhalen dan kan deze namelijk niet met een of
meer schudslagen verder worden gedynamiseerd. Daartoe moet het geneesmiddelkorreltje eerst worden
opgelost in water (met wat alcohol om bederf tegen te gaan). Pas in vloeibare vorm kan het middel
verder worden gedynamiseerd. Willen we bij overgevoelige patiënten de snuifdosis aanhouden, dan
houden we het alcoholpercentage zo laag mogelijk en laten we de patiënt er licht aan ruiken. Voor de
meeste patiënten met „normale‟ gevoeligheid vormt een wat hoger alcoholpercentage (30 of 40%) geen
enkel probleem. Een bijkomend voordeel is dat zo‟n middel jarenlang z‟n werkzaamheid behoudt en
minder te lijden heeft van ongunstige omstandigheden zoals hitte en zonlicht. Voorts kan de snuifdosis
ook worden toegepast bij patiënten die hun reukvermogen kwijt zijn.

Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:
“Ook mensen, die zonder reukzin geboren zijn of hem door ziekte zijn kwijtgeraakt, kunnen dezelfde
hulp verwachten van het inademen via een van beide neusgaten, waar ze de opening van het flesje
insteken en zo iets van de ervan uitgaande onmerkbare damp inhaleren, net zo goed als zij die met de
fijnste reukzin begiftigd zijn. Hieruit volgt, dat reeds de enkel maar tastgevoelige zenuwen de
geneeskrachtige impressie aannemen en onstuitbaar op het hele zenuwstelsel voortplanten.”

Ongeacht hun origine (plantaardig, dierlijk, mineraal, nosode enz.) kunnen alle homeopathische
geneesmiddelen worden toegediend via de methode van ruiken aan het geneesmiddel in droge of
vloeibare vorm. Het garandeert de meest directe en snelste manier van geneesmiddelopname. Het is een
methode die zijn geschiktheid in de praktijk heeft bewezen.



                                                                                                     154
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-154-2048.jpg"/>
Chronische Ziekten, blz. 157:</td></tr><tr><td
class=“Deze methode, via ruiken het gepotentieerde middel op de patiënt te laten inwerken heeft grote
voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische ziekten niet
zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk weer uit de weg te
ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere sterkte via ruiken laten
ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat…”
Chronische Ziekten, blz. 161:
“Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

Het eerste citaat gaat over de toepassing van snuifdoses bij incidenten, het tweede over die bij collectieve
ziekten of tussenziekten. De snelle inname en het eruit voortvloeiende directe effect op zenuwstelsel en
Dynamis maken snuiven tot een uiterst doelmatige toedieningsmethode. En niet alleen in de hierboven
genoemde acute situaties! Algemeen bekend is het gunstige effect van Nux vomica bij zoiets acuuts als
menstruatiepijn:

Chronische Ziekten, blz. 168:
“Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n globulus ruiken
ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

Het resultaat is tweeledig. Er wordt beter gereageerd op de antipsorische behandeling en de menstruatie
verloopt beter (na enkele snuifdoses van Nux vomica).

Organon, §248:
“Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
drie of vier dagen moet worden geroken, …”

Dit citaat laat Hahnemann volgen op de beschrijving van de eindverergering, met een repeterende
inname van om de een tot vier dagen. Hij geeft ermee aan dat ook chronische psorisch miasmatische
ziekten uitstekend met olfactie kunnen worden behandeld.




                                                                                                        155
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-155-2048.jpg"/>
Richard Haehl, „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 424:</td></tr><tr><td
class=“Ik kan over het afgelopen jaar amper één op de honderd namen noemen van patiënten die mijn advies
zochten en door mij of mijn assistenten werden behandeld, wiens chronische of acute ziekte we niet
behandeld hebben met de meest gelukkige resultaten, uitsluitend middels deze methode van olfactie
(ruiken, opsnuiven). Ik ben overtuigd geraakt (hetgeen ik voorheen nooit zou hebben geloofd) dat via
deze methode van olfactie de kracht van het geneesmiddel op, tenminste, dezelfde sterkte, en dat op
mildere wijze, op de patiënt inwerkt. Dat het even lang werkt als wanneer het geneesmiddel via de mond
is ingenomen en dat dientengevolge de intervallen waarin de olfactie herhaald zou moeten worden niet
korter zou hoeven zijn dan in geval van inslikken van een meer materiële dosis via de mond.”


Betrouwbare geneesmiddelimpuls
De toedieningswijze van een homeopathisch geneesmiddel moet aan zekere criteria voldoen. We moeten
erop kunnen vertrouwen dat de geneesmiddelimpuls goed is en daadwerkelijk aankomt. Een directe en
snelle werking is een extra bonus. Misverstanden over de wijze van inname moeten worden voorkomen.
Het moet gebruiksvriendelijk te zijn. De dosering dient zo exact mogelijk afgestemd te kunnen worden
op de behoefte van de patiënt. Toediening door middel van ruiken aan korrel of oplossing voldoet aan al
deze criteria. We laten Hahnemann het laatste woord erover:

Organon, vijfde editie, voetnoot §288:
“Al hetgeen homeopathie vermag te genezen (en wat kan het niet genezen behalve hetgeen toebehoort
aan het gebied van de chirurgische aandoeningen?) van de meest ernstige chronische ziekten die niet
geruïneerd zijn door de allopathie, maar ook de acute ziekten, worden het meest veilig en zeker genezen
door deze methode van ruiken.”




                                                                                                   156
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-156-2048.jpg"/>
Samenvatting</td></tr><tr><td
class=Hahnemann paste jarenlang vrijwel uitsluitend de toedieningsmethode toe van ruiken aan korrel of
oplossing. Toediening door middel van olfactie leent zich voor alle ziektevormen en alle
geneesmiddelen. Door het alcoholpercentage of de mate van snuiven aan te passen kan de dosering
worden afgestemd op de gevoeligheid van iedere patiënt. Van alle innamemethodes is dit de
gebruiksvriendelijkste.




                                                                                            157
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-157-2048.jpg"/>
16. Afwisseling van homeopathische geneesmiddelen</td></tr><tr><td
class=
Geen combinaties – geen middelen tegelijk
In het Organon vinden we regelmatig vermaningen dat er geen combinaties van geneesmiddelen
gegeven dienen te worden en dat er geen geneesmiddelen tegelijk toegediend mogen worden.
Dat geneesmiddelen niet gecombineerd dienen te worden spreekt vanzelf. Samenvoegen van substanties
ter bereiding van geneesmiddelen resulteert in wederzijdse chemische beïnvloeding. Als dit niet
geschiedt met steeds exact dezelfde substanties in precies dezelfde hoeveelheden en identieke
verhoudingen qua warmte en vochtigheidsgraad, lopen we de kans verschillende en daarmee anders
werkzame geneesmiddelen te verkrijgen. De homeopathie zal erdoor aan betrouwbaarheid verliezen.
Hahnemann doelt tevens op de antipsorische behandeling.
Bij één constitutie kunnen niet twee verschillende anti-psorische middelen passen, althans niet op
hetzelfde moment. Een individu kan niet tegelijkertijd een Natrium muriaticum- én een Phosphorus type
zijn. De kans is klein dat twee op de constitutie voorgeschreven (minerale) middelen in afwisseling
gegeven zullen worden.
En zo dit al het geval is, dan zal het in afwisseling zijn en NOOIT tegelijkertijd. Bijvoorbeeld: het ene
minerale middel wordt voorgeschreven op de constitutie en het andere omdat adequate reacties
uitblijven. Middelen zoals Sulphur, Carbo vegetabilis, Carbo animalis, Hepar e.d. kunnen tijdelijk als
hulpmiddel worden ingezet om de constitutionele respons te verbeteren. Zulke middelen vallen onder de
noemer tussenmiddelen indien met C-potenties wordt gewerkt.

Organon, §273:
“Voor geen enkel geval van efficiënte therapie is het nodig, en daarom alleen al is het ontoelaatbaar,
meer dan één enkele, enkelvoudige, geneesmiddelsubstantie tegelijk bij een patiënt aan te wenden. Ik
kan niet inzien dat er ook maar de minste twijfel zou kunnen bestaan over de vraag of het natuurlijker en
verstandiger is, maar één enkele, enkelvoudige, goed gekende, medicinale substantie tegelijk bij een
ziekte voor te schrijven, dan een mengsel van meerdere verschillende middelen. In de enige echte,
eenvoudige geneeskunde, de enige die zich houdt aan de natuur, de homeopathie, is het absoluut uit den
boze de patiënt twee verschillende geneesmiddelen tegelijk toe te dienen.”


Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen
Hahnemann‟s woorden sluiten andere interpretaties uit. Hierover kunnen geen misverstanden bestaan.
Eén geneesmiddel tegelijk voor de behandeling van één ziekte. Echter, bij de aanwezigheid van
verschillende pathologische tendensen (ziekten) worden verschillende geneesmiddelen op uiteenlopende
tijdstippen gegeven, namelijk als daar door het karakter van de ziektetendensen aanleiding toe is. Dit kan
eventueel op verschillende momenten op één dag of bijvoorbeeld om de dag. Hahnemann classificeert de
geneesmiddelen volgens een duidelijke hiërarchie: ze zijn antipsorisch werkzaam of ze zijn het niet.
Ditzelfde onderscheid speelt een rol in de afwisseling van geneesmiddelen. In acute situaties wisselde
Hahnemann soms ook plantaardige geneesmiddelen kort na elkaar af.
Het afwisselen van middelen sluit aan bij Hahnemann‟s concept van de verschillende ziektevormen en
dit concept is op zijn beurt in overeenstemming met de levende werkelijkheid van alledag. In het
Organon laat Hahnemann zich er zo over uit:

Organon, voetnoot §40:


                                                                                                      158
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-158-2048.jpg"/>
“Nauwkeurige proefnemingen en genezingen van dit soort complex ziekten hebben mij ervan overtuigd,</td></tr><tr><td
class=dat ze geen legering hebben gevormd, maar dat in zulke gevallen alleen de een naast de ander in het
organisme voorkomt, ieder in de voor haar geschikte delen. Genezing komt dan ook tot stand door de
passende afwisseling van de beste middelen tegen syfilis en scabies, elk in de juiste toebereiding en
dosering.”

Iedere afzonderlijke ziektesoort vraagt behandeling met geneesmiddelen die op basis van
gelijksoortigheid de achterliggende pathologische tendens kunnen uitdoven. Zo kent iedere ziektesoort
haar eigen geneesmiddelgroep.

Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 1, p. 177, over cholera:
“Als de ziekte zich ontwikkeld had tot in het tweede of derde stadium, adviseerde Hahnemann het pure
gebruik van Cuprum, Veratrum album, Bryonia en Rhus toxicodendron, de laatste twee in afwisseling
met elkaar.”

En in deel 2, blz. 217, uit 1832: Hahnemann‟s brief aan Bönninghausen:
“Ik wilde je ook nog meedelen dat mijn assistent Dr. Lehman (die in een opmerkelijk korte tijd een
scherp en capabel homeopaat geworden is, na zeventien jaar allopathische praktijkvoering) de
afgelopen vier maanden alle patiënten met ontzettend goede resultaten behandelde, en alleen middels
snuifdoses (met in meerdere of mindere mate sterk ruiken), waarbij, afhankelijk van de omstandigheden,
het geneesmiddel iedere 7, 10 of 14 dagen werd herhaald, of het werd toegestaan zijn werking een
aantal weken te continueren. Soms werd het in afwisseling gegeven met het volgende best geïndiceerde
geneesmiddel.”

Het betreft hier een brief uit 1832, dus lang voor de ontwikkeling van LM-potenties. Het is nog in een
vroeg stadium van het sneller herhalen van geneesmiddelen (één keer per week), wat pas zo rond 1835
de regel werd. Tevens wordt olfactie ter sprake gebracht en het herhalen dan wel afwisselen van
geneesmiddelen binnen een relatief korte periode. Ondanks dat wij er bij lang werkende middelen vanuit
kunnen gaan dat de eerdere dosis nog werkzaam is, blijken middelen - met toenemend succes - sneller te
kunnen worden herhaald, eventueel in afwisseling met andere passende geneesmiddelen.

In een brief van 27 april 1832 schrijft W. Gross aan Hahnemann:

“Ik had mezelf al verzoend met het idee spoedig te zullen overlijden en toch, in tegenstelling tot alle
menselijke verwachtingen, had ik het goede geluk de brandende koorts te zien verdwijnen binnen zeven
dagen, enkel door het gebruik van dat geweldige homeopathische geneesmiddel tegen de meest ernstige
ontstekingen Aconitum, met behulp van een paar secondaire geneesmiddelen zoals Bryonia, Cannabis,
Nux vomica en Pulsatilla, voor enkele van de andere symptomen. Na de achtste dag begon het herstel.”
(Richard Haehl, „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 229)

In Gross‟ brief wordt niet rechtstreeks gesproken van in afwisseling genomen middelen, maar uit de
context kunnen we afleiden dat Aconitum het hoofdmiddel was en vier andere middelen eveneens
werden ingezet in een tijdsbestek van zeven dagen. We mogen op z‟n minst concluderen dat de middelen
een goed complementair effect hadden. Het bijzondere is dat het met C-potenties werd bereikt. Op grond
van de aard der gekozen geneesmiddelen en de intensiteit van de klachten kunnen we vaststellen dat
Gross leed aan een „acute ziekte‟ of „collectieve- of tussenziekte‟. Gezien de hevigheid van de klachten
was Gross‟ achterliggende miasmatische constitutie klaarblijkelijk nog onbehandeld gebleven.
Anders lag het toen Hahnemann zelf ziek werd.


                                                                                                    159
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-159-2048.jpg"/>
Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz.184:</td></tr><tr><td
class=(Hahnemann in een brief aan Dr. Stapf over het overlijden van zijn vrouw) .
“Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief
van Rummel, zo heftig en zo ernstig dat ik met niemand kon spreken, ik
kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal keren per dag
van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had mij zo
gemist) zonder haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en
Arsenicum verscheidene keren per dag in afwisseling ingenomen hebben
mij gered, zodat ik herstellende was toen zij overleed. De ontrieving door
een staatsbegrafenis (verplicht hier), het begeleiden van mijn twee
dochters, het verdelen van het (behoorlijke) materiële erfgoed, en daarbij
een terugval in die soort van zenuwkoorts, die mij opnieuw gedurende een
dag of drie, vier van al mijn krachten beroofde.”


Afwisseling, een voorbeeld
Hier is sprake van drieërlei ziekmakende omstandigheden. Hahnemann‟s vrouw ligt op sterven, wat hem
diep aangrijpt. Er wordt een brief bezorgd die Hahnemann zo ontstelt dat hij enkele dagen niet kan
praten. Hierin vinden we de indicatie voor Staphisagria tegen (ten derde) een constitutionele Arsenicum-
achtergrond. Beide geneesmiddelen, in afwisseling ingenomen, helpen de dan 76-jarige Hahnemann er
weer bovenop.
Deze twee incidenten, het overlijden van zijn vrouw en de brief van Rummel (Staph.), grepen
Hahnemann zo aan dat de constitutie als reactie acuut miasmatische (Ars.) „zenuwkoorts‟ produceerde.
Verschillende ziektevormen die om verschillende medicatie vragen.

Over de toepassing van Sulphur bij het psorisch miasma schrijft Hahnemann in het voorwoord van
Bönninghausen‟s Repertory of anti-psoric remedies het volgende:

“Het is beter, om in plaats van deze doses (Sulphur) in snelle opeenvolging te geven na bijvoorbeeld
drie doses een passend intermediair geneesmiddel toe te dienen. Nux vomica, bijvoorbeeld, gedurende
acht of tien dagen, want de constitutie verzet zich vaak tegen het ongestoord door laten werken van
meerdere doses Sulphur, hoe noodzakelijk dat geneesmiddel ook is voor de chronische conditie. Door de
werking van deze intermediaire geneesmiddelen is de natuur meer genegen de gecontinueerde doses van
Sulphur rustig te laten werken, met een goede uitwerking op het systeem.”
(in: Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 249)


Frequente dosering van Sulphur geeft, zeker bij C-potenties, problemen vanwege het sterk antipsorische
effect en de daardoor heftige reactie van de Dynamis. Deze toestand van overprikkeling en
overstimulatie wordt in balans gebracht door het intermediaire Nux vomica. Daarna neemt de Dynamis
aan meerdere doses Sulphur geen aanstoot meer, maar kan hij het geboden actiepotentiaal curatief
aanwenden tegen de psorische belasting. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in Chronische Ziekten:




                                                                                                    160
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-160-2048.jpg"/>
Chronische Ziekten, blz. 168:</td></tr><tr><td
class=“De dosis antipsoricum mag niet kort voor of gedurende de menstruatie worden ingenomen. Het middel
kan wel, indien nodig, op de vierde dag na het begin, dus ongeveer 96 uur erna, worden toegediend.
Maar als de menses totnogtoe gewoonlijk te vroeg begonnen of te hevig waren of meerdere dagen bleven
voortsudderen, is het vaak nodig die vierde dag eerst een kleine dosis Nux vomica te laten ruiken (een
enkele globulus, met een hoge potentie bevochtigd) en dan pas vier tot zes dagen later het antipsoricum.
Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n korreltje ruiken,
ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

„Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:
“Bij zo‟n ziekelijke gesteldheid der menses bereikt men in de behandeling van chronische ziekten niets
zonder het vermelde tussendoor gebruik van Nux vomica. Dit middel kan hierbij de door zo‟n
ongeordend regelverloop steeds weer opgeroepen disharmonie in de zenuwfuncties weer doen
accorderen en zo de overgevoeligheid en overprikkeldheid tot bedaren brengen, die anders voor de
heilzame werking van de antipsorica een onoverkomelijke hindernis zouden vormen.”

Als de menstruatieperiode een „dynamisch‟ dieptepunt in de maand vormt kunnen we met het
antipsorische constitutiemiddel beter nog even wachten. Het ligt voor de hand dat het antipsoricum door
z‟n dieptewerking zou kunnen zorgen voor een omgekeerd homeopathisch effect, dat wil zeggen: hevige
verergeringen.
Het „dynamisch dieptepunt‟, op te vatten als acuut miasmatische gesteldheid, wordt hier geneutraliseerd
door het intermediaire gebruik van Nux vomica. De passende antipsorica gaan erdoor beter hun werk
doen. Sterker nog, als we nalaten Nux vomica in te zetten en dus niets aan de ziekelijke gesteldheid van
de menses doen, haalt de chronische behandeling niets uit. Nux vomica wordt gegeven ongeacht de
voortzetting van de antipsorische behandeling.
De antipsorische behandeling is in dit geval slechts mogelijk omdat er tussendoor Nux vomica, in
afwisseling, wordt gegeven. Hahnemann kwam hiermee in 1835, toen hij nog uitsluitend met C-
potenties en een bijgevolg lagere innamefrequentie werkte. Door hun aard lenen LM-potenties zich
daarentegen bij uitstek voor toediening van diverse geneesmiddelen met kortere tussenpozen.Vanzelf
sprekend gerechtvaardigd door de symtomen behorende bij de onderliggende ziektesoort

Chronische Ziekten, blz. 155:
“Overigens zal het, naarmate enige verandering in de symptomen optreedt, ook hier vaak nuttig zijn
tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te voegen, eveneens in verschillende
potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk worden). Niet zelden kan ook ter
afwisseling naar gelang de omstandigheden een dosis Nux vomica (C30) of Mercurius (C30) worden
gegeven.”

De bij de psorische constitutie passende Sulphur en Hepar sulphuris worden afgewisseld met de door de
omstandigheden geïndiceerde Nux vomica en Mercurius, die allebei geen antipsorische
constitutiemiddelen zijn. Bij de chronische constitutiebehandeling met de minerale anti-psorica is zo nu
en dan het tussendoor gebruiken van Sulphur en Hepar en met enige regelmaat Mercurius geïndiceerd.

Chronische Ziekten, blz. 156:
“Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
Hepar sulphuris te geven (al naar gelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al


                                                                                                    161
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-161-2048.jpg"/>
verknoeid waren door grote allopathische zwaveldoses en door zwavelhoudende baden. In die gevallen</td></tr><tr><td
class=geven we tevoren eerst een dosis Mercurius C30.”


Reactiemoeheid
Zelfs de chronische behandeling met minerale antipsorica maakt van tijd tot tijd een dosis Sulphur,
Hepar sulphuris of soms Mercurius noodzakelijk. Bij Sulphur en Hepar sulphuris is dat vanwege de
achterliggende reactiemoeheid, de psorische indifferentie. Door deze antipsorica wordt de Dynamis tot
reageren gestimuleerd. De geïndiceerde constitutionele minerale antipsorica kunnen zo beter hun werk
doen. Omdat de levenskracht soms de neiging heeft om of niet, of te heftig, te reageren, zijn Mercurius
en soms Nux vomica in het andere uiterste de tegenhangers van Sulphur en Hepar sulphuris. Bij
minerale constitutiemiddelen die met name ‟s avonds en ‟s nachts sterke verergeringen uitlokken,
denken we aan Mercurius om de opgeroepen, bijna acuut miasmatische toestand weer tot bedaren te
brengen. De Dynamis wordt ermee tot constructieve reacties aangezet, speciaal wanneer eerder grote
materiële doses zwavel of mineraalbaden zijn toegediend.
Zo ken ik het geval van een vrouw met ernstige longinfiltraten en bronchi-ëctasiën die, na drie bezoeken
aan een mineraal bad in Zwitserland, acuut miasmatische longproblemen ontwikkelde waarbij zij er na
een longontsteking op het nippertje met het leven vanaf kwam.
Een ander voorbeeld van het afwisselen van homeopathische middelen:

Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
“Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz.”


Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen
Dit citaat uit Chronische Ziekten laat zien we hoe Hahnemann bij de behandeling van epidemische
ziekten, door hem ook wel tussenziekten genoemd, geneesmiddelen afwisselde binnen de behandeling
van één ziektebeeld. Let wel: in afwisseling, niet tegelijkertijd. Verder valt op dat hij eveneens
afwisselde met antipsorica die op de constitutie en niet op een acute ziekte worden voorgeschreven.
Geneesmiddelen als Natrium muriaticum en Calcarea carbonica zijn beide diepwerkende
constitutiemiddelen. Dat Arsenicum en Antimonium crudum ten tonele verschijnen hoeft geen verbazing
te wekken omdat ze allebei regelmatig zijn aangewezen bij ziektetoestanden die een acuut miasmatisch
karakter dragen. Voorts zien we dat Hahnemann afwisselde met één der beide Carbo‟s om,
overeenkomstig hun aard, de dreigende reactiemoeheid - de psorische indifferentie - het hoofd te bieden.
Verderop in dezelfde voetnoot:

Chronische Ziekten, blz. 162:
“Ook in het begin van de kuur van een epidemische wisselkoorts kan de homeopathische arts het zekerst
handelen door iedere keer een subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in de daarvoor geschikte gevallen
Hepar sulphuris in een klein korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij enkele dagen afwachten, tot
de eruit voortvloeiende verbetering weer stilstaat.


                                                                                                    162
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-162-2048.jpg"/>
Dan pas geeft hij het voor de epidemie van dat jaar homeopathisch passend gevonden, niet-</td></tr><tr><td
class=antipsorische middel in een of twee minieme doses (maar iedere keer als de aanval is afgelopen). Omdat
bij alle lijders aan wisselkoorts in elke epidemie voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van
iedere behandeling van een epidemische wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van
wezenlijk belang, waardoor de zieke met des te meer zekerheid en gemak herstelt.”

Reeds voor de ziekte, de wisselkoorts in dit geval, echt doorzet geeft Hahnemann vooraf een dosis
Sulphur om het potentiële gebrek aan reactievermogen in de kiem te smoren. Kan de Dynamis het vanaf
dan, door de verbetering van de psorische ondergrond, alleen klaren dan is geen ander, niet-antipsorisch
geneesmiddel benodigd. Maar als het herstel stagneert, kan alsnog het bij de genus epidemicus passende
acute plantaardige of dierlijke middel worden ingezet.
Het acute middel heeft een betere uitwerking omdat de levenskracht dankzij Sulphur vitaler reageert.
Afwisselen van geneesmiddelen is feitelijk niets nieuws. Denk bijvoorbeeld aan de patiënt die na een val
- twee weken na het laatste constitutionele voorschrift - toch maar even Arnica komt halen!




                                                                                                    163
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-163-2048.jpg"/>
Samenvatting</td></tr><tr><td
class=Hahnemann wisselde homeopathische geneesmiddelen af op grond van de eigenschappen hen
toegemeten vanuit de ziekteclassificatie. Het beoogde doel is het bewerkstelligen van een diepe,
genezende respons op het passende minerale antipsorische constitutiemiddel. Zodra dit doel is bereikt
wordt uitsluitend het constitutiemiddel gebruikt. Middelen worden soms met heel korte tussenpozen
afgewisseld.




                                                                                                 164
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-164-2048.jpg"/>
17. Palliatieve behandeling: wanneer wel/niet behandelen</td></tr><tr><td
class=

Palliatief behandelen
De homeopathie heeft veel te bieden bij onomkeerbare ziekteprocessen. Homeopathische behandeling
betekent voor patiënten met een irreversibele ziekte vaak een weldaad, bijvoorbeeld met betrekking tot
pijnbestrijding. Tot op het laatst van het ziekteproces kan de patiënt relatief pijnvrij worden gehouden,
zonder dat toevlucht hoeft te worden genomen tot bewustzijnsverlagende medicijnen. We doelen hier op
ernstig zieke patiënten die naar een kwalititief goede laatste levensfase streven met behulp van
homeopathie. Voor patiënt zowel als homeopaat is dit een intensieve en enerverende gebeurtenis.
Van doorslaggevend belang is intensief, meestal dagelijks contact, speciaal bij ernstig lijden. De
homeopaat moet continue aanspreekbaar zijn om desgewenst het geneesmiddel te wijzigen of de
dosering of innamefrequentie bij te stellen. De chronische gesteldheid is in zulke gevallen een
doorlopende ziektetoestand, die overeenkomsten vertoont met acuut miasmatische ziekten.


Plantaardige middelen
Met plantaardige middelen bereiken we in zulke ernstige situaties dikwijls het meest. Omdat genezing
niet meer mogelijk is kunnen we diepwerkende antipsorica beter achterwege laten. De chronisch
miasmatische ziekteconditie is onomkeerbaar en volgt haar eigen verloop. Desondanks kunnen de
machteloze activiteiten van de Dynamis de patiënt wel in een toestand van totale ontreddering brengen.
Ze roeren zich op een voor de patiënt belastende en uitputtende manier. Deze door pathologie
gedomineerde toestand wordt door passende homeopathische middelen min of meer draaglijk gehouden,
zodat bijvoorbeeld niet naar bewustzijnsdempende opiumderivaten hoeft te worden gegrepen.


Urgente en levensbedreigende situaties
Organon, voetnoot 1, §67:
“Een uitzondering vormen de zeer urgente gevallen, waar door levensgevaar of doodsdreiging voor de
werking van homeopathische middelen geen enkele tijd, geen uren, zelfs geen kwartieren, nauwelijks
minuten ter beschikking staan.
Bij plotselinge accidenten bij tevoren gezonde mensen, zoals ademstilstand, schijndood door bliksem,
verstikking, bevriezing, verdrinking enz. is het geoorloofd en zinvol een palliativum toe te passen,
bijvoorbeeld matige elektrische prikkels, sterke koffie-clysmata, prikkelende reukstoffen, geleidelijke
verwarming en dergelijke.
Daardoor worden om te beginnen de prikkelbaarheid en het gevoel, dus het fysieke leven, in ieder geval
weer opgewekt. Is iemand dan weer gereanimeerd, dan neemt het spel van de orgaanfuncties zijn
gezonde loop als tevoren, omdat hier geen ziekte maar alleen blokkade en onderdrukking van de op
zichzelf gezonde levenskracht hoefde te worden weggenomen.”

Vanuit homeopathische optiek zijn allopatische prikkels alleen dan geïndiceerd wanneer de levenskracht
door oorzaken van buitenaf niet meer kan voldoen aan haar meest basale taak: instandhouding van het
leven. Voor Hahnemann was de toepassing van allopathische medicatie als palliatief tijdens de
homeopathische behandeling uitgesloten. Het was hem een doorn in het oog:

Organon, voetnoot 11, §67:


                                                                                                     165
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-165-2048.jpg"/>
“En toch beroept de moderne half-om-half sekte (van de eclecticisten – vertaler Organon) zich hierop</td></tr><tr><td
class=en vindt in allerlei ziekten zulke uitzonderingen op de regel, om op die manier hun allopathische
palliatieven door te drukken, samen met andere verderfelijke allopathische rommel. En dat alleen om
zich de moeite te sparen voor ieder geval het passende homeopathische geneesmiddel op te zoeken. Zo
kunnen ze gemakkelijk homeopathische artsen lijken zonder het echt te zijn. Hun daden zijn er ook naar,
in één woord verderfelijk.”

En verder in Organon, voetnoot 1, §148, waar hij doelt op de heren (en dames tegenwoordig) van de
van-alles-wat-sekte:

“Wie zou het wagen zulk lichtzinnig, schadelijk gebroed de eer aan te doen ze naar de naam van de zeer
moeizame, maar ook heilzame kunst „homeopathische geneesheren‟ te noemen? Het is te hopen, dat zij
hun gerechte loon niet ontgaan en zelf, eens ziek geworden, op dezelfde manier worden behandeld!”


Tussendoor gebruik van allopathie
Rancune ten aanzien van hen die „zijn‟ homeopathie in diskrediet brengen en daarmee de patiënten
tekort doen, kan Hahnemann niet worden ontzegd! Het roept de vraag op of het tussendoor gebruiken
van willekeurig welke allopathische medicatie de levenskracht tegenwerkt en daarmee de genezing - het
doel van de homeopathische behandeling.
Ieder onderdrukkend allopathisch medicijn vertraagt het herstel en zodoende de genezing. Het is niet
ondenkbaar dat frequent allopathisch gebruik de homeopathische behandeling op den duur volledig
ondermijnt. Dat de patiënt dit soort medicatie - op eigen houtje - gedurende de homeopathische
behandeling inneemt moet dan ook worden afgeraden.
Het zou eigenlijk niet mogen voorkomen dat de homeopaat adviseert dergelijk medicijngebruik af te
bouwen. Wie weet hoe een en ander op grond van de ziekteclassificatie homeopathisch kan worden
opgelost, kan erop staan dat de allopathische medicatie zo snel mogelijk wordt gestaakt. Het is hier een
overweging om patiënten die zich bij herhaling vergrijpen aan allopathische medicatie, daarmee
mogelijk alle homeopathische inspanningen tenietdoend, verdere homeopathische behandeling te
weigeren.


Substitutietherapie
Een uitzondering moeten worden gemaakt voor substitutietherapie. Wanneer van een bepaald orgaan de
functie totaal is uitgevallen is het niet met het leven verenigbaar om de patiënt, bijvoorbeeld, het gebruik
van insuline of cortisonen te ontzeggen. Dit is absoluut uitgesloten. Zulke substanties vullen aan wat in
het organisme volledige ontbreekt. Bij relatief lichte deficiënties, zoals ouderdomsdiabetes, kan door
adequate antipsorische behandeling de behoefte aan substituerende insuline drastisch worden
verminderd of zelfs overbodig gemaakt. De verleiding terug te vallen op allopathische behandelwijzen
wordt geneutraliseerd door kennis en inzicht en daardoor opgedane ervaring.

Hahnemann zag zich soms bij voorbaat voor een hopeloze taak geplaatst. Wij hebben onszelf zonder
twijfel ook wel eens in zo‟n situatie bevonden. Of wij hier Hahnemann‟s advies moeten volgen of de
patiënt toch telkens opnieuw het voordeel van de twijfel moeten gunnen, zal per situatie verschillen en
uiteindelijk worden bepaald door de patiënt zelf of afhangen van het temperament en geduld van de
homeopaat.

Chronische Ziekten, blz. 138:


                                                                                                        166
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-166-2048.jpg"/>
“Maar als de omstandigheden van de zieke in dit opzicht niet te verbeteren zijn, als hij niet over zoveel</td></tr><tr><td
class=levenswijsheid, religie en zelfbeheersing beschikt om alle lijden en lotsbeschikkingen, waaraan hij geen
schuld draagt en die hij niet bij machte is te veranderen, geduldig en gelijkmoedig te dragen, als
verdriet en gram onafwend-baar op hem afkomen zonder dat de arts in staat is deze grootste
levenverstoorders voorgoed van hem af te wenden? Laat dan de arts liever de behandeling van die
chronische ziekte opgeven en de zieke aan zijn lot overlaten. Want daar waar de levenshouding door
voortdurende aanvallen op de gemoedsgesteldheid wordt verstoord, kan zelfs de meest magistrale
behandelingsstrategie met optimaal uitgezochte en voor de lichamelijke aandoening passende genees-
middelen niets, helemaal niets goeds uitrichten voor welke chronische patiënt ook die onder
voortdurende zorg en narigheid gaat gebukt. Het is dwaasheid door te gaan met het mooiste bouwwerk,
als de grond eronder elke dag, hoe geleidelijk ook, door aanspoelende golven wordt ondermijnd.”

Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:
“Tenzij de patiënt weinig of geen reden zou hebben voor zijn ontstemming of verdriet of vrijwel geen
aanleiding tot ergernis van buitenaf. Dan zou hij dus meer voor zijn affectieve stoornis behandeld
moeten worden met de antipsorische middelen die zijn resterende chronische ziektesymptomen ook
dekken. Dat zijn gevallen die niet alleen te genezen, maar vaak zelfs simpel te genezen zijn.”


Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma
Wat Hahnemann lotsbeschikkingen noemt, noemen wij tegenwoordig karma. Het moge duidelijk zijn
dat homeopathische behandeling geenszins de individuele lotsbeschikking in de weg staat. Het is eerder
omgekeerd. Overeenkomstig Hahnemann‟s beschrijving van incidenten heeft homeopathie juist een
ondersteunende functie. De individuele levensomstandigheden en de reacties erop helpen ons het
passende geneesmiddel te vinden. Dit middel helpt de patiënt de voor hem „gezonde‟ verhouding ten
opzichte van zijn levensomstandigheden te vinden. Geduld is hier een schone zaak.
Ik herinner mij een patiënte die meteen na haar geboorte werd afgestaan door haar moeder. Voor haar
16e levensjaar verloor zij beide pleegouders (door vroegtijdig overlijden) en haar pleegbroer (door een
bromfietsongeval). Zij voelde zich hierdoor opnieuw totaal alleen staan. Zij worstelde met kwesties
zoals: “Durf ik ooit kinderen te krijgen? Ik weet niet eens hoe dat moet! En durf ik me überhaupt nog
wel met mensen te verbinden?”
Tijdens de homeopathische behandeling kwam steeds sterker de drang opzetten op zoek te gaan naar
haar biologische moeder. Na lang wikken en wegen gaf zij er schoorvoetend aan toe. Ondanks het grote
geheim dat haar dochter in haar leven betekende reageerde de biologische moeder direct op het via een
officiële instantie gedane verzoek om contact. De verbinding werd voorzichtig hersteld.
Nu, jaren later, heeft zij een relatie en twee gezonde kinderen.
Soms blijken ogenschijnlijk maar ook daadwerkelijk tegenwerkende krachten de mens in staat te stellen
de levensdraad terug te vinden en op te pakken.

Naar mijn ervaring kan homeopathische behandeling karmische processen als geen ander ondersteunen.
Waar de uiteindelijke „oplossing‟ voor de levensproblematiek niet wordt gevonden, maakt het palliatieve
effect op de gevolgen van de levensomstandigheden, de behandeling toch zinvol. De omstandigheden
zelf veranderen niet, maar wel hoe ermee wordt omgegaan. Dan kunnen wij uit de vicieuze cirkel
vandaan komen en de behandeling van de psorische belasting van de levenskracht beginnen.




                                                                                                     167
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-167-2048.jpg"/>
18. Literatuur</td></tr><tr><td
class=Richard Haehl, Samuel Hahnemann, his life and work.
Samuel Hahnemann, Chronische Ziekten.
Samuel Hahnemann, Organon (1e, 4e, 5e en 6e editie).
Rima Handley, In search of the later Hahnemann.
J.T. Kent, Lectures on hom. philosophy
Roberts, Princeples and Art of Cure
Samuel Hahnemann, Lesserwriting




                                                         168
 " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-168-2048.jpg"/>
169</td></tr><tr><td
class= " data-testid="vertical-slide-image" loading="lazy" decoding="async" data-nimg="fill" style="position:absolute;height:100%;width:100%;left:0;top:0;right:0;bottom:0;color:transparent" src="https://image.slidesharecdn.com/ewaldstoteler-hahnemanbegrijpenw4-101003093340-phpapp01/75/Ewald-Stoteler-Hahnemann-Begrijpen-169-2048.jpg"/>

Ewald Stoteler - Hahnemann Begrijpen

 Praktijkgerichtesynthese van
Organon en Chronische Ziekten




         Ewald Stöteler




                                 1
 
  • 2.
  •  
  • 3.
  • De homeopathie van Hahnemann verschilt wezenlijk van de dagelijkse praktijk. Deze verschillen zijn zo
    groot dat mijn cursisten soms spreken van omscholen in plaats van bijscholen.
    De ervaringen van de afgelopen jaren hebben me ook geleerd dat het niet eenvoudig is de omslag naar de
    homeopathie van Hahnemann te maken. Het vereist een heel andere manier van werken, hetgeen
    grondige studie vereist.
    Dat de homeopathie zoals door Hahnemann aangegeven in praktijk wordt gebracht, is gezien de
    mondiale pathologische ontwikkelingen van het grootste belang.
    De homeopatische geneeskunst kent vele stromingen, die zich vaak ver van Organon en Chronische
    ziekten, hebben verwijderd. Dit heeft mij er mede toe aangezet dit boek te schrijven.
    Het risico bestaat dat dit boek, slechts op onderdelen in praktijk wordt gebracht, zoals dit ook met
    Organon en chronische ziekten nu het geval is. Dan ontstaat een gebrek aan overzicht, met consequenties
    voor het resultaat van de behandeling van de patiënt.
    Naar de toekomst acht ik bescherming van deze vernieuwing dan ook noodzakelijk.

    Onder het copyright valt, dat dit boek op homeopathie opleidingen niet zonder meer als lesmateriaal
    gebruikt mag worden Degene die de lessen verzorgt zal zich eerst moeten bekwamen en certificeren in
    deze, zo andere, benaderingswijze.

    Het is daarom dat de lezer van harte uitgenodigd wordt zich te scholen danwel bij te scholen in deze
    benaderingwijze.

    De bijscholingen worden verzorgd door de Stichting Hahnemann-homeopathie.
    Voor verdere informatie kunt U zich richten tot:
    www. scholingsweg@hahnemannhomeopathie.com

    Door de Stichting Hahnemann-homeopathie zullen de deelnemers aan scholing en of bijscholing worden
    getoetst en gecertificeerd.

    De auteur.




                                                                                                         3
     
  • 4.
    All rights reserved.Apart from any fair dealing for the purpose of private study, research, criticism or review, as permitted under the
  • Copyright, Designs and
    Patents Act, 1988, no part of this book may be reproduced, used as teaching material, stored or transmitted, in any form or by any means,
    without the prior written permission of the publishers. Enquiries should be addressed to:

    Emryss bv Publishers
    Duinoordstraat 78
    2023 WE Haarlem
    The Netherlands




    First edition feb 2003




    © 2003 Emryss bv Publishers
    Haarlem, The Netherlands
    Tel: +31 235 275060 // Fax: +31 235 259040




    CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

    Stöteler Ewald

    Hahnemann begrijpen
    / Ewald Stöteler.-Haarlem: Emryss bv
    Cover: Olivier Bakker/Jenni Tree
    Edited by: Gerda Zaalberg/Frans Vermeulen/
    Layout: Ary bakker

    ISBN 90-76189-08-0
    Access code: Homoeopathy, Hahnemann, Organon, Chronische Ziekten.




                                                                                                                                           4
     
  • 5.

  • Als kind vanzijn tijd is Hahnemann de vader der homoeopathie. Wij zijn, overdrachtelijk gezien, zijn
    nazaten. Of wij zijn geestverwanten zijn mag worden betwijfeld. Hahnemann had er weinig hoop op met
    zijn tijdgenoten, dus waarom zouden wij er aanspraak op mogen maken? Hij had zich geen bescheiden
    doel gesteld, zoals blijkt uit zijn Voorwoord voor de eerste editie van Chronische Krankheiten [1828]:
    "Maar in het mededelen van deze grote ontdekking aan de wereld moet ik tot mijn spijt betwijfelen of
    mijn tijdgenoten de logische volgorde van mijn leer zullen begrijpen en of zij die nauwgezet zullen
    navolgen en zo voor de lijdende mensheid het onbegrensde heil verwerven dat automatisch moet
    voortvloeien uit getrouwe en stipte naleving van deze leer, of dat zij, afgeschrikt door het ongehoorde
    van veel van deze onthullingen, ze niet liever onbeproefd en daardoor nutteloos laten."

    Hahnemann was een kind van zijn tijd en we moeten zijn woorden lezen in die context, al neemt het niet
    weg dat het hebben van baanbrekende ideeën en het overbrengen ervan niet vanzelfsprekend samengaan.
    We moeten vaststellen, tot onze spijt wellicht, dat Hahnemann de ongelukkige combinatie in zich droeg
    een geniale grondlegger en een beroerde pleitbezorger te zijn.
    De commotie ontstond over Hahnemann‟s concept dat chronische ziekten berusten op chronische
    miasma‟s, een denkbeeld dat hij eerder introduceerde in zijn Organon. Hij noemt syfilis en sycosis
    [vijgwrat-tenziekte] twee "eigensoortige inwendige chronische miasmatische ziekten". "Maar onmetelijk
    veel uitgebreider en dus veel belangrijker" dan deze twee "is het chronische miasma van de psora." In
    Chronische Krankheiten noemt hij psora "de draak met duizend koppen", "de oudste en veelkoppigste
    van alle miasmatische chronische ziekten" en "de moeder van alle ziekten".
    Aldus herkent Hahnemann een drietal chronische ziektevormen die berusten op erfelijkheid of infectie.
    Ze zijn meegekregen of in het individuele leven verworven. De basis van deze leer, de zogenaamde
    miasmaleer, is nadien door talloze auteurs en homoeopaten becommentarieerd en van andere
    benaderingen voorzien. Daar waar Voegeli met betrekking tot psora voornamelijk spreekt over
    "assimilatiestoornissen van voor de opbouw van het organisme noodzakelijke mineralen", noemt Allen
    zonde en schuld als grond van dit miasma. De interpretatie van de diverse miasma‟s is in de loop der tijd
    geleidelijk veranderd. De laatste jaren, bijvoorbeeld, doet de visie van de Argentijnse homoeopaat
    Elisalde de Masi opgang. Deze schrijft psora toe aan de "oorspronkelijke afscheiding van God". Dit
    trauma werkt door in twee hoofdthema‟s: Een innerlijk gevoel van kwetsbaarheid, onzekerheid en angst,
    en de projectie hiervan op de buitenwereld. Het gevoel van afscheiding, ook wel Zondeval of verlies van
    het Paradijs genoemd, roept een nostalgisch verlangen op naar de beslotenheid en vreedzaamheid van de
    oorspronkelijke eenheid, alsmede een schuldgevoel dit door eigen toedoen te hebben verspeeld. De
    verbroken eenheid, in het groot de Zondeval, in het klein de geboorte [de val uit de baarmoeder], is het
    fundament van psora en leidt tot het basale symptoom van dit miasma: een gevoel van gemis.
    Psora als latente ziektetoestand komt tot ontwikkeling door bijvoorbeeld de onderdrukking van
    fysiologische uitscheidingsprocessen [zweet, urine, ontlasting, menstruatie] of, zoals Hahnemann stelt,
    door "het levensbeginsel verzwakkende hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door
    ondoelmatige geneeskundige behandeling". Een van de voornaamste verschijningsvormen van psora
    werd door Hahnemann gezien als een jeukende huiduitslag: krätze.
    Is Krätze de oorzaak van psora of verhoogt psora de vatbaarheid voor (Krätze)? Kunnen we psora
    gelijkstellen aan zoiets als verlaagde weerstand of, om in moderne termen te spreken, verminderde
    werking van het immuunsysteem? Belangrijker evenwel dan beantwoording van de eeuwenoude kip-of-
    ei-vraag is: hoe lossen we het op?
    Door getrouwe en stipte inachtneming van Hahnemann‟s ware leer, stelt Ewald Stöteler voor. Vergeten
    bouwstenen van Hahnemann‟s leer, zoals de miasmaleer, de ziekteclassificatie en de toepassing van LM-


                                                                                                           5
     
  • 6.
    potenties, worden doorEwald weer tot hoekstenen gemaakt. Zijn betoog berust op de zesde editie van de
  • Organon en op Chronische Ziekten. Een van de pareltjes ervan is het alterneren van twee remedies uit
    andere bronnen. Het is een bouwwerk geworden waarop we kunnen voortbouwen. Er is grondleggend
    werk verricht. En bovendien: Ewald Stöteler is een Nederlandse pleitbezorger op z‟n Hollands -
    rechttoe-rechtaan: een die je niet onberoerd laat.


    Frans Vermeulen, Molkom [Zweden].




                                                                                                        6
     
  • 7.
  • Gebruik van ditboek                                              3
    Voorwoord                                                        15
    Vernieuwend                                                      15
    Bloeiperiode                                                     16
    Ontwikkeling homeopathie                                         16
    Inleiding                                                        19
    Organon en Chronische Ziekten                                    19
    J.T. Kent en nieuwe „meesters‟                                   19
    LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie 22
    1. Het holistisch mensbeeld                                      24
    Genetica                                                         24
    Relativiteitstheorie                                             24
    Gevoel en emotie                                                 26
    Denken                                                           28
    Samenvatting                                                     29
    2. Ziekte en gezondheid                                          30
    Wat is gezond?                                                   30
    Wat is ziek?                                                     30
    Acute ziekten                                                    32
    Chronische ziekten                                               33
    Iatrogene ziekten                                                33
    Onechte chronische ziekten                                       33
    3. Belang en consequenties van de gelijksoortigheidsregel        35
    Gelijksoortigheidsregel                                          35
    Functioneel stoffelijk symptoom                                  35
    Lokalisatie                                                      35
    Sensatie                                                         37
    Modaliteit                                                       38
    Concomitant                                                      38
    Particular                                                       39
    Emotionele- en gevoelssymptomen                                  40
    Oorzaak of „causa‟                                               40
    Mentaal symptoom                                                 41
    Generaliteiten                                                   42
    Biografische gebeurtenissen, incidenten                          45
    Erfelijke belasting                                              45
    Blokkade                                                         46
    Geneesmiddelgebruik                                              46
    Samenvatting                                                     48
    4. De homeopathische anamnese                                    49
    Anamnese                                                         49
    Repertorisatie                                                   49
    Consult                                                          50
    Onbevangen en opmerkzaam                                         50
    Gezond verstand                                                  51


                                                                          7
     
  • 8.
    Accuraat en alert                                             52
  • Omzichtig en bedachtzaam                                       53
    Eigen functioneren                                             53
    Methodiek                                                      54
    Attent luisterende houding                                     57
    Hoofd-voeten-schema                                            58
    Open vragen                                                    58
    Eigen waarneming homoeopaat                                    59
    „Acute‟ anamnese                                               62
    Samenvatting                                                   63
    5. Veranderingen binnen de homeopathische doctrine             64
    Geschiedenis van de homeopathie                                64
    Aspecten van de homeopathie                                    65
    Classificatie van ziekten                                      68
    Acute ziekten - incidenten                                     68
    Chronische Ziekten, blz. 160:                                  69
    Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                           71
    Illustratie                                                    73
    Samenvatting                                                   74
    Collectieve ziekten – epidemische ziekten                      74
    Chronische Ziekten, blz. 161:                                  77
    Behandeling van de chronische ziekte                           77
    „Acute‟ geneesmiddelen                                         78
    Acuut miasmatische ziekten                                     79
    6. Ziekteclassificatie                                         80
    Chronische ziekten                                             80
    Chronische ziekten – ander uitgangspunt                        81
    Actie = reactie                                                82
    Het Psora miasma                                               83
    Chronische ziekten, blz. 127:                                  85
    Antipsorica                                                    86
    Chronische Ziekten, blz. 176:                                  86
    Het Sycotisch miasma                                           88
    Chronische Ziekten, blz. 103:                                  88
    Chronische Ziekten, blz. 105:                                  90
    Het Syfilitisch miasma                                         91
    Chronische Ziekten, blz. 106:                                  92
    Chronische Ziekten, blz. 109:                                  92
    De ziekteclassificatie centraal                                94
    Samenvatting                                                   94
    7. Gebruik geneesmiddelen in relatie tot ziekteclassificatie   96
    Vijf verschillende geneesmiddelgroepen                         96
    De vijf geneesmiddelrijken                                     96
    Symptomen en geneesmiddel                                      97
    Chronische Ziekten, blz. 4:                                    98
    Geneesmiddelen relaties                                        98
    Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen                       98
    Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:                               99


                                                                        8
     
  • 9.
    Chronische Ziekten, blz.6:                                       100
  • Chronische Ziekten, blz. 7:                                       101
    De minerale geneesmiddelen                                        101
    Chronische Ziekten, blz.176:                                      102
    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                              103
    Chronische Ziekten, blz. 161:                                     104
    Chronische Ziekten, blz. 158:                                     105
    Geneesmiddelen in afwisseling                                     105
    En in de Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                     105
    De nosoden                                                        107
    Chronische Ziekten, blz. 185:                                     109
    Tautopathische geneesmiddelen                                     110
    Overige homeotherapie – psora in juiste baan                      112
    Psorische indifferentie                                           112
    Chronische Ziekten, blz. 156:                                     114
    Tussenmiddelen                                                    115
    Chronische Ziekten, blz. 176:                                     115
    Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:                         117
    Chronische Ziekten, blz. 127:                                     118
    Miasma als ziekte tendens                                         119
    Voorafgaande ontregeling                                          120
    Samenvatting                                                      121
    8. Analyse anamnese vanuit ziekteclassificatie                    123
    Classificeren van ziekte                                          123
    Chronische Ziekten, blz. 1:                                       124
    Nuancering in de verschillende vormen van ziek-zijn               125
    Dynamis streeft naar overleven                                    127
    Casus menstruatieproblemen                                        129
    Ten eerste: constitutioneel                                       130
    Ten tweede: biografie                                             130
    Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen                        131
    Behandeling van kinderen                                          133
    Ziektetendensen en ziektesoorten                                  135
    Vragenlijst voor benadering casuïstiek vanuit ziekteclassificatie 138
    Vraag 1 Problematiek, realiteit, beeld                            138
    Vraag 2 Symtomen, (leef)omstandigheden                            139
    Vraag 3 Chronische ziekte, endogeen miasmatische oorzaak          139
    Vraag 4 Chronisch: dynamiek en verloop                            140
    Vraag 5 Familiaire (erfelijke) ziektetendens                      142
    Vraag 6 Geneesmiddelgebruik, iatrogene ziekte                     143
    Vraag 7 Geblokkeerde reactie                                      144
    Chronische Ziekten, blz. 155:                                     144
    Chronische Ziekten, blz. 156:                                     145
    Richting aan de behandeling                                       145
    Samenvatting                                                      146
    9. Complementaire effecten                                        148
    Hiërarchie en geneesmiddelrelaties                                148
    Antidote                                                          148


                                                                            9
     
  • 10.
    Inimical                                                    149
  • Follows well                                                 150
    Compatible                                                   150
    Complementair                                                150
    Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:                         151
    Werking antipsorisch middel gaat door                        152
    Lagere potenties                                             153
    Afwisseling van geneesmiddelen                               153
    Chronische Ziekten, blz. 160:                                155
    Chronische Ziekten, blz. 160 en 161:                         156
    Verstorende invloeden                                        156
    Chronische Ziekten, blz. 161:                                157
    Bewust gebruik van complementair effect                      159
    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                         159
    Tussendoor gebruiken van speciale geneesmiddelen             160
    Chronische Ziekten, blz. 127:                                161
    Ziekten in het voorgeslacht                                  163
    Behandeling van het jonge kind                               164
    Latente tendensen herkennen                                  165
    Holistische totaalbenadering                                 165
    Ziektedynamica                                               166
    Samenvatting                                                 169
    10. De antipsorische behandeling als centraal thema          170
    Antipsorische behandeling                                    170
    Chronische Ziekten, blz. XX1:                                171
    Ontwikkeling van de homeopathie                              171
    Chronische Ziekten, blz. 5:                                  171
    Chronische Ziekten, blz. 6:                                  171
    „Chronische Ziekten, blz. 8:                                 172
    Psora gewekt                                                 174
    „Chronische Ziekten, blz. 121:                               175
    Chronische Ziekten, blz. 127:                                175
    Karakter van psora                                           175
    Chronische Ziekten, blz. 11:                                 176
    Ontwikkeling psora miasma                                    177
    Chronische Ziekten, blz. 176:                                177
    Primaire zorg van de Dynamis                                 178
    Voorschrijven op miasmatische achtergrond                    180
    Samenvatting                                                 181
    11. Epidemische ziekten en de wisselziekten                  182
    Blokkerend effect                                            182
    Appèl op de levenskracht                                     183
    Chronische Ziekten, blz. 161:                                184
    Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:                         184
    Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling   184
    Chronische Ziekten, blz. 163:                                185
    Breekpunt in de biografie                                    185
    Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit              186


                                                                       10
     
  • 11.
    Wisselziekten – chronischeziekten op psorische grondslag 187
  • Samenvatting                                              188
    12. De behandeling van psychische ziekten                 189
    Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt    189
    Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste                    189
    Grondige anamnese                                         191
    Afwisseling ook hier                                      193
    Een voorbeeld uit de casuistiek.                          193
    Gebruik van psychofarmaca                                 194
    Psychische klachten door „oorzaak van buiten‟             195
    Samenvatting                                              196
    13. Gebruik van geneesmiddelpotenties in de homeopathie 198
    Hoge potenties                                            198
    Inzichtelijk homeopathisch handelen                       199
    Twee verschillende potentiereeksen                        200
    De bereiding van homeopathische geneesmiddelen            201
    Dynamisatieproces                                         203
    Chronische Ziekten, blz. 182:                             203
    Vermoeiende proefnemingen                                 203
    Verdere ontwikkelingen                                    206
    Kennislacunes bij de beroepsgroep                         207
    De LM potentie                                            208
    Bereiding van de LM potentie                              208
    Samenvatting                                              213
    14. Het gebruik van LM-potenties in de praktijk           214
    Verschillen tussen C- en LM-potenties                     214
    In het oog springende verschillen                         215
    Centesimale reeks                                         216
    Basisoplossing                                            218
    Niet ongemodificeerd herhalen                             218
    Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen     219
    Diversiteit van geneesmiddelinnamen                       221
    Homeopathische verergeringen                              221
    Chronische Ziekten, blz. 105:                             222
    Een andere ziektesoort als ingang                         223
    Het geneesmiddel in oplossing                             223
    Snuifdoses                                                224
    Zware pathologie                                          224
    Psora in de juiste baan                                   225
    Chronische endogeen miasmatische ziekte                   226
    Chronische Ziekten, blz. 158:                             227
    Eindverergering                                           227
    Chronische Ziekten, blz. 127:                             228
    Diep constitutionele werking                              228
    Genezing nadert voltooiing                                229
    Tot de eindverergering toe                                231
    Samenvatting                                              234
    15. Olfactie als wijze van geneesmiddelinname             235


                                                                    11
     
  • 12.
    Ruik- of snuifdosering                                     235
  • Invloed van geuren                                          236
    Chronische Ziekten, blz. 157:                               236
    Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:                   237
    Chronische Ziekten, blz. 157:                               237
    Chronische Ziekten, blz. 161:                               238
    Chronische Ziekten, blz. 168:                               238
    Betrouwbare geneesmiddelimpuls                              239
    Samenvatting                                                240
    16. Afwisseling van homeopathische geneesmiddelen           241
    Geen combinaties – geen middelen tegelijk                   241
    Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen   242
    Afwisseling, een voorbeeld                                  244
    Chronische Ziekten, blz. 168:                               245
    „Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:                  246
    Chronische Ziekten, blz. 155:                               247
    Chronische Ziekten, blz. 156:                               247
    Reactiemoeheid                                              247
    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:                        248
    Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen        248
    Chronische Ziekten, blz. 162:                               249
    Samenwerking                                                250
    17.Palliatieve behandeling: wanneer wel/niet behandelen     251
    Palliatief behandelen                                       251
    Plantaardige middelen                                       251
    Urgente en levensbedreigende situaties                      252
    Tussendoor gebruik van allopathie                           253
    Substitutietherapie                                         253
    Chronische Ziekten, blz. 138:                               254
    Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:                   254
    Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma            255
    18. Literatuur                                              257
    Notities ruimte




                                                                      12
     
  • 13.

  • Vernieuwend
    Het lijkt watambitieus een vernieuwend boek over homeopathie te willen schrijven. Het is mijns inziens
    echter een gegeven dat de werken van Hahnemann heden ten dage niet meer intensief bestudeerd worden
    en wellicht nog minder begrepen. Enerzijds is dit te verklaren door Hahnemann‟s soms moeilijke
    schrijfstijl, anderzijds doordat de huidige homeopathie zich ver heeft verwijderd van de werkwijze van
    Hahnemann zelf. Tijdens zijn leven heeft Hahnemann in de opeen-volgende publicaties van het Organon
    steeds wijzigingen, nieuwe inzichten en ervaringen toegevoegd. Dit vroeg de nodige flexibiliteit van
    Hahnemann‟s leerlingen, evenals het nu wellicht moeilijk zal zijn de conclusies in dit boek serieus te
    nemen.
    Het voor u liggende boek wil een brug vormen. Het wil een synthese zijn tussen wat Hahnemann heeft
    geschreven in de zesde editie van het Organon en in de Chronische Ziekten.
    De schrijver heeft niet de pretentie compleet te zijn. Er zijn veel aspecten in de homeopathische praktijk
    aan te voeren die tegen-woordig anders worden uitgevoerd dan de grondlegger van de homeopathie heeft
    aangegeven. Tezamen met vragen zoals : “waarom hebben wij dit nooit op de opleiding gehad?” en
    verzoeken van deel-nemers aan mijn bijscholingen, heeft dit de aanzet gegeven tot het schrijven van dit
    boek. Het lijdt geen twijfel dat sommige onderdelen van de homeopathische geneeswijze sinds
    Hahnemann verder zijn ontwikkeld. De geneesmiddelleer [materia medica] heeft een grote vlucht
    genomen en ook de filosofie kent een enorme diversiteit en veelzijdigheid. De praktijk heeft desondanks
    geleerd dat veel van Hahnemann‟s werk tot op heden onvoldoende begrepen en doorgrond is en
    bijgevolg onvoldoende in praktijk wordt gebracht. En dat terwijl deze informatie voor de homeopathie
    nu en in de toekomst naar mijn mening zeer belangrijk is!
    Bloeiperiode
    In het begin van de twintigste eeuw maakte de homeopathie in Amerika een bloeiperiode door. Het
    uiteindelijke resultaat was evenwel dat ze niet heeft kunnen waarmaken wat ze beloofde. We beleven in
    de huidige tijd een opleving van de homeopathie, terwijl tegelijkertijd de allopathie [orthodoxe
    geneeskunde] meer en meer haar greep verliest, zowel in de behandeling van chronische ziekten als in
    die van infectieziekten. Door bacteriën verworven resistentie tegen antibiotica is een van de voornaamste
    redenen. Op virale infecties, zoals bijvoorbeeld HIV, heeft men feitelijk helemaal geen antwoord.Vanuit
    allopatische optiek bezien rampzalig,blijkt de hoeveelheid vaccins die we in onze kinderen kunnen
    spuiten ook aan een maximum gebonden te zijn. In Nederland worden jaarlijks 1200 meldingen gemaakt
    van zogenaamde entingschade, volgens artsen het topje van de ijsberg. De wetenschapper zit met de
    handen in het haar; men spreekt al over het post-antibiotica tijdperk. Mondiaal zien we malaria,
    tuberculose en andere besmettelijke ziekten hand over hand toenemen. Op termijn zal dit zeker een
    bedreiging vormen voor de westerse wereld. De vraag rijst of de homeopathie wel een antwoord heeft op
    de te verwachten pathologische ontwikkelingen. Zijn wij wel in staat een antwoord te geven op de
    epidemische ziekten die in het verschiet liggen? Bezit de huidige homeopathie wél het juiste filosofische
    en praktische kader om eventuele toekomstige ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden? Aan het
    begin van de vorige eeuw kon de homeopathie de uitdaging niet aan en werd zij afgerekend op haar
    falen. Blijven wij volgens dezelfde richtlijnen werken als de homeopaten aan het begin van de vorige
    eeuw, dan kunnen we verwachten ook ditmaal tekort te schieten. Het noodzaakt ons tot verdere


                                                                                                           13
     
  • 14.
    ontwikkeling. Al metal voldoende reden om ons, in alle openheid, opnieuw te verdiepen in de
  • geschriften die Hahnemann ons heeft nagelaten.


    Ontwikkeling homeopathie
    De ontwikkeling die Hahnemann tijdens zijn leven doormaakte deed veel van zijn leerlingen vroegtijdig
    afhaken. Hahnemann raakte verwikkeld in heftige disputen met zijn toenmalige collega‟s. Hierdoor is de
    indruk ontstaan dat homeopaten elkaar voortdurend bestrijden en naar het leven staan. Aan een
    gezamenlijk streven werd zo veel afbreuk gedaan.
    Bijvoorbeeld: de miasmaleer was, en is, voor veel homeopaten een blanco gebied. We lezen en leren er
    van alles over, maar wat we er uiteindelijk mee doen komt onveranderlijk neer op: als je het juiste,
    gelijksoortige, middel maar geeft. Met zo‟n conclusie hadden we ons de moeite kunnen besparen!
    Dat we proberen het meest gelijksoortige geneesmiddel te vinden is een vanzelfsprekendheid. Met
    kennis van de miasmaleer heeft het weinig uit te staan.
    De zesde editie van het Organon was persklaar tijdens het leven van Hahnemann, maar werd na veel
    moeilijkheden en hardnekkige onderhandelingen met de erfgenamen pas in 1921 gepubliceerd. Bijna
    tachtig jaren verstreken waarin generaties homeopaten niet op de hoogte waren van de laatste inzichten
    van de grondlegger. Dat dit heeft bijgedragen tot problemen met de miasmaleer behoeft geen betoog.
    De ontwikkeling van de homeopathie stoelde in de tussentijd op de vierde editie van het Organon. De
    vijfde editie werd genegeerd. Klaar-blijkelijk bevatte die onvoldoende wezenlijk nieuwe zaken, afgezien
    van talrijke opmerkingen van Hahnemann over zogenaamde half-homeopaten. Het boek Chronische
    Ziekten kon zich evenmin in overweldigende aandacht verheugen.
    De zesde editie van het Organon geeft een volledige herziening van veel aspecten van de homeopathie,
    in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van potenties. In de zesde editie gaat het uitsluitend over
    het gebruik van LM-potenties! Desondanks hebben LM-potenties nauwelijks voet aan de grond
    gekregen in de homeopathische praktijk.
    In het onderhavige boek komen de verschillende aspecten, zoals potentiegebruik, ziekteclassificatie,
    gebruik van complementaire geneesmiddelen e.d. uitgebreid aan bod. Er wordt steeds gerelateerd aan
    wat Hahnemann schrijft, inclusief citaten en bronvermelding. Organon betekent werktuig. Op het gebied
    van de filosofie der homeopathie is het ons standaardwerk. Wanneer wij het Organon verbinden met de
    Chronische Ziekten, speciaal met het praktische deel ervan, en dit intensief en kritisch bestuderen, dan
    zien we welke aanwijzingen en consequenties deze werken tezamen bevatten voor uiteenlopende
    facetten van de homeopathie, variërend van potentiekeuze tot geneesmiddelgebruik.
    Tijdens seminars heb ik regelmatig uitspraken gehoord in de trant van: wij zijn Hahnemann voorbij. Dit
    is, denk ik, geenszins het geval en ik wil het aantonen met de inhoud van dit boek. Het is eerder zo dat
    wij nog vér te gaan hebben. De bestudering van dit boek kan voor de lezer een revolutie inhouden en
    wellicht tot een totale herziening van de praktijkvoering leiden. Ingeslepen gewoonten en werkwijzen, te
    veel autoriteit toedichten aan grote meesters kunnen het anderzijds moeilijk maken dit boek serieus te
    nemen. Beoordeling van het waarheidsgehalte vereist grondige studie en onderzoek in de praktijk. Het
    mag niet zo zijn dat wij homeopaten weigeren ons therapeutisch systeem tegen het licht te houden. Een
    licht dat door Hahnemann zelf werd ontstoken teneinde de homeopathie te blijven verbeteren en
    perfectioneren ten behoeve van de zieke medemens.

    Om met Hahnemann te spreken:
    Organon: Opmerkingen vooraf bij de eerste druk van 1810:
    “Dat wil ik vooraf ter waarschuwing zeggen: indolentie, gemakzucht en eigenzinnigheid maken de
    dienst aan het altaar der waarheid onmogelijk; slechts onbevangenheid en onvermoeide ijver stellen in
    staat tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde. Hij die de


                                                                                                            14
     
  • 15.
    geneeskunst in dezegeest beoefent, staat vlak bij de Godheid, de Schepper der werelden, wiens mensen
  • hij helpt in stand te houden en wiens goedkeuring zijn hart driewerf gelukkig maakt.”

    Ewald Stöteler, Almelo, december 2002.




                                                                                                      15
     
  • 16.

  • Organon en ChronischeZiekten
    Vanaf mijn eerste kennismaking met de homeopathie hebben Hahnemann‟s Organon en Chronische
    Ziekten centraal gestaan in mijn praktijk. Als docent homeopathie heb ik de inhoud van beide werken
    vanaf 1983 onderwezen. Gaandeweg werd mij duidelijk dat de manier waarop homeopathie in praktijk
    gebracht werd en wordt, ver af staat van hoe Hahnemann haar ontwikkelde en toepaste. Hoe kritischer
    wij het Organon en de Chronische Ziekten lezen, hoe groter en opvallender discrepantie er blijkt te
    bestaan tussen Hahnemann‟s werkwijze en die van tegenwoordig. Ik wil benadrukken dat het
    dogmatisch volgen van Hahnemann‟s geschriften niet mijn uitgangspunt is. Het gaat om het begrip van
    wat hij schreef. We dienen in eerste instantie te onderzoeken of het logisch is of niet, of het in de
    praktijk kan worden toegepast en, niet in de laatste plaats, of het ook zo werkt! Worden wij een betere
    homeopaat indien wij Hahnemann‟s advies „Mach es nach, aber mach es genau nach‟ opvolgen?
    Na Hahnemann‟s dood, in 1843, duurde het nog bijna tachtig jaar voordat de laatste, zesde editie van het
    Organon werd gepubliceerd. In de tussenliggende jaren werkten homeopaten vanuit de vierde editie.
    Hahnemann benadrukt in deze editie dat het effect van de medicinale impuls de tijd moet krijgen om
    haar volledige werking te ontplooien, terwijl hij in de vijfde editie voorgeschreven medicatie vaker
    herhaalt. Na Hahnemann ontwikkelden homeopaten zich volgens de richtlijnen van de vierde editie. De
    meeste hedendaagse homeopaten doen dat nog steeds.


    J.T. Kent en nieuwe meesters
    De grootste invloed is ongetwijfeld uitgegaan van James Tyler Kent (1849-1916) en zijn tijdgenoten, die
    vanuit de vierde editie werkten. Studenten werden, en worden nog steeds, opgeleid in de Kentiaanse
    traditie die is gestoeld op de vierde editie van het Organon waarbij de Chronische Ziekten totaal geen
    aandacht krijgt. De homeopathie die in de jaren erna ontstaat wordt gekenmerkt door het voorschrift van
    een eenmalig geneesmiddel in een hoge centesimale potentie volgens een door Kent ontwikkelde reeks.
    Hierbij dient het geneesmiddel, naar huidige terminologie, bij voorkeur voorgeschreven te worden op de
    „essentie‟ van de patiënt. Centraal staat het vinden van het ultieme similimum, met als doel de patiënt te
    genezen met een éénmalig geneesmiddelvoorschrift. Lukt dat niet dan heb je als homeopaat je werk niet
    goed (genoeg) gedaan.
    Er zijn door verschillende „meesters‟ veel even ingenieuze als onnavolgbare analysemethoden
    ontwikkeld, de één nog indrukwekkender dan de ander. Dit heeft de ontwikkeling van jongere generaties
    homeopaten zo sterk beïnvloed dat Hahnemann, behalve in naam, vrijwel vergeten schijnt. In
    opleidingen wordt tegenwoordig zo weinig tijd besteed aan Organon en Chronische Ziekten dat
    Hahnemann‟s gedachtengoed volledig op de achtergrond is geraakt. Opmerkingen als “hij is moeilijk te
    lezen”, “het laat zich niet verenigen met wat wij op de opleiding leren” en “er zijn nu ook grote
    meesters” geven de indruk dat Hahnemann achterhaald is. Dit kun je echter pas werkelijk
    veronderstellen wanneer het werk van Hahnemann gekend en begrepen wordt en succes in de praktijk
    ervan het bewijs is. Dan pas kunnen we de grondlegger als lichtend voorbeeld terzijde schuiven. Reeds
    tijdens zijn leven ervaarde Hahnemann dat homeopaten het lieten afweten omdat zij zijn zich steeds
    ontwikkelende inzichten niet begrepen, laat staan konden volgen. Daarmee wordt homeopathie snel
    gereduceerd tot de meest fundamentele similia-regel, de eenmalige impuls van een geneesmiddel,
    waarna langdurig op reactie wordt gewacht. Klaarblijkelijk wordt ervan uitgegaan dat er geen verschil
    bestaat tussen het genezende vermogen van een plantaardig, dierlijk of mineraal geneesmiddel. Onder
    het motto „wanneer het middel juist is, werkt het‟ en „wanneer het niet werkt dan ben ik geen goede


                                                                                                           16
     
  • 17.
    homeopaat want ikkon het goede middel niet vinden‟, wordt er op het similimum gejaagd. Dit leidde tot
  • de ontwikkeling van zoveel mogelijk remedies, zodat we er nu meer dan 1500 hebben! De grootste
    dreiging die ontstaat is inflatie en vervlakking. De diepgang dreigt te verdwijnen en wat volgt is de jacht
    op het „beeld‟, de essentie van de casus, wat vervolgens veelal niet voldoende oplevert.
    Dit is één van de redenen waarom er zoveel meningen en stromingen in de homeopathie bestaan.
    Zo af en toe valt ook eens het woord „miasma‟, met de haastige toevoeging dat er niet mee wordt
    gewerkt en dat het ook niet van belang is zolang je het goede middel maar vindt. De rol die de docent
    hierbij speelt is van groot, zo niet bepalend belang. De manier waarop de student de homeopathie krijgt
    aangeleerd is de manier waarop de student later homeopathie bedrijft. En wanneer de kopstukken van de
    homeopathische wereld zo homeopathie bedrijven, is er zeker geen reden meer om aan de juistheid van
    deze benadering te twijfelen. Reden genoeg om die moeilijke Hahnemann niet te lezen, laat staan serieus
    te nemen. Hij “leed waarschijnlijk toch al aan ouderdomsdementie” toen hij zijn zesde editie schreef. Zo
    waren er ook de hardnekkige geruchten dat de zesde editie niet van Hahnemann zelf was, maar dat zijn
    tweede vrouw, Melanie d‟Hervilly, er haar stempel op had gedrukt. Het is duidelijk dat mensen
    bevooroordeeld zijn en niet de moeite nemen zich grondig te verdiepen in de oorspronkelijke bronnen.
    Tijdens mijn lezingen hoor ik vaak: “Wanneer je praktiseert zoals staat beschreven in Organon en
    Chronische Ziekten sta je zo alleen, er is bijna niemand die zo werkt.”
    In Organon en Chronische Ziekten vinden we de neerslag van zo‟n vijftig jaar praktijk en ervaring, door
    het genie C.F.S. Hahnemann genoteerd voor het nageslacht.
    Vóórdat Hahnemann de homeopathie grondvestte bestond er geen homeopathische filosofie, geen
    materia medica, geen analyse of repertorium, geen miasmaleer. Antipsorische geneesmiddelen waren
    onbekend en gepotentieerde geneesmiddelen, daar had nog niemand zelfs maar over nagedacht.
    Hahnemann heeft voor dit alles de basis gelegd en, zoals uit diepgaande studie blijkt, op onnavolgbare
    wijze in woorden vervat. Hij was zijn en ook onze tijd ver vooruit. De werkelijke, onschatbare waarde
    van Organon en Chronische Ziekten werd mij pas duidelijk na jaren van studie en lesgeven. Door
    doorlopend met beide werken bezig te zijn, ze steeds opnieuw te bestuderen, ontwikkelde zich allengs
    een samenhangend overzicht over de verschillende aspecten die erin worden behandeld. Gaandeweg
    begreep ik de verbanden die Hahnemann min of meer als bekend veronderstelde en kennelijk voor
    kennisgeving aannam. Het lijkt alsof hij het onnodig vond ze steeds uit te leggen en toe te lichten of
    telkens opnieuw uit te werken; hij benoemt ze wel consequent.




    LM-potenties, anti-miasmatische behandeling, ziekteclassificatie
    In het begin van de jaren ‟80 kwam voor mij het gebruik van LM-potenties in beeld. De eerste jaren dat
    ik ermee werkte waren hectisch maar ook verademend. De LM-potentie maakt het door zijn aard
    mogelijk hem op vele verschillende momenten in de behandeling opnieuw als stimulus in te zetten.
    Zoals met alles wat nieuw is, moest ik het eerst in de vingers krijgen.
    Het zal ongetwijfeld een reden zijn voor collega-homeopaten om zich te verzetten tegen de
    veranderingen die dit boek in gang wil zetten.
    Voorts werd mij de zin en betekenis van een anti-miasmatische behandeling duidelijk. Ten tijde van
    mijn ontdekking van het gebruik van LM-potenties was de essentie van zo‟n behandeling nog niet echt
    tot me doorgedrongen. Pas door de classificatie van de verschillende soorten ziekten kreeg het begrip
    „miasma‟ inhoud. Het werd mij helder toen ik begreep dat Hahnemann met miasma‟s de neiging tot een
    soort latente fysiologisch-dynamische ontregeling [ziekten dus] koppelde aan het begrip
    „ziekteclassificatie‟ of „soorten van ziek-zijn‟, ziekten van „buitenaf‟ en ziekten van „binnenuit‟. Tijdens


                                                                                                             17
     
  • 18.
    dit proces werdhet als vanzelf duidelijk dat de mens niet “dieper” ziek kan zijn dan wanneer hij lijdt aan
  • op het psora-miasma gebaseerde ziekte. Daarom schrijft Hahnemann dat „psora de wortel van alle
    ziekten‟ is.
    De ziekteclassificatie en de daaraan gekoppelde antipsorische behandeling geeft tevens inhoud aan de
    begrippen „acuut‟, „acuut miasmatische aandoening‟, „tussenziekten‟, „wisselziekten‟, „iatrogene
    ziekten‟, „erfelijke predisposities‟, het sycotisch- en het syfilitisch miasma en de aard en intensiteit van
    deze ziektetendensen.
    Wanneer we op deze manier naar de homeopathische behandeling kijken, dan plaatst dit ook het gebruik
    van de complementaire effecten van geneesmiddelen in een ander licht. Precies zoals Hahnemann zegt,
    verklaart het dat er wezenlijke verschillen zijn tussen het genezend effect van nosoden en/of middelen
    van plantaardige, dierlijke of minerale aard. Gebruik en toepassing van zulke middelen is vanuit de
    invalshoek van „classificatie van ziekten‟ dringend toe aan een ingrijpende herziening, een herrijking.
    Veel dogma‟s, taboes en roestige gewoonten moeten tegen het licht van Organon en Chronische Ziekten
    worden gehouden en op hun logica, waarheidsgehalte en praktisch nut worden beproefd. Ik zal
    herhaaldelijk beweringen en argumenten onderbouwen met citaten uit het Organon en de Chronische
    Ziekten en tevens staven met praktijkvoorbeelden. Daardoor kan er geen twijfel bestaan dat Hahnemann
    het op deze manier bedoelde én dat hij zelf daadwerkelijk zo werkte. Voor de aangehaalde paragrafen uit
    het Organon heb ik de Nederlandse vertaling van O.E.A. Goetze uit 1983 vergeleken met de eerste
    uitgave van de zesde editie uit 1921. Waar de Nederlandse versie niet alleen stilistisch doch ook
    inhoudelijk afwijkt, heb ik de vertaling aangepast. Dat Hahnemann anders werkte dan in de huidige tijd
    gebruikelijk is, blijkt onder meer uit Rima Handley‟s boek In search of the later Hahnemann. Zij
    beschrijft een aantal van Hahnemann‟s casussen en laat er geen twijfel over bestaan dat zijn werkwijze
    haar in verwarring brengt. Het boek kan de indruk wekken dat Hahnemann afweek van zijn vorige
    inzichten. Dat is niet het geval. Zijn behandelingsmethode in 1843 is consistent met zijn aanwijzingen in
    het Organon en de Chronische Ziekten uit resp. 1833 en 1828.
    Rond de voorlaatste eeuwwisseling maakte homeopathie een bloeiperiode door. Desondanks kon de
    belofte die ze inhield niet worden waargemaakt. Bijna is de homeopathie erdoor in de vergetelheid
    geraakt. Het bijzondere van onze tijd is dat wij een herkansing krijgen, een renaissance beleven met de
    mogelijkheid om homeopathie de plek in de samenleving te geven die haar toekomt. Het is de
    verantwoordelijkheid van iedere homeopaat om de homeopathie zo goed als menselijkerwijs mogelijk is
    in praktijk te brengen ten bate van de gezondheid van mens en mensheid.
    Voor begrip, integratie en verdere ontwikkeling van de homeopathie zijn Hahnemann‟s Organon en de
    Chronische Ziekten onmisbare oriëntatiepunten en wegwijzers. We zullen over persoonlijke
    vooroordelen, meningen en dogma‟s moeten heenstappen, zodat we onszelf open kunnen stellen voor
    verdere ontwikkeling, de ontwikkeling van de patiënt en de ontwikkeling van de homeopathie, waarbij
    steeds het Organon en de Chronische Ziekten het referentiekader bieden.
    Dit boek wil een bijdrage zijn aan dit proces.




                                                                                                             18
     
  • 19.
  • Wanneer wij geneeskunst willen beoefenen zullen we eerst moeten uiteenzetten wat we verstaan onder
    gezondheid alvorens we ons met de zieke mens kunnen gaan bezighouden.


    Genetica
    In onze „verlichte‟ tijd hebben wij de mens weten te reduceren tot zijn genetische draagvlak. Het
    zogenaamde genoom is zojuist gecompleteerd. De mens is teruggebracht tot zijn materiële componenten.
    Wetenschappers menen nu binnen niet al te lange tijd alle aangeboren erfelijke tendensen in kaart te
    kunnen brengen, zodat er desgewenst vroegtijdig kan worden behandeld of geaborteerd. Werkgevers
    zullen keuzes kunnen maken op basis van iemands genetisch paspoort. Verzekeringsmaatschappijen
    krijgen de mogelijkheid om potentiële cliënten te weigeren zodat aandeelhouders geen risico lopen.
    Vanuit de genetica bezien heeft alles betrekking op het stoffelijk aspect van de mens, op wat na het
    overlijden als stoffelijk lichaam achterblijft. De genetica streeft ernaar alle menselijke eigenschappen te
    verklaren vanuit de genetische structuur. Het sterk aanwezig zijn van bepaalde kenmerken wordt
    toegeschreven aan de dominantie van een bepaald gen. Bij het vraagstuk betreffende het hoe en waarom
    bepaalde genen dominant zijn en anderen recessief, raken we aan een vitaliteitsaspect waar
    levensprocessen hun invloed doen gelden.


    Relativiteitstheorie
    In 1905 kwam Einstein met zijn relativiteitstheorie en de definitie             E = Mc2. De essentie van
    Einstein‟s theorie is dat materie, of massa, in feite bestaat uit energie, trilling of frequentie. Massa
    bestaat uit min of meer gestolde energie; een waarheid die voor alle materie geldt. Bij kernenergie
    maken we gebruik van in de materie latent aanwezige krachten. Maken we er een kernbom van, dan
    komt alle in deze materie opgesloten energie plotseling vrij op uiterst destructieve wijze. De genetische
    structuren van de mens bestaan eveneens uit materie en zijn bijgevolg uitgekristalliseerde energie.
    Hahnemann had 150 jaar voor Einstein reeds inzicht in de diepere aspecten van de natuur.
    In het Organon schrijft hij in de laatste zin van voetnoot 7 van §270:
    “Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen kunnen beschouwen als
    bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”
    Het zijn „energetische‟ of „dynamische‟ elementen die bepalen of een gen dominant of recessief is.
    Zo bestaat zelfs ons stoflichaam in essentie niet uit materie, maar uit gestolde, deels latente energie, Het
    is daarmee de meest verdichte basis voor ons aardse leven. Hoe beperkt deze verdichting is blijkt uit het
    feit dat het menselijk lichaam voor ongeveer tachtig procent uit water bestaat. Zonder water geen leven.
    Water is vloeibaar en zo impressief dat het menselijk leven zich daarin tot uitdrukking kan brengen, met
    het element water als levensdrager. Water is terug te voeren op één waterstofatoom en twee
    zuurstofatomen. Een atoom bestaat uit een kern met één of meerdere schillen waarin zich elektronen
    bevinden die om de kern cirkelen.
    Dit alles toont direct de energetische stromen die het heelal besturen. Wanneer we zo naar het menselijk
    lichaam kijken zien we de meest tot verstilling gebrachte energie voor ons. Het lijkt substantie, materie,
    het is het in feite niet. Doordat het menselijk lichaam voor het grootste deel uit vloeibare substantie
    bestaat kan de levenskracht zorg dragen voor groei en ontwikkeling. Het hele genoom, ons genetisch
    meest uitgekristalliseerde materiaal, is niets als er zich geen andere energievorm (levenskracht, vitaliteit
    of Dynamis) mee verbindt met behulp van de lichaamsvloeistoffen.



                                                                                                             19
     
  • 20.
    De fysiologie laatzien welk een heersende rol de energetische component in ons organisme speelt. In het
  • levende organisme is er doorlopend sprake van stofwisseling, van opbouw, afbraak, herstel en groei. Dit
    zijn allemaal uitdrukkingen van activiteit, dynamiek; energie gekoppeld aan levenskracht en de
    uitdrukking ervan in de vloeistoffen. Ook ademhaling, hartslag, spijsvertering, functioneren van lijf en
    leden is uitdrukking van activiteit, van energiestromen, van functionaliteit. Het is deze dynamische
    energie die zich zeer gevarieerd in het menselijk lichaam kan uitdrukken en ons in staat stelt onszelf
    door middel van activiteiten in de buitenwereld tot uitdrukking te brengen. In handelen, doen en laten.
    De zich in handelen uitende energie is als het ware vloeibaarder, minder vastgezet dan de meer gestolde
    fysieke energie. Het is deze vitale levensenergie die de organiserende kracht vormt achter de
    scheikundige processen die ten grondslag liggen aan gezond functioneren, innerlijk en uiterlijk.
    Stoffelijk functioneren zonder betrokkenheid van de levenskracht is ondenkbaar. Zonder de
    aanwezigheid van en de verbinding met deze vitale levenskracht is het lichaam dood en valt het
    geleidelijk uiteen tot zijn minerale bouwstenen. Stof tot stof. Het stoflichaam, bestaande uit
    vermaterialiseerde energie, kan niet zonder de energie die we vitaliteit of levenskracht noemen. Deze
    energie, die Hahnemann de Dynamis noemt, geeft het stoflichaam leven en bouwt, herstelt en handhaaft
    z‟n vorm.

    Organon, §9
    “Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
    lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
    harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
    geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
    bestaan.”

    Het gezond functioneren van het stoflichaam (organisme) is volledig afhankelijk van de Dynamis.
    Tegelijkertijd vormt dit gezonde organisme de basis voor een gezond gevoelsleven.


    Gevoel en emotie
    Het menselijk gevoels- en emotionele leven vormt, materieel gezien, een volgend probleem. Vanuit
    materieel gezichtspunt kunnen we „gevoel‟ beschouwen als een afscheidingsprodukt van een of ander
    orgaan. Als we de effecten van gevoelens, emoties en begeertes meten, zien we enkel hoe wij stoffelijk
    en functioneel op „energetische onbalans‟ reageren. Beven, transpireren, hartkloppingen ontstaan omdat
    wij iets zien dat ons gevoelsmatig raakt. Het resultaat is dat de bijnieren adrenaline afscheiden, met
    fysiek-functionele reacties als gevolg. De aanleiding is niet materieel, maar, in dit geval, visueel. Dit
    bewerkstelligt een energetische verandering op mentaal- of emotioneel dynamisch vlak. Het organisme
    reageert dienovereenkomstig. Het is niet mogelijk de realiteit van gevoel stoffelijk aan te tonen. Wat we
    kunnen waarnemen zijn uitsluitend de gevolgen, in handelingen of lichamelijke reacties. De ware
    intensiteit van pijn of liefde is niet objectief meetbaar. Wat we zien is de reactie van de mens. Energie
    op functioneel niveau (de vloeistofstromen) verloopt onbewust. Wanneer onze organen goed werken
    blijft hun aanwezigheid onopgemerkt. Maar zijn wij ziek dan ervaren we de gevolgen van hun
    disfunctioneren. Op gevoelsniveau is het bewustzijn sterker, ofschoon ook minder bewuste drijfveren
    zich kenbaar kunnen maken.
    Criminele handelingen worden dan toegeschreven aan verminderde toerekeningsvatbaarheid. De
    voortdurende confrontatie met hoe wij ons voelen is zo subjectief en immaterieel dat er geen objectieve
    diagnosestelling op kan worden losgelaten. Het meer of minder adequaat omschrijven van hoe wij ons
    voelen kan, afhankelijk van de mate van bewustzijn, voor duidelijkheid of onduidelijkheid zorgen. Het



                                                                                                          20
     
  • 21.
    grootste probleem inde acute praktijk vormt de bewusteloze patiënt die niet kan vertellen wat zijn
  • klachten zijn.
    Hier dienen omstanders de oorzaak en toedracht aan te geven of de hulpverlener moet de diagnose
    stellen op basis van objectief waarneembare lichamelijke symptomen, wat in de gegeven
    omstandigheden beduidend moeilijker kan zijn. Voor ieder mens kan blijheid, verdriet, pijn of genot iets
    wezenlijk anders inhouden.
    Het verschilt per individu hoe dingen worden beleefd en ervaren. Een objectief kleine gebeurtenis in het
    verleden kan door de een vergeten zijn terwijl de ander er diepgaand door is veranderd. Objectief bezien
    bestaat hier nauwelijks een verklaring voor. Gesteld kan worden dat gevoel („sensatie‟) als ervaring
    gerelateerd is aan de inwendige zelfbeleving en dat begeerten en emoties mede sterk gekoppeld zijn aan
    de buitenwereld. Zulke processen spelen zich af op dynamisch interactief vlak, hetzij verbonden met de
    buitenwereld, hetzij met de binnenwereld. Onze organen, zintuigen, zenuwen, endocrien stelsel en
    hersenen vormen het gereedschap waardoor deze processen lichamelijk en geestelijk geïntegreerd
    kunnen plaatsvinden.




                                                                                                         21
     
  • 22.
  • Verlopen deze processengezond dan kan de balans dusdanig zijn dat er ruimte is voor de meest
    menselijke eigenschap, het denken. Denken is van zo‟n verfijnd energetisch niveau dat het bijna
    onpersoonlijk is. Of iets objectief waar of onwaar is hangt niet af van het gevoelsleven. Het denken kan
    worden beheerst door het gevoelsleven, zoals bijvoorbeeld bij “hoe kan ik mezelf het meeste genot
    verschaffen.” In zo‟n geval is er geen sprake van de zuiverste vorm van denken (de logica), maar van
    een meer persoonsgebonden vorm. Dan is het denken ondergeschikt aan het gevoels- en begeerteleven.
    Denken en mentale processen zijn zo immaterieel dat wij ze slechts kunnen aantonen op grond van
    waartoe de mens in staat is, bijvoorbeeld op grond van creatieve scheppingen in dienst van mens en
    mensheid. De homeopathie kunnen we precies zo zien. Het is een geschenk aan de mensheid dat
    niemand voor zichzelf kan opeisen.
    In geval van ziekelijk denken vormt het denken de aanzet tot ontdekkingen van diep pathologische en
    mensheid bedreigende aard. Vanuit een korte-termijn-visie kunnen wij blij zijn met de ontwikkeling van
    nucleaire technologie. Maar bekeken vanuit het nageslacht - de toekomstige mensheid - wordt het een
    totaal andere zaak.
    De effecten van mentale activiteit zijn stoffelijk meetbaar als electrische activiteit van de hersenen. Bij
    de zieke mens is er een verstoring op één of meerdere niveaus van menselijk functioneren. Een
    langdurige verstoring zal vanuit het primair aangedane niveau ook de andere wezensdelen aandoen, die
    als het ware gaan meeresoneren in het ziekteproces. Zo kan het zijn dat de patiënt die zich reeds langere
    tijd niet goed voelt uiteindelijk op stoffelijk niveau een maagzweer ontwikkelt. Ziekte op dynamisch
    vlak wordt zo de oorzaak van stoffelijke afwijkingen, die zich ontwikkelen in overeenstemming met de
    predispositie van de genetische constellatie. Aldus wordt het genetisch dominante patroon bepaald door
    de gezonde of pathologische geaardheid van de Dynamis of levenskracht, die, zoals Hahnemann stelt in
    §9, autocratisch en zelfstandig functioneert. Dezelfde factoren zijn bepalend of een erfelijke aanleg wel
    of niet tot ontwikkeling komt.




                                                                                                            22
     
  • 23.
  • De mens iseen uniek wezen met zijn eigen gestolde genetisch-erfelijke materiaal en een eigen
    individuele levenskracht, met een gevoels- en emotioneel leven en een eigen denkwereld. Bij ziekte en
    gezondheid spelen in de menselijke constitutie naast de genetische (erfelijk dynamische) factoren tevens
    meer tijdgebonden invloeden, die niets met erfelijkheid te maken hebben, een belangrijke rol, namelijk:
    opvoeding, omgeving en omstandigheden. Veel patiënten zijn onder behandeling om de dikwijls
    jarenlange gevolgen te verwerken van wat er tijdens de opvoeding is misgegaan. Andere biografische
    invloeden kunnen de mens eveneens veranderen en in onbalans brengen. Breekpunten zoals verdrietige
    gebeurtenissen, ongevallen, overlijden van dierbaren, financiële zorgen e.d. werken doorgaans diep en
    soms ziekmakend door. Zulke gebeurtenissen zijn niet direct materieel te noemen, maar hebben wel
    stoffelijk waarneembare gevolgen.
    Verstoring van de harmonische, levende samenhang manifesteert zich in een wijziging van de
    subjectieve zelfbeleving, met gevoelsmatige veranderingen en klachten op alle niveaus. Deze
    veranderingen in de zelfbeleving, deze subjectieve symptomatologie, vormt in de klassieke homeopathie
    de leidraad om de verloren homeostase, de verstoorde energiebalans te herstellen.




                                                                                                         23
     
  • 24.
    2. Ziekte engezondheid
  • Wat is gezond?
    Het is niet eenvoudig een definitie van gezondheid te geven. Zo‟n definitie schiet allicht tekort en creëert
    een scheef beeld. De WHO definieert het zo: “Gezondheid betekent de afwezigheid van psychisch en
    lichamelijk lijden.” Deze definitie blijft in gebreke als diepgaand begrip van ziekte en gezondheid ons
    doel is.


    Wat is ziek?
    We dienen ons allereerst af te vragen wat ziekte feitelijk is. Welke consequenties heeft ziekte? Hoe
    openbaart zich dit? Wat kunnen we doen om de verloren balans te herstellen? Met zulke vragen belanden
    wij op het terrein van de filosofie. Bij begripsvorming betreffende ziekte en gezondheid of voor de
    creatie van een therapeutisch systeem is de beschikking over een filosofische achtergrond essentieel.
    Deze achtergrond biedt ons de mogelijkheid de gevolgen van ons handelen te evalueren. Zonder filosofie
    als richtlijn hobbelt de therapeut van incident naar incident en mist, als een kind in het donker, het zicht
    op eventuele oorzaken en diepere pathologische processen. Filosofie verleent waarneming, deductie en
    inductie een dieper inzicht in de achtergronden van pathologische processen en zodoende een beter zicht
    op wat nodig is voor genezing. Het belang van de filosofie, die overigens altijd door ervaring bevestigd
    dient te worden, vormt de basis van de homeopathie. Voor Hahnemann was de filosofie het
    uitgangspunt. Hij ging zelfs zo ver dat hij patiënten, voor hij ze in behandeling nam, dikwijls eerst zijn
    filosofisch standaardwerk, het Organon, liet lezen. Dit om vanuit ziek-zijn uit te kunnen komen bij beter
    worden, zodat er voor de patiënt iets positiefs uit kon voortkomen in de zin van bewustzijnstoename en
    verrijking van de levenskwaliteit. Aldus kan ziek-zijn een meerwaarde opleveren. Mensen die een
    ernstig ziekbed hebben doorgemaakt zeggen vaak: “Het was een heel moeilijke periode, ik ben door een
    diep dal gegaan; ik had niet gedacht het te halen, maar ik had het niet willen missen.”
    De benadering van ziekte door de reguliere geneeskunde is primair gericht op het te diagnosticeren
    symptoom, dat is: de stoffelijk aantoonbare afwijking. In deze methodiek is zij inmiddels ver gevorderd.
    De nieuwste technieken worden ingezet en kosten noch moeite worden gespaard om ziekte de baas te
    worden en uit te bannen. In Hahnemann‟s tijd paste de geneeskunde aderlatingen, bloedzuigers, purgeer-
    en braakmiddelen toe; in de huidige tijd doen we het met antibiotica, antidepressiva, slaapmiddelen,
    pijnstillers, cytostatica, bestraling, hormonale behandelingen, enzovoort. De therapie is gericht op het
    laten verdwijnen van de symptomen, waarvan de vermeende oorzaak, zoals gezegd, bij voorkeur
    stoffelijk aantoonbaar moet zijn. Helaas is het aantonen van stoffelijke veranderingen slechts in
    ongeveer éénderde van de ziektegevallen mogelijk, zodat de ingezette allopathische behandeling,
    zachtjes uitgedrukt, veelal onwetenschappelijk is te noemen. In alle overige gevallen wordt gesproken
    van psychosomatische klachten, die, allopathisch gezien, in het gunstigste geval minder serieus genomen
    hoeven te worden.
    De homeopathie gaat uit van een totaal ander mensbeeld. Zij heeft een andere visie op ziekte en het
    ontstaan ervan. Een visie waarin functionele, emotionele, mentale en psychische symptomen een
    wezenlijk andere, veel belangrijker plek innemen bij de benadering van de patiënt en de beoordeling van
    diens ziekelijke gesteldheid.

    In §11 van het Organon, zesde editie, definieert Hahnemann ziekte aldus:
    “Als de mens ziek wordt, is in het begin alleen deze zelf werkzame levenskracht (het levensbeginsel), die
    overal in zijn organisme aanwezig is, „ontstemd‟ door de tegen het leven gerichte dynamische invloed
    van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het


                                                                                                             24
     
  • 25.
    organisme die naregewaar-wordingen bezorgen en het zo abnormaal laten functioneren, dat we het ziek
  • noemen. Want deze kracht, die op zichzelf onzichtbaar is en alleen te merken door haar inwerkingen op
    het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
    handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
    open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
    anders.”
    De ontstemming, de ontregeling van de dynamische levenskracht, manifesteert zich in het organisme
    met ziektesymptomen, die zich op elk niveau kunnen openbaren. Ontregeling op functioneel niveau
    heeft uiteindelijk ontregeling op emotioneel of mentaal niveau tot gevolg, waar het zich uit op een voor
    de patiënt subjectieve wijze. De manier waarop de patiënt zijn symptomen ervaart en kan omschrijven is
    zonder uitzondering individueel en subjectief.
    Het is de ervaring van deze “unieke” patiënt in de eigen constitutie, met de eigen erfelijke
    mogelijkheden en belastingen en de voor hem typerende sociale, economische en relationele
    omstandigheden, ingebed in de eigen biografie. Hoe en waarom deze mens ziek is geworden is een
    unieke, individuele en eenmalige gebeurtenis. De constellatie van diverse factoren maakt een holistische
    benadering van ziekte noodzakelijk, indien wij de patiënt recht willen doen en iets wezenlijks bijdragen
    in het genezingsproces. In de homeopathie is kennis van al deze aspecten en hun invloed op het individu
    van doorslaggevend belang voor prognose, verloop en resultaat van de behandeling.
    De eerste taak voor iedere geneeskundige zou het creëren moeten zijn van een goed totaalbeeld van de
    patiënt, dat als basisinformatie dient en tijdens de behandeling steeds een referentiekader biedt om de
    effecten van de therapie te verifiëren.
    Het opnemen van alle ziektesymptomen betekent tegelijkertijd het noteren van het totale ziektebeeld.
    Pas nadat alle informatie is verzameld kan het verkregen beeld worden beoordeeld. In het Organon
    maakt Hahnemann daarnaast onderscheid tussen ziektevormen die verschillen in intensiteit, dynamiek en
    heftigheid en die in de homeopathische behandeling mede overwogen, beoordeeld en behandeld dienen
    te worden. Hij beschrijft de volgende ziektevormen:


    Acute ziekten
    Onder te verdelen in individuele en collectieve ziekten.
    Individuele ziekten: doorgaans betreft het hier een persoon die ziek wordt (uit balans raakt) door
    omstandigheden, invloeden van buitenaf, bijvoorbeeld een val van de trap die een hersenschudding tot
    gevolg heeft.
    Collectieve ziekten noemt Hahnemann in Chronische Ziekten „tussenziekten‟ of „morbi intercurrentes‟.
    Dit betreft acute, infectueuze aandoeningen waartoe grotere groepen mensen gepredisponeerd zijn op
    een bepaald moment in de tijd en die tot ziekte leiden, bijvoorbeeld kinderziekten, influenza, e.d.


    Chronische ziekten
    zijn gebaseerd op een chronische, onderliggende miasmatische verstoring, waarbij onderscheid wordt
    gemaakt in chronische ziekten van venerische oorsprong enerzijds en van psorische origine anderzijds.
    De ziekten van venerische origine worden onderverdeeld in ziekten gebaseerd op het syfilitisch miasma
    en ziekten gebaseerd op het sycotisch miasma.
    Volgens Hahnemann is de psorisch miasmatische belasting de grondoorzaak van alle chronische, niet
    venerische, dus niet uit een geslachtelijke infectie ontstane ziekten.


    Iatrogene ziekten

                                                                                                         25
     
  • 26.
    ontstaan door (allopathisch)geneesmiddelgebruik. Wanneer de negatieve gevolgen ontstaan door zulke
  • (chemisch-synthetische) geneesmiddelen te ver zijn voortgeschreden is het volgens Hahnemann veelal
    onmogelijk nog iets aan de situatie te kunnen veranderen. Dat maakt iatro-gene ziekten tot de ergst
    denkbare.


    Onechte chronische ziekten
    In het Organon schrijft Hahnemann in §77
    “Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zich zelf op de hals halen doordat ze
    zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn te wijten aan het
    genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de gezondheid
    ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van noodzakelijke levensbehoeften, aan verblijf in
    ongezonde, vooral vochtige streken, aan leven in kelders, vochtige werkplaatsen, ongeventileerde
    woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door ongezonde overmatige
    inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz. Deze ongezonde toestanden,
    die men zich zelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze vanzelf over (als er niet ook nog
    een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van chronische ziekten niet waard.”

    In Organon en Chronische Ziekten beschrijft Hahnemann indringend de verschillende ziektevormen die
    allen een andere positie innemen binnen de homeopathische behandeling. In de volgende hoofdstukken
    worden ze besproken en uitgewerkt.




                                                                                                           26
     
  • 27.
    3. Belang enconsequenties van de gelijksoortigheidsregel

  • Gelijksoortigheidsregel
    De gelijksoortigheidsregel wordt gewoonlijk als de hoeksteen van de homeopathie gezien. Het door
    Hahnemann ontdekte en voor de geneeskunst praktisch en hanteerbaar gemaakte principe berust op een
    existentiële natuurwet en is onlosmakelijk verbonden met alles in het leven.
    Basaal gezien houdt de gelijksoortigheidsregel in dat door de patiënt geproduceerde symptomen door het
    homeopathisch geneesmiddel gekopieerd, geïmiteerd en daardoor op kunstmatige manier versterkt
    moeten kunnen worden.
    Anders gezegd: de symptomen van de natuurlijke ziekte waaraan de patiënt lijdt, moeten door het
    homeopathisch middel bij een gezonde mens opgewekt kunnen worden.


    Functioneel stoffelijk symptoom
    Tot het symptoombeeld van de patiënt worden alle symptomen en klachten gerekend die maken dat de
    gezondheid verstoord is en de patiënt zich ziek voelt. Zowel de door de patiënt ervaren subjectieve
    symptomen - voor de geneesmiddelkeuze zijn deze meestal het belangrijkst - als de objectief
    waarneembare pathologische verschijnselen worden in de anamnese meegenomen. Zo ontstaat het
    totaalbeeld van de zieke en zijn ziekte. Een symptoom dient te voldoen aan bepaalde criteria: het kent
    verschillende onderdelen die samen het totaalsymptoom vormen. Wanneer alle onderdelen van een
    symptoom beschreven kunnen worden neemt de waarde van zo‟n symptoom toe met betrekking tot de
    geneesmiddelkeuze. Er moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een totaalsymptoom omdat daarin
    alle aspecten van de klacht tot uitdrukking komen.


    Lokalisatie
    Het eerste aspect van het totaalsymptoom is de lokalisatie: de plaats waar de klacht zich bevindt. De
    ontregelde levenskracht zal zich manifesteren op een bepaalde plek in het lichaam. Voor de patiënt valt
    dit meestal onder de noemer hoofdklacht: de klacht waarmee de patiënt binnenkomt. Bijvoorbeeld:
    hoofdpijn, huiduitslag, maagpijn, e.d. Hier komt de patiënt voor, soms voorzien van een diagnose door
    de reguliere geneeskunde, zoals migraine, clusterhoofdpijn, psoriasis enz. In de homeopathie is de
    lokalisatie op zich dikwijls van ondergeschikt belang voor de geneesmiddelkeuze, tenzij die gepaard
    gaat met een typerende karakteristiek. Bijvoorbeeld: hoofdpijn die altijd volgens een typisch patroon
    verloopt, zich steevast voordoet in het voorhoofd en primair rechtszijdig is, om zich later te verplaatsen
    naar de linkerkant.
    Zulke informatie typeert de hoofdpijn en maakt een betere geneesmiddelkeuze mogelijk. Er dient op
    basis van gelijksoortigheid een relatie te zijn tussen de plaats waar het ziek-zijn zich manifesteert en de
    lokatie waarop het geneesmiddel het sterkst inwerkt.
    De vraag die daar tijdens de homeopathische anamnese bij hoort is “waar”? Waar doet zich de klacht
    voor? Kunt u de plaats zo nauwkeurig mogelijk beschrijven? Het homeopathisch geneesmiddel moet de
    natuurlijke ziekte kunnen imiteren. Hoe nauwkeuriger het geneesmiddel de natuurlijke ziekte kopieert en
    dus kunstmatig versterkt, in lokalisatie, verloop, uitstraling, verplaatsing e.d., hoe groter de kans op een
    succesvol voorschrift.
    Een ander aspect betreffende verplaatsing van symptomen is dat het, wanneer dit zich voordoet ná de
    inname van het middel, de homeopaat informatie verschaft over het verloop van het ziekte- dan wel
    genezingsproces. Hierop zijn de „regels van Hering‟ gebaseerd:



                                                                                                             27
     
  • 28.
    “Symptomen dienen teverdwijnen van boven naar beneden, van binnen naar buiten, van een belangrijk
  • naar een minder belangrijk orgaan en in omgekeerde volgorde van ontstaan.”
    Voor de meeste onderdelen van Hering‟s regels valt veel te zeggen, maar het enige dat werkelijk is
    gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel is: “in omgekeerde volgorde van ontstaan.” Genezing die
    zich “in omgekeerde volgorde van ontstaan” (ziekteontwikkeling) voltrekt, volgt per definitie de
    Dynamis op zijn weg terug naar genezing en gezondheid. De andere onderdelen van Hering‟s regels
    spreken voor zich doch zijn minder toegespitst op de individuele patiënt. Ze zijn meer geobjectiveerd en
    minder gebaseerd op het gelijksoortigheidsbeginsel. Chronische huiduitslag die zich verplaatst van
    boven naar beneden en naar polsen, handen, enkels en voeten trekt, kan reden zijn tot optimisme. Dat
    kán, maar het is geen wet van Meden en Perzen. Bij een patiënt die reeds als kind ernstige huiduitslag op
    het hoofd of in het gezicht had, kan het zo gaan dat het op de oude plaatsen het laatst verdwijnt, aldus de
    „regel‟ in omgekeerde volgorde van ontstaan volgend. Het blijft zaak ieder individu als uniek te
    beschouwen en de homeopathische behandeling, wil die succesvol zijn, gelijksoortig te laten zijn aan de
    behoefte van deze specifieke, unieke, zieke mens. Als de homeopaat de patiënt probeert in te passen in
    zijn begrip van homeopathie, ziekte, genezing en gezondheid, zonder de nadruk altijd te leggen op de
    symptomen en de ziektevorm van de patiënt, dan doet ongelijksoortigheid zijn intrede in de behandeling.
    De zogenaamde homeopathische „verergeringen‟ zijn hieruit te verklaren.


    Sensatie
    Het volgende aspect van het totaalsymptoom is de gewaarwording (sensatie). De gewaarwording
    vertegenwoordigt de gevoelswaarde van de klacht. Hoe voelt de pijn, wat voor soort pijn is het? Het is
    de “hoe” vraag die de patiënt uitnodigt zich verder te uiten en te omschrijven wat hij precies voelt.
    Hoewel het meestal de gewaarwording van de pijn is die de patiënt hulp doet zoeken, valt het hem toch
    vaak moeilijk om een nauwkeurige, subjectieve beschrijving van zijn gewaarwordingen te geven.
    Kennelijk zijn er meer subjectieve pijnbelevingen mogelijk dan wij met woorden kunnen beschrijven.
    Patiënten kunnen zich zo weinig bewust zijn van zichzelf dat het onmogelijk is te bepalen of een pijn
    schrijnend, brandend, knijpend of pulserend is, dan wel stekend, knagend, bonkend, hamerend … etc. In
    de subjectieve ervaring en beschrijving komt behalve het soort pijn eveneens in zekere zin tot
    uitdrukking in welke mate de patiënt zichzelf kent.
    Naast de waarde van de subjectieve symptoomomschrijving zien we het vermogen van de patiënt tot
    zelfobservatie, wat een indicatie is voor zijn gevoeligheid. Dit levert informatie op en geldt als
    symptoom en is daarom van belang voor de beeldvorming. Hoe gevoeliger de patiënt, hoe
    gedetailleerder de symptomen worden verwoord en omschreven. De zo verkregen indruk van de
    gevoeligheid moet worden meegewogen bij de bepaling van de dosering, potentie en frequentie. Deze
    drie vallen onder de gelijksoortigheidsregel. Met andere woorden: ze dienen te corresponderen met de
    gevoeligheid , zodat de stimulans tot zelfgenezing optimaal kan zijn. Uit de verkregen subjectieve
    informatie kan eveneens worden afgeleid hoe de patiënt op het geneesmiddel zal reageren.


    Modaliteit
    De hoofdklacht(en) van de patiënt zijn onderhevig aan invloeden van buitenaf. De omstandigheden
    waardoor de intensiteit van de klacht(en) afneemt of toeneemt worden modaliteiten genoemd. De
    modaliteiten vormen het derde aspect van een totaalsymptoom. Ze bestaan uit zaken als
    weersgesteldheid, temperatuur, vochtigheidsgraad, lichaamshouding e.d.; kortom, condities die de mate
    van de klacht accentueren en gunstig of nadelig beïnvloeden.




                                                                                                            28
     
  • 29.
    Bijvoorbeeld: een hoofdpijnpatiëntdie huilt en overgeeft van de pijn. Hij ligt op de rug in bed, in het
  • donker, met een koud washandje op het voorhoofd. Zo weet hij de barstende pijn in het voorhoofd
    enigszins draaglijk te houden.
    In dit geval zijn de modaliteiten: beter bij (>) op de rug liggen, in het donker, koud washandje. De
    pijngewaarwording is barstend, de lokalisatie het voorhoofd.


    Concomitant
    Dat de patiënt huilt van pijn noemen we een concomiterend (begeleidend) symptoom. Een
    concomiterend symptoom staat niet in direct oorzakelijk verband met de klacht, doch treedt wel
    gelijktijdig op. Bij het bovengenoemde voorbeeld zijn huilen en overgeven de begeleidende symptomen
    van de hoofdpijn. Zulke symptomen geven een acausaal verband aan en zijn heel belangrijk.
    Wanneer een homeopathisch geneesmiddel dit typische, aparte, vreemde, acausale verband kan imiteren
    en kunstmatig nabootsen dan neemt de kans sterk toe dat dit specifieke middel voor deze ziektesituatie
    het juiste is. De aanwezigheid van één of meerdere concomiterende verschijnselen vermeerdert de
    waarde van het symptoom. Bijgevolg neemt het in de analyse (methode om tot een geneesmiddelkeuze
    te komen) een belangrijker plek in.
    Het is vaak moeilijk om zulke begeleidende symptomen te weten te komen, hetzij omdat er geen
    logische, duidelijke, directe relatie is met de klacht, hetzij omdat het voor hem zo gewoon is dat hij het
    niet als symptoom ziet. Een patiënt die geïrriteerd raakt als hij klachten heeft, zal dat dikwijls als zo
    normaal beschouwen dat hij het niet noemt als symptoom.
    De homeopaat zal het hier moeten hebben van zijn eigen waarneming of van de observaties van mensen
    die de patiënt goed kennen.
    Naar eventuele begeleidende klachten moet altijd worden gevraagd. Heeft u tijdens de aanval nog andere
    klachten? Hoe is dan de temperatuur, de stemming, de eetlust, de slaap, de transpiratie? Enzovoort.
    Er zijn nog veel andere voorbeelden te geven van begeleidende symptomen. Het is aan de ervaring en
    het waarnemingsvermogen van de homeopaat of deze belangrijke symptomen tijdens de anamnese naar
    boven komen.


    Particular
    Het totaalsymptoom bestaat uit lokalisatie, gewaarwording, modaliteiten en concomiterende
    symptomen. Totaalsymptomen behoren veelal tot de zogenaamde particulars. Particulars zeggen iets
    over een onderdeel of een orgaan . Een particular heeft betrekking op, bijvoorbeeld, hoofdpijn,
    maagpijn, longklachten, een gewricht.
    De duidelijkheid en compleetheid van een symptoom of particular bepalen het belang ervan voor de
    uiteindelijke geneesmiddelkeus. We spreken hier van een lichamelijke klacht, anders gezegd: een
    „functioneel stoffelijk symptoom‟. Zulke symptomen zijn de taal waarvan de Dynamis zich bedient en
    voor de homeopaat heel behulpzaam bij de geneesmiddelkeuze.
    Naast het functioneel stoffelijke (totaal)symptoom kan de patiënt op termijn, min of meer voortkomend
    uit de functionele ontregeling, een diepere verstoring manifesteren via emotionele of zelfs mentale
    problematiek. Houdt de eerder genoemde hoofdpijn lang genoeg aan, dan kan de patiënt daar zeer
    geïrriteerd of depressief door worden.
    Duurt het nog langer en is er niets dat verlichting brengt, of wordt er onderdrukt, dan kan het zo zijn dat
    de patiënt zijn levenslust verliest en suïcidaal wordt.

    Emotionele- en gevoelssymptomen


                                                                                                            29
     
  • 30.
    Behalve functioneel stoffelijkesymptomen kennen we ook emotionele- en gevoelssymptomen, waarbij
  • een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen emotionele symptomen en symptomen die het
    gevoelsleven betreffen. Het gevoelsleven omvat de intieme zelfbelevingssfeer: hoe voelt de patiënt zich
    in zichzelf? Wat is zijn diepste gevoel van eigenheid? Bijvoorbeeld: de zelfbeleving, het gevoel van
    zelfrespect en eigenwaarde van een adoptiekind is dikwijls wezenlijk anders dan die van het kind dat
    opgroeit onder de liefhebbende zorg van de eigen ouders. Hoe diep werkt het non-verbale signaal van
    afgestaan worden door de moeder door in het gevoel van zelfrespect van een kind? Hoe komt zo‟n kind
    tot de overtuiging dat het de moeite waard is en tot de beleving dat er echt van hem wordt gehouden?
    De omschrijving van het gevoelsleven is even divers als het leven zelf. Het gevoelsleven is betrokken bij
    alles wat we ondernemen, hetzij vooraf als motivatie, als innerlijk referentiekader, hetzij achteraf als
    conclusie. Voor zover het aan het ziek-zijn is gekoppeld, is het voor de homeopaat van belang het
    gevoelsleven zo nauwkeurig mogelijk omschreven te krijgen. Hoe reageert de patiënt op belediging,
    kwetsing, teleurstelling, blijdschap, eenzaamheid. Hoe is de stemming, het humeur, de
    gemoedsgesteldheid? Hoe is de subjectieve beleving en hoe wordt deze geuit?

    Organon, voetnoot 1, §90:
    “B.v. hoe heeft de patiënt zich tijdens het consult gedragen; was hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
    haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, (voelde hij zich) getroost, kalm enz.?”


    Oorzaak of ‘causa’
    Emoties zijn de uiting van een innerlijke overdaad aan gevoel. Meestal is er voor een emotionele
    ontlading een aanleiding, die maakt dat de patiënt boos wordt, huilt, agressief of verdrietig is, troost wil
    of dichtklapt. De gebeurtenis, op zich niet meer dan de aanleiding voor de emotionele ontlading, is in de
    homeopathie van groot belang. Een dergelijke aanleiding wordt dikwijls als oorzaak gezien. In de
    materia medica kunnen wij ze vinden onder het woord causa.
    Bij „klachten na slecht nieuws‟ is het slechte nieuws weliswaar de aanleiding, maar de individuele
    reactie op dat slechte nieuws zegt meer over de patiënt dan over het nieuws. Niet iedereen wordt ziek na
    verdriet of teleurstelling. Het feit dat iemand er ziek van wordt, zegt veel over de gevoeligheid van de
    persoon in kwestie maar ook over diens emotionele gesteldheid en weerbaarheid. De homeopathische
    behandeling is erop gericht de patiënt tot een nieuwe balans te brengen. Hij zal hierdoor zoveel sterker
    worden dat een vergelijkbaar voorval in de toekomst hem niet zo hevig ontregelt dat hij er letterlijk „ziek
    van wordt‟.


    Mentaal symptoom
    Mentale symptomen zijn symptomen die te maken hebben met bewustzijn, denken en
    concentratievermogen. De kijk op de wereld, het bepalen van wat belangrijk of minder belangrijk is
    gebeurt op basis van keuzes die denkend worden gemaakt. Ziektesymptomen in de mentale sfeer hebben
    vaak grote consequenties. Afhankelijk van de ernst en het overheersende karakter ervan, en de mate
    waarin ze de integratie in het sociale leven beïnvloeden, bevorderen of verstoren, kunnen we ze
    psychische of psychiatrische symptomen noemen. Mentale symptomen beïnvloeden de realiteitsbeleving
    het sterkst. De levensvisie, de contacten, het functioneren op het werk, de omgang met intimi,
    vergevingsgezindheid of haat, tevredenheid of ontevredenheid, worden ingegeven door hoe de patiënt
    het leven ervaart en hoe hij er over denkt.
    Bij ziekelijke ontregelingen krijgt iemand al rap het etiket „psychose‟ of „manie‟ opgeplakt. Voor de
    homeopaat is het van het grootste belang in communicatie te komen met de patiënt om zo rechtstreeks
    de symptomen te verkrijgen die het geïndiceerde geneesmiddel kunnen onthullen. Een onderscheid moet


                                                                                                             30
     
  • 31.
    worden gemaakt inde oorzaken waardoor de patiënt in deze situatie is beland. Is een directe gebeurtenis
  • de aanleiding? Is de reactie direct verklaarbaar naar aanleiding van deze gebeurtenis? Of is de reactie
    veel te heftig en uit verhouding met de aanleiding?

    Organon, voetnoot §210:
    “Dan ziet hij vaak ondankbaarheid, hardvochtigheid, buitengewone kwaadaardigheid naar voren
    komen en de voor het mensdom meest beschamende en tegen de borst stuitende humeuren, en dat zijn
    dan de eigenschappen geweest van deze patiënt in zijn vroegere, gezonde dagen. Wie in gezonde dagen
    geduldig was blijkt vaak in ziekten bokkig, heftig, opvliegend, ook wel onverdraagzaam, eigenzinnig, een
    andere keer ongeduldig en wanhopig. Wie eerst deugdzaam en preuts was, wordt nu seksueel ontremd
    en schaamteloos. De pientere toont zich niet zelden stompzinnig, de gewoonlijk zwakbegaafde
    daarentegen lijkt verstandiger en wie een trage denker was, wordt soms bij de pinken en besluitvaardig,
    enz.”


    Generaliteiten
    Mentale, gevoels- en emotionele symptomen vallen onder de generaliteiten. Generaliteiten zijn
    symptomen die betrekking hebben op de patiënt als geheel, op de gehele mens. Tot de generaliteiten
    behoren o.a. of iemand van nature warm- of koudbloedig is, of hij liever binnen- of buitenshuis verkeert,
    of hij een avond- of ochtendmens is, of er uitgesproken seizoensinvloeden zijn.
    Verlangens, behoeften en begeertes worden tot de generaliteiten gerekend, bijvoorbeeld symptomen
    betreffende voeding. Waar gaat de voorkeur naar uit? Heeft warm eten de voorkeur of brood, hebben we
    trek in zoet, zuur, zout of bitter? Lust de patiënt, vlees, vis en gevogelte? Is er een aversie tegen of
    overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen? Hoe zit het met zuivelproducten? Welke wel en
    welke niet? En alcohol, wijn, bier? Of wat anders?
    Seksuele symptomen behoren tot het begeerteleven en daarmee tot de generaliteiten. Hoe is het gesteld
    met libido, seksueel verlangen, passie? Verminderd, totaal afwezig of versterkt en nadrukkelijk
    aanwezig? Is dit gedragsbepalend? Menstruatiesymptomen die een uitgesproken invloed hebben op
    humeur, gemoedsgesteldheid en vitaliteit behoren eveneens tot de generaliteiten.
    Verder vallen de slaapsymptomen hieronder. Wat is de favoriete slaaphouding, op de buik, op de rug?
    Op de zijde, op welke? Is het mogelijk op de andere zijde te liggen? Moet hij bijna rechtop zitten om te
    kunnen slapen? Of hoe anders? Het droomleven maakt ook deel uit van de generaliteiten. Nachtrust die
    regelmatig of op vaste tijden is verstoord, zegt iets over de mens als geheel en is dus een generaliteit.
    Bijvoorbeeld: “Om vier uur „s nachts word ik altijd wakker.” De mens wordt wakker, niet alleen z‟n voet
    of z‟n arm. Generaliteiten geven het kader aan - een soort begrenzing - waarbinnen de patiënt zich
    bevindt en waarbinnen de andere symptomen, de particulars, hun plaats hebben.
    Hoe waren zwangerschap en bevalling? Zijn er tijdens de zwangerschap veel echo‟s gemaakt? Was er
    sprake van een kunstverlossing, met keizersnede, tang of vacuüm? Waren er operaties in een latere
    levensfase, zo ja waarvoor en met welk resultaat? Hoe was de reactie op vaccinaties? Heeft de patiënt
    kinderziektes doorgemaakt en zo ja, welke? Hoe was de reactie daarop, was hij erg ziek? Heeft hij een
    kinderziekte tweemaal gehad? Op welke leeftijd? Hoe was het tanden krijgen? Werd drinken en voeding
    goed verdragen?
    Was de patiënt op tijd met zijn ontwikkeling in kruipen, zitten, staan en lopen? Hoe was de tijd op de
    kleuterschool en lagere school? Hebben zich daar gebeurtenissen voltrokken die de patiënt als zeer
    ingrijpend heeft ervaren? Hoe was de sociale ontwikkeling? Was er sprake van goede vriendschappen of
    werd de patiënt gepest, en zo ja met welke gevolgen? Hoe was de thuissituatie? Konden de ouders het
    goed met elkaar vinden of was er altijd bonje? Was er sprake van een liefdevolle, veilige jeugd? Of hoe
    anders?


                                                                                                          31
     
  • 32.
    Wanneer we demens op boven beschreven wijze bezien krijgen we een goed overzicht over de algehele
  • toestand op dit moment in de tijd. Het is een beeld van de mens, los van zijn geschiedenis in eigen
    biografie en erfelijke belastingen. Aangezien de toestand van nu slechts de laatste schakel in het leven
    van betrokkene is - heel het tot nu toe geleefde leven heeft bijgedragen tot hoe hij op dit moment in het
    leven staat, in ziekte en in gezondheid - is de biografie in de homeopathie van het grootste belang. Alle
    voorvallen die aanleiding waren voor zekere gebeurtenissen dienen tijdens de anamnese aan de orde te
    komen, zodat ze meegewogen kunnen worden in het beoordelen van de rode draad in de
    ziekteontwikkeling en in de bepaling van het geneesmiddel dat op het moment van het consult benodigd
    is.

    Organon, §93
    “Als de ziekte kortgeleden, of bij een chronische aandoening langer geleden, door een merkwaardige
    gebeurtenis veroorzaakt is, dan zullen of de patiënt of tenminste de apart ondervraagde familieleden dat
    wel aangeven, hetzij spontaan, uit eigen beweging of op voorzichtige navraag.”
    Organon, voetnoot 1, §93:
    “Eventueel beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
    bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé-speurwerk trachten
    op het spoor te komen.
    Daartoe behoren: vergiftigingen of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse seksuele
    uitspattingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of koffie;
    overdadig eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of schurftinfectie,
    ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet over een ongeluk dat de familie
    getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
    bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps enz.”

    Belangrijk zijn deze symptomen alleen wanneer ze een (diepe) indruk hebben achtergelaten. De
    symptomen zijn feitelijk ontstaan als reactie op omstandigheden die van buitenaf op de patiënt hebben
    ingewerkt. Hoe vroeger in de jeugd deze ingrijpende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, hoe groter,
    maar ook hoe onbewuster, de invloed in het leven en op de ontwikkeling waarschijnlijk is geweest, hoe
    noodzakelijker het is om er aandacht aan te besteden om tot verwerking en oplossing van het probleem
    te komen.
    In de symptomatologie vinden we in dergelijke gevallen altijd indicaties, symptomen die verwijzen naar
    de vroegere aanleidingen. De huidige symptomen vormen zo de brug naar vroegere gebeurtenissen die
    de patiënt wezenlijk hebben beschadigd in zijn welbevinden.
    Vroegere deprimerende gebeurtenissen kunnen de patiënt hinderen en zelfs totaal blokkeren op zijn weg
    naar herstel. Zo kan een verkrachting in de kindertijd levenslang een gezonde seksuele relatie
    verhinderen en het voor de patiënt onmogelijk maken een ander te vertrouwen en toe te laten. Het is
    alsof in zulke gebeurtenissen tijd niet bestaat, en het organisme, ook na zeer lange tijd, als in een reflex
    in een gelijkende staat van ontreddering blijft verkeren.




                                                                                                             32
     
  • 33.
  • Biografischegebeurtenissen of incidenten, zelfs van langere of zeer lange tijd terug, kunnen de huidige
    symptomen beïnvloeden en mede bepalen. De homeopathie beschikt over geneesmiddelen die op basis
    van het teweeg brengen van een gelijksoortige verstoring in het gevoelsleven een genezingsproces op
    gang brengen en zodoende decennia in de biografie kunnen overbruggen. Het resultaat is dat de patiënt
    oude, onverwerkte problemen kan integreren. De gebeurtenis zelf neemt het niet weg, maar deze wordt
    wel van z‟n ziekmakende lading ontdaan. Is een belangrijk deel hiervan opgelost, dan kan er worden
    begonnen met de behandeling van de symptomatologie die samenhangt met de miasmatische constitutie
    van de patiënt.

    Organon, §5:
    “Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
    a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding;
    b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
    ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”


    Erfelijke belasting
    In het symptoombeeld hebben we te maken met symptomen die een manifestatie zijn van familiare
    tendensen. Komen er binnen een familie regelmatig bepaalde ernstige ziekten voor, of openbaren zich
    telkens terugkerende of vergelijkbare ziektepatronen, dan is er gerede kans dat individuen geboren in
    zo‟n familie met dezelfde ziektetendensen behept zijn. Het overwinnen van een bepaalde ziekte leidt tot
    immuniteit. Wordt de ziekte niet overwonnen doch onderdrukt dan ontstaat er geen immuniteit, geen
    kracht en toename van gezondheid, maar eerder een sluimertoestand die de genezingskansen belemmert.
    Het nageslacht van zo‟n persoon wordt geboren met de positieve en sterke kwaliteiten van vader of
    moeder, maar in gelijke mate met hun zwakten en tekortkomingen. Vanzelfsprekend kan een kind geen
    verhoogde weerstand tegen chronische ziekten hebben indien de ouders die ook niet hadden.
    Pathologische tendensen worden doorgegeven aan het nageslacht en maken zich in de kindertijd kenbaar
    door middel van symptomen. In de klachten van het kind zijn kenmerken te vinden die met bepaalde
    specifieke erfelijke belastingen te maken hebben. Het is aan de homeopaat de symptomen te herkennen
    en adequaat te behandelen, zodat het kind niet aan dezelfde ziekten komt te lijden als zijn (voor)ouders.


    Blokkade
    Een belasting vanuit het voorgeslacht kan zich voordoen als een zogenaamde blokkade. Een patiënt met
    astmatische klachten en veel reuma en astma in het voorgeslacht kan bijvoorbeeld het middel Tuberculi-
    num, een nosode, nodig hebben om de impasse waarin hij terecht is gekomen, te doorbreken. Hierna kan
    het op de chronische ziektesymptomen geïndiceerde geneesmiddel zijn werk gaan doen. Zo is een
    blokkade slechts zolang een blokkade tot het passende geneesmiddel daarop voorgeschreven wordt.
    Adequate homeopathische behandeling neutraliseert de ziekelijke tendensen in de patiënt en doorbreekt
    de cyclus van recidiverende familiare ziekte-uitingen. Met het doorbreken van de pathogene
    familietendensen staan deze een diepe genezende reactie op het geïndiceerde geneesmiddel niet langer in
    de weg.


    Geneesmiddelgebruik



                                                                                                          33
     
  • 34.
    Een volgend belangrijkelement bij de behandeling is het huidige en voormalige geneesmiddelgebruik.
  • Was er in de tijd van Hahnemann al sprake van veelvuldig gebruik van medicinale substanties in soms
    toxische doses, in de huidige tijd is het medicijngebruik waarschijnlijk een veelvoud van wat vroeger
    gebruikelijk was. Daarbij worden tegenwoordig vrijwel uitsluitend synthetische medicamenten toegepast
    die afkomstig zijn uit de chemische industrie. Deze zijn dikwijls moeilijk biologisch afbreekbaar. De
    Dynamis heeft er de „handen‟ vol aan het organisme van deze belasting te bevrijden of onverwijderbaar
    materiaal op te slaan in het structurele vet van het organisme. Zo kan er soms een blijvend ontregelend
    effect uitgaan van gebruikte preparaten. Middelen als het DES-hormoon en softenon zijn hiervan
    sprekende voorbeelden, maar ook de termijneffecten van prednison, narcotica, psychopharmaca e.d.
    liegen er niet om. In anamnese en behandeling is het voormalig medicijngebruik en de werking ervan
    van belang, met name wanneer er in het huidige symptoombeeld sporen van zijn terug te vinden. Voor
    welke klachten zijn de medicijnen gebruikt en wat was het effect? Zijn de symptomen van de natuurlijke
    chronische ziekte er tijdelijk of blijvend door veranderd? Indien mogelijk zal de homeopaat een
    geneesmiddel inzetten om de Dynamis te ondersteunen in het soms zware karwei het organisme te
    ontdoen van medicijnschade.

    Organon, §74:
    “Tot de chronische ziekten moeten we helaas ook nog die algemeen verbreide rekenen, die gecreëerd
    zijn door de allopathische kuur-vormen benevens door het langdurig gebruik van sterk werkende,
    drastische geneesmiddelen in grote en stijgende dosering.”

    Organon, §75:
    “Deze door allopathische on-heelkunst geproduceerde verknoei-ingen van het menselijk welzijn (het
    ergste in de laatste tijd) zijn van alle chronische ziekten de treurigste en meest ongeneeslijke en ik
    constateer met leedwezen, dat het schijnt dat daarvoor, als ze wat ver doorgevoerd zijn, wel nooit
    geneesmiddelen uitgevonden of bedacht zullen kunnen worden.”

    Al deze informatie is relevant voor het verkrijgen van een totaaloverzicht van de symptomen en
    benodigd om tot een adequate behandeling te kunnen komen. Uiteraard heeft niet iedere patiënt
    symptomen in elke genoemde categorie. Hoe meer en hoe groter de diversiteit van de pathologische
    symptomatologie, hoe groter de kans dat we met een gecompliceerde situatie te maken hebben.
    De homeopathische constitutiebehandeling is dienovereenkomstig moeilijker en zal meer tijd in beslag
    nemen. Bij de analyse van de symptomen wacht de homeopaat een moeilijke taak. Hij moet zien te
    onderscheiden welk symptoom of welke symptoomgroep bij welke ontregeling hoort en tevens waaraan
    bij het geneesmiddelvoorschrift de voorrang moet worden gegeven. Deze complexiteit vormt een van de
    grootste obstakels bij de behandeling van chronisch zieken, speciaal wanneer de homeopaat zijn
    behandeling baseert op aanwijzingen uit de vierde editie van het Organon.
    Omdat de zesde editie bijna tachtig jaar voor de buitenwereld verborgen werd gehouden door de erflaters
    van Hahnemann‟s schriftelijke nalatenschap, heeft de verdere ontwikkeling van de homeopathie plaats
    gevonden op basis van de vierde editie. Dit heeft grote consequenties gehad voor hoe homeopathie
    hedentendage in praktijk wordt gebracht.


    Samenvatting
    In de anamnese is het verkrijgen van totaalsymptomen van groot gewicht. Het totaalsymptoom bestaat
    uit de componenten lokalisatie, gewaarwording, modaliteit en concomiterend symptoom. Het
    totaalsymptoom heeft voornamelijk betrekking op de lichaamsonderdelen van de patiënt, de zogenaamde
    „particulars‟.


                                                                                                        34
     
  • 35.
    Generaliteiten zijn symptomendie iets zeggen over de gehele mens. Tot de generaliteiten behoren het
  • geestelijke- en emotionele leven; het gevoels- en begeerteleven; verlangens en aversies;
    slaapsymptomen, kortom alles dat iets zegt over de gehele persoon.
    Biografische gebeurtenissen kunnen voor het voorschrijven van essentieel belang zijn. Alles wat in het
    verleden grote indruk heeft gemaakt kan tot op de dag van vandaag doorwerken en een gunstige
    geneesmiddelrespons blokkeren. Erfelijke familiaire pathologische tendensen moeten in het voorschrift
    worden meegewogen, evenals elementen uit de actuele levenssituatie die de patiënt erg aangrijpen.




                                                                                                       35
     
  • 36.

  • Anamnese
    Wanneer de homeopaat zich tijdens de anamnese een onjuist beeld van de patiënt vormt, is het
    ondoenlijk het juiste geneesmiddel te vinden. Dit maakt dat de anamnese tot het middelpunt van de
    homeopathische behandeling. Het resultaat van de behandeling staat of valt ermee. Bij de anamnese
    hebben wij enerzijds te maken met het bewustzijn van de patiënt betreffende zijn eigen
    gewaarwordingen, zijn opmerkingsgave en zijn talent om dit te verwoorden, en anderzijds met de
    deskundigheid van de homeopaat om de juiste vragen te stellen en en te kunnen waarnemen en luisteren.
    Hahnemann hechtte de grootste waarde aan de anamnese.

    Organon, §104
    “Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
    met andere woorden het ziektebeeld, van de ene of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
    zwaarste werk gedaan.”


    Repertorisatie
    Dit betekent dat al het andere minder zwaar is. De ervaren homeopaat zal de juistheid hiervan kunnen
    bevestigen. Na jaren van intensieve praktijkvoering valt het soms moeilijk op te brengen om
    geïnteresseerd en betrokken te blijven luisteren naar de zoveelste patiënt. Daarentegen worden andere
    onderdelen van de behandeling, zoals analyse, repertorisatie en geneesmiddelkeuze, door ervaring
    gemakkelijker, al was het alleen maar omdat de parate kennis groeit met de jaren en de homeopaat heeft
    leren durven vertrouwen op intuïtie en gevoel, gekoppeld aan ervaring. De homeopaat gebruikt tijdens
    het consult zijn vaardigheden en kwaliteiten om de patiënt centraal te stellen en zo de noodzakelijke
    informatie te verkrijgen voor de homeopathische constitutiebehandeling.




                                                                                                        36
     
  • 37.
  • “Dit individualiserendeonderzoek van een ziektegeval vereist van de geneeskundige alleen maar
    onbevangenheid en gezond verstand, opmerkzame observatie en accuratesse bij de notering van het
    ziektebeeld.”


    Consult
    Eigen beeld- en oordeelsvorming gaan de homeopaat parten spelen en tussen hem en patiënt staan
    wanneer de homeopaat de anamnese niet onbevangen afneemt. Dit gevaar ligt maar al te vaak op de loer,
    speciaal wanneer waardeoordelen als goed en kwaad, mooi en lelijk, eens en oneens, e.d. in het geding
    zijn, om van eigen onverwerkte frustraties en ergernissen nog maar niet te spreken. Tijdens het consult
    dient altijd de hulpvraag centraal te staan. Alle verkregen informatie dient in dit licht te worden bezien
    en beoordeeld. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit van de homeopaat: aan de ene kant moet
    hij empathisch genoeg zijn om uit te nodigen tot het blootleggen van diepe zieleroerselen, aan de andere
    kant moet hij voldoende afstand houden om tot een objectief oordeel te komen.

    Organon, §98:
    “Maar toch is aan de andere kant bij alle ziekten, maar vooral bij de chronische, bijzonder veel
    omzichtigheid, bedachtzaamheid, mensen-kennis, voorzichtigheid in de vraagstelling en in hoge mate
    geduld nodig, wil men het echte, volledige ziektebeeld tot in alle details nauwkeurig ontdekken.”


    Onbevangen en opmerkzaam
    Bij het afnemen van de anamnese wordt van de homeopaat verwacht dat hij beschikt over
    onbevangenheid, gezond verstand, opmerkzame observatie, accuratesse, omzichtigheid,
    bedachtzaamheid, mensenkennis, voorzichtigheid en in hoge mate geduld. In Hahnemann‟s optiek zijn
    deze kwaliteiten de voorwaarden voor een goede anamnese. Uiteindelijk bepaalt de kwaliteit van de
    homeopaat de mate van het resultaat van de behandeling!
    Onbevangenheid impliceert openheid, openheid voor het wel en wee van een ander mens. Moeilijk
    wordt het als de probleemstelling waarmee de patiënt komt als totaal oninteressant wordt ervaren, of
    wanneer de patiënt in een situatie verkeert die grote gelijkenis vertoont met de privé-problemen van de
    homeopaat. Dan wordt het lastig objectief te blijven, wat ertoe kan leiden dat we of een hekel krijgen
    aan de patiënt of er verliefd op worden. Anders gezegd: we schieten door in onze antipathie of
    sympathie.
    Voor de homeopaat is het noodzakelijk om zicht te hebben op eigen gevoelsleven en drijfveren zodat
    kan worden herkend wat van wie is. Het gaat tijdens het consult niet om de eigen gevoelens en energieën
    van de homeopaat. Het terughouden ervan is van bepalend belang voor het goed verlopen van de
    behandeling.
    Anderzijds levert de waarneming van het gevoel, de kleur of de sfeer die de patiënt bij de homeopaat
    oproept, een belangrijke aanvulling op voor de differentiaaldiagnose. De gevoelssfeer van het
    geïndiceerde middel dient aan te sluiten bij de gevoelssfeer van de patiënt. De constatering of de patiënt
    geïrriteerd, chagrijnig, opgewekt, depressief, onverschillig, gepassioneerd, sensueel of iets dergelijks is,
    zegt veel over de gesteldheid van de betrokkene. Daarbij moeten wij er zorg voor dragen de patiënt niet
    te beoordelen of te veroordelen op diens uitstraling, maar dit te laten meetellen bij de
    geneesmiddelkeuze en behandeling. Een onbevooroordeelde houding van de homeopaat biedt de patiënt
    de beste gelegenheid om zichzelf te zijn.




                                                                                                             37
     
  • 38.
    Op geen enkelewijze mag er een „dreiging‟ van de homeopaat naar de patiënt uitgaan. Globaal genomen
  • kunnen we zeggen: de homeopaat veroordeelt de patiënt niet en knoopt evenmin een privérelatie met
    hem of haar aan.


    Gezond verstand
    Na het nemen van de eerste hindernis op weg naar een anamnese die de patiënt recht doet, is er de vraag
    naar „gezond verstand‟. Zonder gezond verstand komen we niet ver in de homeopathische praktijk. Bij
    de anamnese, beeldvorming, analyse, repertorisatie, differentiaaldiagnose, vaststelling van de potentie en
    de uiteindelijke behandeling, is het denkvermogen een voorwaarde om tot een juiste beoordeling van het
    probleem te komen.
    Zo zag de eerste editie van het Organon het licht onder de naam „Organon der RATIONELLEN
    Heilkunde‟. Door praktijkervaring wordt het waarnemingsvermogen van de homeopaat gaandeweg
    gescherpt, zodat hij steeds meer zal opmerken als hij zich daar op instelt. Voor de totstandkoming van
    het totaalbeeld spelen alle zintuigen mee. Om tot bruikbare symptomen te komen zal wat wordt
    waargenomen uiteraard omzichtig bij de patiënt worden nagevraagd. Wat tussen de regels doorklinkt -
    de traan in de ooghoek, de gespannen trek om de mond, de blos op de wangen - levert observaties op die,
    indien met respect bejegend, de brug kunnen slaan naar een werkelijke ontmoeting en een diep begrip.

    Organon, §6:
    “De onbevooroordeelde waarnemer weet hoe waardeloos boven-zinnelijke speculaties zijn, die niet
    door ondervinding kunnen worden bevestigd. Hoe scherpzinnig hij ook moge zijn, hij moet het doen met
    wat hij zintuiglijk aan de buitenkant kan waarnemen aan veranderingen in de toestand van lichaam en
    geest, aan ziekte-verschijnselen, bijzonderheden en symptomen. Dat zijn dan afwijkingen van de
    gezonde, voormalige toestand van degene, die nu ziek is, dus datgene:
       wat de patiënt zelf voelt;
       wat zijn omgeving aan hem waarneemt;
       wat de arts zelf aan hem observeert.
    Deze waarneembare verschijnselen tezamen vertegenwoordigen de ziekte in haar volle omvang, d.w.z.
    ze vormen tezamen met elkaar het enig echte en enig denkbare ziektebeeld.”


    Accuraat en alert
    Accuratesse is in alle opzichten belangrijk. Accuraat en alert reageren maakt dat de patiënt voelt dat de
    homeopaat werkelijk geïnteresseerd is, echt luistert en betrokken is, en ondertussen niet in gedachten
    met andere zaken bezig is. Voor de patiënt is deze belangstelling direct voelbaar. Gaat hij weg met het
    gevoel dat hij begrepen is, ontroerd, lachend of huilend, kortom geraakt, dan is de basis gelegd voor een
    vertrouwensrelatie die noodzakelijk is voor een adequate begeleiding op weg naar gezondheid. Zo‟n
    vertrouwensrelatie biedt ook de ruimte om hem indien nodig te confronteren met wat hij liever niet wil
    horen. Bij het noteren van de symptoom is accuratesse een absoluut vereiste. Een nauwgezet genoteerde
    eerste anamnese zal tijdens de volgende consulten als referentie dienen voor de beoordeling van de
    reactie op de voorgeschreven geneesmiddelen.

    Organon, §104:
    “Dan heeft de geneeskundige dit beeld bij de behandeling van vooral de chronische ziekte altijd voor
    ogen, hij kan het in alle details doorzien.”




                                                                                                           38
     
  • 39.
  • Alsbijna vanzelfsprekend noemt Hahnemann de kwaliteiten omzichtigheid en bedachtzaamheid,
    implicerend dat de patiënt met zijn zwakke, minst weerbare kant naar buiten dient te komen. Hierbij
    hoort een passende, gelijksoortige houding van de kant van de homeopaat om een atmosfeer te scheppen
    waarin een gedetailleerd totaalbeeld tot stand kan komen. Door ruwheid, grofheid, ongenuanceerdheid,
    irritatie, haast, etc., van de homeopaat klapt de patiënt dicht en blijven belangrijke dingen ongezegd. De
    ongepaste houding van de homeopaat vormt een nieuwe belemmering in het genezingsproces van de
    patiënt. De wijze waarop de homeopaat met de patiënt omgaat is voor de patiënt homeopathie! Gaat de
    homeopaat slecht met de patiënt om dan zal deze geneigd zijn, indien hij de behandeling stopt,
    homeopathie als afgedaan te beschouwen, “want hij heeft immers al homeopathie geprobeerd.”


    Eigen functioneren
    De homeopaat dient het eigen functioneren grondig te evalueren. Zeker als de praktijk „niet loopt‟ -
    patiënten haken af of komen niet eens opdagen - zouden we de hand eerst in eigen boezem moeten
    steken. Zichzelf onder homeopathische behandeling stellen of zich onderwerpen aan intercollegiale
    functioneringsgesprekken kan helpen om de eigenschappen te ontwikkelen die voor succes in de praktijk
    benodigd zijn.
    De patiënt die met een hulpvraag aanklopt bij een therapeut heeft recht op kwaliteit. Het mag daarom
    niet zo zijn dat de therapeut weigert zich te laten aanspreken op het eigen functioneren.
    Wie niet in andere mensen is geïnteresseerd zal niet snel de wens hebben om homeopaat te worden of te
    zijn. Belangstelling voor de medemens leidt uiteindelijk tot de mensenkennis die in de praktijk
    onontbeerlijk is. Mensenkennis speelt in allerlei facetten van de homeopathie een rol: in de
    communicatie met de patiënt, in de duiding van de symptomen, in de manier waarop de symptomen
    worden gebracht. Homeopathie beoefenen stelt ons in de gelegenheid om een diep inzicht in menselijke
    drijfveren, in ziekte en gezondheid, te verkrijgen. Kortom, het levert mensenkennis op. Voorzichtigheid
    is geboden als er voor de patiënt „beladen‟ onderwerpen ter sprake komen.
    Een onderwerp waaraan voor de patiënt veel negatieve herinneringen kleven en dientengevolge veel
    emoties, zal voor hem reden kunnen zijn om zijn best te doen z‟n gevoelens onder controle te houden.
    „Onderdrukken‟ is misschien een beter woord. De homeopaat bevindt zich nu in een lastig parket. Is de
    vraagstelling te confronterend en direct, dan kan de patiënt dichtklappen. Laat de vraagstelling te veel
    ruimte, dan voelt de patiënt zich niet gezien en zal hij zeker zijn diepste zieleroerselen niet ter tafel
    brengen.
    Met volharding en geduld zal de homeopaat moeten proberen om de patiënt zo aan te moedigen dat hij
    drempels durft te nemen die eerder permanente blokkades leken te zijn.
    Patiënt is een Engels woord dat geduldig betekent. De wetten der gelijksoortigheid nopen de homeopaat
    het overeenkomstige geduld te hebben, speciaal bij langdurig chronisch zieken en wanneer de
    behandeling wordt gecompliceerd door problematische levensomstandigheden.


    Methodiek
    Naast het verwerven van de genoemde kwaliteiten beschikken wij in de homeopathie over methodieken
    die het „vak‟ toegankelijker maken. De menselijke factor blijft evenwel de belangrijkste. De mate waarin
    de homeopaat zichzelf gemotiveerd blijft scholen en ontwikkelen en de wijze waarop dit in praktijk
    wordt gebracht zal uiteindelijk zijn deskundigheid bepalen. Hahnemann geeft deze aanwijzing:
    Voorwoord, eerste editie Organon, 1810:




                                                                                                           39
     
  • 40.
    “Dit wil ikvooraf ter waarschuwing zeggen: indolentie, gemakzucht en eigenzinnigheid maken de dienst
  • aan het altaar der waarheid onmogelijk; slechts onbevangenheid en onvermoeide ijver stellen in staat
    tot het heiligste van alle mensenwerk, de uitoefening van de ware geneeskunde.”

    De taak van de homeopaat is in eerste instantie een zo diep en natuurgetrouw mogelijk beeld van de
    patiënt te krijgen. Hahnemann geeft een minutieuze beschrijving van dit proces van symptoomvergaring,
    dat grofweg in drie delen wordt onderverdeeld.
    Ten eerste is er de zogenaamde „vrije‟ anamnese. De patiënt vertelt zijn verhaal en de homeopaat treedt
    niet sturend op. Uitsluitend met open vragen zal hij proberen de patiënt te stimuleren tot nadere
    nuancering van de symptomen. Hij stemt zich volledig af op de patiënt en kiest de frequentie, stemming
    en sfeer die bij de patiënt past. De eventuele drempels die anders opgeworpen zouden kunnen worden
    blijven zo tot een minimum beperkt en de communicatie verloopt optimaal. Het kan nu gebeuren dat de
    patiënt in deze fase van de anamnese heel erg ingaat op zijn levenssituatie en de rol van anderen erin,
    zich toespitsend op hoe hij zich daaronder voelt - gekwetst, tekortgedaan, verdrietig, geërgerd. Hij legt
    hier zo zwaar de nadruk op dat wij reeds in dit stadium kunnen zeggen dat het gesprek de richting opgaat
    van een biografische anamnese. In zo‟n geval is het raadzaam om een geneesmiddel van plantaardige of
    dierlijke oorsprong voor te schrijven op het biografisch incident, de levensomstandigheden, de interactie
    tussen patiënt en buitenwereld.

    Organon, §84:
    “De patiënt vertelt hoe zijn klachten zich hebben ontwikkeld. De familieleden vertellen waarover hij
    klaagt, hoe hij zich gedraagt en wat ze bij hem hebben waargenomen. De arts ziet, hoort en neemt met
    zijn overige zintuigen waar, wat aan de zieke veranderd en ongewoon is. Hij schrijft alles precies op met
    dezelfde bewoordingen, die de patiënt en de familieleden gebruikt hebben. Indien mogelijk, houdt hij zijn
    mond en laat ze uitspreken zonder ze te onderbreken*, als ze niet naar bijkomstigheden afdwalen. Alleen
    vraagt hij al in het begin aan hen of ze langzaam willen spreken, zodat hij ze met schrijven van wat hij
    noodzakelijk vindt te noteren, kan bijhouden.”
    * Organon, voetnoot §84:
    “Iedere onderbreking stoort de gedachtengang van de vertellenden en naderhand schiet alles wat ze
    eerst hadden willen zeggen, ze niet zo precies meer te binnen.”

    “Hij schrijft alles op met precies dezelfde bewoordingen.” De patiënt spreekt meestal in de eerste
    persoon enkelvoud en zegt dus “ik” heb last van dit of dat. Wat hij zegt wordt letterlijk genoteerd, dus in
    de ik-vorm. Notaties in de derde persoon - “hij” vindt dit of dat - scheppen afstand. Het nalezen van in
    de ik-vorm genoteerde symptomen spreekt het invoelend vermogen aan, met als resultaat een verfijnder
    beeld van de zelfbeleving van de patiënt.
    De kunst is om zo dicht mogelijk bij zijn symptoombeleving te komen en bijgevolg hem vrijuit te laten
    praten. Storen we hem in zijn gedachtengang dan worden de symptomen niet meer spontaan verwoord.
    Hiermee loopt de homeopaat het risico waardevolle informatie mis te lopen, die in de
    differentiaaldiagnose (het onderscheid tussen de diverse middelen) van groot belang kan zijn.
    Niet wat de homeopaat wil weten is van belang, maar wat de patiënt over zichzelf in eigen
    bewoordingen kan en wil vertellen, maakt het vinden van het gelijksoortige geneesmiddel
    mogelijk.
    Dit accentueert de waarde van de vrije anamnese. De patiënt spreekt dan immers spontaan en in eigen
    bewoordingen over zichzelf. Zo ontstaat het beste beeld van de patiënt, over zijn klachten en wat hem
    bezig houdt, waarmee hij in zijn bewustzijn het meest bezig is. Het geïndiceerde geneesmiddel dient aan
    te sluiten bij gevoelsbeleving, instelling en gedachtenleven van de patiënt. Het dient dezelfde sfeer te
    ademen.


                                                                                                            40
     
  • 41.
    Het behoort totde kunst van het afnemen van de anamnese wanneer de homeopaat zich kan laten leiden
  • door hetgeen de patiënt het meest bezig houdt. Gesprekken betreffende verschillende ziektesituaties
    hebben een verschillend verloop! Een anamnese wegens een acute klacht verloopt anders dan een
    anamnese die het verkrijgen van het chronische of biografische beeld ten doel heeft.

    Organon, §99:
    “Over het algemeen genomen heeft de dokter het veel gemakkelijker als hij bij acute of pas kort geleden
    ontstane ziekten de anamnese opneemt, omdat patiënt en familie alle bijzonderheden en afwijkingen van
    de pas onlangs verloren gezondheid nog vers in het geheugen hebben en al die gegevens nog nieuw en
    opvallend gebleven zijn. Weliswaar moet de arts ook hier alles weten, maar hij hoeft het veel minder na
    te speuren. Het meeste zegt men hem uit zichzelf.”


    Attent luisterende houding
    Het lijkt tijdens zo‟n gesprek alsof de patiënt bijna „overloopt‟ en de omschrijvingen van de symptomen
    als vanzelf opborrelen. Een attent luisterende houding en desnoods af en toe een vraag naar verdere
    nuancering is voldoende om het actuele ziektebeeld in duidelijke, subjectieve symptomatologie
    verwoord te krijgen.
    Ook als de beschrijving van andere direct betrokkenen moet komen omdat de patiënt zelf te ziek is,
    blijkt het veelal mogelijk een helder beeld van de zieke en zijn ziekte te krijgen. Wanneer er sprake is
    van een incident in het leven van de patiënt, zal bij de juiste afstemming de communicatie toch als
    vanzelf gaan, eventueel met een sporadische vraag ter verdere verduidelijking of om niet te veel af te
    dwalen. Het meeste wordt als vanzelfsprekend verteld. Het spreekt voor zich dat de homeopaat geen
    direct betrokkene en dus belanghebbende bij het gespreksonderwerp mag zijn.
    Dit maakt het consult tot een veilige situatie voor de patiënt, waarbij de ander, de homeopaat, in het
    „verhaal‟ van de patiënt de hulpvraag kan onderkennen en hierop adequaat kan voorschrijven. Acute
    ziektesituaties zijn heftig, belastend en nadrukkelijk aanwezig en het kost de patiënt weinig moeite
    spontaan z‟n symptomen naar voren te brengen. Een attent luisterende houding helpt om de
    woordenstroom op gang te houden.
    Met de anamnese van een chronisch zieke patiënt ligt het veelal anders. De dynamiek is ver te zoeken.
    De patiënt heeft zich op onderdelen vaak geïdentificeerd met zijn ziek-zijn zodat het moeilijk kan zijn
    om de relevante informatie duidelijk verwoord te krijgen. De klachten bestaan al zo lange tijd dat ze er
    bijna bij horen. Een goed onderscheidingsvermogen is in zulke gevallen geen vanzelfsprekendheid. Het
    komt nu aan op wat Hahnemann „omzichtigheid in de vraagstelling‟, „mensenkennis‟ en „geduld‟ noemt.
    De symptomatologie is minder dynamisch en bijgevolg minder spectaculair. Het consult verloopt
    moeizamer, zeker wanneer de patiënt weinig welwillend is om te vertellen.

    Organon, §95:
    “Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekteverschijnselen moet bij de chronische
    ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in het kleinste detail afdalen.”


    Hoofd-voeten-schema
    Tijdens de geleide anamnese wordt het hoofd-voeten-schema gevolgd om het organisch functioneren in
    kaart te brengen. De daadwerkelijke klachten zijn tijdens de vrije anamnese naar voren gekomen, maar
    behoeven wellicht nog nadere toelichting, tot in de kleinste details, teneinde „totaalsymptomen‟ te
    verkrijgen.



                                                                                                         41
     
  • 42.
  • “Zijn devertellers klaar met wat ze uit zichzelf wilden zeggen, dan vult de arts bij ieder symptoom de
    nadere details aan, die hij als volgt navraagt. Hij leest de aparte symptomen, die hem vermeld zijn, door
    en vraagt bij het een en ander speciaal bijv.: wanneer gebeurde dit? Was het in de tijd vóór het huidige
    medicijngebruik? Gedurende het medicijngebruik? Of pas een paar dagen na het staken ervan? Wat
    voor pijn, welke sensatie, nauwkeurig beschreven, was het die zich op deze plek voordeed? Waar was
    het precies? Kwam de pijn bij vlagen, apart, op verschillende tijdstippen? Of was het aanhoudend,
    ononderbroken? Hoe lang duurde het? Op welke tijd van de dag of van de nacht, bij welke
    lichaamshouding was het het ergst of ging het helemaal weg? Hoe was dit of dat genoemde verschijnsel
    of die omstandigheid nu precies? Beschrijf het met duidelijke bewoordingen.”


    Open vragen
    Bij een correct afgenomen anamnese zullen de aanvullingen die bij navraag naar boven komen
    symptomen opleveren die het individuele karakter van de klachten openbaren. Hoe meer van zulke
    symptomen worden verkregen, hoe duidelijker het symptoombeeld wordt. Het is belangrijk open vragen
    te stellen. Open vragen zijn vragen die niet met ja of nee beantwoord kunnen worden omdat de patiënt
    anders het antwoord in de mond wordt gelegd, waardoor het antwoord en het symptoom in waarde
    verminderen voor de analyse. Hoe meer de patiënt de mogelijkheid wordt geboden de symptomen op de
    voor hem eigen en specifieke wijze te formuleren, hoe natuurgetrouwer het beeld dat het de homeopaat
    oplevert. Gemoedsgesteldheid en humeur zijn daarbij gewichtige aspecten omdat zij het temperament,
    denken en voelen blootleggen, aldus een goede geneesmiddelkeuze mogelijk makend. Vragen dienen in
    algemene bewoordingen te worden gesteld, zodat de patiënt uitgenodigd wordt die gedetailleerd te
    beantwoorden.
    De generaliteiten - symptomen die de gehele patiënt betreffen - vormen daarbij een soort kader. Zij
    geven min of meer de omgeving, de belevingssfeer, het karakter, de drijfveren weer en zijn dikwijls
    typerend voor zowel de patiënt als voor de karakteristieken waaraan het geneesmiddel dient te voldoen.
    Tot de generaliteiten rekenen we: de mentale en emotionele symptomen, de seksuele symptomen, de
    symptomen betreffende de menstruatiecyclus, voorkeuren en afkeren met betrekking tot voedsel, het dag
    en nachtritme van de patiënt, seizoensgevoeligheden etc. Het zijn symptomen waarvan de patiënt zegt:
    dat ben ik.


    Eigen waarneming homeopaat
    De eigen waarneming van de homeopaat hoort eveneens te worden meegenomen bij de vorming van het
    totaalbeeld. Bij de differentiaaldiagnose speelt niet alleen het symptoombeeld een belangrijke rol, doch
    evenzeer de indruk die de homeopaat heeft opgedaan. Een emotie kan bijvoorbeeld veel verschillende
    betekenissen hebben. Wat de emotie betekent valt niet altijd in woorden te vatten, maar het verschil in
    gevoelswaarde kan niettemin toch ervaren worden. Dit gevoel stelt de homeopaat in staat de keuze te
    beperken tot een bepaalde geneesmiddelgroep.




                                                                                                          42
     
  • 43.
  • “Bijv. hoe heeft de patiënt zich tijdens het consult gedragen; was hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
    haastig, huilerig, angstig, vertwijfeld of bedroefd, of getroost, kalm, enz.?”

    Op grond hiervan is de vraag gerechtvaardigd en noodzakelijk waarom hij uit zijn humeur, ruzieachtig,
    haastig, angstig, vertwijfeld of bedroefd is, zodat de symptomen genuanceerd kunnen worden en een
    levende inhoud krijgen. Schaamte, verlegenheid of geslotenheid kunnen de communicatie bemoeilijken,
    met name wanneer de klachten zijn voortgekomen uit specifieke gebeurtenissen waar de patiënt niet
    trots op is of waarvoor hij zich geneert.

    Organon, voetnoot 1, §93:
    “Eventuele beschamende aanleidingen, die de zieke of familie niet graag, in ieder geval niet uit zichzelf
    bekennen, moet de dokter door verstandige en indirecte vragen of door ander privé speurwerk trachten
    op het spoor te komen. Daartoe behoren: vergiftiging of zelfmoordpoging, onanie, normale of perverse
    seksuele uitspat-tingen, misbruik van wijn, likeuren, punch en andere stimulerende dranken, thee of
    koffie; overdadig in eten in het algemeen of speciaal van schadelijk voedsel; venerische of
    schurftinfectie, ongelukkige liefde, jaloezie, huiselijke onvrede, ergernis, verdriet dat de familie
    getroffen heeft, ondergane mishandelingen, opgekropte wraakzucht, gekrenkte trots, financieel debacle,
    bijgelovige vrees, honger of bijv. een lichaamsgebrek aan de genitaliën, een breuk, een prolaps, enz.”

    In onze tijd kunnen wij daar nog aan toevoegen: druggebruik, verslaving aan allopathische medicatie,
    computer-, tv-, koop- of andere verslaving etc. In de honderdvijftig jaar sinds Hahnemann is er weinig
    veranderd in motivatie, begeerteleven en andere drijfveren van de mens. De mogelijkheden om het eigen
    leven te verzieken zijn feitelijk alleen maar toegenomen. De adviezen ten aanzien van leefregels en
    levenshygiëne die Hahnemann in het Organon in geeft zijn nog verbazingwekkend actueel. Inzicht in de
    leefwijze, dieet en huiselijke gewoonten van de patiënt is belangrijk om ziekteverwekkende of
    ziekteonderhoudende factoren op het spoor te komen. Desgewenst kan de patiënt zo worden geadviseerd
    een en ander te veranderen, al spreekt het voor zich dat dit niet altijd eenvoudig te realiseren zal zijn.
    Immers, verslavingen laten zich vaak moeilijk van de ene op de andere dag doorbreken en stopzetten.
    Waar een verslaving het uiteindelijke succes van de behandeling in de weg staat, zal de patiënt er echter
    op moeten worden gewezen dat hij zijn leefwijze dient te wijzigen om het genezingsproces een kans te
    geven.

    Organon, §94:
    “Men moet nagaan wat daarvan ziekte kan verwekken of onderhouden, om door eliminatie daarvan de
    genezing te kunnen bevorderen.”

    Veel vrouwen, jonge meisjes zelfs, gebruiken tegenwoordig de pil. Hormoongebruik grijpt diep in de
    menselijke constitutie in, beïnvloedt seksleven en seksuele behoeften en verstoort ernstig de onderlinge
    samenwerking tussen de endocriene klieren. Allerlei latent pathologische tendensen kunnen door
    pilgebruik manifest worden. Voor het nageslacht kan hormoongebruik eveneens ernstige gevolgen
    hebben. De dochters van DES-moeders zijn daarvan een sprekend voorbeeld. Afwijkingen komen voor
    tot in de tweede generatie, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het verschijnsel hypospadie (verkeerd aangelegde
    plasbuis) bij zonen van DES-dochters.
    Jonge moeders die, ten gevolge van pilgebruik, na de bevalling lijden aan een postnatale depressie geven
    aan hun kinderen een zekere emotionele belasting mee. Daarbij blijft het niet, want langdurig pilgebruik
    kan functionele gevolgen hebben voor, bijvoorbeeld, de geestelijke ontwikkeling of de vruchtbaarheid
    van het nageslacht. Natuurlijke geslachtshormonen, waarmee de menstruatiecyclus samenhangt, oefenen


                                                                                                           43
     
  • 44.
    een sterke invloeduit op het functionele, emotionele en relationele welbevinden van de vrouw. Tijdens
  • de anamnese dienen het seksuele leven, de menstruatiecyclus en de gesteldheid rond de menstruatie
    daarom aan de orde te komen.

    Organon, voetnoot 1, §94:
    ”Vooral moet men bij chronische ziekten van vrouwelijke patiënten rekening houden met zwangerschap,
    steriliteit, lust tot geslachtsverkeer, bevallingen, miskramen, borstvoeding, vaginale afscheidingen en de
    aard van de menstruatie. In het bijzonder moet men met betrekking tot het laatste niet vergeten te vragen
    of ze te frequent of te laat komt, hoe lang ze duurt, ononderbroken of met stagnatie? Vooral echter
    vragen wat voor lichamelijke of psychische klachten er mee gepaard gaan, welke sensaties en pijnen
    voor, gedurende of na de beëindiging van de vloeiing. Heeft ze fluor albus? Van welke aard, met wat
    voor sensaties erbij, hoeveel? En onder welke voorwaarden en na welke aanleiding treedt die op?”

    Zo ontstaat geleidelijk een gedetailleerd totaalbeeld van de levenssfeer van de patiënt, hetgeen
    „totaalanamnese‟ wordt genoemd. De totaalanamnese maakt een holistische benadering mogelijk.

    Organon, §95:
    “Het naspeuren van de hierboven genoemde en alle andere ziekte-verschijnselen moet bij chronische
    ziekten zo zorgvuldig en uitvoerig mogelijk gebeuren en tot in de kleinste details afdalen. Dat is in de
    eerste plaats nodig, omdat ze bij deze ziekten het eigenaardigst zijn, het minst lijken op de verschijnselen
    bij snel verlopende ziekte-processen en voor de genezing, wil die slagen, niet nauwkeurig genoeg
    genomen kunnen worden. Maar ook, omdat de patiënten zo gewend raken aan hun lange
    lijdensgeschiedenis, dat ze op de kleinere, vaak zo tekenende (karakteristieke) nevenomstandig-heden,
    die van grote invloed zijn op de geneesmiddelkeus, weinig of geen acht meer slaan.”


    ‘Acute’ anamnese
    Het opnemen van een acute anamnese is enigszins gemakkelijker. De hoeveelheid ziektesymptomen is
    beperkt en zij dienen zich min of meer op een presenteerblaadje aan. Er hoeft meestal weinig te worden
    nagevraagd: de symptomen borrelen spontaan op. Alhoewel de druk op de homeopaat toeneemt met de
    ernst van de symptomen, is de geneesmiddelkeuze om dezelfde reden eenvoudiger: hoe heviger de
    verschijnselen, hoe duidelijker ze zijn.

    Organon, §104:
    “Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
    met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
    zwaarste werk ook klaar.”

    De noodzakelijke informatie op een goede manier verkrijgen is desondanks een veeleisende taak. Bij
    acute ziekten is het simpeler omdat de symptomatologie zich beperkt tot een kleiner gebied, maar bij
    chronische, langdurige klachten komt er meer bij kijken om tot een volledige inventarisatie te komen.
    Zo‟n inventarisatie blijft namelijk niet beperkt tot de symptomen die zich ten tijde van de anamnese het
    sterkst manifesteren, doch omvat tevens de symptomen uit het verleden en hun verloop. Voor een goede
    beoordeling en een goed verloop van de behandeling hebben wij ze allemaal nodig.


    Samenvatting



                                                                                                             44
     
  • 45.
    De anamnese ishet hart van de homeopathische behandeling. Een goede anamnese opstellen vergt
  • diverse kwaliteiten: openheid, geduld, onbevangenheid, accuratesse, gezond verstand, mensen-kennis,
    omzichtigheid, bedachtzaamheid en voorzichtigheid. Deze eigenschappen zijn in hoge mate bepalend
    voor de kwaliteit van de anamnese.
    De anamnese bestaat uit twee onderdelen: de „vrije anamnese‟ en de „geleide anamnese‟. Tevens maken
    de erfelijke tendensen en de biografie deel uit van de homeopathische anamnese, evenals de actuele
    levensomstandigheden.
    De patiënt dient omzichtig te worden aangesproken op zaken die de effectiviteit van de behandeling in
    de weg staan, zoals dieet, medicijngebruik, verslavingen, e.d.




                                                                                                      45
     
  • 46.
    5. Veranderingen binnende homeopathische doctrine


  • Geschiedenis van de homeopathie
    De geschiedenis van de homeopathie heeft zich tijdens het leven van Hahnemann tussen de jaren 1790
    en 1843 in fasen voltrokken. Het zou tot 1810 duren voordat het eerste Organon het levenslicht zag.
    De tweede editie van het Organon stamt uit 1819, de derde verscheen in 1824 en de vierde in 1829. Met
    name de vierde editie is door de Amerikaanse homeopaten gebruikt voor de verdere ontwikkeling van de
    homeopathie. De vijfde editie werd door Hahnemann uitgebracht in 1833 en de zesde en laatste editie
    tenslotte werd door hem afgerond in 1843. Door omstandigheden werd de uitgave van de zesde editie
    bijna 80 jaar opgehouden, om in 1921 uiteindelijk te worden uitgebracht door Richard Haehl.
    In de zes edities maakt de homeopathie een steeds verder voortschrijdende ontwikkeling door, die voor
    de toenmalige homeopaten moeilijk te volgen was. Een belangrijk twistpunt was de ontwikkeling van
    gepotentieerde geneesmiddelen voorbij het getal van Avogadro: het onstoffelijk of energetisch worden
    van geneesmiddelen.
    De discussie over het verschil in bruikbaarheid en effectiviteit van centesimale en LM-potenties duurt tot
    op heden voort.
    Tussen 1816 en 1827 werkte Hahnemann intensief aan een oplossing van het raadsel chronische ziekten.
    Zijn bevindingen gaf hij weer in de Chronische Ziekten, waarvan de laatste editie verscheen in 1837.
    Waar het Organon van paragraaf tot paragraaf de wetenschappelijk-filosofische grondslag van de
    homeopathie beschrijft, komt in de Chronische Ziekten de praktische uitvoering ervan aan de orde. Tot
    in detail wordt uit de doeken gedaan hoe wij de homeopathische behandeling van zieken moeten
    aanpakken. Bij oppervlakkige beschouwing zouden wij tot de conclusie kunnen komen dat er
    contradicties bestaan tussen wat Hahnemann stelt in het Organon en in praktijk brengt in de Chronische
    Ziekten. Wanneer wij evenwel de totale inhoud van beide werken bestuderen, blijkt dat er van
    tegenstellingen geen sprake is. Organon en Chronische Ziekten vullen elkaar aan; ze zijn elkaars
    complementen. Het is aan de hedendaagse homeopaat om Hahnemann intensief te bestuderen en aldus
    tot een nieuw begrip te komen van de wijze waarop Hahnemann de homeopathie gestalte heeft gegeven.
    Het mogelijke resultaat is dat later ingeslepen ideeën en dogma‟s op de helling moeten. De toekomst van
    de homeopathie zowel als het wel en wee van de zieke mensheid is te belangrijk om deze opgave af te
    doen met een opmerking als “Wij zijn Hahnemann voorbij”.
    De enige manier om het genie Hahnemann te overtreffen is hem helemaal begrijpen en daarna eventuele
    verbeteringen aan te brengen. Eerst echter zullen we terug moeten naar de basis zoals die door
    Hahnemann is gelegd.


    Aspecten van de homeopathie
    De verschillende aspecten van de homeopathie, zoals door Hahnemann beschreven, zullen in het
    navolgende steeds worden teruggekoppeld naar en onderbouwd worden met passages uit Organon en
    Chronische Ziekten. Er zal waarschijnlijk een ander beeld door ontstaan dan zoals wij tegenwoordig de
    homeopathie voor ogen hebben. Omdat het op essentiële punten zo wezenlijk afwijkt van het geleerde
    op homeopathische opleidingen zijn ruimdenkendheid en flexibiliteit gewenst, evenals een kritische en
    op waarheid gerichte instelling. Het kan zijn dat de eigen praktijkvoering over de gehele linie grondig
    moet worden herzien. Wanneer wij reeds gedurende langere tijd in de homeopathie werkzaam zijn, zal
    dit ongetwijfeld geen eenvoudige opgave zijn. Het algemeen belang gaat echter boven eventuele
    persoonlijke argumenten. We kunnen en mogen het streven de homeopathie te vervolmaken, of beter


                                                                                                           46
     
  • 47.
    gezegd onszelf alshomeopaat verder te ontwikkelen, als drijvende kracht voor de praktijkvoering niet
  • veronachtzamen. Een volledige integratie van Organon en Chronische Ziekten vormt een degelijke basis
    om de homeopathie verder te ontplooien. Laten we beginnen eens te kijken wat Hahnemann werkelijk
    schreef in zijn beide standaardwerken.
    De gelijksoortigheidsregel, de hoeksteen van de homeopathie, is op elk aspect van de homeopathie van
    toepassing. Dit uitgangspunt wordt geweld aangedaan wanneer we het uitsluitend betrekking laten
    hebben op de relatie tussen het natuurlijke ziektebeeld en de kunstmatige geneesmiddelziekte ofwel het
    homeopathisch geneesmiddel.
    Organon en Chronische Ziekten gaan over de behandeling van zieken, niet over het repareren van de
    postkoets of over de huiselijke aangelegenheden van de schrijver: alle aspecten van zo‟n behandeling
    worden onder de loupe genomen. Van doorslaggevend belang is hoe Hahnemann ziekte en gezondheid
    zag. Daartoe zullen wij de betreffende paragrafen aan een nader onderzoek onderwerpen.
    De meest complete omschrijving van het begrip gezondheid geeft hij in paragraaf negen.

    Organon, §9:
    “Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
    lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
    harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
    geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
    bestaan.”

    Met andere woorden, het lichaam is slechts het werktuig waardoor de mens zich op aarde kan uitdrukken
    en zijn levensweg kan gaan, en zich „vrij‟ kan richten op de „hogere bedoelingen‟ van zijn individuele
    bestaan. Gezondheid maakt dat de mens „vrij‟ gebruik kan maken van zijn stoffelijk voertuig, het
    lichaam. Ziekte daarentegen bindt de mens aan zijn stoffelijk aspect omdat het ziek-zijn hem belemmert
    in het gaan van zijn levensweg. Ziekte maakt „onvrij‟, ketent hem aan de stof door de belemmeringen die
    het hem oplegt. Dat ziekte in spirituele zin een betekenis kan hebben en de mens kan spiegelen in zijn
    gemaakte keuzes is een interessant gegeven; dit valt echter buiten het bestek van dit boek.

    Organon, §253:
    “Bij alle ziekten, vooral bij de snel ontstane (acute), is van de tekenen die een klein, niet voor iedereen
    zichtbaar begin van verbetering of verergering aantonen, de toestand van de stemming en de hele
    manier van doen van de patiënt het meest betrouwbaar en duidelijk. In het geval van een nog zo klein
    begin van verbetering blijkt dat daaruit, dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en geestelijk vrijer;
    hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter sprake is van ook
    maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is bevangen,
    onbeholpener, meelijwekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle houdingen, posities
    en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en aantonen, al is het niet in
    woorden te beschrijven.”

    De beschrijving van de effecten van ziek-zijn leert dat, als deze invloeden chronisch zijn, het leven van
    de betrokkene er anders komt uit te zien dan mogelijkerwijs is bedoeld. De levensvisie verandert en te
    maken keuzes komen in een ander verband en daglicht te staan. De mens wordt onvrij. De chronische
    ziektelast zal de levensloop veranderen. Levenszin en levensgeluk worden nadelig beïnvloed en
    uiteindelijk nadelig bepaald. In paragraaf 11 van het Organon gaat Hahnemann voor de eerste keer in op
    het begrip ziekte.

    Organon, §11:


                                                                                                             47
     
  • 48.
    “Als de mensziek wordt, is in het begin alleen deze zelf werkzame levenskracht (het levensbeginsel), die
  • overal in zijn organisme aanwezig is, „ontstemd‟ door de tegen het leven gerichte dynamische invloed
    van een ziekmakend agens. Alleen een levensbeginsel dat tot zo‟n wanklank verworden is, kan het
    organisme die nare gewaar-wordingen bezorgen en het zo abnormaal laten functioneren, dat we het ziek
    noemen. Want deze kracht, die op zichzelf onzichtbaar is en alleen te merken door haar inwerkingen op
    het organisme, geeft slechts kennis van haar ziekelijk ontstemd zijn, doordat het organisme in voelen en
    handelen ziek blijkt (dat is de enige kant, die voor de zintuiglijke waarneming van de geneeskundige
    open ligt). Dat wil zeggen: het ziek-zijn maakt zich kenbaar door ziekte-symptomen en door niets
    anders.”

    Het lichaam wordt gevormd door de levenskracht, die haar in stand houdt. Een gezonde levenskracht
    creëert een gezond lichaam, een ongezonde levenskracht creëert een ongezond lichaam, inclusief de
    bijbehorende bacteriën, virussen en pathologie. In paragraaf 11 brengt Hahnemann het begrip ziekte op
    het niveau waar het hoort, op het dynamisch energetisch spirituele niveau. Hij geeft duidelijk aan dat
    ziekte niet iets stoffelijks is. Iedere materiële verandering is het gevolg van een ontregeling van de
    spirituele levenskracht, die aan het stoflichaam ten grondslag ligt. Het is een disfunctie van de Dynamis.
    Hahnemann‟s benadering van het begrip ziekte verschaft ons meer inzicht in zijn werkwijze.


    Classificatie van ziekten
    In het Organon geeft Hahnemann vanaf §72 de „Indeling der Ziekten‟:
    “De menselijke ziekten zijn te verdelen in twee groepen:
    a. snel verlopende aandoeningen van het uit zijn evenwicht gebrachte „ontstemde‟ levensbeginsel. Ze
    verlopen in een variërend, steeds beperkt tijdsbestek. Men noemt ze de acute ziekten.
    b. die ziekten, die klein, vaak ongemerkt beginnen het levende organisme, ieder op haar eigen wijze,
    dynamisch te ontregelen. Geleidelijk aan verwijdert het organisme zich daardoor steeds meer van de
    gezonde toestand, zodat de automatische, onbewuste, vitale energie, de zg. levenskracht (het
    levensbeginsel), die de gezondheid in stand behoort te houden, aan die ziekten van het begin af en in hun
    hele verloop slechts onvoldoende, ondoel-matige en nutteloze weerstand biedt.
       Ze kan ze op eigen kracht niet uitdoven, maar is, machteloos, genoodzaakt ze te laten voortwoekeren.
    Het organisme moet zich steeds meer laten ontregelen tot uiteindelijke algehele vernietiging. Dat noemt
    men chronische ziekten. Deze ontstaan door een „dynamische‟ infectie van een chronisch miasma.”


    Acute ziekten - incidenten
    Bij acute ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen twee grote groepen.
    De eerste groep omvat incidenten, waaronder acute ziekten op basis van een externe aanleiding worden
    verstaan. De acute ziekte voldoet aan bepaalde criteria: hij komt plotseling en snel op en vertoont een
    heftig karakter. Bewustzijn en beleving worden er geheel door in beslag genomen. Onbehandeld zal de
    acute ziekte zich na zijn natuurlijk verloop oplossen in herwonnen gezondheid. Was de patiënt echter al
    erg verzwakt en heeft de acute aandoening een hevig verloop, dan kan er levensgevaar dreigen en komt
    de patiënt misschien zelfs te overlijden. Wat bij „acute ziekten‟ - „incidenten‟ - het sterkst op de
    voorgrond treedt, is de heftigheid en intensiteit van de verschijnselen. Hierin drukt zich tegelijkertijd de
    onderliggende tendens uit van hoe en in welke mate de Dynamis is aangedaan.

    Chronische Ziekten, blz. 160:
    “Als incidenten die de kuur slechts tijdelijk storen, beschouw ik: overladen maag (die weer kan worden
    opgeknapt door honger, d.w.z. alleen maar wat dunne soep gebruiken i.p.v. een maaltijd en een beetje


                                                                                                             48
     
  • 49.
    koffie drinken), verderbedorven maag door vet vlees, vooral varkensvlees (herstel door honger en
  • Pulsatilla), bedorven maag met oprispen na het eten en vooral misselijkheid en braakneiging (hiervoor
    Antimonium crudum in hoge potentie), kou op de maag door eten van fruit (aan Arsenicum laten
    ruiken), klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven maag met gastrische koorts, rillerigheid en
    kou (Bryonia), enz…..
    Ergernis die een inwendige, stille kommer, verdriet of schaamte teweegbrengt (vraagt om Ignatia).
    Ergernis die toorn, heftigheid, hitte, geprikkeldheid produceert (behandelen met Chamomilla, maar met
    Bryonia indien naast de geprikkeldheid ook rillerigheid en lichamelijke kou aanwezig zijn). Ergernis
    met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit wat men juist in de hand heeft:
    Staphisagria) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte) innerlijke krenking (hiervoor
    Colocynthis).
     Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige liefde met jaloezie (Hyoscyamus). Een hevig
    kouvatten (schrijf naast binnen blijven in kamer of in bed Nux Vomica voor, als diarree het gevolg was
    Dulcamara, als pijnen volgen Coffea cruda, maar als koorts en hitte daaruit voortkomen Aconitum).
    En op blz. 161:
    Vertillen en verrekken (in enkele gevallen Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus
    toxicodendron), kneuzingen en verwondingen door stompe voorwerpen (Arnica), brandwonden
    (behandelen met omslagen van water met hoog gepotentieerde Arsenicum-dilutie of met urenlang
    ononderbroken applicatie van in flink heet water verhitte alcohol). Tenslotte verzwakking door verlies
    van lichaams-sappen en bloed (China) en heimwee met rode wangen (te verhelpen door Capsicum).”

    Opvallend is dat incidenten zich kunnen manifesteren op verschillende niveaus, zowel op het
    lichamelijk-functionele, alsook op het emotionele en mentale niveau .
    Incidenten zijn altijd overheersend, dat wil zeggen ze bepalen gedurende een bepaalde periode de
    levenssfeer van de patiënt.
    Wie een been breekt of van de trap valt en zich vreselijk bezeert, heeft pijnen en andere symptomen die
    zo belastend en bepalend zijn dat ze weinig ruimte laten voor de beleving van iets anders. De oorzaak is
    functioneel. De emotionele gevolgen worden doorgaans veroorzaakt door de heftigheid van de
    functionele oorzaak, de val.
    Bij klachten ten gevolge van kouvatten, verbranding of vertillen geldt eveneens dat het emotionele
    niveau sterker is aangedaan naarmate de functionele klachten erger zijn. Door de kracht van de externe
    prikkel wordt de Dynamis uit balans gebracht.
    Bij klachten als ergernis, verontwaardiging, teleurstelling, verdriet, kommer, krenking enz. is de patiënt
    het eerst op het emotionele vlak aangedaan. De klachten op dynamisch-functioneel niveau zijn het
    gevolg van de emotionele verstoring.
    In al deze gevallen ligt de oorzaak van het lijden BUITEN de patiënt. De oorzaak is exogeen. De Dynamis
    zelf is niet ziek, maar in een poging de balans te herstellen produceert zij de symptomen van een acute
    ziekte.
    In onze huidige dynamische samenleving, waar werken topsport is en de nadruk op jeugdigheid en
    kracht wordt gelegd, wordt nog zelden gemeten met de menselijke maat. Mensen voelen zich veelvuldig
    gekrenkt en gekwetst. Eén op de drie huwelijken strandt en eindigt met een echtscheiding, waarna de ex-
    echtelieden hun onenigheden verder uitvechten over de hoofden van hun kroost. Vrijwel onvermijdelijk
    raken alle betrokkenen, de kinderen incluis, hierdoor beschadigd.
    Wat betreft de maatschappelijke carrière schijnt het tegenwoordig onwenselijk te zijn zich aan een
    werkgever te „hechten‟. Regelmatig van baan veranderen hoort erbij, evenals stijgen op de
    maatschappelijke ladder totdat uiteindelijk een niveau is bereikt waarop we niet meer functioneren. Dit
    fenomeen heet het „Peter Principe‟. Het staat garant voor veel verdriet, onvrede en teleurstelling. Zulke
    ziekmakende omstandigheden hebben grote gevolgen voor de betrokkenen.


                                                                                                           49
     
  • 50.
    „Zorgen om dekinderen‟ zijn waarschijnlijk zo oud als de mensheid, maar de huidige maatschappelijke
  • ontwikkelingen lijken met zich mee te brengen dat zij nu meer gerechtvaardigd zijn en voor ouders een
    voortdurende bron van angst, verdriet en spanning vormen. Alle welvaart en materiële voorspoed ten
    spijt, leeft menigeen met de spanning van geldzorgen op de achtergrond. Armoede mag een grote
    spanningsbron zijn, rijkdom maakt mensen evenmin gelukkiger, zoals uit onderzoeken blijkt.
    Vanzelfsprekend raakt niet iedereen aangedaan door tegenzittende omstandigheden; dat verschilt per
    individu. Gevoeligheid maakt dat wij door een of andere indruk uit het lood geslagen worden, wat ons,
    om met de woorden van Hahnemann te spreken, gevoelig maakt voor incidenten. Behandeling is alleen
    dan noodzakelijk wanneer er symptomen zijn die om behandeling vragen. Uit de aanwezigheid van
    symptomen blijkt dat de patiënt moeite heeft de balans en daarmee de gezondheid te herstellen.

    Chronische Ziekten, blz. 157 en 158:
    “Deze methode, het gepotentieerde middel laten inwerken op de patiënt door hem eraan te laten ruiken,
    heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische
    ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen weer zo snel mogelijk uit de
    weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of minder sterkte via
    olfactie (ruiken) laten ontvangen.
    Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat, zodat de
    voortzetting van de behandeling der chronische ziekte het minst wordt opgehouden. Ja, als het incident
    op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen anti-psorische
    geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het ruikmiddel tegen de
    ziekelijke storing zo toegediend worden, dat zijn werking slechts juist toereikend is om het nadeel van de
    tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking voort te zetten.”
    Hahnemann spreekt hier over de behandeling van de incidenten tijdens de chronische ziekte van de
    patiënt.
    De patiënt lijdt dus, volgens Hahnemann, aan een incident EN een chronische ziekte. Van de invloed van
    het incident dient hij bevrijd te worden door een adequaat voorschrift tijdens en naast de behandeling
    van de chronische ziekte.
    Een adequaat voorschrift houdt in dat hij direct aan het passende geneesmiddel moet ruiken teneinde het
    incident zo snel mogelijk te boven te komen. Olfactie garandeert een snel effect. Bovendien verstoort het
    de chronische behandeling niet: „het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel werkt dan soms nog
    enige tijd door‟!
    Een ander voorbeeld is de chronische patiënt die verstoord raakt door een incident. Hier wordt het
    incident veroorzaakt door de levensomstandigheden die voortvloeien uit de chronisch constitutionele
    ziektesituatie. Het incident is complementair of aanvullend ten opzichte van de chronische situatie.
    Het zijn de specifieke leefsituatie en omstandigheden die gevoelig maken voor de inwerking van deze
    speciale tegenslag, die incident genoemd wordt.
    Chronische ziekten en incidenten zijn twee grootheden van verschillende orde die ieder op basis van
    gelijksoortigheid behandeling nodig hebben.
    Vergelijken we de aard van een incident met die van een chronische ziekte dan tonen zich wezenlijke
    verschillen in kenmerken, geaardheid en dynamiek. De behandeling dient hiermee rekening te houden,
    zowel in het geneesmiddelvoorschrift alsook in de potentiekeuze en de dosering.
    Voor de behandeling van incidenten wijst Hahnemann vooral op niet antipsorische, plantaardige en
    dierlijke geneesmiddelen, met als uitzondering de minerale middelen Arsenicum en Antimonium.




                                                                                                           50
     
  • 51.

  • Een tweedimensionaalplaatje is feitelijk ongeschikt om een driedimensionaal tijdsproces weer te geven.
    Toch geeft de bloem een impressie van het pathologisch krachtenspel waaraan de mens kan blootstaan.
    Ieder blaadje, ieder levensveld bezit een mogelijk ziekteverwekkende energie die de patiënt in onbalans
    kan brengen, met in de kern, het hart, de grondoorzaak van ziekte, de psorisch verstoorde Dynamis.
    Ieder blaadje bezit een andere dynamiek, een andere activiteit. De mate van pathologische activiteit, en
    de eruit voortkomende symptomen, bepalen de grootte van ieder afzonderlijk blaadje. Hoe meer
    symptomen samenhangen met, bijvoorbeeld, het blaadje incidenten, hoe meer dit de verhouding ten
    opzichte van de andere blaadjes en daarmee de „kleur‟ van heel de bloem bepaalt. De symptomen - de
    kleur van de gehele bloem - kunnen zich in relatief korte tijd wijzigen, afhankelijk van de verschillende
    levensprocessen. De bloem ontwikkelt zich immers ook in de tijd, gedurende het leven. Afhankelijk van
    de pathologische ontwikkelingsfase of de omstandigheden waarin de patiënt verkeert kan het
    zwaartepunt van het symptoombeeld - de kleur van de bloem - anders komen te liggen. Dan zijn andere
    geneesmiddelen geïndiceerd. Het leven laat zich moeilijk vangen in een plaatje, maar een dergelijke
    schematische voorstelling kan helpen voor de beeldvorming.


    Samenvatting
    Resumerend kunnen we stellen dat „een incident‟ zich kenmerkt door:
    --een buiten de patiënt liggende oorzaak (exogeen; de Dynamis zelf kan gezond zijn). De symptomen
    zijn verklaarbaar vanuit de levensomstandigheden en gebeurtenissen.
    --een plotseling opkomend klachtenpatroon met een heftig allesbepalend karakter (acuut).
    --een over het algemeen kenmerkend snel verloop.
    --uit zichzelf kunnen genezen.
    --goed behandelbaar met niet antipsorische homeopathische geneesmiddelen.


    Collectieve ziekten – epidemische ziekten
    De tweede groep van acute ziekten noemt Hahnemann collectieve ziekten, tussenziekten of morbi
    intercurrentes. Tegenwoordig noemen we ze epidemische ziekten.

    Organon, §73:
    “II. Collectieve ziekten:
    Er zijn ziekten, die hier en daar (sporadisch) enkele mensen tegelijk aantasten, veroorzaakt door
    atmosferische of tellurische invloeden en noxen, waarvoor maar enkele mensen op eenzelfde tijdstip
    vatbaar zijn. Hieraan grenzen de ziekten, die door eenzelfde oorzaak veel mensen met sterk
    overeenkomstige klachten epidemisch aantasten, ziekten, die dan gewoonlijk, als ze dicht opeen levende
    mensenmassa‟s op hun weg vinden, besmettelijk (contagieus) plegen te worden. Dan ontstaan er
    koortsende ziekten, elke keer van een eigen type, die, omdat ze van dezelfde oorsprong zijn, bij de
    besmette mensen steeds een gelijksoortig ziektebeeld verwekken. Als men ze op haar beloop laat, gaat de
    ziekte echter in een beperkte tijdsduur voorbij, met dodelijke afloop of met herstel. Oorlogsellende,
    overstromingen en hongersnood zijn niet zelden de aanleiding en oorzaak ervan.”




                                                                                                          51
     
  • 52.
    Collectieve- of epidemischeziekten zijn ziekten die van buiten de mens komen en zich, net als
  • incidenten, kenmerken door een voorbijgaand karakter. Een groot verschil met de incidenten is dat
    collectieve ziekten infectieus zijn en de een na de ander kunnen „aansteken‟, wat bij incidenten veel
    minder het geval is. Collectieve ziekten zijn primair koortsende acute ziekten die grote groepen mensen
    aandoen en die epidemische vormen kunnen aannemen. Influenza-achtige aandoeningen vallen onder de
    collectieve ziekten. Dat „oorlogsellende, overstromingen en hongersnood niet zelden de aanleiding en
    oorzaak zijn‟, zoals Hahnemann schrijft, geldt tot op de dag van vandaag. Wij horen vrijwel dagelijks in
    de media over een dreigende epidemie in een of ander rampgebied.
    Aanleiding en oorzaak zijn hier identiek en liggen buiten de mens. Ze hangen samen met de
    levensomstandigheden en niet primair met de constitutie. Desondanks heeft de patiënt een bepaalde
    ontvankelijkheid of gevoeligheid voor deze specifieke vorm van ziekte, een gevoeligheid die wellicht in
    andere omstandigheden als „gezond‟ geclassificeerd kan worden. Er bestaat niet noodzakelijkerwijs een
    endogene dynamische constitutionele predispositie om zo‟n ziekte te krijgen. Voorbeelden zijn tyfus,
    cholera, dysenterie, kinkhoest, mazelen, Spaanse griep, pest, polio, Ebola e.d. Haast altijd raken grote
    groepen mensen besmet en vallen er veel slachtoffers. Typische algemene kenmerken zijn acuutheid,
    heftigheid, intensiteit, hoge koorts, diarree, uitdroging en uitputting. Voor chronisch zieken leiden ze
    snel tot een crisis en eventueel de dood.
    De differentiaaldiagnose ligt in zulke gevallen in de individualisering van de subjectieve symptomen;
    symptomen die de ene patiënt onderscheiden van alle andere. Op grond van overeenkomende
    symptomen bij meerdere patiënten, en hun reactie op het voorgeschreven geneesmiddel, kan tevens
    worden voorgeschreven op de zogenaamde genus epidemicus van de collectieve ziekte. Het
    geneesmiddel dient dan, gelijksoortig aan de ziektedynamiek, in frequent herhaalde doses te worden
    toegediend tot er een duidelijke verbetering optreedt. Hoe heftiger en acuter de ziekte, hoe frequenter de
    inname van het passende geneesmiddel. Wanneer een duidelijke curatieve respons optreedt moet de
    frequentie worden verminderd om overstimulatie te voorkomen.

    Organon, §102:
    “Als men de symptomen van meer van zulke gevallen noteert, wordt het geschetste ziektebeeld steeds
    vollediger. Niet door meer uitgebreidheid en omhaal van woorden, maar doordat het beeld meer
    getypeerd, gekarakteriseerd wordt en de kenmerken van deze collectieve ziekte vollediger omvat. De
    algemene verschijnselen (bijv. gebrek aan eetlust, aan slaap enz.) worden ten opzichte van dit
    ziektebeeld nauwkeuriger bepaald en daartegenover treden de opvallende, speciale symptomen, die,
    tenminste in deze combinatie, schaarser en maar bij enkele ziekten voorkomen, duidelijk naar voren en
    vormen het kenmerkende van deze epidemie. Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast,
    hebben weliswaar een gelijke ziekte, voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het
    complete beeld van zo‟n epidemische ziekte en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een
    enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende
    lichamelijke condities volledig geabstraheerd en omschreven worden. De kennis van de totaliteit is
    nodig om een overzicht te krijgen over het gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest
    passende homeopathische geneesmiddel kan worden gekozen.”

    Tussenziekten en incidenten kunnen de chronische constitutiebehandeling danig verstoren en
    belemmeren. Dit is met name het geval indien de tussenziekte een lange nasleep heeft en de patiënt
    langer dan alleen gedurende de acute fase in het herstel belemmerd wordt. We moeten nu proberen met
    een goed voorschrift het herstel van de tussenziekte te bespoedigen. Immers, het doel van
    homeopathische behandeling is de patiënt te bevrijden van zijn chronische ziekte. De tegenslagen en
    collectieve ziekten die dit doel in de weg staan dienen uit de weg geruimd, opgelost te worden. Acute
    ziekten die geen correct, dat is geen spontaan genezend verloop hebben, verstoren de chronische


                                                                                                           52
     
  • 53.
    behandeling. Om dechronische behandeling zo snel mogelijk te kunnen voortzetten moet daarom bij
  • acute ziekten doelmatig worden ingegrepen. Hahnemann gebruikte voor de behandeling van
    tussenziekten voornamelijk plantaardige, niet antipsorische geneesmiddelen, aangevuld met de minerale
    middelen Arsenicum en Antimonium.

    Chronische Ziekten, blz. 161:
    “Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door antipsorica ook helemaal niet
    zo zelden behoefte aan het overige niet antipsorische geneesmiddelarsenaal, nl. in die gevallen, waarin
    tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten
    en gewoonlijk door meteorische of tellurische oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet
    onaangetast laten en op die manier de antipsorische kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende
    langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica die we al kenden,
    om welke reden ik er hier niets over hoef te zeggen, behalve dan dat de antipsorische behandeling
    volledig moet worden onderbroken, zolang de behandeling van de heersende en ook onze (chronische)
    patiënt aantastende tussenziekte duurt, ook al kost het hem in het ergste geval een paar weken.
    Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der geneesmiddelen
    door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de behandeling van
    de acute ziekte bijzonder bekort.”


    Behandeling van chronische ziekte
    Na de behandeling van de tussenziekte wordt de verdere behandeling van de chronische ziekte weer ter
    hand genomen. De acute collectieve ziekte is een bijkomende ziekte. De symptomen van de chronische
    ziektetoestand verdwijnen door de heftigheid van de acute aandoening naar de achtergrond, waardoor ze
    tijdelijk niet voor verdere behandeling in aanmerking komen. De Dynamis is sterk verminderd of zelfs
    niet ontvankelijk voor beïnvloeding door het diepwerkende antantipsoricum.
    De acute bijkomende ziekte „onderdrukt‟ de reeds langer bestaande chronische ziekte, wat een versnelde
    ontwikkeling van chronische pathologie kan impliceren.
    De toename van klachten resulteert in een acute ziekelijke verstoring, die soms samengaat met een
    verergering van de chronische ziektetoestand. Bij patiënten met een gebrekkige vitaliteit betekent dit dat
    wij voorzichtig moeten zijn met de eventuele herhaling van het geïndiceerde acute geneesmiddel. Een te
    enthousiast voorschrijven kan namelijk tot ongewenste verergeringen leiden. Natuurlijke ziekten kunnen
    elkaar onderdrukken en verergeren, net zoals overdosering met homeopathisch middelen kan
    onderdrukken en verergeren. Voor een snel, mild en duurzaam herstel is het essentieel ook hier uit te
    gaan van het gelijksoortigheidsprincipe, dat wil zeggen: de frequentie, potentie en dosering dienen
    gelijksoortig te zijn aan intensiteit, dynamiek en verloop van het ziekteproces.


    ‘Acute’ geneesmiddelen
    De werking, diepte en aard van het antipsoricum zijn ongelijksoortig aan de conditie van de Dynamis
    tijdens de tussenziekte. Het geneesmiddel, voorgeschreven op de chronische symptomen heeft een
    wezenlijk andere dynamiek en bezit een geheel andere symptoombeeld. In zo‟n geval zoeken we naar
    een geneesmiddel dat past bij de huidige, acute ziektetoestand. Dit geneesmiddel kan gevonden worden
    bij de niet antipsorische middelen: middelen van plantaardige en dierlijke oorsprong. Bij „acute
    geneesmiddelen‟ ligt het accent op plantaardige en dierlijke middelen, die als totaliteit complementair
    zijn aan minerale antipsorische constitutiemiddelen. Ten opzichte van de chronische ziekte zien we de
    acute ziekte als complementair, aanvullend, bijkomend.



                                                                                                           53
     
  • 54.
    Bivoorbeeld: het plantaardigemiddel Belladonna heeft grote affiniteit met zijn minerale complement
  • Calcarea carbonica. In de praktijk betekent dit dat de Calcarea carbonica patiënt gemakkelijk een
    Belladonna-beeld zal vertonen tijdens een acute ziekte. Tussen veel acute middelen en antipsorica
    bestaan complementaire verhoudingen. Precies zo kan een acute ziekte als complementair gezien worden
    aan de chronische ziektetoestand.
    Acuut miasmatische ziekten
    De derde vorm van acute ziekten bestaat uit acuut miasmatische ziekten. Hier zijn twee vormen van. De
    eerste vorm omvat de aandoeningen die zich gewoonlijk manifesteren als „acute kinderziekten‟.


    Organon, §73:
    “II. Collectieve ziekten
    Tenslotte zijn er de steeds op dezelfde manier weer optredende, eigensoortige, acute miasma‟s (die
    daarom bekend staan onder een vaste naam). Er zijn er die de mens maar éénmaal in zijn leven
    aandoen, zoals pokken, mazelen, kinkhoest, de voormalige gladde lichtrode roodvonk van Sydenham en
    de bof. Andere komen vaak op vrij overeenkomstige wijze terug, zoals de Levantijnse pest, de gele koorts
    van de kustlanden, de Oost-Indische cholera enz.”

    Een acuut miasmatische ziekte verloopt heftig. Kinderziekten vatten we op als een natuurlijke poging
    het organisme te bevrijden van degeneratieve pathologische tendensen die het via overerving heeft
    meegekregen. Hierin komt de relatie met de chronische constitutie naar voren. Globaal genomen doet
    een acuut miasmatische manifestatie zich het vaakst voor als een constitutionele reactie op een incident
    of tussenziekte. Het chronische beeld openbaart zich als een soort acute klacht, bijvoorbeeld: een astma-
    aanval, huiduitslag die opnieuw uitbreekt, een dikkedarmontsteking, een acute tandwortelontsteking die
    overgaat in een kaakabces. We hebben te maken met een opleving van de chronische ziekte, die het
    karakter aanneemt van een hevige acute klacht. De acuut miasmatische ziekte kan zich in veel gedaanten
    voordoen, veroorzaakt en gedreven door de onderliggende chronische ziektetoestand. Afhankelijk van de
    gesteldheid van de chronische ondergrond kunnen relatief zwakke prikkels een acuut miasmatische
    ziektecrisis oproepen. De hevige beginverergering die de homeopaat noodzaakt het gegeven middel te
    antidoteren, behoort feitelijk tot de acuut miasmatische ziekten. Hetzelfde geldt voor chronische
    klachten die als reactie op een homeopathisch middel dramatisch verergeren.
    Acuut miasmatische ziekten die zich herhalen binnen een bepaald tijdsbestek, allergieën bijvoorbeeld,
    worden wisselziekten genoemd.




                                          6. Ziekteclassificatie


                                                                                                          54
     
  • 55.
  • Hahnemann‟s stellingdat „chronische ziekten die ziekten zijn die berusten op een chronisch miasma‟
    heeft weinig begrip gekregen. Veel homeopaten zeggen dat ze “niet met miasma‟s werken”. Wordt er
    wel mee gewerkt dan staat te bezien of het werkelijk voor de behandelwijze inhoud en consequenties
    heeft. Suggesties naar voren gebracht tijdens seminars zijn evenmin bevredigend. De kwestie wordt
    dikwijls afgedaan met opmerkingen in de trant van “de miasmaleer is niet praktisch” en “als het
    geneesmiddel maar goed is”. In de literatuur vinden we twee mogelijkheden: de miasmatische belasting
    wordt gereduceerd tot een bacteriële c.q. virale belasting, of er wordt volstaan met de opsomming van
    rijen symptomen. Voor de praktijk schieten we er niets mee op. Sommigen gaan nog een stap verder en
    introduceren het bestaan van een tuberculinisch en een kanker miasma, met als toevoeging “dat er nog
    meer zullen volgen”. De zaken worden er niet duidelijker op. Het gebrek aan kennis, kunde en begrip
    gaat soms zelfs zo dat wij af en toe horen beweren dat Hahnemann aan het einde van zijn leven blijk gaf
    van beginnende dementie. De zesde editie van het Organon en de miasmaleer zouden daarom niet
    serieus genomen hoeven te worden. De bijdrage die Hahnemann aan de ontwikkeling van de
    geneeskunst heeft geleverd zou personen die „Hahnemanniaanse‟ homeopathie bedrijven toch minstens
    moeten verplichten om „open‟ te staan en zijn werken grondig te bestuderen. Overal in Organon en
    Chronische Ziekten benadrukt Hahnemann het belang van de miasmatische antipsorische behandeling.

    Organon, §5:
    “Voor zijn geneestaak heeft de arts de volgende hulpmiddelen nodig:
    a. bij acute ziekte de gegevens van de meest waarschijnlijke aanleiding.
    b. bij chronisch lijden de belangrijkste momenten uit de gehele ziektegeschiedenis, om de grondoorzaak
    ervan op te sporen, die meestal berust op een chronisch miasma.”
    Om in de voetsporen van Hahnemann te treden en in zijn „geest‟ homeopathie te bedrijven, zullen we
    ons intensief moeten bezighouden met de door hem nagelaten informatie om op basis van kennis en
    inzicht inhoud te geven aan de door hem gehanteerde begrippen. Zonder inhoudelijke betekenis draagt
    het woord psora niets bij aan de homeopathie. Hahnemann‟s ziekteclassificatie plaatst alle gehanteerde
    begrippen in een zinvol verband. De begrippen en hun inhoud bieden een leidraad voor de
    homeopathische praktijk die, naar mijn mening, op geen andere manier kan worden verkregen.

    Zoals we hebben gezien zijn er acute ziekten en chronische ziekten. De acute ziekten hangen samen met
    de omstandigheden, leefsituatie en buitenwereld van de patiënt. Aanleiding en oorzaak zijn exogeen; de
    Dynamis zelf is niet per definitie ziek. De acute symptomen ontstaan doordat de Dynamis als reactie op
    de sterke inwerking van het ziekmakend „agens‟ heftige „acute ziekte‟-symptomen produceert.


    Chronische ziekten – ander uitgangspunt
    Bij chronische ziekten ligt het heel anders. Daar is sprake van een duurzame ontregeling van het
    natuurlijk herstelvermogen, waardoor de Dynamis (levenskracht) niet meer bij machte is het natuurlijk
    evenwicht te herstellen tot een toestand van gezondheid. Chronische ziekte is zo bezien niet (meer)
    primair afhankelijk van de buitenwereld of de omstandigheden. Zelfs bij optimale
    levensomstandigheden zal een chronisch ziektebeeld zich verder ontwikkelen en uiteindelijk het leven
    diepgaand ontregelen. Deze chronische ziekten zijn endogeen, verbonden aan een disfunctionerende
    levenskracht.
    De eerste besmetting met een chronisch miasma komt ten dele neer op een stoffelijke infectie. De
    bacteriële besmetting is evenwel niet meer dan de stoffelijke vertegenwoorder van de dynamische



                                                                                                        55
     
  • 56.
    infectie die achterde bacteriële schuil gaat. De bacterie is het voertuig waardoor de dynamisch
  • chronische ziekte-impuls, die de levenskracht permanent zal ontregelen, wordt overgedragen.
    Bij een chronisch miasma draagt de dynamische infectie van de levenskracht een soort symbiotisch
    karakter, waardoor de infectie min of meer versmelt met de Dynamis. Vanaf de eerste besmetting zal het
    pathologisch dynamisch chronisch miasma het gezond functioneren van de levenskracht blijvend
    ontregelen. Vanaf het moment van besmetting wordt de chronisch miasmatische infectie endogeen, met
    andere woorden: ze maakt deel uit van de individuele constitutie. De „ruimte‟ die deze disfunctie creëert
    geeft bacteriële c.q. virale infecties de kans het organisme aan te vallen. Een gezonde Dynamis
    daarentegen biedt bacteriële infecties geen kans zich te ontwikkelen. De levenskracht zal er door middel
    van het haar ten dienste staande immuunsysteem direct mee afrekenen. Enkel wanneer de Dynamis
    chronisch ontregeld (ziek en zwak) is kunnen microben, virussen e.d. in het organisme „voet aan de
    grond‟ krijgen. De levenskracht kan op uiteenlopende manieren ontregeld zijn.


    Actie = reactie
    Op iedere prikkel die wordt uitgeoefend op een gezonde Dynamis komt een omgekeerd evenredige
    reactie. Op een honderd procent actie reageert de Dynamis met een honderd procent reactie. De
    fundamentele, dialectische natuurwet „actie = reactie‟ ligt aan de gehele schepping ten grondslag. De
    Dynamis functioneert volgens hetzelfde grondprincipe, waarop wordt gedoeld met de term vis
    medicatrix naturae, het zelfgenezende vermogen van de natuur. Bij chronische ziekte raakt het principe
    van „actie = reactie‟ in het gedrang. Het zelfgenezende vermogen van de Natuur is verstoord geraakt.
    Om die reden noemt Hahnemann een verstoring op dit niveau de grondoorzaak van chronische ziekte.
    Dieper ziek kan de mens niet zijn.
    Met miasmatische ziekten worden ziekten bedoeld die dynamisch endogeen zijn. Bij de miasmatische
    ziekten wordt ervan uitgegaan dat de Dynamis zelf ziek is en derhalve niet meer gezond en curatief
    kan reageren.
    Bij miasmatische ziekten maakt Hahnemann onderscheid tussen venerische en niet-venerische ziekten.
    De venerische ziekten noemde hij respectievelijk „Syfilis‟ en „Sycosis‟. Het chronisch niet-venerisch
    miasma noemt hij „Psora‟. Het psora-miasma vormt volgens Hahnemann de grondoorzaak voor de
    meeste chronische ziekten.
    ‘Psora’ is in eerste instantie een exogene besmetting, die zich echter direct na de contaminatie op
    symbiotische wijze verbindt met de Dynamis, de levenskracht, en zich manifesteert als een ontregeling
    ervan.
    Het Psora miasma
    Hahnemann beschouwt het chronisch miasma psora als de grondoorzaak van chronische ziekten. De
    vraag rijst wat onder „psora‟ moet worden verstaan. Hoe wordt de Dynamis aangedaan, met als gevolg
    dat deze direct na de psorische infectie chronisch ziek is?

    Organon, §80:
    “Maar bij de psora laat het inwendige ontzagwekkende chronische miasma, eveneens pas na voltooide
    inwendige aantasting van het hele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die soms
    maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijk kriebelige, opwindende jeuk en een speciale
    geur. Die psora is de echte fundamentele oorzaak en verwekker van bijna alle overige, veel
    voorkomende, zelfs ontelbare ziektebeelden, die optreden onder zulke namen als …”

    Het psorisch miasma wordt gekenmerkt door enkele primaire eigenschappen. Ten eerste de
    incubatietijd, de periode die de Dynamis nodig heeft om te reageren. Gedurende de periode waarin de
    herstelreactie (curatieve respons) uitblijft, neemt de inwendige dynamische verstoring toe. Na


                                                                                                          56
     
  • 57.
    besmetting door hetpsorisch miasma doet de Dynamis er zo‟n zes tot veertien dagen over om het
  • primaire symptoom - de huidreactie - te produceren. Zoals Hahnemann zegt, toont het zich dikwijls
    onvoldoende en incompleet. „Incubatietijd‟ betekent „vertraagd reageren‟ - de reactie van de Dynamis
    treedt vertraagd op en het beperkte aantal blaasjes staat gelijk aan „incompleet reageren‟.Voor de goede
    orde in het geval van psora als chronisch miasma spreken we niet over de schurftmijt maar over een
    chronisch dynamische besmetting, die zich primair uit in blaasjeseczeem Verder hebben de blaasjes, die
    als drukventiel voor het inwendige lijden fungeren, de neiging weer spontaan te verdwijnen, wat
    typerend is voor het latent worden van het psorisch miasma. Zolang de blaasjes zich als uitdrukking van
    psora op de huid bevinden, spreken we van „primaire psora‟. Primaire psora is nog eenvoudig te
    genezen. De huiduitslag die spontaan of door onderdrukking verdwijnt, noemen we secundaire psora.
    Deze vorm is verantwoordelijk voor het merendeel der symptomen die zich nadien ontwikkelen. Deze
    zijn veel moeilijker te genezen. De patiënt is chronisch ziek, maar de symptomen waaruit dat in het
    begin duidelijk zou kunnen worden verdwijnen veelal uit zichzelf weer naar de achtergrond.
    „Traagheid, incomplete reacties en neiging latent te worden‟ karakteriseren het psorisch miasma en de
    eruit voortvloeiende chronische ziekten.
    Organon, §8:
    “Als men bedenkt dat deze oeroude infectielont geleidelijk gedurende een paar honderd generaties vele
    miljoenen menselijke organismen is doorgesmeuld en zodoende tot een onvoorstelbare ontwikkeling is
    gekomen, is het enigszins te begrijpen hoe zij zich in zo talloos vele ziektebeelden van de mensheid kon
    differentiëren. Vooral, als we in overweging nemen hoeveel factoren meewerken in de vorming van deze
    grote verscheidenheid aan chronische ziekten (de secundaire symptomen van de psora), ongeacht al de
    enorme variaties van aangeboren menselijke constitutietypen, zo oneindig verschillend van elkaar, dan
    is het geen wonder dat het psorisch miasma in zo verschillende organismen met zoveel verschillende,
    vaak permanente van binnenuit en buitenaf inwerkende noxen, ook zo‟n enorme variatie aan gebreken,
    verval, ontstemmingen en kwalen kan produceren. En die werden in de oude ziekteleer onder een hele
    serie eigen benamingen ten onrechte als op zichzelf staande ziekten opgevoerd.”

    De kenmerken „traag‟, „incompleet‟, „te weinig‟, „te kort‟ en de neiging om latent te worden, zo
    karakteristiek voor deze chronische, endogene verstoring van de Dynamis, maken dat het psorisch
    miasma het tijdsmiasma kan wordt genoemd. De psorische kenmerken blijven zich gedurende heel het
    chronische ziekteverloop manifesteren. Chronische ziekten die berusten op psora worden getypeerd door
    een trage ontwikkeling, een incompleet en aspecifiek symptoombeeld en de gemakkelijke
    „onderdrukking‟ ervan. Onderdrukking zal steeds een secundaire reactie en daarmee een verdere
    ontregeling van de Dynamis tot gevolg hebben. Door het vertraagde, psorische reactiepatroon zal er
    ogenschijnlijk geen verband bestaan tussen bijvoorbeeld de migraine van een paar jaar geleden en de
    chronische maagklachten van nu. Psora vertroebelt onderliggende samenhangen en werkt zo
    symptomatisch voorschrijven (voorschrijven op enkele symptomen) in de hand. Voorschrijven op een
    beperkte groep symptomen, zonder rekening te houden met de psorische constitutielaag, betekent op
    termijn een terugkeer van de oorspronkelijke, of ernstiger, symptomen. Duurzame genezing blijft
    achterwege. Bij alle ziekten met een langdurig verloop of ontsproten aan een familiare erfelijke tendens
    is het psorisch miasma de diepst onderliggende verstoring. Wanneer de psorische belasting reeds sedert
    generaties zwaar op de leden van een familie drukt, is het ondenkbaar dat zo‟n belasting met één enkel
    antipsorisch voorschrift kan worden opgelost. Een patiënt met eczeem die uit een familie komt waarin
    huiduitslag een overheersend probleem is zal niet na één dosis van een antipsoricum van z‟n eczeem af
    zijn.

    Organon, §171:



                                                                                                         57
     
  • 58.
    “Bij de niet-venerische,dus de meest voorkomende, door psora ontstane chronische ziekten heeft men
  • voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
    volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
    middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

    Chronische ziekten, blz. 127:
    “Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm - met uitzondering
    van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
    huiduitslag vergezelde - dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
    tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
    enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
    te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
    van vele na elkaar.”

    De Dynamis is door de symbiotische, psorisch functionele ontregeling zozeer uit balans dat de patiënt
    veelal door enkele opeenvolgende ziektestadia heen gaat. Het klachtenpatroon openbaart zich als „acuut
    miasma‟ of er ontwikkelt zich op basis van onderdrukking of verlaagde vitaliteit, een ander, ernstiger
    ziektebeeld. Met Dynamis, en patiënt, gaat het bergafwaarts. Het acuut doen verdwijnen van de
    chronische symptomen is geen oplossing. Voor een duurzame genezing zullen de verstoringen
    geleidelijk, in omgekeerde volgorde van hun ontstaan, moeten worden opgelost. Daarbij doorloopt de
    patiënt alle voorgaande ziektestadia van de levenskracht.

    Antipsorica
    Sommige homeopathische middelen hebben een specifiek antipsorische werking. Ze worden antipsorica
    genoemd.
    De Dynamis heeft de grootste affiniteit met het element water. Als oerbron van het leven biedt water de
    Dynamis de mogelijkheid zich optimaal uit te drukken. In het element water bevinden zich mineralen.
    Deze mineralen worden door de Dynamis benut voor het creëren van het stoflichaam. Mineralen maken
    het mogelijk dat de Dynamis het energetisch levensveld kan laten „stollen‟ tot waarneembare
    lichamelijkheid. Behalve de affiniteit met water is er dus eveneens de affiniteit met het mineralenrijk
    waaruit de menselijke constitutie is opgebouwd. De Dynamis bouwt het menselijk lichaam met behulp
    van water en mineralen. Gaat er in het functioneren van de Dynamis iets fout, dan zal dit op grond van
    de sterke wederzijdse affiniteit tussen Dynamis en mineralenrijk, voornamelijk gevolgen hebben voor de
    kwalitatieve en later de kwantitatieve mineralenhuishouding.
    Wij spreken daarom van een Sulphur-, Silicea-, Calcarea carbonica- of Phosphorus-constitutie. De
    geneesmiddelen die het psorisch disfunctioneren van de Dynamis het diepst kunnen spiegelen zijn de
    minerale geneesmiddelen. De antipsorische geneesmiddelen, die de Dynamis duurzaam kunnen
    bevrijden van de psorische belasting, zijn voornamelijk afkomstig uit het mineralenrijk. De plantaardige
    en dierlijke middelen behoren volgens Hahnemann tot de overige homeotherapeutica, die geïndiceerd
    zijn bij „acute ziekten‟, „incidenten‟ en „collectieve ziekten‟. Duurzame genezing van chronische ziekten
    hoeven we van deze geneesmiddelen in de regel niet te verwachten.

    Chronische Ziekten, blz. 176:
    “In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
    daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
    van de haast ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het
    voornaamste antipsoricum, Sulphur, met Phosphor en andere brandbare substanties uit de planten- en



                                                                                                          58
     
  • 59.
    mineralenwereld tot hetgebruik van laatstgenoemden, en enkele animale stoffen sloten daarbij aan door
  • analogie en opgedane ervaring.”
    Gedurende vele generaties heeft de psorische belasting zijn stempel op de mens en zijn ontwikkeling
    gedrukt. Het te weinig, te kort, vertraagd en incompleet reageren kunnen we zodoende doortrekken naar
    alle niveaus van menselijk functioneren. Ongenezen chronisch miasmatische belastingen blijven
    verbonden met de Dynamis.
    De chronisch pathologische belasting gaat met de conceptie over op de levenskracht van het nageslacht,
    waarmee de basis wordt gevormd voor het ontstaan van chronische ziekten. Soms toont het zich vanaf de
    geboorte in de vorm van, bijvoorbeeld, dauwworm, maar vaker komt de ware aard van psora pas op een
    later tijdstip naar boven. Een gezond mens functioneert op alle niveaus gezond. Hij kan op iedere
    levensgebeurtenis spontaan naar zijn innerlijke geaardheid reageren. Bij de psorische mens is dit niet het
    geval. Wat zich op het functionele vlak openbaart als gebrekkig reageren, met chronische ziekte als
    gevolg, manifesteert zich op het gevoels- en emotionele vlak als niet bij de eigen beleving kunnen
    komen of er niet mee kunnen omgaan.
    Op het mentale niveau veroorzaakt het, bijvoorbeeld, concentratiezwakte of een behoefte aan autoriteit
    vanwege existentiële onzekerheid. Psora staat voor existentiële onzekerheid, angst om te leven. Het
    zelfbeeld, het zelfvertrouwen of beter, het gebrek eraan, wordt mede beïnvloed en bepaald door de
    psorische gesteldheid van de mens.
    Het zijn dergelijke patronen die de homeopaat herkent als typerend voor Natrium, Sulphur, Phosphorus
    e.d. Het zijn creaties van de Dynamis.
    Hoe gezonder de Dynamis, hoe gezonder en duidelijker het beeld en hoe groter de kans op genezing.
    Hoe zieker de Dynamis, hoe pathologischer de klachten en hoe moeilijker genezing kan worden bereikt,
    speciaal wanneer het constitutionele beeld door veel eerdere behandelingen is verstoord, vertroebeld of
    geblokkeerd. Een patiënt met een constitutioneel Natrium muriaticum-beeld zal in verschillende
    levenssituaties anders reageren dan iemand met een Phosphorus-constitutie. Heel het sociale en
    emotionele leven, en de gemaakte keuzes, worden mede bepaald door iemands constitutie. Bij psorische
    patiënten overheersen twijfel, aarzeling en besluiteloosheid, resulterend in reacties die nét niet adequaat
    genoeg zijn, zodat bijvoorbeeld de baan of relatie waarop zij hadden gehoopt aan hun neus voorbij gaat.
    Het psorisch miasma houdt beperking in van de „vrije‟ ontwikkeling, waardoor een gezond mens,
    „patiënt‟ ( „de geduldige‟) wordt. Geduldig tot hij uit de ketenen van zijn miasmatische belasting wordt
    bevrijd.
    Omdat hij hiertoe zelf niet bij machte is - niemand kan zichzelf aan de haren uit de put trekken - behoeft
    hij een antipsorisch middel om de Dynamis op weg te helpen.
    De antipsorische behandeling bevrijdt de dynamis van de ketenen van de psorische belasting, zodat „de
    met verstand toegeruste geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere
    bedoelingen van ons bestaan‟, zoals Hahnemann schrijft in §9 van het Organon.


    Het Sycotisch miasma
    Bij de psorische belasting leidt de verstoring van de Dynamis tot „tekort‟ en „gebrek‟. Het
    tegenovergestelde is het geval bij de sycotische belasting. Op iedere prikkel die de Dynamis aanzet tot
    reageren wordt overmatig gereageerd. De reactie wordt getypeerd door „te veel‟, „te heftig‟, „snel en
    overdadig‟. De gonococcus bacterie is het voertuig dat het sycotische miasma overdraagt.
    Voortkomend uit een besmetting met gonococcus en de eruit voortvloeiende „infectie‟ met het sycotisch
    miasma tijdens geslachtsgemeenschap, ontstaat het primaire symptoom, de „druiper‟ of gonorroe. Het
    eerste kenmerk is „toename‟, een vermeerdering van afscheiding uit de urethra, een teken van teveel of
    overdaad.



                                                                                                            59
     
  • 60.
  • “Voetnoot 1:
    Gewoonlijk is bij deze soort druiper het secreet direct van het begin af aan dikachtig, als etter; het
    urineren is weinig pijnlijk, maar het corpus penis enigszins hard gezwollen, ook wel aan de dorsale kant
    bedekt met klierknobbels en erg pijnlijk bij aanraking.”

    Dit geeft een globale indruk van het verloop van het sycotisch miasma. Centraal bij het sycotisch
    miasma staan: heftigheid, ontsteking, pijngevoeligheid, pusvorming, klierzwellingen, wratvorming,
    poliepvorming en andere excrescenties, al dan niet bloedend, e.d. Er is overmaat, „teveel‟ aan weefsel en
    uitscheidingen. Dikwijls lijkt de patiënt zieker dan hij is. Anders gezegd: van deze vorm van ziek-zijn
    geneest hij gemakkelijker dan van vergelijkbare symptomen ontsproten aan het psorisch miasma. Over
    het algemeen heeft het ziekteproces een actief, beweeglijk, dynamisch verloop. De beleving, de
    „zijnstoestand‟ is gevoeliger, heftiger, geprikkelder en extraverter dan die van de meer psorische patiënt.
    Dit maakt dat de sycotische patiënt sneller geneest. Als er veel beweging, veel dynamische activiteit is,
    is er navenant veel actiepotentiaal waaraan een homeopathisch middel kan appelleren. Een
    genezingsreactie komt daardoor sneller tot stand. De Dynamis raakt besmet met het sycotisch miasma
    door geslachtsverkeer en vervolgens, nadat gedurende de incubatietijd de Dynamis doordrongen en
    verbonden is met de sycotisch-dynamische activiteit, ontstaat een ontregeling van de vitale
    levensprocessen op basis van overreacties.
    Vanaf het latent worden van de druiper, spontaan of door onderdrukking, zal de endogene sycotische
    belasting bij vlagen, soms in afwisseling met de vaak onderliggende psorische diathese, het
    reactiepatroon bepalen, bijvoorbeeld tijdens een acuut miasmatische ziektefase.
    De hoedanigheden van het sycotisch miasma laten zich herkennen op alle levensniveaus. Karakteristiek
    is de hang naar buitensporigheid. De sycotische mens kleedt zich opvallend, gedraagt zich extravert,
    vindt alles normaal. “Alles moet kunnen.” Hij kent weinig grenzen en is op zoek naar de „kick‟ in het
    bestaan. Hij doet zijn uiterste best niets in het leven te missen en zijn behoeften volledig te bevredigen.
    Dit kan zich uiten op zowel het seksuele, financiële, relationele vlak als in de carrière. Sycotische
    tendensen zijn waarneembaar in koopgedrag, in muziek of uitgaan, in de snelheid van auto of computer,
    in bungee-jumping en wapenwedloop. Heel het leven is doorspekt met de behoefte aan meer, beter,
    sneller, indrukwekkender, en dat alles ten koste van …? Het door sycotisch verlangen gestimuleerde
    begeerteleven doet de mens streven naar zoveel mogelijk dingen voor zo weinig mogelijk geld, met de
    eigen gezondheid en de planeet aarde als uiteindelijke verliezers. De planeet wordt ziek doordat de mens
    zijn begeerte naar meer, meer, en nog meer wil bevredigen. De zich op aarde voltrekkende rampen
    dragen naar signatuur dezelfde sycotische kenmerken van heftigheid, felheid, overdaad en exces.
    In „sycosis‟ ontbreekt rust. Er is geen ontspanning, geen afstand, geen introspectie; er is uitsluitend
    dynamiek, beweging, impuls en bevrediging. De westerse samenleving is een uitgesproken voorbeeld
    van sycosis. Het westen consumeert pakweg 80% van de wereldenergievoorraad. Het sycotisch miasma
    heeft het begeerteleven van veel mensen geïnfecteerd.
    In ziekteprocessen zien we de sycotische „drive‟ eveneens terug. ADHD, allergieën, vaccinaties en de
    schadelijke gevolgen ervan, de versnelde ontwikkeling van de jeugd - tanden wisselen op vijfjarige
    leeftijd, menstruatie vanaf tien jaar, vervroegde seksuele activiteit, toename van seksueel overdraagbare
    ziekten - allemaal afspiegelingen van sycotische tendensen. Te snel, te vroeg, te veel, overal overdaad.
    Hahnemann besteedt in de Chronische Ziekten slechts drie bladzijden aan het sycotisch miasma. Als
    medicatie noemt hij slechts twee hoofdmiddelen, namelijk het plantaardige middel Thuja en het minerale
    middel Nitricum acidum. Dit tweetal komt aan bod wanneer de sycosis zuiver en op zichzelf staand
    behandeld kan worden.
    Reeds in Hahnemann‟s tijd was het zo dat een contaminatie en vermenging van twee of incidenteel van
    drie miasma‟s plaatsvond.


                                                                                                            60
     
  • 61.
    In onze tijdis zo‟n vermenging vaker regel dan uitzondering, in het bijzonder omdat kinderen de
  • dynamisch miasmatische tendensen van hun ouders en voorouders „latent‟ meekrijgen door overerving.
    Net als bij het wekken van latente psora, vlamt de sycotische tendens op door levensomstandigheden. De
    ziekte draagt veelal het kenmerk van een acute ziekte.
    Eventuele chronische ziekten worden getypeerd door heftigheid, intensiteit in de beleving, de snelle
    overgang tot pusvorming die, ongenezen blijvend, een permanent karakter gaat vertonen.

    Chronische Ziekten, blz. 105:
    “Was de zieke echter tegelijk ook door andere chronische ziekten aangetast, zoals gewoonlijk het geval
    is na zulke agressieve kuren als bij condylomata door allopathische artsen worden toegepast, dan vindt
    men vaak een ontwikkelde psora als complicatie van de sycosis, wanneer zoiets al latent in hem
    aanwezig was, zoals erg vaak het geval is. Tevens zijn, als een slechte behandeling van een venerische
    sjankerziekte is voorafgegaan, deze beide miasmata ook nog eens met syfilis gecombineerd. Dan is het
    nodig allereerst het ergste deel, de psora, met de hierna genoemde, specifieke antipsorische
    geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te gebruiken, eer
    men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen, tegen de syfilis voorschrijft.
    Daarna herhaalt men deze alternerende behandeling zo nodig, totdat volledig herstel is bereikt.”

    De behandeling waarop Hahnemann hier in Chronische Ziekten doelt betreft patiënten die sycosis en/of
    syfilis hebben doorgemaakt en tevens lijden aan latente, onderliggende psora, die of door eigen
    besmetting is ontstaan of via overerving is meegekregen.
    Zo zijn het sycotisch en het syfilitisch miasma altijd geënt op het diep daaronder liggende psorisch
    miasma, als oudste verstoring. Bij de chronische ziektebehandeling moeten we voorschrijven op het
    miasma dat zich qua symptomen en dynamiek het sterkst manifesteert. De verschuiving van symptomen
    en miasmatische ondergrond maakt deel uit van een continu proces van wisselwerking met de
    levensprocessen in binnen- en buitenwereld. Afhankelijk van de wisselwerking tussen constitutie en
    omstandigheden, zal de patiënt al dan niet reageren met pathologische symptomen en is de gezondheid
    verstoord.


    Het Syfilitisch miasma
    Het syfilitisch miasma behelst een verstoring van de Dynamis die deze doet reageren op overprikkeling
    met ontregeling en daaruit voortkomende ontaarding van het aangedane orgaan. Destructie van weefsel
    typeert de syfilitische reactie.
    Zoals Hahnemann beschrijft in Chronische Ziekten gaat syfilis, indien gecompliceerd, meestal een
    combinatie aan met psora, en slechts in sporadische gevallen met sycosis. Waarom dit zo is wordt
    duidelijk wanneer we de kenmerken van beide venerische ziekten naast elkaar leggen. We zien dan dat
    beide wat betreft het verloop van de symptomen een vergelijkbare dynamiek en snelheid bezitten. Ze
    zijn zo gelijksoortig dat de een de ander verdringt of zelfs een infectie met het andere miasma belet.

    Chronische Ziekten, blz. 106:
    “Bij de behandeling van de venerische ziekte moeten drie toestanden worden onderscheiden:
    1. Ze is nog alleen en vertoont het bijbehorende locale symptoom, de sjanker, of, als ook deze is
    weggewerkt, heeft ze tenminste nog het locale symptoom dat op gelijke wijze vicariërend voor de
    inwendige aandoening optreedt, nl. de liesbuil (bubo, boulain)
    2. Ze is weliswaar nog alleen, d.w.z. nog zonder complicatie met een tweede of derde chronisch miasma,
    maar is al beroofd van het plaatsvervangende locale symptoom zelf, de sjanker (en de bubo).



                                                                                                           61
     
  • 62.
    3. Ze isreeds met een andere chronische ziekte, d.w.z. met een reeds ontwikkelde psora gecompliceerd,
  • hetzij met nog aanwezig lokaal symptoom of nadat dit al plaatselijk verdreven is.”
    .
    Hahnemann had dagelijks te maken met syfilispatiënten („Franse ziekte‟). Het lijdt geen twijfel dat hij
    tevens de verderfelijke gevolgen van de allopathische behandeling van syfilis heeft gezien. Syfilislijders
    kregen zoveel pure kwikzilver toegediend dat ze na drie weken „spontaan‟ al hun tanden kwijt waren!
    Gedurende de incubatietijd, die volgt op de besmetting met het syfilitisch miasma, werkt de destructieve
    tendens van het miasma in op de Dynamis. Het primair affect manifesteert zich als sjanker, of soms als
    bubo of liesbuil, een lymfeklierzwelling in de lies. De sjanker of syfilitische zweer is een lesie, een
    verstoring van de natuurlijke continuïteit van de huid. Het primair affect draagt reeds het kenmerk van
    weefseldestructie. In dit stadium is er feitelijk nog geen sprake van chronische ziekte, doch eerder van
    een acute aandoening, die gemakkelijk homeopathisch te genezen is.

    Chronische Ziekten, blz. 109:
    “Want onder deze omstandigheden en als ze niet nog bovendien met psora is verwikkeld, kan men op
    grond van veelvuldige ervaring en met reden beweren dat er geen chronisch miasma, geen uit een
    miasma ontstane chronische ziekte op aarde bestaat, die geneeslijker en makkelijker te genezen zou zijn
    dan deze.”

    Volgens Hahnemann “is het syfilitisch miasma verreweg het eenvoudigst te genezen, terwijl de sycosis
    het minst voorkomt” (in de huidige tijd wellicht meer). Genezing van psora daarentegen is het moeilijkst
    en behoeft veel antipsorische middelen. Bij genezing van de achterliggende chronisch miasmatische
    aandoening verdwijnt automatisch eveneens de bijbehorende bacteriële infectie.
    Het syfilitisch miasma leidt tot vernietiging van weefsel. Bij de behandeling van patiënten met een
    syfilitisch symptoombeeld spreekt het haast vanzelf dat het voorgeschreven middel snel
    genezingsreacties moet uitlokken omdat het destructieve karakter van dit miasma anders wellicht weinig
    meer te genezen overlaat! Het verdrijven van het primair affect, de sjanker, met uitwendige of inwendig
    onderdrukkende middelen maakt de aandoening chronisch.
    Dit heeft misvormingen en destructie van inwendige organen tot gevolg. Voor het eventuele nageslacht
    houdt het aangeboren afwijkingen in, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down, spina bifida,
    anencephalisme, e.d. In de primaire fase is een enkele dosis van het beste kwikmiddel (Mercurius
    solubilis) toereikend om de sjanker en daarmee de syfilis in veertien dagen volledig te genezen. (Voor
    psora in de primaire fase zijn drie maanden benodigd!).
    De gevolgen van het syfilitisch miasma tonen zich eveneens op andere niveaus. Omdat syfilis reeds
    generaties in de mensheid verankerd is, zien we de effecten bijna nog vaker op de minder stoffelijke,
    meer spirituele niveaus. In onze westerse samenleving doch zeker ook wereldwijd kunnen we de
    destructieve elementen en tendensen waarnemen. We denken hier aan zorgwekkende zaken zoals: het
    gat in de ozonlaag, natuurrampen, globale opwarming, milieuverontreiniging, de conditie van het
    drinkwater, BSE en varkenspest, toename van criminaliteit, vandalisme, moord en doodslag,
    kinderporno, het de persoonlijkheid vernietigende religieus fanatisme c.q fundamentalisme, het gebruik
    van massavernietigingswapens.
    Vernietigingsdrang is weliswaar van alle tijden, maar we kunnen toch wel stellen dat de destructieve
    capaciteit nooit eerder in de geschiedenis zo nadrukkelijk aanwezig is geweest en nooit in zo‟n mate dat
    het gehele mondiale organisme op alle niveaus volledig vernietigd kon worden. Deze ontwikkeling heeft
    zich voltrokken in een tijdsbestek van niet meer dan honderd jaar. Tegen de achtergrond van de
    aardeontwikkeling beslaat dit een fractie van een ademteug in een mensenleven. De ontregelende,
    desintegrerende en vernietigende tendensen van het syfilitisch miasma grijpen razendsnel om zich heen.



                                                                                                           62
     
  • 63.
    In onze tijdgaat het syfilitisch miasma doorgaans een verbinding aan met het psorisch miasma, alsof het
  • erop is geënt. Bij individuele patiënten uit zich dit in chronische ziekten van algemeen psorische aard die
    gepaard gaan met acute fasen die om antisyfilitische middelen vragen. Bijvoorbeeld: de Sulphur-patiënt
    (psorisch) die ‟s nachts zo‟n jeuk heeft dat het hem uit de slaap houdt heeft Mercurius nodig.


    De ziekteclassificatie centraal
    Uit grondige bestudering van Organon en Chronische Ziekten blijkt dat de ziekteclassificatie voor
    Hahnemann centraal stond. Bij de chronische ziektebehandeling dient de „grondoorzaak‟ te worden
    opgespoord en opgeheven. De grondoorzaak is het psorisch miasma. Het is het einddoel van de
    behandeling. De niet antipsorische geneesmiddelen hebben een complementaire en ondersteunende
    functie waar ziekte voortkomt uit incident, tussenziekte, sycosis of syfilis.
    Het is de taak van de homeopaat om te beoordelen met welke ziektevorm hij te maken heeft. Hij kan zo
    een prognose opstellen voor de actuele situatie en vaststellen wanneer de antipsorische behandeling
    begonnen dan wel voorgezet kan worden.
    De Dynamis kan uitsluitend op drie manieren chronisch endogeen verstoord zijn. Ze kan te weinig, te
    veel of destructief reageren. Deze endogeen chronische verstoringen van het gezonde reactiepatroon van
    de Dynamis noemt Hahnemann vanwege hun permanente symbiotische karakter, chronische miasma‟s.
    De chronische miasma‟s laten zich herleiden tot drie verstoringen, die Hahnemann psora, sycosis en
    syfilis noemt. Alle andere chronische verstoringen zijn variaties op dit drietal.


    Samenvatting
    Ziekteclassificatie en miasmaleer vormen de basis van de homeopathie. Bij ziekte
    onderscheiden we acuut en chronisch.
    Acute ziekten omvatten incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Ze hebben een
    exogene oorzaak.
    Incidenten en epidemische ziekten zijn exogene verstoringen die de Dynamis weliswaar in onbalans
    brengen en daardoor symptomen veroorzaken, maar waarbij de Dynamis zelf niet is aangetast.
    Chronisch miasmatische belastingen zijn ziekten binnenin de mens (endogeen); drieledige ziekten van
    de Dynamis. Ze berusten op een te zwak, een te sterk of een destructief reactiepatroon. Er zijn drie
    chronisch miasmatische verstoringen: psora, sycosis en syfilis.
    Endogeen miasmatisch dynamische verstoringen ontregelen de gezondheid van de mens chronisch,
    waardoor hun pathogene invloed zich uiteindelijk op alle niveaus van het leven in binnen- en
    buitenwereld doet gelden.
    De vermeende tuberculinische en carcinogene tendenzen zijn geen op zichzelf staande miasma‟s maar
    een gezamenlijke uitdrukking van spora, sycosis en syfilisch.




                                                                                                            63
     
  • 64.
    7. Gebruik geneesmiddelenin relatie tot ziekteclassificatie


  • Vijf geneesmiddelgroepen
    Homeopathische geneesmiddelen komen uit verschillende bronnen, die globaal genomen in vijf groepen
    zijn onder te verdelen. Ze hebben alle een specifieke relatie tot de verschillende door Hahnemann
    onderscheiden ziektevormen.


    De vijf geneesmiddelrijken
    * Plantaardige geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het plantenrijk)
    * Dierlijke geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het dierenrijk)
    * Minerale geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig uit het mineralenrijk)
    * Nosoden (grondstoffen afgeleid van menselijke uitscheidings- of ziekteproducten)
    * Tautopathische geneesmiddelen (grondstoffen afkomstig van allopathische medicijnen)
    Van deze groepen worden de plantaardige, dierlijke en minerale geneesmiddelen het meest gebruikt. Zij
    worden vrijwel uitsluitend voorgeschreven op symptoomgelijksoortigheid. De symptomen worden
    vanuit het totale beeld geanalyseerd. Het geneesmiddel dat het meest overeenkomt met de
    karakteristieke symptomen wordt voorgeschreven. Tussen de verschillende geneesmiddelrijken wordt
    hierbij doorgaans geen onderscheid gemaakt.
    Voor veel homeopaten doet zo‟n onderscheid er niet toe. Voorschrijven op de totaliteit van de
    symptomen - bij voorkeur op de meest opvallende en kenmerkende - geeft de meeste zekerheid dat de
    werking van het geneesmiddel correspondeert met de pathologische ontregeling van de Dynamis.




                                                                                                      64
     
  • 65.
  • Nazes tot acht weken komt de patiënt terug. De dan aanwezige symptomen worden opgenomen en het
    volgende geneesmiddel wordt voorgeschreven. Bij een „goede‟ reactie bestaat het tweede voorschrift in
    de regel uit hetzelfde geneesmiddel in een hogere potentie. Bij een ontoereikende reactie meent de
    homeopaat zijn werk niet goed te hebben gedaan, met als gevolg dat hij naarstig op zoek gaat naar een
    volgend, beter passend middel. Zo wordt de situatie van consult tot consult geëvalueerd met op de
    achtergrond steeds het denkbeeld dat het laten verdwijnen van symptomen de opzet van de behandeling
    is. Bijgevolg maakt het niet uit of de symptomen wegblijven na inzet van een plantaardig, dierlijk of
    mineraal geneesmiddel of een nosode. Deze manier van voorschrijven wekt de indruk dat ieder
    homeopathisch middel in staat is duurzame gezondheid te bewerkstelligen. Dit is niet het geval.
    Plantaardige middelen missen vaak de dieptewerking, het specifieke effect op chronische ziekten, om
    voor duurzame genezing te zorgen. Als tegenargument wordt dan aangevoerd dat veel patiënten worden
    „genezen‟ met plantaardige middelen. Na de snelle verbetering op een plantaardig middel hoefde de
    patiënt niet meer terug te komen. In het geval na anderhalf jaar een terugval optrad, reageerde de patiënt
    opnieuw goed op, bijvoorbeeld, Pulsatilla. Dat de patiënt na anderhalf jaar terugvalt en andermaal goed
    reageert op hetzelfde plantaardige middel, onderstreept feitelijk dat er helemaal geen sprake was van
    blijvende genezing. Ofschoon we tevreden kunnen zijn wanneer een patiënt langere tijd goed reageert op
    een middel, blijft desondanks een „snel, zacht en duurzaam herstel‟ het ideaal (Organon paragraaf 2). In
    Organon en Chronische Ziekten geeft Hahnemann aanwijzingen hoe de diverse ziektemanifestaties
    tegemoet moeten worden getreden. Hij verschaft ons een diep inzicht in het onderscheid tussen de
    functies van de geneesmiddelen tijdens de behandeling, in relatie tot elkaar en tegen de achtergrond van
    de classificatie van de ziektevormen. Alleen zo kan de patiënt efficiënt tot zelfgenezing worden
    gestimuleerd. In de periode waarin Hahnemann de antipsorische minerale geneesmiddelen nog niet had
    ontdekt, komt hij herhaaldelijk terug op de beperkingen van niet-antipsorische middelen:


    Chronische Ziekten, blz. 4:
    “Maar deze gunstige stilstand was toch nooit van lange duur en bij de terugkeer en steeds herhaalde
    terugkeer van de klachten bleken tenslotte ook de best uitgekozen, tot dusver bekende homeopathische
    geneesmiddelen in de meest passende dosis des te minder effectief naarmate ze vaker werden toegepast.
    Op het laatst waren het niet meer dan zwakke palliativa.”


    Geneesmiddelrelaties
    Homeopathische middelen staan in bepaalde verhoudingen tot elkaar. We kennen onharmonische,
    conflicterende relaties als inimical (vijandig) en antidoterend (tegenwerkend). Middelen die elkaar goed
    verdragen heten compatible (verenigbaar) en following well (goed volgend). De beste relatie is
    complementair (aanvullend). Bij de toepassing van centesimale potenties (C-potenties) moeten we bij
    elke wijziging in het voorschrift nagaan of er niet een vijandige relatie bestaat tussen het nieuwe en het
    voorafgaande middel, ook als er tussen beide een langere periode is verstreken. Houden we hiermee
    geen rekening dan kunnen hevige verergeringen of zelfs een ziektecrisis of acuut miasmatische
    aandoening het gevolg zijn.
    Negatieve relaties - inimicals en incompatibles - spelen evenwel geen enkele rol meer indien we LM-
    potenties gebruiken. Hahnemann heeft daarover in de zesde editie van het Organon uitgebreid
    geschreven. Bij LM-potenties komen alle geneesmiddelen in een harmonische verhouding tot elkaar te
    staan. Geneesmiddelen die in centesimale potentie onderling vijandig zijn maken de inzet van een
    tussenmiddel noodzakelijk om die vijandigheid te overbruggen. Bij LM-potenties hoeft dat niet; zij
    kunnen kort na elkaar en zonder risico van verergeringen voorgeschreven worden. Geneesmiddelrelaties


                                                                                                           65
     
  • 66.
    kunnen we aanwendenals extra argument voor het voorschrift van een middel dat bekend staat als
  • complementair aan het laatst voorgeschreven middel.


    Plantaardige en dierlijke geneesmiddelen
    Deze middelen stammen uit de vroegste periode van de homeopathie. Tot ongeveer 1810 werkte
    Hahnemann vrijwel uitsluitend met plantaardige en dierlijke middelen. Toen hem begon op te vallen dat
    patiënten na verloop van tijd een terugval vertoonden, trok hij de logische conclusie dat er geen sprake
    kon zijn van duurzaam herstel van de gezondheid, in weerwil van de goede resultaten van de
    behandeling.

    Chronische Ziekten, blz. 5 en 6:
    “Waar kwam dat minder gunstige, ja zelfs ongunstige resultaat bij de voortgezette behandeling van de
    niet-venerische chronische ziekten, zelfs door de homeopathie, vandaan? Waaraan lag het bij die
    duizenden mislukte pogingen die overige ziektegevallen van chronische aard zo te genezen dat er een
    duurzaam herstel uit voortkwam? Misschien lag het aan het nog te geringe aantal van de homeopa-
    thische geneesmiddelen die op hun pure werking waren onderzocht! De leerlingen der homeopathie
    troostten zich tot dusver met deze gedachte.
    Maar haar grondlegger bevredigde deze uitvlucht of deze zogenaamde
    troost nooit - alleen al daarom niet, omdat ook de van jaar tot jaar
    toenemende nieuwe aanwas van onderzochte, krachtige geneesmiddelen
    de genezing van de chronische (niet-venerische) ziekten geen stap verder
    bracht. Terwijl toch acute ziekten (voor zover ze niet van begin af aan een
    onvermijdelijk fatale prognose hadden) bij goed aangewend
    homeopathisch geneesmiddelgebruik niet alleen redelijk werden opgelost,
    maar met behulp van de nooit rustende kracht in ons organisme, die het
    leven in stand houdt, spoedig en volledig plachten te herstellen!”
    Bij de niet-venerische chronische ziekten bleken de gebruikte plantaardige en dierlijke middelen, hoe
    sterk ze ook werkten, geen duurzame genezing te kunnen bewerkstelligen. De huidige trend om steeds
    meer plantaardige of dierlijke middelen te introduceren zal de oplossing van chronische ziekten geen
    stap dichterbij brengen.
    Op enkele uitzonderingen na zijn plantaardige en dierlijke middelen meestal geïndiceerd voor acute
    klachten. Het zijn „acute middelen‟. Toepassing ervan ligt niet zozeer in de chronische sfeer doch betreft
    voornamelijk incidenten en collectieve ziekten, waarvan oorzaak en aanleiding exogeen zijn. Dergelijke
    klachten wijken snel en permanent bij gebruik van plantaardige en dierlijke middelen. De behandeling
    van acuut miasmatische ziekten ligt eveneens binnen hun bereik. Acute ziekten zijn zeer dynamisch: er
    is veel beweging en een uitgesproken ziektetendens. De hoeveelheid symptomen is beperkt en dient zich
    min of meer op een presenteerblaadje aan. Acute aandoeningen zijn analoog aan de ontwikkeling - groei,
    bloei en afsterven - van de plant in de natuur. De plant groeit op de mineraalhoudende bodem waarin hij
    is geworteld. Precies zo heeft de acute ziekte, speciaal een acuut miasmatische, zijn wortels verankerd in
    de chronische ziektebodem die wij psora noemen. De acute ziekte impliceert een acute opleving van de
    chronische miasmatische ondergrond.




                                                                                                           66
     
  • 67.
    Bij acute ziektevormenzijn plantaardige en dierlijke middelen onmisbaar. Dikwijls is het zelfs niet
  • zonder risico om in zulke situaties de dieper werkende minerale antipsorische geneesmiddelen voor te
    schrijven. Een acuut zieke patiënt is overgevoelig en zal door minerale middelen té diep wordt geraakt,
    met allerlei verergeringen als resultaat.
    De Belladonna-patiënt die tijdens of kort na een acute koortsaanval Calcarea carbonica krijgt
    voorgeschreven loopt de gerede kans dat de koorts en de overige acute symptomen verergeren of weer
    terugkomen. Acute ziekten zijn het werkterrein van plantaardige en dierlijke middelen. Na de acute
    ziekte volgt terugkeer naar de chronische constellatie van voor de acute ziekte. De chronische ziekte
    ontwikkelt zich nu verder met nieuwe en ernstiger klachten.
    Hahnemann nam dit fenomeen waar tijdens de eerste jaren van de ontwikkeling van de homeopathie.
    Het liet zijn onderzoekende geest niet los. Voor Hahnemann lag het antwoord niet in de ontwikkeling
    van méér geneesmiddelen uit dezelfde natuurrijken; hij ging op zoek naar de onderliggende, ware aard
    van chronische ziekten.

    Chronische Ziekten, blz. 6:
    “Waarom kan nu deze levenskracht, die, gestimuleerd door homeopathische middelen, geschapen is om
    de integriteit van het organisme te herstellen en onvermoeibaar werkzaam blijft om de genezing te
    voltooien, zelfs in zware acute ziekten, nu geen echte, blijvende genezing tot stand brengen bij
    chronische kwalen, zelfs niet met behulp van de homeopathische middelen die de symptomen zo goed
    mogelijk dekken?
    Wat weerhoudt haar ervan? De beantwoording van deze zo vanzelfsprekende vraag moest mij wel leiden
    tot de aard van de chronische ziekten. Het ging er dus om de reden op te sporen, waarom al die bij de
    homeopathie bekende geneesmiddelen in de genoemde ziekten geen echte genezing teweegbrengen, om
    een zo mogelijk beter, ja juist inzicht te verkrijgen in de werkelijke gesteldheid van die duizenden
    chronische ziekten, die niet genezen worden - die ondanks de onomstotelijke waarheid van de
    homeopathische geneeswet toch ongenezen blijven. Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren
    1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie!
    De Gever van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door onophoudelijk na te
    denken, onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen,
    dat grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

    Hahnemann was aldus op zoek naar het oer-euvel. Het moest van chronisch miasmatische aard zijn want
    het kon niet vanzelf worden overwonnen. Niet door de beste constitutie of conditie noch door de beste
    leefregel.

    Chronische Ziekten, blz. 7:
    “Dat echter het gezochte oer-euvel daarenboven nog van miasmatisch – chronische aard moest zijn,
    bleek mij duidelijk uit de omstandigheid dat het nooit, zodra het tot enige hoogte was toegenomen en
    ontwikkeld, door de kracht van een sterke constitutie kon worden opgeheven. Ook wordt het nooit
    overwonnen door een nog zo gezond dieet en geordende leefwijze; nooit dooft het vanzelf uit, maar met
    de jaren verergert het, door overschakeling op andere, meer zorgelijke symptomen, tot aan het
    levenseinde.”


    De minerale geneesmiddelen
    De aard van chronisch miasmatische ziekten stelt bepaalde kwaliteitseisen aan homeopathische
    geneesmiddelen. Ze moeten het vermogen bezitten om de bron van het chronisch lijden genezend te
    beïnvloeden. De aan dit gedachtenproces ontsproten miasmaleer en de bijbehorende materia medica zijn


                                                                                                        67
     
  • 68.
    Hahnemann‟s verdienste eneen geschenk aan de mensheid en de geneeskunst. Chronische ziekten
  • vergen een nieuwe groep geneesmiddelen, door Hahnemann antipsorica genoemd.
    Antipsorica bestaan hoofdzakelijk uit minerale middelen, die in Hahnemann‟s tijd onbekend waren en
    door hem zijn geïntroduceerd.

    Chronische Ziekten, blz.176:
    “In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
    daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de haast
    ontelbare psorasymptomen. Ook leidde de overeenkomst in geaardheid tussen het voornaamste
    antipsoricum, Sulphur, met Phosphorus en andere brandbare substanties uit de planten- en
    mineralenwereld tot het gebruik van de laatstgenoemde, en enkele animale stoffen sloten zich daarbij
    aan door analogie en opgedane ervaringen.”

    Het gebruik van minerale middelen is vooral aangewezen bij de behandeling van chronische ziekten.
    Slechts enkele plantaardige en dierlijke middelen bezitten een diepe antipsorische werking. De Dynamis
    creëert en onderhoudt het stoffelijk lichaam en laat het functioneren. Er bestaat grote affiniteit tussen
    Dynamis, het element water en het mineralenrijk. Immers, de Dynamis schept in het waterelement met
    behulp van het mineralenrijk het menselijk lichaam. Een chronisch verstoorde Dynamis mondt uit in het
    ontstaan van symptomen die te herleiden zijn tot een kwalitatieve verstoring in de
    mineralenhuishouding. Dit komt tot uitdrukking in subjectieve, chronische symptomen, die bijvoorbeeld
    kenmerkend zijn voor Sulphur of Natrium muriaticum.
    Uit de intensive relatie tussen Dynamis en mineralenrijk volgt dat minerale middelen bij uitstek zijn
    geschikt om genezend op de Dynamis in te werken wanneer er sprake is van een psorische belasting.
    Daarom worden minerale middelen gezien als constitutiemiddelen. Plantaardige, dierlijke en
    tautopathische middelen evenals de nosoden hebben een andere functie. De psorische belasting is
    endogeen en eindigt, indien onbehandeld, pas met de dood.
    Bij mineralen is er geen sprake van groeien, bloeien en afsterven. Het mineralenrijk is verbonden met
    het menselijk bestaan. Net als de chronische ziekte, wijkt het mineralenrijk niet van de levende mens. De
    kwaliteiten van het mineralenrijk kunnen derhalve worden aangewend om de Dynamis terug te brengen
    naar een nieuwe, gezonde balans.
    Behandeling van chronische ziekten met duurzaam resultaat is zonder minerale middelen niet mogelijk.
    Voor de patiënt die na het doormaken van een acute of acuut miasmatische ziekte in rustiger vaarwater is
    beland, is het van essentieel belang om een antipsorische behandeling te beginnen c.q. te continueren.

    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
    “Een verstandige homeopathische arts zal al gauw het tijdstip in de gaten krijgen, waarop zijn
    geneesmiddelen het herstel van de rondwarende intercurrente ziekte hebben voltooid en de chronische
    (psorische) kwaal weer zijn eigen gang gaat.
    Men zal echter na herstel van zo‟n heersende tussenziekte altijd zien dat de symptomen van de
    oorspronkelijk chronische ziekte iets veranderd zijn en ook wel dat een ander deel van het lichaam meer
    is aangetast.
    De homeopathische arts zal dan zijn antipsoricum precies kiezen op grond van het nu overgebleven
    ziektebeeld en niet zonder meer dat geven wat hij zich vóór de komst van de intercurrente ziekte had
    voorgenomen.”

    Met de kracht en dynamiek van een acute of acuut miasmatische ziekte kan het twee kanten op. De acute
    aandoening kan effectief zijn doorgemaakt en geen al te grote aanslag op de vitaliteit hebben gedaan,
    waardoor de patiënt een sprong voorwaarts maakt in zijn gezondheid. Tijdens de chronische


                                                                                                          68
     
  • 69.
    ziektebehandeling komt ditverschijnsel geregeld voor. Bij kinderen zien we het meestal na een
  • kinderziekte: na de crisis is het kind veranderd en als herboren.
    Omgekeerd is het bij de acute ziekte die veel energie gekost en de reserves danig aangesproken heeft.
    Dan schijnt de chronische ziekte zich door de verminderde weerbaarheid juist versneld te kunnen
    ontwikkelen, met als resultaat een langdurige herstelperiode en toename van de chronische klachten. Bij
    verzwakte patiënten is het daarom belangrijk om acute ziekten te behandelen met niet-minerale
    middelen.
    De duur van de acute ziekte kan ermee tot de helft of een kwart worden teruggebracht. De chronische
    behandeling kan vervolgens met zo min mogelijk verlies van vitaliteit worden voortgezet met passende
    minerale antipsorica.

    Chronische Ziekten, blz. 161:
    …“Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
    geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
    behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

    Bij een overigens gezonde patiënt kunnen we bij een incident of een tussenziekte volstaan met
    behandeling met het geïndiceerde plantaardige of dierlijke middel. Bij acuut miasmatische ziekten is het
    daarentegen van wezenlijk belang dat de onderliggende chronisch psorische belasting, direct na het
    uitdoven van de acute ziekte, verder behandeld wordt met passende minerale antipsorische
    constitutiemiddelen.
    De acute toestand is complementair of aanvullend aan de chronisch psorische gesteldheid. Geprovoceerd
    door een incident komt de patiënt vanuit de relatieve psorische rustsituatie in een acuut miasmatische
    fase terecht. Deze wordt behandeld met niet-psorische, plantaardige of dierlijke middelen. Niet-
    psorische (plantaardige, dierlijke, etc.) middelen zijn complementair aan antipsorische minerale
    constitutiemiddelen.
    De werking van beiden is echter van een totaal andere orde. Ze zijn zo wezenlijk verschillend dat ze
    elkaar klaarblijkelijk niet storen wanneer ze kort na elkaar worden toegediend.
    Het minerale, constitutioneel geïndiceerde middel werkt zelfs vaak beter wanneer het - indien
    geïndiceerd - wordt voorafgegaan door het complementaire middel afkomstig uit planten- of dierenrijk.
    Na een plantaardig middel als Pulsatilla, voorgeschreven voor een acute middenoorontsteking, kan het
    daarna op de constitutionele symptomen gegeven middel, bijvoorbeeld Silicea, veel beter zijn werk
    doen. Het is alsof de Dynamis gemakkelijker, vrijer en ongeremder kan reageren! De ervaren homeopaat
    weet dat geneesmiddelen uit verschillende rijken elkaar niet in hun werking storen. Sulphur zal zijn
    constitutionele werking staken wanneer na een val bijvoorbeeld geen Arnica wordt voorgeschreven.
    Omgekeerd zal Sulphur dikwijls nog doorwerken wanneer er wel op het incident werd voorgeschreven,
    wat blijkt uit het feit dat er geen terugval optreedt in de chronische ziekte.
    Chronische Ziekten, blz. 158:
    “Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
    antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door.”


    Geneesmiddelen in afwisseling
    Zo kan het dus zijn dat er „kort‟ na elkaar diverse geneesmiddelen worden voorgeschreven op grond van
    verschillende indicaties, tegen de achtergrond van de ziekteclassificatie. Het idee dat Hahnemann altijd
    maar één middel tegelijk voorschreef, dienen we wat nader onder de loupe te nemen. Hahnemann
    streefde naar het voorschrijven van één diepwerkend antipsoricum, doch alleen indien de patiënt op dat
    middel ongehinderd en voorspoedig reageerde. Hahnemann schreef zowel slechts één geneesmiddel per


                                                                                                         69
     
  • 70.
    keer voor alsgeneesmiddelen in afwisseling! De goede redenen die hij daarvoor had kunnen voor ons
  • eveneens van betekenis zijn.

    Organon, §171:
    “Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekte heeft men
    voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
    volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomengroep, die na uitwerking van het vorige
    middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

    Slechts door het voorschrijven van minerale middelen - antipsorische constitutiemiddelen - wordt het
    menselijk gestel, de constitutie, van chronische ziekte bevrijd en in balans gebracht.

    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
    “Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
    psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
    karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
    verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
    Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
    vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
    Capsicum, met Menyanthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
    Arnica alleen of in afwisseling met Ipeca-cuanha enz.”

    Hahnemann wisselde geneesmiddelen af in acute situaties, bijvoorbeeld bij de bovengenoemde
    tussenziekten. Hij vermeldt ook diepwerkende minerale constitutiemiddelen. Deze zijn geïndiceerd
    wanneer de tussenziekte zoveel invloed heeft dat de chronische aandoening gaat meeresoneren,
    waardoor de acute tussenziekte een acuut miasmatisch karakter krijgt.
    Een tussenziekte, of epidemische ziekte, vormt een indicatie voor een geneesmiddel uit de „overige
    homeotherapeutica‟ en niet voor een diepwerkend mineraal constitutiemiddel. Hahnemann wisselde
    minerale en plantaardige middelen af op indicatie. Afwisseling van middelen op basis van een incident
    en een acuut miasmatische aandoening was hem evenmin vreemd. Een mooi voorbeeld vinden we in
    Richard Haehl‟s biografie van Hahnemann.

    R. Haehl: “Samuel Hahnemann, his life and work”, deel 2, blz. 184:
    (Hahnemann schrijft in een brief aan Stapf over de dood van zijn vrouw.)
    “Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief van Rummel, zo heftig en zo
    ernstig dat ik met niemand kon spreken. Ik kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal
    keren per dag van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had me zo gemist), zonder
    haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en Arsenicum verscheidene keren per dag in
    AFWISSELING ingenomen hebben mij gered, zodat ik herstellende was toen ze overleed.”
    Het incident (de brief van Rummel die hem ergerde) en zijn stervende vrouw hadden hem zodanig uit
    het lood geslagen dat er sprake was van een acuut miasmatische situatie. De hiervoor aangewezen
    middelen, Staphisagria en Arsenicum, nam Hahnemann meerdere keren per dag in afwisseling in. Van
    Arsenicum mogen we aannemen dat dit mogelijk een constitutiemiddel was voor Hahnemann gezien
    zijn nauwgezetheid, punctualiteit en werklust. De jaarlijks terugkerende longklachten, waaraan hij
    uiteindelijk in 1843 overleed, en zijn kleine tengere lichaamsbouw bevestigen dit vermoeden.
    Hahnemann was zo perfectionistisch en betrouwbaar dat het Apotheker Lexicon, bestaande uit vier delen
    en 1200 pagina‟s, dat hij tussen1793 en 1797 schreef, in Duitsland tot na 1900 het standaardwerk bleef.
    De ironie wil dat Duitse apothekers gedurende honderd jaar hun allopathische medicamenten dienden te


                                                                                                        70
     
  • 71.
    bereiden volgens deaanwijzingen van de grondlegger van de homeopathie! In zijn grondige werkwijze
  • klinkt een fikse portie Arsenicum door.
    Afgaand op Hahnemann behoort afwisseling van geneesmiddelen op grond van een incident en de acuut
    miasmatische symptomen derhalve tot de mogelijkheden. Deze middelen belemmeren elkaar niet.
    Integendeel, ze ondersteunen en versterken elkaar.
    Elk afzonderlijk geneesmiddel heeft binnen de groep waartoe het behoort een eigen werkingsgebied met
    eigen dynamiek, mogelijkheden en beperkingen. De tijdsfactor, die qua frequentie en mogelijke
    afwisseling van middelen moet worden gehanteerd, is relatief en afhankelijk van de te behandelen soort
    ziekte. Bij acute ziekten worden geneesmiddelen doorgaans sneller herhaald dan bij chronische ziekten.
    Dit noopt de homeopaat zich bij iedere patiënt af te vragen met welke ziektesoort hij te maken heeft, om
    vervolgens zo gelijksoortig mogelijk voor te schrijven in relatie tot ziektedynamiek en ziekteverloop en
    dosering, potentie en frequentie erop af te stemmen.


    De nosoden
    We merken in de praktijk hoe wezenlijk het is dat patiënten de mogelijkheid krijgen om ziekteprocessen
    waarmee zij worden geconfronteerd goed door te maken. Niet goed doorgemaakte ziekten laten vaak tot
    ver in de toekomst hun sporen na. Zulke sporen van vroegere ziekten komen we tijdens de behandeling
    frequent tegen als reactie-blokkerende elementen.
    Het gevolg is dat het passende middel niet lijkt te werken. Het probleem kan patiënt en homeopaat tot
    wanhoop drijven als het zich herhaaldelijk voordoet. We spreken van een blokkade. Het genezingsproces
    blokkeert en we moeten de oorzaak zien te vinden. Wat is er bij een blokkade aan de hand?
    Wanneer er veel beweging en dynamiek is werkt een homeopathisch geneesmiddel, mits geïndiceerd,
    meestal snel en zonder mankeren. Bij sterk verminderde dynamiek en beweging is de kans op het
    uitblijven van reacties navenant groter. De Dynamis bevindt zich ogenschijnlijk in een toestand van
    apathie en indifferentie, wat curatief reageren in de weg staat. Een blokkade treedt het makkelijkst op bij
    het voorschrijven van een mineraal middel op het psorisch miasma. Na een slecht doorgemaakte acute
    ziekte knapt de patiënt niet op. Door de verzwakking (vatbaarheid) is hij ziek geworden; hij is,
    zogezegd, psorisch gepredisponeerd.
    Door zijn constitutioneel psorische gesteldheid kan hij onvoldoende vitaliteit (weerstand) genereren om
    de ziekte effectief door te maken en de bonus van toegenomen immuniteit te innen. In plaats daarvan
    krijgen zijn klachten een slepend karakter. Hij komt er niet overheen. Chronische vermoeidheid of een
    sterk verlaagde infectiedrempel zijn voorbeelden en voor de patiënt veelal reden voor homeopathische
    behandeling om zo de verloren gezondheid terug te winnen.
    In het repertorium vinden we dit probleem terug onder de rubriek „never been well since‟. Doorgemaakte
    kinderziekten, tussenziekten of incidenten hebben zo‟n sterke uitwerking gehad dat herstel ervan zeer
    moeizaam verliep of zelfs geheel uitbleef, zodat de chronische klachten geregeld de kop opsteken.
    Een dergelijke gesteldheid kan worden doorgegeven aan het nageslacht en dan op vergelijkbare wijze
    doorwerken in een predispositie voor ziekte. Tuberculose bij ouders of voorouders verhoogt voor het
    nageslacht de kans op reuma, cara en allergieën. Het kan tevens de reactie op homeopathische
    geneesmiddelen blokkeren, waardoor deze ontoereikend werken of reactie helemaal uitblijft. De
    psorische, syfilitische of sycotische belasting als dynamisch resultaat van onopgeloste ziekteprocessen
    wordt op vergelijkbare wijze doorgegeven.
    Ziektevormen die zich in het voorgeslacht hebben voorgedaan en waartegen geen immuniteit is
    verworven, kunnen in het nageslacht voor blokkades zorgen en zo ziekte veroorzaken of in stand
    houden. In het repertorium vinden we de bijbehorende geneesmiddelen in het hoofdstuk „Generals‟
    onder de rubriek „Family history of‟….



                                                                                                            71
     
  • 72.
    Het niet goeddoormaken van een ziekteproces laat, zoals gezegd, sporen na in de constitutionele
  • reactiemogelijkheden van de patiënt. Feitelijk is er een reactie-onmogelijkheid ontstaan doordat de
    Dynamis de ziekte niet de baas heeft kunnen worden. Het onopgeloste probleem vinden we terug als een
    symptoombeeld dat gelijkenis vertoont met de voormalige problematiek. Bij tuberculose in het
    voorgeslacht zien we de restsymptomen terug bij de kinderen die deze tendens hebben meegekregen.
    Bijvoorbeeld: longklachten, vermagering en nachtzweten zijn niet ongewoon bij kinderen uit
    tuberculeuze ouders.
    Het niet goed doormaken van ziekten tijdens het leven en het optreden van bepaalde aandoeningen in het
    voorgeslacht zijn, naast het onvoldoende reageren op passende middelen, aanwijzingen voor het gebruik
    van nosoden.
    De nosode biedt de Dynamis op een later tijdstip nogmaals de mogelijkheid tot de onderliggende
    dynamische verstoring op te lossen. Daarna kan het aangewezen minerale antipsoricum een genezende
    reactie oproepen en de mens van zijn psorische belasting, de grondoorzaak van chronische ziekte,
    bevrijden.
    Het gebruik van nosoden was in de tijd van Hahnemann niet aan de orde. Ze waren er domweg nog niet
    en daarom vinden we er bij Hahnemann niet veel over terug. Hij neemt echter wel stelling tegen de
    veronderstelling dat de toepassing van nosoden isopathie zou betreffen:


    Chronische Ziekten, blz. 185:
    “De dynamiseringsprocedure (potentiëring) brengt veranderingen aan in de stof en modificeert die,
    evenals bladgoud na zijn potentiëring niet meer een in het menselijk lichaam inactief, onbewerkt
    (blad)goud is, maar bij iedere trap van potentiëring meer en meer wordt gemodificeerd en veranderd.
    Op die wijze gepotentieerd en gemodificeerd is ook de toe te dienen schurftsubstantie (Psorine) niet
    meer “idem” met de onbewerkte, originele schurftsubstantie, maar slechts een similimum. Want tussen
    idem en similimum bestaat voor wie kan nadenken geen tussenfase. Met andere woorden, tussen idem
    en simile kan alleen similimum liggen. Isopathisch en aequale zijn misleidende termen. Als ze iets
    betrouwbaars moeten betekenen, kunnen ze slechts similimum betekenen, omdat ze niet “idem” (tauton,
    hetzelfde) zijn.”

    Omdat nosoden gemaakt zijn van ziekteproducten nemen ze een andere plaats in voor de constitutie dan
    de minerale antipsorica.
    Ze hebben een ondersteunende functie voor de antipsorische behandeling. Ze kunnen de Dynamis niet
    van het psorisch miasma bevrijden. Nosoden zijn gemaakt van het gevolg, het resultaat van ziekte en
    spiegelen niet de psorische oorzaak. Ze spiegelen het moment waarop de Dynamis het bij bepaalde
    ziekten heeft moeten laten afweten.
    Wanneer er aanwijzingen zijn voor het inzetten van een nosode rijst de vraag of de nosode als solitair
    middel gegeven moet worden of dat er op een andere manier mee omgegaan dient te worden. Wordt het
    symptoombeeld in hoge mate bepaald wordt door verschijnselen die naar een nosode verwijzen, dan kan
    deze als ware het een constitutiemiddel solitair worden voorgeschreven.
    Erna zullen altijd één of meerdere minerale middelen moeten worden ingezet om de antipsorische
    behandeling te vervolgen. Bij patiënten die aanvankelijk goed reageerden op een bepaald mineraal
    middel en later niet meer dient de nosode om de weg vrij te maken voor het constitutiemiddel. Ofschoon
    het symptoombeeld duidelijk op een of ander geneesmiddel kan wijzen, zijn er soms eveneens
    symptomen die een nosode indiceren. In zo‟n geval dient de nosode gegeven te worden zodra de
    vooruitgang in de genezing stagneert, eventueel in afwisseling met het aangewezen constitutiemiddel!




                                                                                                       72
     
  • 73.
  • Allopathische medicijnendie door potentiëring homeopathische geneesmiddelen zijn geworden noemen
    we tautopathische middelen. Tautopathische middelen staan niet in relatie tot de menselijke constitutie
    of tot de natuurlijke ziekte en zijn daarom feitelijk in letterlijke zin geen homeopathische
    geneesmiddelen. Ze kunnen chronische ziekten niet duurzaam genezen. Wat is dan hun functie binnen
    het homeopathisch geneesmiddelbestand? Allopathische medicijnen worden tegenwoordig in
    overweldigende hoeveelheden toegepast.
    De druk die zulke medicijnen op de constitutie uitoefenen is enorm. In de westerse wereld is één op de
    drie patiënten ziek door allopathische behandeling(en). We noemen dit iatrogene ziekten. In
    Hahnemann‟s tijd was het overmatig gebruik van allopathische medicamenten evenmin een
    zeldzaamheid en ook toen had het verstrekkende gevolgen.




                                                                                                        73
     
  • 74.
  • “De chronische(en vooral de gecompliceerde) aandoeningen hebben voor hun genezing naar
    verhouding meer tijd nodig. Allopathische wankunde was niet alleen onmachtig de natuurlijke ziekte te
    genezen, maar produceerde vaak ook nog chronische geneesmiddelziekten erbij, en vooral die hebben
    een veel langere tijd voor herstel nodig. Vaak zij ze zelfs ongeneeslijk geworden door de brute
    roofaanslag op de krachten en lichaamsvochten van de patiënt (aderlatingen, laxaties enz.). Dit is
    bijvoorbeeld het geval bij de vaak langdurig voortgezette toepassing van hoge doses sterk werkende
    middelen, die voorgeschreven werden op grond van loze, foutieve veronderstellingen van hun beweerde
    nut bij gevallen, die schenen te lijken op de actuele ziekte.
    Denk aan het voorschrijven van inadequate mineraalbaden enz., kortom “de gebruikelijke heldendaden
    van de allopathie in hun zogenaamde kuren.”

    Allopathische medicatie heeft een drieledig effect. Ten eerste is de chemisch synthetische
    verontreiniging van het stoflichaam biologisch moeilijk afbreekbaar. Het gevolg is overbelasting van de
    organen die zorg dragen voor de ontgifting en reiniging van het organisme. Over de schadelijke effecten
    op lange termijn is dikwijls weinig bekend. Zo af en toe wordt de wereld opgeschrikt door
    verontrustende berichten en beginnen slachtoffers een rechtszaak om hun recht en genoegdoening te
    halen. Een tweede effect, en zo mogelijker nog schadelijker, is dat de door de Dynamis gecreëerde
    symptomen niet worden opgelost doch slechts afgeleid en onderdrukt. Hierdoor kan de levenskracht zich
    niet meer uiten en door ziektesymptomen de spanning in het organisme verlichten. Zo vindt er verdere
    blokkering en stagnatie van de dynamische energie plaats. Ten derde heeft allopathische medicatie altijd
    een toename van pathologie ten gevolge. De patiënt wordt op termijn ernstiger ziek.
    Overgevoeligheidsreacties zijn geen uitzondering. In de reguliere pharmacopee heten de risico‟s
    eufemistisch bijwerkingen. De teweeggebrachte effecten kunnen een indicatie zijn om het betreffende
    allopathische medicijn dat vervelende bijwerkingen gaf of langdurig werd ingenomen eens in
    gepotentieerde vorm voor te schrijven. Dit kan een overweging zijn wanneer de patiënt niet adequaat op
    de voorgeschreven homeopathische middelen reageert. De Dynamis wordt zo ondersteund in het
    afrekenen met de belasting die voortkomt uit allopathisch medicijngebruik. Een tautopathisch middel
    schept daarmee binnen de Dynamis de mogelijkheid voor de werking van andere homeopathische
    geneesmiddelen.


    Overige homeotherapeutica – psora in juiste baan
    Dierlijke, plantaardige en tautopathische middelen en de nosoden werken niet genezend op de
    grondoorzaak van ziekte die Hahnemann definieerde als psora. Met zulke middelen hoeven wij ten
    aanzien van de genezing van de psorische belasting - de meest fundamentele verstoring van de natuurwet
    „actie = reactie‟ - weinig hoop te koesteren. De geneesmiddelen om de Dynamis te helpen zich te
    bevrijden van de psorische belasting komen voornamelijk uit het rijk van de antipsorische minerale
    middelen.
    De overige homeotherapeutica dienen, om met Hahnemann te spreken, “om de psora in de juiste baan te
    brengen zodat het antipsorische minerale middel zijn genezende werk kan verrichten”. Ongeacht of het
    een plantaardig, dierlijk of tautopathisch middel of een nosode is waarop de patiënt goed reageert, de
    homeopaat weet dat die reactie niet werkelijk blijvende genezing kan inhouden indien de behandeling
    niet wordt afgesloten met een diepwerkend mineraal antipsorisch constitutiemiddel. Dit
    constitutiemiddel moet worden ingenomen totdat er een eindverergering optreedt. Wordt de afsluiting
    met een mineraal antipsoricum nagelaten dan zullen na verloop van tijd de oude symptomen terugkomen
    of er ontstaan nieuwe symptomen.



                                                                                                         74
     
  • 75.
    Voor de patiëntbetekent dit „een nieuwe ziekte‟, voor de homeopaat een na langere tijd hernieuwde
  • opleving van de niet werkelijk genezen psorische belasting.


    Psorische indifferentie
    De psorische diathese beïnvloedt de reacties op exogene prikkels. De homeostase (innerlijke balans)
    wordt hierdoor steeds verder verstoord. Spontaan en direct reageren wordt vrijwel onmogelijk. Zulke
    verstoorde, vertraagde en onvolledige reacties kunnen voor de goede observator op alle niveaus van
    menselijk leven waarneembaar zijn.
    Psorische belasting kan zowel leiden tot verminderde als tot overmatige reacties. In het eerste geval zien
    we na een aanvankelijke verbetering, met een duidelijk en goed reactiepatroon, dat de reacties op het
    volgende voorschrift zonder aanwijsbare reden afnemen. Soms gebeurt dit in een vroeg stadium van de
    behandeling. De patiënt komt op consult en zegt: ”Het eerste middel dat u mij gaf heeft goed gewerkt.
    De middelen die u mij daarna gaf hebben niets gedaan.” Het lijkt alsof de Dynamis niet meer is te
    prikkelen tot genezende activiteit. Alsof de eerste goede reactie meteen alle reserves voor verder
    reageren heeft opgebruikt! Ieder volgend geneesmiddel geeft wel eerst een beginverergering doch die
    wordt niet gevolgd door een constructieve verbetering.
    Elk geneesmiddel schijnt te werken en toch constateren we dat er in het klachtenpatroon niets wezenlijks
    is veranderd. De gegeven middelen werden op de juiste indicaties voorgeschreven en aan de keuze van
    potentie en dosering lag het evenmin. Het probleem ligt in eerste instantie niet bij de homeopaat, maar
    bij het onvermogen van de Dynamis om te reageren op prikkels. De Dynamis verkeert in de
    verlammende greep van de psorisch miasmatisch pathologische belasting, die normale, genezende
    reacties verhindert. Deze greep kan zo sterk zijn dat er op nagenoeg ieder voorschrift een inadequate
    reactie volgt. Het niet-reageren is het werkelijke probleem. Hierop moet de geneesmiddelkeuze worden
    gericht.
    Het middel waarmee zo‟n probleem wordt opgelost draagt het predikaat tussenmiddel. De bijbehorende
    rubriek in het repertorium vinden we in het hoofdstuk Generals: „When well selected remedies fail to
    act‟. Hier vinden we middelen die elk vanuit een verschillende achtergrond geïndiceerd zijn wanneer de
    ogenschijnlijk „aangewezen‟ geneesmiddelen niet werken. Twee belangrijke middelen in deze rubriek
    zijn Sulphur en Carbo vegetabilis.
    Sulphur was voor Hahnemann het belangrijkste antipsoricum. Het middel wordt in de homeopathische
    praktijk veelvuldig gebruikt, en wel in zo‟n mate dat Kent schrijft: “Men kan de deskundigheid van een
    homeopaat niet aflezen aan de frequentie waarmee hij Sulphur voorschrijft.”
    Sulphur neemt een bijzondere positie in de materia medica in. Het is zo frequent geïndiceerd omdat het
    regelmatig voorkomt dat de Dynamis verminderd reageert! Hahnemann begon de behandeling
    regelmatig met Sulphur of Hepar sulphuris. Hij deed dat om de casus te „openen‟ en de Dynamis tot
    reactie te prikkelen. Zijn volgende voorschriften waren meer geïndividualiseerd en op de constitutie
    afgestemd.
    Klaarblijkelijk is het zinvol de Dynamis te bevrijden van een stukje psora teneinde ruimte te scheppen
    voor vrije, curatieve reacties op de volgende middelen. De zwavel in ons organisme ligt ten grondslag
    aan alle verbrandingsprocessen in het stoflichaam.
    Zwavel maakt het de Dynamis mogelijk het stoflichaam te verwarmen en te doorleven. Daarom helpt
    gepotentieerde zwavel, Sulphur, de Dynamis bij het verwarmen en vitaliseren van het stoflichaam. Mede
    daardoor worden adequate reacties op andere, volgende homeopathische middelen gestimuleerd.
    Dit was voor Hahnemann de reden om in veel gevallen de behandeling te beginnen met Sulphur. Door
    de toegenomen vitaliteit die Sulphur uitlokt kan de Dynamis duidelijker symptomen produceren.
    Daardoor worden een betere geneesmiddelkeuze en adequate, genezende reacties op het meer
    constitutioneel geïndiceerde geneesmiddel mogelijk. Laten we na de reactiekracht van de Dynamis te


                                                                                                           75
     
  • 76.
    prikkelen dan zienwe regelmatig dat de geneesmiddelreactie te kort, niet diep genoeg, of onvolledig is.
  • Sulphur wordt dus niet voorgeschreven als constitutiemiddel, want in essentie betreft het geen Sulphur-
    patiënt. Er is geen specifiek Sulphur-beeld. Het min of meer gebrekkige specifieke beeld en de
    ontoereikende reacties op eerdere voorschriften rechtvaardigen de conclusie dat de psorische
    ontwikkeling zich zo manifesteert dat het genezingsproces stagneert.

    Chronische Ziekten, blz. 156:
    “Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
    ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
    Hepar sulphuris te geven (al naargelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al
    verknoeid waren door grote allopathische zwaveldoses en door zwavelhoudende baden. In die gevallen
    geven we eerst een dosis Mercurius C30.




                                                                                                         76
     
  • 77.
  • Hahnemann wendt Sulphur,Hepar sulphuris en Mercurius aan als tussenmiddelen om de Dynamis tot
    reactie aan te zetten, zodat daaropvolgende constitutiemiddelen het te verwachten rendement zullen
    opleveren. Sulphur en Hepar sulphuris komen in aanmerking bij gebrekkig en te weinig reageren;
    Mercurius wanneer de Dynamis door grote doses zwavel in een toestand van overgevoeligheid is
    geraakt, waarbij het acute karakter van de symptomen bepaalde syfilitische kenmerken vertoont.
    Mercurius vormt hier het „acute deel‟ van Sulphur. Het neutraliseert de naar destructie neigende
    psorische ACUUT MIASMATISCHE conditie. In zulke gevallen komt zelfs een syfilitisch middel als
    Mercurius van pas bij de antipsorische behandeling! In plaats van op de constitutie worden de genoemde
    middelen voorgeschreven op de dynamische of liever adynamische toestand: de psorische indifferentie
    en de onmogelijkheid om daardoor tot curatieve reacties te komen. In dezelfde context worden door
    Hahnemann ook Nux vomica en Pulsatilla genoemd. Beiden dienen evenwel voorgeschreven te worden
    op de voor hen specifieke indicaties.


    Chronische Ziekten, blz. 176:
    “Maar toch zijn, zoals vanzelf spreekt, ook de overige, in de genees-middelproeven onderzochte
    homeopathische middelen, Mercurius niet uitgezonderd, voor bepaalde toestanden bij de psorische
    ziekten niet te ontberen.”

    Geneesmiddelen als Sulphur en Carbo vegetabilis hebben in de homeopathische behandeling nog een
    andere functie dan alleen die van constitutiemiddel. Wat betreft Carbo vegetabilis kunnen we zelfs
    stellen dat een Carbo vegetabilis-constitutie niet bestaat. De houtskool-patiënt is de dood nabij, zoals dat
    ook bij de Arsenicum album-patiënt het geval kan zijn. Een mens bezit niet in essentie een Carbo
    vegetabilis-constitutie. Bij een patiënt die veel Carbo vegetabilis-symptomen vertoont komt na het
    voorschrijven van dit middel, op basis van de toegenomen vitaliteit en reactiekracht, een beeld
    tevoorschijn dat vraagt om een ander mineraal middel. De functie van de Carbo vegetabilis is de
    levenskracht op een milde manier te stimuleren. De reguliere geneeskunde past houtskool toe vanwege
    zijn ontgiftende en reinigende eigenschappen: bij een voedselvergiftiging bindt en neutraliseert
    houtskool de toxische darminhoud. Homeopathisch gezien is Carbo vegetabilis geschikt voor patiënten
    met een lange geschiedenis van spijsverteringsklachten, overprikkeling, disfunctioneren en diarree. Het
    middel kan een grote diversiteit aan stoelgangklachten produceren.
    Een belangrijke indicatie voor Carbo vegetabilis vinden we voorts bij de zuigeling met darmkrampjes en
    overgevoeligheid voor alle voeding. Carbo vegetabilis neemt de overprikkeling weg en stimuleert een
    goede geneesmiddelreactie. Het middel is geïndiceerd waar geneesmiddelen als Chamomilla en
    Magnesium carbonicum niet of onvoldoende werken. Een zuigeling die geen moedermelk verdraagt zou
    in de vrije natuur onvermijdelijk sterven. Wanneer de niet adequaat en sterk genoeg reagerende
    levenskracht wordt geconfronteerd met de „doodskrachten‟ van Carbo vegetabilis wekt dit in de
    Dynamis een vitaler reactiepatroon tot leven. Aldus bezit Carbo vegetabilis een milde antipsorische
    werking, wat betekent dat tijdens de reactiefase van de Dynamis niet gelijk een voor de patiënt
    belastende toename van ziektesymptomen volgt. Voor Carbo animalis gelden vergelijkbare indicaties.
    Wanneer tijdens de behandeling van ernstige pathologie, bijvoorbeeld kanker, een stagnatie in de
    geneesmiddelreacties optreedt, kunnen we met Carbo animalis de vitale reacties nieuw leven inblazen. In
    het geneesmiddelbeeld van Carbo animalis vinden we de carcinogene tendens duidelijk terug. Zwakte,
    net als bij Carbo vegetabilis, brandende pijnen en een sterk maligne tendens typeren Carbo animalis.
    Ontsteking, zwelling en kankerachtige degeneratie van klierweefsel, zoals maagkanker,
    baarmoederkanker, lymfeklierkanker, borst- of testikelkanker.



                                                                                                             77
     
  • 78.
    Bij Carbo vegetabilisspeelt de plantaardige grondsubstantie een belangrijke rol, wat zich openbaart in
  • de milde, functionele ondersteuning van de Dynamis.
    Bij Carbo animalis treedt de dierlijke, emotionele en hormonale component sterker op de voorgrond, wat
    blijkt uit de affiniteit van Carbo animalis met het endocriene stelsel, ontstekingen en maligniteit.
    In zulke gevallen is gebruik van Carbo animalis noodzakelijk, in afwisseling met het constitutiemiddel
    waarop, hoewel het was geïndiceerd, onvoldoende werd gereageerd. Een Carbo vegetabilis-constitutie
    bestaat niet, net zo min als een Carbo animalis-constitutie. Beide diep en mild werkende antipsorische
    middelen zijn als ondersteunend- en tussenmiddel onmisbaar in de homeopathische praktijk. Ze
    verdienen te worden meegenomen in de differentiaaldiagnose wanneer Sulphur of Hepar sulfuris lijken
    geïndiceerd.
    Een andere aanwijzing voor middelen die de Dynamis tot constructieve reacties aanzetten is het herstel
    van acute collectieve ziekten. Wanneer herstel bij ernstig verzwakte patiënten te veel tijd vraagt of
    geheel uitblijft is de levenskracht door de acute ziekte zo uitgeput dat het lijkt alsof ze niet meer te
    prikkelen is. Het herstel verloopt traag en slepend. De allopathie spreekt van de ziekte van Pfeiffer,
    „burned out‟, myalgische encephalitis (ME) e.d. Door acute infectieziekten raken mensen soms voor
    langere tijd uit de roulatie.
    Voor oude mensen en chronisch zieken zijn acute infectieziekten soms zo‟n aanslag op hun vitaliteit dat
    ze die niet meer te boven komen en overlijden. In zulke gevallen is het herstelvermogen van de Dynamis
    door voorafgaande chronische psorische belasting dusdanig verzwakt dat acute stoornissen niet meer
    verwerkt kunnen worden.
    Dan zegt men dat de patiënt is overleden aan influenza, wat natuurlijk niet het geval is. De patiënt
    overlijdt aan verregaande ontwikkeling van de chronische psorisch miasmatische belasting,
    gecompliceerd tot een acuut miasmatische ziekte die de patiënt de crisis brengt waaraan hij komt te
    overlijden.

    Chronische Ziekten, blz. 162, 163 en 164:
    “Wordt de dokter geroepen om zo‟n heersende ziekte te behandelen bij een patiënt die hij niet tevoren
    als chronische patiënt in zijn praktijk had, dan zal het niet zelden voorkomen, vooral als de koorts nogal
    fors was, dat hij ontdekt, als hij die overwonnen heeft met het middel dat ook bij de andere patiënten die
    aan deze aandoening leden homeopathisch specifiek was, dat een volledig herstel ook bij goede voeding
    en leefregels vaak niet lukken wil. Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we
    gewoonlijk nasleep, naziekten noemen), die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In
    zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met een psora te maken, die zich tot een chronische ziekte aan het
    ontwikkelen is.
    De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acuut miasmatische ziekten, als ze
    niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak antipsorische
    ondersteuning nodig - zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een
    specifiek homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk
    behandelde ik dan na met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel
    had gebruikt. In dat geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”

    Hahnemann‟s opmerking “gewoonlijk behandelde ik dan na met Sulphur” is enigszins raadselachtig en
    lijkt, oppervlakkig gezien, in strijd met het gelijksoortigheidsbeginsel. Wanneer wij de opmerking echter
    plaatsen tegen de achtergrond van Hahnemann‟s visie op de verschillende ziektevormen, zien we dat
    Hahnemann zijn voorschriften baseerde op onderliggende miasmatische tendensen. Het vergt een andere
    analysemethode dan de gebruikelijke. Sinds Hahnemann maakt de homeopathie een ontwikkeling door
    waarbij steeds intensiever en op grond van gedetailleerder symptomen wordt gepoogd op de „essentie‟
    voor te schrijven. Hahnemann‟s ziekteclassificatie werpt de vraag op of zoiets als de „essentie‟ wel


                                                                                                           78
     
  • 79.
    bestaat. Is hetniet veeleer zo dat de patiënt in iedere afzonderlijke, ziekmakende levenssituatie op
  • individueel typerende, karakteristieke wijze zal reageren?
    In elke afzonderlijke situatie kan de patiënt reageren vanuit zijn „essentie‟ en toch steeds een ander
    geneesmiddel nodig hebben om de balans te herstellen. De mens heeft meer uitdrukkingsmogelijkheden
    tot zijn beschikking dan wat wij in één geneesmiddelbeeld kunnen terugvinden. Bijgevolg hebben we
    voor de chronische behandeling vrijwel altijd meerdere en verschillende middelen nodig, in
    uiteenlopende potenties.

    Chronische Ziekten, blz. 127:
    “Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
    van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
    huiduitslag vergezelde psora – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, alsook die
    zich tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door
    een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige
    genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van zulke geneesmiddelen en in de ergste
    gevallen ook wel van vele na elkaar.”

    Miasma als ziektetendens
    In de homeopathie kennen we een grote diversiteit aan symptomen: van particulars tot mentals, van
    generaliteiten tot desires en aversions, enz. In alle symptomen drukt zich iets uit. Achter de symptomen
    schuilt een miasmatisch pathologisch dynamisch actiepotentiaal. Dit veroorzaakt de symptomen en is de
    drijvende kracht erachter. Naar mate de immateriële dynamische verstoring actiever dan wel krachtiger
    nemen de symptomen qua geaardheid, heftigheid en intensiteit navenant toe.
    Deze achtergrondspanning verleent de symptomen hun kracht en dynamiek, hun progressieve dan wel
    adynamische karakter.
    De dynamische verstoring tendeert er naar zich op een bepaalde wijze in het menselijk organisme uit te
    drukken. Zo kan de mens zich in iedere, zich aan hem voordoende levenssituatie op individueel
    karakteristieke wijze uitdrukken, op een gezonde of ongezonde manier. De miasmatische belasting
    verstoort het gezonde actie-reactiepatroon en maakt dat de mens niet in overeenstemming met de
    aanleiding reageert.
    We kunnen de miasmatische belasting zodoende omschrijven en definiëren als de mate waarin de mens
    naar ziek worden neigt. Het miasma op zich vertegenwoordigt de latente of manifeste ziektetendens. In
    essentie behandelt de klassiek homeopaat met zijn dynamische, gepotentieerde geneesmiddelen de
    achter de symptomen schuilgaande miasmatische ziektetendens. Dit heeft het grote voordeel dat in een
    vroeg en dus nog niet ernstig pathologisch stadium al kan worden ingegrepen, op voorwaarde dat wij
    zicht hebben de achterliggende tendens.
    Wanneer de homeopaat uit het summiere symptoombeeld reeds de carcinogene tendens kan opmaken en
    weet dat er op de achtergrond een dergelijk proces gaande is dan hoeft hij niet te wachten tot er zich
    daadwerkelijk een tumor heeft gevormd alvorens de predispositie te behandelen.
    Wordt de predispositie niet doelgericht en adequaat behandeld dan zal de patiënt in de toekomst, in
    weerwil van de genoten homeopathische behandeling, toch een reëel risico lopen maligniteit te
    ontwikkelen.
    Een andere miasmatisch pathologische achtergrond zal zich op een andere manier openbaren,
    bijvoorbeeld als astma, reuma, maagzweer, hartinfarct of diabetes. De daadwerkelijke stoffelijke
    ziekteuiting is niet meer dan het sluitstuk van het psorische drama dat zich dikwijls reeds veel jaren
    heeft voortgesleept. De regels of „wetten‟ van Hering zijn gebaseerd op dezelfde wetmatigheid. Zolang
    er uitgesproken pathologische tendensen op grond van erfelijkheid of biografie herkenbaar zijn en er niet



                                                                                                          79
     
  • 80.
    op werd voorgeschreven,loopt de patiënt het risico dat zulke tendensen zich stoffelijk gaan
  • manifesteren. Sterker nog, hoe gezonder de patiënt over het algemeen is, hoe meer energie en vitaliteit er
    voorradig is om de ongenezen pathologische ontwikkeling te voeden.


    Voorafgaande ontregeling
    Ziekteverschijnselen zijn het gevolg van de eraan voorafgaande ontregeling van de levenskracht. De
    ontregeling van levenskracht of Dynamis is immaterieel. In eerste instantie verschijnen de symptomen
    op het immateriële, dynamische niveau: de patiënt “voelt zich niet goed”. Een en ander drukt zich uit in
    subjectieve symptomen. Materiële afwijkingen vallen nog niet waar te nemen. Worden zulke
    symptomen onderdrukt of wordt de ontregeling van de Dynamis niet hersteld en genezen dan zal de
    ziekte zich, afhankelijk van de achterliggende miasmatische belasting, na kortere of langere tijd
    stoffelijk kenbaar maken.
    De aandoening heeft nu een materiële component geschapen en is diagnosticeerbaar. De (terug)weg naar
    genezing vergt in zo‟n geval meer tijd. Zolang de ziekte zich nog op het dynamische vlak van de
    ontregeling van de levenskracht manifesteert als ziektetendens, blijkt het eenvoudiger genezende reacties
    in gang te zetten. Het is de taak van de homeopaat om uit de activiteiten van de levenskracht te
    destilleren welke symtomen uitdrukking zijn van welke pathologische tendens.
    Welke symtomen horen bij de levensfase waarin de patiënt zich bevindt? Een provocerende puber
    gedraagt zich overeenkomstig zijn levensfase, in tegenstelling tot de 65-jarige die zijn omgeving loopt
    op te jutten. In het eerste geval heeft zoiets minder symptoomwaarde dan in het tweede. Zijn hierbij de
    gedragssymptomen gerelateerd aan de levensomstandigheden en hieruit grotendeels verklaarbaar, dan
    betekent het dat ze niet diep constitutioneel zijn en evenmin als zodanig moeten worden geduid.
    Een plantaardig middel heeft de voorkeur indien de mentale gesteldheid verklaarbaar is vanuit de
    levensomstandigheden. Het zal snel een genezende reactie oproepen. Heel anders ligt het wanneer de
    patiënt een leven van conflicten achter de rug heeft vanwege non-conformistisch en provocerend gedrag.
    Dit is veeleer een chronisch constitutionele gesteldheid, gebaseerd op een onderliggende chronisch
    miasmatische verstoring.
    Hier schrijven we diepwerkende antisyfilitische of antisycotische geneesmiddelen voor in afwisseling
    met passende antisporische middelen en eventueel in afwisseling met de bijhorende nosoden als de
    erfelijke belasting of de biografie daar aanleiding toe geeft. De homeopathische analyse op grond van de
    juiste symptoomclassificatie heeft derhalve geen eliminerend doch een synthetiserend karakter. Ieder
    symptoom krijgt zijn plek en wordt recht gedaan door middel van het voorschrift op basis van
    gelijksoortigheid.
    De patiënt wordt op basis van de op de juiste symptoomclassificatie voorgeschreven middelen bevrijd
    van de onderliggende miasmatische pathologische tendensen, die anders in de toekomst onheil voor hem
    in petto zouden hebben. Afhankelijk van het ontwikkelingsstadium zullen de basale miasmatische
    verstoringen zich dus in meer of mindere mate doen gelden.
    Onderkent de homeopaat ze niet dan kan hij slechts wachten tot de intensiteit toeneemt en daardoor het
    pathologische beeld duidelijker wordt. In de tussentijd maakt de miasmatische tendens de patiënt echter
    zieker, zodat de homeopaat door de presentatie van symptomen duidelijker signalen krijgt wat hem te
    doen staat. Dit toont het belang van het in een vroeg stadium herkennen en onderkennen van
    achterliggende pathologische tendensen!

    Samenvatting
    Homeopathische geneesmiddelen zijn onder te verdelen in vijf groepen: plantaardige, dierlijke, minerale
    en tautopathische middelen en nosoden.



                                                                                                           80
     
  • 81.
    Nosoden zijn geïndiceerdbij problemen ten gevolge van erfelijke belastingen of bij het niet te boven
  • komen van crises. De indicaties voor plantaardige en dierlijke middelen liggen voornamelijk bij de acute
    ziekten, te weten: incidenten, collectieve ziekten en acuut miasmatische ziekten. Het betreft hier ziekten
    van exogene origine die de levenskracht verstoren.
    Tautopathische geneesmiddelen zijn passend waar gebruik van allopathische medicijnen een duurzame
    blokkade van de Dynamis heeft bewerkstelligd.
    Minerale geneesmiddelen ten slotte zijn constitutiemiddelen die worden voorgeschreven op een
    endogeen miasmatische belasting van de levenskracht, met name de psorische. Het zijn de minerale
    middelen die uiteindelijk genezing teweegbrengen.




                                                                                                           81
     
  • 82.
    8. Analyse vanuitziekteclassificatie

  • Classificeren van ziekte
    Het classificeren van ziekte voordat we tot voorschrijven en behandeling kunnen overgaan heeft grote
    consequenties voor de manier waarop met de door de patiënt verstrekte informatie wordt omgegaan.
    Nadat de homeopaat zich een beeld heeft geschapen is de eerste vraag: met wat voor soort ziekte heb ik
    hier te maken?

    Organon, §104:
    “Als eenmaal de totaliteit van de symptomen, die het ziektegeval in het bijzonder bepalen en kenmerken,
    met andere woorden het ziektebeeld, van de een of andere soort nauwkeurig is vastgelegd, dan is het
    zwaarste werk ook klaar.”

    Met andere woorden:
    Is er sprake van een acute ziekte gebaseerd op een incident of collectieve ziekte?
    Is er sprake van een acute opleving van een chronisch constitutionele gesteldheid (acuut miasmatische
    ziekte)?
    Is er sprake van een chronisch constitutionele gesteldheid of is het de manifestatie van een familiare
    erfelijke tendens?
    Er is dikwijls sprake van een combinatie. Bijvoorbeeld: chronisch constitutionele klachten zijn
    toegenomen of wisselen zich af met symptomen die horen bij de levensomstandigheden of bij acute
    symptomen.
    Het kan zijn dat een patiënt met chronisch eczeem veel te lijden heeft onder de spanningen van een
    slechte relatie en een aanstaande echtscheiding. Of een van de kinderen is ziek, waardoor het eczeem, tot
    dan rustig, weer hevig de kop opsteekt.
    Herhalen wij in zo‟n situatie het eerder op de chronisch constitutionele gesteldheid voorgeschreven
    minerale middel, dan heeft de aandoening - in de gegeven situatie - de neiging erger te worden door het
    antipsorische en vitaliserende effect van het minerale middel. Met andere woorden, het minerale middel
    is ongelijksoortig ten aanzien van de actuele, acute situatie en daarom niet passend. In de actuele, acute
    situatie bundelt de levensenergie zich als het ware samen tot een beperkte groep symptomen van grote
    intensiteit.
    Dag en nacht is de patiënt min of meer bevangen door de actuele en zich als acute ziekte manifesterende
    problematiek. De chronische klachten kunnen erdoor eveneens verergeren: de diepere constitutionele
    symptomen gaan mee resoneren met de heftiger actuele ziektetoestand. De intensiteit van de klachten
    noopt de patiënt hulp te zoeken.
    Weigert de homeopaat voor te schrijven op de nieuwe situatie omdat het “mogelijk een verergering
    betreft op het eerder ingenomen minerale middel” dan zoekt de patiënt zijn heil elders. Maar funderen
    we ons oordeel op de ervaringen en inzichten in Hahnemann‟s Chronische Ziekten dan zullen we op de
    actuele situatie een plantaardig of dierlijk middel met beperkte dieptewerking in gepaste potentie en
    frequentie voorschrijven. Het eerder voorgeschreven constitutiemiddel kan daardoor ongestoord
    doorwerken.

    Chronische Ziekten, blz. 1:
    “De homeopathische geneeskunst, zoals die in de geschriften van mij en mijn leerlingen is onderwezen,
    heeft, mits serieus nagevolgd, tot dusver overduidelijk, op treffende wijze haar natuurlijke superioriteit



                                                                                                           82
     
  • 83.
    bewezen boven iedereallopathische werkwijze, niet alleen bij alle ziekten die mensen plotseling
  • overkomen (de acute ziekten), maar ook bij de epidemische aandoeningen en sporadische (hier en daar
    optredende) koortsziekten.
    De venerische ziekten werden door de homeopathie eveneens veel veiliger, met minder moeite en zonder
    naweeën grondig genezen; deze verdelgde en genas namelijk het inwendige euvel, dat aan die ziekten te
    grondslag lag, door het meest specifieke middel uitsluitend van binnen uit, zonder de plaatselijk
    ontstane aandoeningen te storen of te vernietigen. Maar het getal van de overige langdurige ziekten op
    heel de wereld was en bleef onvergelijkelijk veel groter, ja ontzagwekkend groot.”




                                                                                                       83
     
  • 84.
    Nuancering van deverschillende ziektevormen
  • Op pagina 1 van Chronische Ziekten komt Hahnemann met een nuancering van de diverse ziektevormen
    en ziekteprocessen. In het leven van de patiënt komen we zulke vormen en processen eveneens tegen.
    Acute aandoeningen die binnen de constitutie zijn opgelost, zullen in de biografie en dus in de anamnese
    geen rol van betekenis spelen. Anders gezegd, van acute ziekten die goed zijn genezen vinden we geen
    sporen terug. En andersom: niet goed genezen acute ziekten laten sporen na. Niettemin hoeven wij bij
    een patiënt die, bijvoorbeeld, niet goed de mazelen heeft doorgemaakt geen overduidelijk Morbillinum-
    beeld [mazelen nosode] te verwachten. De tekenen zijn eerder sluipend en meer verborgen.
    We merken ze dikwijls niet eens op en kennen ze bijgevolg niet de juiste waarde toe. De obstructie
    vanuit het verleden creëert een blokkade in de reactie op, met name, het voorgeschreven antipsoricum.
    Voorgeschreven middelen werken niet of slechts ten dele; de reactie is voor zowel patiënt als homeopaat
    verre van bevredigend. Het niet (goed) doormaken van, bijvoorbeeld, mazelen heeft tot gevolg dat de
    betrokkene niet kan afrekenen met een stuk erfelijke miasmatische belasting. Er kunnen vroegtijdige
    pathologische ontwikkelingen uit voortvloeien, die de manifestatie zijn van de niet geneutraliseerde
    erfelijke tendens die zich voordoet als endogeen chronisch constitutioneel klachtenpatroon.
    Veel ernstige ziekten bij jonge kinderen zijn verklaarbaar vanuit deze achtergrond. Het niet kunnen
    oplossen van erfelijke belasting met behulp van acute ziekten - kinderziekten - maakt dat het kind moet
    opgroeien met de pathologische tendensen van het voorgeslacht. Deze kunnen zich reeds vroeg in het
    kinderleven openbaren. Zoals gezegd, het is onwaarschijnlijk dat de patiënt een typisch Morbillinum-
    beeld presenteert. De kans is veel groter dat hij komt met, laten we zeggen, constitutionele Calcarea
    carbonica-symptomen.
    Desondanks zal de reactie op dit constitutiemiddel beduidend beter zijn wanneer we het laten voorafgaan
    door Morbillinum of, beter nog, deze twee geneesmiddelen in afwisseling geven. Hierdoor wordt de
    „mazelen-blokkade‟ door Morbillinum opgeruimd. In de ontstane ruimte kan de Dynamis constitutioneel
    curatief op Calcarea reageren.
    Een carcinogene erfelijke tendens noodzaakt, bij niet genezend reageren op de voorgeschreven passende
    geneesmiddelen, om het „blokkademiddel‟ Carcinosinum voor te schrijven. Bij kinderen geboren uit
    tuberculeuze ouders stuiten we op de tuberculinische constitutielaag, die blokkerend werkt op het
    zelfgenezende vermogen. Een Tuberculinum nosode slaat hier de brug naar een genezend constitutioneel
    reactiepatroon en naar gezondheid.
    Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij geslachtsziekten in het voorgeslacht, waarbij het
    homeopathisch analoge middel gevonden kan worden in Medorrhinum of Syphilinum. Het zou van
    naïveteit en weinig praktijkervaring getuigen als we beweren dat met het éénmalig voorschrijven van de
    desbetreffende nosode in een C-potentie de gehele achterliggende pathologische tendens kan worden
    opgelost en verwijderd. Of de tendens opgelost is blijkt uitsluitend uit structureel genezende reacties op
    het geïndiceerde constitutiemiddel.
    Bij ongewijzigde symptomen vinden we telkens wanneer niet goed meer wordt gereageerd op het
    passende constitutiemiddel, een indicatie voor de desbetreffende nosode.
    Het probleem van ontoereikende reacties is derhalve te ondervangen door de nosode net zo lang in
    afwisseling te geven met het geïndiceerde constitutiemiddel tot blijkt dat het reactievermogen van de
    Dynamis niet langer wordt beperkt. De nosode kan dan worden weggelaten.
    Door de grootschalige vaccinatieprogramma‟s en de pathologische constitutionele gevolgen ervan voor
    het verdere leven is de toepassing van nosoden onvermijdelijk. Individueel geïndiceerde nosoden helpen
    de gezondheid te (her)winnen. Neutralisatie en bevrijding van erfelijke ziektetendensen is
    noodzakelijker dan ooit en wordt in de homeopathie bereikt met het gebruik van nosoden.
    Behalve erfelijke tendensen kunnen ook andere stoorzenders de behandeling hinderen. Bijvoorbeeld: de
    patiënt krijgt tijdens de constitutiebehandeling een ongeluk. Indien het een ernstig ongeval betreft dient



                                                                                                           84
     
  • 85.
    de chronische ziektebehandelingte worden onderbroken om eerst de nieuwe, acute situatie te behandelen
  • met het passende traumamiddel of soms met traumamiddelen in afwisseling.
    Zo wordt Arnica montana gegeven bij kwetsuren van bot, pees, spier of beenvlies, (eventueel) in
    afwisseling met middelen als Symphytum, Ruta of Rhus toxicodendron. De ervaring leert dat daardoor
    herstel veel sneller optreedt. Hahnemann ging precies zo te werk, waarvan we voorbeelden vinden in
    zijn Krankenjournale en Chronische Ziekten.

    Organon, §248:
    “Daarvan laat men de patiënt één of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie- of theelepeltjes
    innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3, of 2 uur en in
    de dringendste gevallen elk uur of nog vaker.”


    Dynamis streeft naar overleven
    Een acute situatie is zo overheersend dat een middel voor de chronische symptomen op zo‟n moment
    absoluut niet aan de orde is. Het chronische symptoombeeld wordt door het geweld van het acute trauma
    naar de achtergrond gedrukt. De Dynamis heeft alle energie nodig voor overleving. Zodra het beter gaat
    met de patiënt komt de vraag aan de orde wanneer het verantwoord of zelfs noodzakelijk is de
    chronische constitutiebehandeling voort te zetten.
    De patiënt herstelt van het trauma en de chronische klachten steken weer nadrukkelijker de kop op. Wat
    nu te doen? Enerzijds zijn er de restverschijnselen van het trauma, anderzijds vragen de chronische
    klachten om aandacht. De enige onderlinge relatie die de symptomen hebben is dat zij optreden bij een
    en dezelfde persoon in dezelfde tijdspanne.
    De door het trauma opgeroepen symptomen hebben een exogene oorzaak, terwijl de andere voortkomen
    uit de constitutionele gesteldheid van de Dynamis. Laatstgenoemden noemen we „miasmatisch endogeen
    constitutioneel‟. Beide groepen, zowel de traumatische alsook de constitutionele, vragen een
    geneesmiddel, inclusief de passende potentie en frequentie, dat overeenkomt met hun karakter en
    dynamiek.

    Van een geneesmiddel voorgeschreven op de hoofdpijnsymptomen na een ongeval kunnen we niet
    verwachten dat het eveneens de chronische klachten duurzaam verbetert. De chronische klachten houden
    geen verband met de exogene verstoring - het trauma - doch berusten op een endogeen miasmatische
    ontregeling.
    We moeten ons niet laten misleiden wanneer de chronische symptomen onder invloed van het
    traumamiddel tijdelijk lijken te verbeteren. Bij psorische patiënten kan het zelfs zo zijn dat de
    verbetering van de chronische symptomen enige tijd aanhoudt. Wanneer het passende antipsoricum niet
    wordt gecontinueerd keren ze evenwel spoedig terug. Na inname van Ignatia vanwege een groot verdriet
    kan, bijvoorbeeld, het gevoel ontstaan dat Ignatia een diepe (constitutionele) verbetering bewerkstelligt.
    In werkelijkheid heeft Ignatia echter slechts de gevolgen van het emotionele incident helpen opruimen,
    waarbij de voorspoedige verbetering voor ruimte heeft gezorgd. In de fundamentele Phosphorus- of
    Natrium muriaticum gesteldheid of de Carcinosinum-blokkade brengt Ignatia geen verandering.
    De chronisch antipsorische of hereditaire sfeer wordt door een middel als Ignatia niet permanent
    beïnvloed, zodat de basale tendensen zich na verloop van tijd weer manifesteren. Tijdens anamnese en
    analyse schemeren de constitutielagen en andere tendensen reeds door in de symptomen. We negeren ze
    soms omdat ze niet van belang zijn bij de zogeheten klassieke manier van voorschrijven.
    De gebruikelijke analysemethoden maken gebruik van de meest karakteristieke symptomen. Als minder
    typerend opgevatte symptomen worden voorlopig terzijde geschoven. Aldus wordt via eliminatie van
    minder belangrijke symptomen doorgedrongen tot de „essentie‟ van de casus, waarop vervolgens wordt


                                                                                                           85
     
  • 86.
    voorgeschreven. De talrijkestromingen in de homeopathie zijn evenzoveel verschillende wegen om tot
  • hetzelfde resultaat te komen: het vinden van het „juiste‟ middel.

    Voorschrijven van het juiste geneesmiddel op de constitutie heeft vaak alleen zin wanneer er niet te
    veel stoorzenders zijn die een curatieve reactie van de Dynamis belemmeren.

    Een probleem dat zich hierbij geregeld voordoet is dat een kenmerkend symptoom, bijvoorbeeld met
    betrekking tot verdriet, onterecht als endogeen constitutioneel symptoom wordt geduid en behandeld. In
    werkelijkheid is het symptoom evenwel gerelateerd aan een incident, een voorval in het leven van de
    patiënt.
    Wordt nu het betreffende symptoom of de symptoomgroep bij de analyse, repertorisatie en
    differentiaaldiagnose voor constitutioneel aangezien dan volgt de keuze van een mineraal middel. Maar
    aangezien de gesteldheid alleen gerelateerd is aan het verdrietige voorval, is meewegen van
    constitutionele symptomen voor de geneesmiddelkeuze - tijdens deze fase van het incident - niet aan de
    orde en zelfs ongewenst.
    Tempo en dynamiek van het minerale middel zijn doorgaans niet analoog aan snelheid en dynamiek van
    het incident. Een mineraal middel dat wordt gegeven vanwege de gevolgen van een incident zal dieper
    dan noodzakelijk inwerken, waardoor de constitutionele spanning toeneemt en de patiënt verslechtert.
    Iedere verergering van symptomen wijst feitelijk op ongelijksoortigheid: van geneesmiddel, potentie,
    dosering of frequentie.
    Alle symptomen gerelateerd aan het incident dienen voor de geneesmiddelkeuze te worden
    meegenomen. Bij een acuut voorval of incident is een plantaardige middel het geschiktst. De chronische
    symptomen die zich tegelijkertijd blijven tonen geven dikwijls een vingerwijzing voor het minerale
    constitutiemiddel dat spoedig na het plantaardige middel zal volgen.
    Een gedegen onderscheidingsvermogen ten aanzien van het soort ziekte symptomen is bij de analyse van
    de ziekteclassificatie van groot, misschien wel doorslaggevend belang voor effectieve behandeling. Om
    de afzonderlijke symptomen van het ziektebeeld te kunnen analyseren en op waarde te schatten dient de
    homeopaat te weten wat op welk moment moet worden behandeld. Symptomen geven weer hoe het
    ervoor staat met de vitaliteit, de Dynamis en de pathologie.
    Voor de meest gelijksoortige behandeling van de actuele toestand zullen we moeten begrijpen waar ieder
    afzonderlijk symptoom vandaan komt. Elimineren of door elkaar halen van ziektesymptomen resulteert
    in het voorschrijven van homeopathische middelen op een allopathische manier.
    Genezing van psora zal zo uitblijven of slechts via omwegen kunnen worden bereikt.
    Het voorschrift dekt niet de symptomen die de totaliteit van de ziektesoort weerspiegelen, terwijl daar
    wel het zwaartepunt ligt. De volgende enigszins ingekorte casus moge ter illustratie dienen.


    Casus menstruatieproblemen
    Een jonge vrouw (34 jaar) komt onder behandeling vanwege menstruatieproblemen en tussentijds
    bloedverlies. Ze heeft tien jaar lang de pil gebruikt maar is daar mee opgehouden toen ze kinderen wilde.
    Ze werd vrijwel direct zwanger. Sinds de geboorte van haar dochtertje, drie jaar geleden, is de
    menstruatie „van slag‟. De menstruatiepijnen zijn toegenomen. Soms is er krampende pijn waarbij ze
    liefst plat op buik of rug in bed ligt. Graag een hete kruik op de buik, geen zin om op te staan. Beter door
    warmte en bij alleen zijn. Ze wil met rust worden gelaten. Tegen de avond wordt de pijn wat minder.
    Sinds de zwangerschap is de behoefte aan seks zodanig verminderd dat het bijna een aversie is
    geworden. Dit leidt tot grote spanningen in de relatie. Onder de aanhoudende druk van haar partner geeft
    ze weliswaar toe, maar ze ervaart het bijna als verkrachting.



                                                                                                             86
     
  • 87.
    Het verergert deverwijdering tussen haar en haar man. Ze speelt ernstig met de gedachte zich van hem
  • te laten scheiden, doch durft hier niet met hem over te beginnen.
    “Als ik van hem af wil moet ik als hij niet thuis is de koffers pakken en weggaan, anders komt het er
    toch niet van. Bovendien durf ik er bij mijn ouders niet mee aan te komen want zij zijn stapel op hem en
    ik kan toch niets goed doen, dat is altijd al zo. Daarnaast is mijn vader zo autoritair dat als ik bij mijn
    ouders thuis zou komen, hij me zo weer terug naar huis brengt.”
    Bij navraag blijkt oma van vaderszijde te zijn overleden aan borstkanker. Er komt veel allergie in de
    familie voor. Patiënte zelf geeft aan twee keer (!) waterpokken te hebben gehad.

    Een casus zoals wij ze dagelijks kunnen tegenkomen. Bij nadere beschouwing zijn er een drietal „lijnen‟
    of pathologische tendensen in te ontdekken.
    Ten eerste: constitutioneel.
    De menstruatieklachten en alle begeleidende symptomen. Het tussentijds bloedverlies, de > warmte,
    alleen zijn, met rust gelaten willen worden, het op de buik slapen en de > tegen de avond. De
    vermindering van het libido en de klachten na de zwangerschap. Aversie seks. Daarbij het tien jaar
    pilgebruik. Het plaatje is compleet. Op basis van de constitutionele symptomen kan met een gerust hart
    Sepia voorgeschreven worden.
    Ten tweede: biografie.
    De relatie staat op springen. Ze voelt zich kennelijk niet opgewassen tegen haar man, laat zich voor haar
    gevoel steeds „gebruiken‟, „verkrachten‟ welhaast, en durft geen stelling te nemen. Het wellicht
    onnodige (?) risico is dat ze haar koffers pakt en verdwijnt. De levensomstandigheden en de manier van
    reageren wijzen op Staphisagria.
    Ten derde: biografisch/erfelijke tendensen.
    Dit betreft haar relatie met haar ouders, in het bijzonder de vader, door wie zij zich nogal heeft laten, en
    nog laat, domineren. Voor haar gevoel kon ze nooit iets goed doen en bepalen haar ouders, in haar
    beleving, nu nog voor haar wat er gaat gebeuren.
    Daarnaast komt er in de familie bij oma borstkanker voor en heeft ze zelf tweemaal waterpokken gehad.
    Kortom: indicaties voor Carcinosinum.

    Wat te doen? Enkel Sepia op de constitutionele symptomen zou goed kunnen werken. Maar de
    erfelijk/biografische tendensen en de aard van de relatie met haar echtgenoot zal Sepia ongemoeid laten.
    Beginnen we met Carcinosinum, dan zal een stuk erfelijke belasting kunnen worden opgelost. Wellicht
    wordt daarmee een bijdrage geleverd aan het ontstaan van meer evenwicht in de relatie doordat ze beter
    voor zichzelf gaat opkomen.
    Met Staphisagria blijven de constitutionele symptomen en de erfelijk/biografische tendensen buiten
    schot en beperken wij ons tot de poging om wat ontspanning te brengen in een dreigende crisissituatie.
    Aangezien Staphisagria en Carcinosinum ten dele overeenkomen in de tendens zich te laten overheersen,
    heeft Carcinosinum hier een bredere relatie met de symptomatologie. Wanneer we de crisissituatie in
    ogenschouw nemen heeft Carcinosinum bovendien de voorkeur boven Staphisagria. (Carcinosinum is
    een nosode, Staphisagria is van plantaardige origine).
    Sepia past bij de constitutionele symptomen en komt daardoor het meest overeen met de constitutioneel
    miasmatisch endogene gesteldheid. (Sepia is een dierlijk middel dat desondanks door Hahnemann tot de
    antipsorica werd gerekend.)
    Sepia kan alleen worden gegeven, met het voor de hand liggende risico van toename van spanning in de
    actuele levenssfeer. De carcinogene belasting is zowel in de erfelijke tendensen als in de individuele
    levensloop te onderkennen. Carcinosinum zullen we zeker nodig hebben.
    De beste mogelijkheid is om Carcinosinum en Sepia afwisselend te laten innemen. Bijvoorbeeld: ‟s
    morgens Carcinosinum en ‟s middags Sepia. Zo schept Carcinosinum door het complementaire effect


                                                                                                             87
     
  • 88.
    voor Sepia demogelijkheid om optimaal te werken. Staphisagria houden we achter de hand voor
  • eventuele acute crisissituaties. In zo‟n geval kunnen we Sepia achterwege laten en Carcinosinum en
    Staphisagria afwisselen.
    Het accent van de geneesmiddelkeuze ligt dan op de biografie én de neiging zich te laten onderdrukken.
    Dit weerspiegelt zich in de actuele „zichzelf niet kunnen zijn‟ situatie van Staphisagria. De afwisseling
    van deze middelen kan maken dat ze bij zichzelf en haar eigen rust kan komen c.q blijven.

    Volgens de gebruikelijke (Kentiaanse) methode zal Sepia het aangewezen middel zijn, dat wordt
    voorgeschreven in eenmalige C-potentie. Komt er dan een crisis - zeker niet ondenkbaar – dan oordelen
    we dat Staphisagria benodigd is. Of, blijft de crisis uit doch blijkt de patiënte het jaar erna een hevige
    allergie te ontwikkelen, dan ontdekken we zonder gebruik van Carcinosinum geen greep op de casus te
    kunnen krijgen. Tot die ontdekking zouden we anders ook wel zijn gekomen, want nadat enkele malen
    een terugval is opgetreden, zijn we tot de conclusie gekomen dat er sprake is van een blokkade. Dan pas
    schrijven we Carcinosinum voor.
    Een dergelijk traject heeft een langere tijdsduur en de pathologie ontwikkelt zich intussen verder. De
    pathologische tendensen bestonden al lang. Ze bestaan uit verschillende aan elkaar ongelijksoortige
    grootheden die afzonderlijk behandeld dienen te worden. Als wij deze tendensen waarnemen en kunnen
    definiëren dan is, op grond van de ziekteclassificatie en de complementaire relaties tussen
    geneesmiddelen, het in afwisseling behandelen geïndiceerd en noodzakelijk.

    Voor behandeling vanuit de ziekteclassificatie, zoals door Hahnemann beschreven, is ervaring van groot
    belang. Het beoordelen van de etiologie van de symptomen vereist een bijna natuurlijke „feeling‟ voor
    de ziekteontwikkeling van de patiënt. Het moet een soort tweede natuur worden de ontstaansreden en
    herkomst van symptomen te definiëren. Benadering vanuit ziekteclassificatie moet uiteraard niet
    verworden tot een star theoretisch model of dogma. Eenmaal bekend en ingewijd in de benadering van
    ziektetendensen zal het de homeopaat flexibeler, adequater, zelfverzekerder en doeltreffender maken. De
    beschikbare tijd wordt efficiënter en beter benut en de resultaten zijn voor beide partijen bevredigender.
    Bij de behandeling van ADHD-patiëntjes die anders hun leven slijten onder invloed van Ritalin, maakt
    het veel verschil of er wordt gewerkt vanuit de hier omschreven ziekteclassificatie of vanuit de
    werkwijze van de traditionele Kentiaanse school. Het eenmalig voorschrijven van een geneesmiddel,
    gekozen op de vermeende totaliteit van de symptomen, zal dikwijls een behoorlijke aanslag doen op het
    geduld van de ouders en onderwijzers van het kind. Behandeld vanuit de Hahnemanniaanse optiek krijgt
    zo‟n kind ‟s morgens de nosode, voorgeschreven op de erfelijke belasting, en later op de dag, een- tot
    tweemaal daags, het passende constitutiemiddel. Bijvoorbeeld: „s ochtends Tuberculinum en later op de
    dag met enige uren tussenpoos tweemaal een dosis Calcarea phosphorica. We hebben het hier uiteraard
    over LM-potenties. De wachttijd tussen de onderlinge geneesmiddelinnames neemt progressief af en de
    effect van de genezende potenties neemt daarmee dramatisch toe. De behandelduur kan op deze manier
    sterk worden gereduceerd en is er veelal op korte termijn, dat is: binnen enkele weken, een duidelijke en
    opvallende verbetering in de klachten te bespeuren.

    Zeker in de behandeling van kinderen is een voorspoedige verbetering in het klachtenpatroon van het
    grootste belang omdat de vorming van de persoonlijkheid mede gebeurt op basis van de ervaringen
    tijdens het leven opgedaan. Hoe meer negatieve ervaringen, hoe meer negatieve reacties uit de omgeving
    op het kind, hoe groter de kans op langdurige schade bijvoorbeeld in de ontwikkeling van het
    zelfvertrouwen en het zelfbeeld van het patiëntje. Wanneer de omgeving overwegend open en positief op
    het kind reageerd zal dit zeker het wereldbeeld van het kind gunstig beinvloedden. Van een steeds maar
    weer negatieve benadering opgeroepen door het pathologische gedrag van het kind dat ongevoelig voor
    pedagogische correcties, wordt op den duur geen van de betrokkenen werkelijk beter.


                                                                                                           88
     
  • 89.
    Alle symptomen diede patiënt produceert zijn een uitdrukking van onbalans. In die zin betekend het
  • elimineren van symptomen tijdens de analyse dat de patiënt „onrecht‟ gedaan wordt.
    Middels de classificatie van ziekten heeft Hahnemann ons een kader geboden waarbinnen we de
    ziektesymptomen van de patiënt op een genuanceerde manier kunnen synthetiseren. Dit in plaats van het
    elimineren van die symptomen die niet binnen ons beeld van karakteristieken passen. Alle door de
    patiënt geproduceerde symptomen zijn te herleiden tot de symptomgroepen ofwel de ziektesoort waartoe
    ze behoren.
    We hoeven niet op voorhand symptomen te elimineren maar geven ze de plek die ze toekomt zodat ze
    hun betekenis binnen de patiënt en voor diens homeopatische behandeling behouden, ook al leiden ze op
    zich op dit moment niet tot voorschrijven.
    Zo maakt de ziekteclassificatie van Hahnemann een werkelijke holistische benadering van de patiënt
    mogelijk. Ze heeft namelijk een achtergrond waartegen ieder pathologisch symptoom geplaatst en
    beoordeeld kan worden.
    Het is slechts vanuit deze classificatie dat we een werkelijk beeld van de patiënt en van alle in hem
    werkzame pathologische krachten kunnen verkrijgen. Op deze wijze komen we zo adequaat mogelijk tot
    een diep werkende antipsorische behandeling, de behandeling van de grondoorzaak van zijn lijden.

    Zo worden de ziektesymptomen in een anamnese gezien als zijnde het gevolg van een pathologische
    tendens die uitgaat van één der door Hahnemann omschreven ziektevormen.
    De symptomen zijn dan het gevolg van een overerfde miasmatische belasting, of het gevolg van een
    directe besmetting met psora, sycosis of syphilis, ook kunnen de symptomen het gevolg zijn van een
    incident of een epidemische ziekte. Een acuut miasmatisch ziekte is een ernstige situatie waarbij de
    chronische klachten van de patiënt zich op basis van provocatie door exogene maar ook endogene
    factoren, zich als een totaalpakket acuut gaan manifesteren. Dit is dan ook bijna per definitie een zeer
    belastende en voor de patiënt bedreigende situatie. De door Hahnemann genoemde allopatische
    geneesmiddelziekten noemen we in de huidige tijd, iatrogene ziekten. Ziekten die het gevolg zijn van
    gebrek aan voeding of leefregel zijn volgens Hahnemann de naam chronische ziekte niet waard. De
    diversiteit van de bij één of meerdere van deze ziektevormen behorende symptomen tonen zich in iedere
    patiënt die we tijdens de praktijkvoering voor consultatie ontmoeten. Tijdens het afnemen van de
    anamnese dienen we alle symptomen genoteerd te krijgen en in de analyse moeten we de symptomen de
    juiste plek geven. Dan pas kan beoordeeld worden tot welke ziektegroepen de symptomen behoren.
    Organon §77:…"Ten onrechte worden chronisch genoemd die ziekten, die mensen zichzelf op da hals
    halen doordat ze zich voortdurend blootstellen aan schadelijke invloeden, die te vermijden zijn. Ze zijn
    te wijten aan het genot van schadelijke dranken of voedingsmiddelen, aan allerlei uitspattingen, die de
    gezondheid ondermijnen, aan het voortdurend ontberen van de noodzakelijke levensbehoeften, aan
    verblijf in ongezonde, vooral vochtige streken, aan het leven in kelders, vochtige werkplaatsen,
    ongeventileerde woningen. Ze komen door gebrek aan lichaamsbeweging of frisse lucht, door
    ongezonde overmatige inspanning van lichaam of geest, door constante verdrietelijkheden, enz.
    Deze ongezonde toestanden, die men zichzelf berokkend heeft, gaan bij verbetering van de leefwijze
    vanzelf over (als er niet ook nog een chronisch miasma in het lichaam huist) en zijn de naam van
    chronische ziekten niet waard….".

    Voetnoot 1.§206:…" Laat U bij dergelijke informaties niet misleiden door de vaak vernomen
    beweringen van patiënten of hun familieleden, wanneer ze als oorzaak van chronische, ja zelfs de ergste
    en meest slepende ziekten enkel maar een vele jaren geleden gevatte kou aangeven (nat worden, koude
    dronk na verhitting) of een destijds ondervonden schrik, een vertillen of een ergernis (ook wel
    behekserij) enz. dit soort aanleidingen zijn veel te klein om in een gezond lichaam een slepende ziekte


                                                                                                         89
     
  • 90.
    teweeg te brengen,die jarenlang in stand te houden en ook nog van jaar tot jaar te laten verergeren,
  • zoals dat bij alle chronische ziekten op basis van psora het geval is. Aan het ontstaan en voortschrijden
    van een belangrijke, hardnekkige oude kwaal moeten veel belangrijkere oorzaken ten grondslag liggen
    dan die ongemakken die men zich nog herinneren kan.
    Voor een chronisch miasma kunnen die veronderstelde aanleidingen alleen maar provocerende factoren
    zijn geweest….".

    Zo kunnen er bij één en dezelfde patiënt meerdere symptomen behorende tot verschillende ziektesoorten
    een rol spelen. Een Sulphur patiënt met een carcinogene familiare geschiedenis kan verzeild raken in een
    slepende echtscheidingsprocedure of onder een auto komen. De carcinogene tendens die zich bij deze
    patiënt uit in een sterk allergisch klachtenpatroon vraagt om behandeling, de Sulphur symptomen roepen
    middels de jeukende huiduitslag om Sulphur en de conflictueuze relatie met de echtgenoot vraagt om
    Staphisagria of Ignatia. De beschreven situatie is zeker niet utopisch te noemen. Dagelijks ziet de
    homeopaat patiënten in zijn praktijk die met een dergelijke complexe problematiek en vraagstelling
    komen waarbij de symptomen betreffende de verschillende ziektesoorten vrijwel continue door elkaar
    lopen. Willen we werkelijk iets wezenlijks bijdragen aan een gunstig verloop en een duurzaam
    genezingsproces dan kunnen we niet volstaan met het reduceren van de patiënt tot zijn vermeende
    constitutiemiddel. Echter het volstaat in deze ook niet de patiënt uitsluitend Staphisagria of Ignatia voor
    te schrijven omdat dit slechts de symptomen dekt die gerelateerd zijn aan de in dit geval huiselijke
    omstandigheden. Carcinosinum zal een grote bijdrage leveren aan het neutraliseren van de erfelijke
    carcinogene belasting, de patiënt wat vrijer maken, minder gevoelig voor een dominante omgeving en de
    allergie doen afnemen, zal echter de constitutie van de patiënt niet verder kunnen optimaliseren.
    Zo zal iedere patiënt met zijn eigen symptoomcomplex komen welke vervolgens uit elkaar gerafeld dient
    te worden in welke symptomen bij welke ziektevorm horen. Pas dan is de tijd gekomen voor de bepaling
    van de karakteristieke symptomen en vervolgens de symptoom waardering bij de verschillende
    ziektevormen die in de patiënt een rol spelen, toe te passen. Het zwaartepunt dient dan bij de meest
    urgente symptomen die de meest op de voorgrond tredende ziektesoort vertegenwoordigen te liggen.
    Voor het bovengenoemde betekend dit dat wanneer de relationele problematiek zeer sterk op de
    voorgrond treedt, bijvoorbeeld Staphisagria geïndiceerd is. Deze heftige emotionele toestand kan ten
    gevolge hebben dat alle symptomen betreffende de huid en de allergie tijdelijk de wijk nemen en naar de
    achtergrond verdwijnen. Het is de situatie waarbij volstaan kan worden met het voorschrijven van alleen
    Staphisagria. Dit geneesmiddel zal de spanningen betreffende de relatieproblemen hanteerbaar maken en
    de patiënt voor verdere emotionele escalatie behoeden.
    Een andere, veelvoorkomend reactiepatroon is dat onder de onderhavige spanningen de huidsymptomen
    gigantisch verergeren waarop Staphisagria geen afdoende antwoord blijkt te zijn. Veelal blijkt dan dat af
    en toe een dosis Sulphur, in deze passend bij de constitutie van de patiënt, niet alleen de huiduitslag
    rustiger zal maken maar ook een adequate reactie op de Staphisagria zal ondersteunen. Bij gevoelige
    patiënten echter is het in deze wenselijk om Carbo vegetabilis of Carbo animalis te geven in plaats van
    Sulphur, en de Sulphur pas dan voor te schrijven wanneer de dynamus weer in rustiger vaarwater is
    teruggekeerd. Wanneer de patiënt weer in betere doen is dus. Afhankelijk van de symptomen, Carbo
    vegetabilis en of animalis dienen in deze vanuit verschillende invalshoeken het zelfde doel als Sulphur.
    Deze beide geneesmiddelen geven echter veelal een rustiger en dus voor de patiënt gunstiger
    reactiepatroon te zien. Ook wanneer een patiënt heftig reageert op Psorinum is Carbo vegetabilis, of in
    andere gevallen Thuya, een rust en genezing bevorderend complement.
    Ook kan bij onze patiënt in Staphisagria omstandigheden de Carcinogene tendens zich middels de
    genoemde allergische klachten manifesteren. Het voorschrijven van Carcinosinum zal de allergische
    symptomen doen afnemen en de patiënt stimuleren meer zijn eigen plek en ruimte in te nemen, aldus de
    Staphisagria direct ondersteunen in haar effect. In deze emotionele problematiek betreffende de neiging


                                                                                                            90
     
  • 91.
    zich te latendomineren door familiare en of relationele omstandigheden zijn deze beide geneesmiddelen
  • dan ook elkaar‟s directe complement. Carcinosinum vanuit de erfelijke belasting "ailments from
    domination" en "from excessive parental control", en Staphisagria gerelateerd aan de actuele
    problematiek die echter niet altijd een zware biografische of erfelijke voorgeschiedenis dient te hebben.
    De Staphisagria situatie kan voor de patiënt in zijn of haar leven beperkt zijn tot de actuele situatie.
    Vinden we echter meerdere voorbeelden in de biografie die gekarakteriseerd worden door de zelfde
    „slachtofferige‟ Staphisagria kenmerken, dan kunnen we spreken over biografische incidenten, wat wil
    zeggen dat er sprake is van recidiverende problematiek.

    In de anamnese kunnen we een onderscheid maken m.b.t welke symptomen tot welke ziektegroep
    behoren.
    Tijdens het classificeren en waarderen van de symptomen zien we gaandeweg waar het zwaartepunt of
    de zwaartepunten bij de onderhavige patiënt liggen. Aan de hand hiervan kan de homeopaat besluiten op
    welke tendens(en)en op basis van welke symptomen bij de patiënt voorgeschreven dient te worden.
    In de evaluatie en duiding van de symptomen van de patiënt is de juiste plaatsbepaling van de
    symptomen van belang om te kunnen beoordelen met welke ziektevorm we bij iedere afzonderlijke
    patiënt van doen hebben. Het is de juiste plaatsing van de symptomen die het eerste grote onderscheid
    mogelijk maakt waarna de verdere details een verdere differentiatie richting geneesmiddelkeuze
    mogelijk maken.

    In het nu volgende stukje worden een aantal aanwijzingen gegeven hoe tot een juiste classificatie
    gekomen kan worden.

    Vragenlijst voor van het benaderen van casuïstiek vanuit de ziekteclassificatie van Hahnemann.

    De bedoeling van deze vragenlijst is een hulp te zijn bij de benadering van het „beeld‟ en de
    symptomatologie van de patiënt om vervolgens te kunnen beoordelen met welke soort ziekte we te
    maken hebben.
    Als we deze vragen goed kunnen beantwoorden moet het mogelijk zijn een goed gemotiveerde „ingang‟
    te kiezen voor de behandeling van iedere patiënt maar vooral de chronisch zieke patiënt.
    De vragen verwijzen naar: incidenten (ook de zich herhalende biografische incidenten), tussenziekten
    (collectieve ziekten, morbi intercurrentes of epidemische ziekten), acuut miasmatische ziekten,
    chronisch miasmatische ziekten, (psorisch, sycotisch en syphilitisch) en de manifestaties van erfelijke
    tendensen.
    Het doel is te komen tot het voorschrijven van het op het psora miasma geïndiceerde antipsorisch
    minerale constitutie middel, maar zo, dat er ook een gunstige, curatieve reactie verwacht mag en kan
    worden. Vaak is er echter iets nodig, zeker in gecompliceerde ziektegevallen, om de psora „in de juiste
    baan te brengen‟ pas waarna de patiënt goed adequaat en curatief kan reageren.

    Vraag1 - Heb ik een goed beeld van de patiënt en zijn problematiek ?, correspondeert mijn beeld met de
    realiteit van de patiënt ? Wat is het beeld, inclusief het ziektebeeld, dat ik van de patiënt heb?

    Bijvoorbeeld: Met welke ziektevorm heb ik te maken? Betreft het een acute ziekte, een chronische
    ziekte, een acuut miasmatische ziekte, een genees-middelziekte, of het uitbreken en manifesteren van
    erfelijke tendensen?
    Hoe heftig en intens of hoe traag en stroperig verloopt de symptomatologie? Wat is de dynamiek?

    Vraag 2 - Zijn de symptomen van de patiënt verklaarbaar uit zijn of haar omstandigheden?


                                                                                                          91
     
  • 92.
    Als de symptomenverklaarbaar zijn vanuit de leefomstandigheden is er veelal sprake van een
  • tussenziekte of een incident. In geval van een tussen-ziekte of een epidemische ziekte kan het zijn dat er
    bijvoorbeeld iets „heerst‟, een soort buikgriep, collectieve virale dan wel bacteriële infecties, etc.
    In geval van een incident zijn de stoorfactoren vaak te vinden in de persoonlijke leefomstandigheden of
    in de biografie van de patiënt. Deze stoorfactoren kunnen zich op alle gebieden van het menselijk leven
    afspelen, op relationeel niveau, met partner, ouders of andere familie. Financiële of zakelijke perikelen,
    onrechtsituaties verdrietelijkheden, tegenslagen, ergernissen frustraties, teleurstellingen, voor zover ze
    gerelateerd zijn aan actuele problematiek. Heel belangrijk is natuurlijk wat er speelt in het persoonlijk
    leven, hoe de patiënt deze problematiek ervaart en hoe hij vervolgens op deze omstandigheden reageert.
    Dit alles is zeer illustratief beeldvormend en geeft een goed inzicht in welke symptomen in deze situatie
    als karakteristiek gezien dienen te worden. Ieder mens reageert immers op gegeven omstandigheden op
    een voor hem of haar specifieke wijze.
    Dit onderscheid tussen de verschillende wijzen van reageren maakt een vervolgens een goede
    geneesmiddelkeuze voor deze individuele patiënt die in dit „incident‟ betrokken is mogelijk.
    Bij het voorschrijven van een geneesmiddel voor de patiënt op deze levenssituatie of omstandigheden
    kies dan na analyse bij de gerepertoriseerde rubrieken bij voorkeur uit de plantaardige of dierlijke
    middelen. Dit zijn de geneesmiddelen die de patiënt in deze het voorspoedigst uit de huidige impasse
    kunnen halen en hem helpen de balans in het leven te hervinden, om de behandeling van de chronische
    ziekte te kunnen continueren.

    Vraag 3 - Is er in de leefwereld van de patiënt geen verklaring te vinden voor het klachtenpatroon, dan
    kunnen we spreken van een chronische ziekte met een endogene miasmatische oorzaak

    Als er in de leefomstandigheden van de patiënt geen aanleiding dan wel oorzaak te vinden is voor de
    actuele symptomen van de patiënt dan kunnen we stellen dat de oorzaak voor de symptomen in de
    constitutie van de patiënt gelegen moet zijn. Deze symptomen hebben dan een endogeen constitutionele
    oorzaak en zijn dus psorisch, sycotisch of syphilitisch miasmatisch van origine..
    Hoe uitten de ziektesymptomen zich, acuut of chronisch? In geval van acuut miasmatische
    symptomatologie bij de patiënt die al homeopatisch constitutioneel behandeld wordt, kan het tot op dat
    moment gebruikte minerale constitutionele geneesmiddel dat immers passend is bij de miasmatische
    constellatie, eerst een paar keer met kortere intervallen herhaald worden. Indien de patiënt hier niet
    curatief op reageert is het noodzakelijk de ziektesymptomen te evalueren om vervolgens op de acute
    symptomen een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voor te schrijven. Veelal zal dit acute
    homeopatische geneesmiddel complementair aan het minerale constitutiemiddel blijken te zijn.
    Bij een nieuwe situatie, een voor de homeopaat nieuwe en onbekende patiënt is het verstandig op basis
    van de acute symptomen bij voorkeur eerst een plantaardig of dierlijk geneesmiddel voorschrijven en dit
    na herstel van de acute ziektesituatie te laten volgen door het geïndiceerde minerale constitutiemiddel.
    Het is het minerale antipsorisch werkende geneesmiddel dat de genezing een duurzaam karakter zal
    kunnen geven en de patiënt kan behoeden voor acuut miasmatische terugvallen in de chronische
    gesteldheid.

    Vraag 4 - Indien chronisch, hoe is het verloop van de ziektedynamie: psorisch, sycotisch, syphilitisch?

    De snelheid in het verloop van de chronische symptomen geeft een indruk van hun miasmatische
    achtergrond. De heftigheid in de dynamiek geeft tevens een goede indicatie voor de frequentie waarin
    het passende geneesmiddel voorgeschreven dient te worden.



                                                                                                           92
     
  • 93.
    Er dient teworden voorgeschreven op de symptomen en de dynamiek van het meest op de voorgrond
  • tredende miasma. De hoogte van de potentie de grootte van de dosis en de frequentie van inname dient
    in overeenstemming met de dynamiek, het karakter van het ziek zijn en de mate en het niveau van
    ontwikkeling van de pathologie. Het geneesmiddel in deze situaties kan en zal veelal het mineraal
    geïndiceerde constitutiemiddel zijn. De psora is in de juiste baan, de patiënt reageert curatief, er zijn
    geen storende incidenten of epidemische ziekten. De constitutie van de patiënt is in relatieve rust, de
    symptomen zijn duidelijk evenals het geïndiceerde geneesmiddel. In zo‟n situatie kan bij goed diep en
    curatief reageren het minerale antipsorische geneesmiddel gegeven worden tot wat in de homeopathie de
    „eindverergering‟ genoemd wordt. Met de eindverergering bedoelde Hahnemann de situatie dat de
    patiënt na een langere periode gebruiken van het voor hem of haar minerale constitutie middel, aan het
    eind van de innames een lichte terugval in de oorspronkelijke symptomatologie bespeurt. Dan dient de
    patiënt te stoppen met de geneesmiddelinnames. Het begrip eindverergering is in deze uitsluitend
    voorbehouden aan het minerale constitutiemiddel.

    Organon §280:.."Zo lang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in
    geleidelijke verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een
    of meer van zijn oude,oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
    Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
    gemodificeerd (§274), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk, dat het
    levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,
    om daardoor het gevoel voor de natuurlijke ziekte kwijt te raken ( §148). Het laat zien, dat het
    levensbeginsel nu bevrijd raakt van de natuurlijke ziekte en alleen nog maar wat last begint te krijgen
    van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopatische verergering pleegt te
    noemen…".

    Zo vormt de eindverergering het teken dat de patiënt zeer waarschijnlijk is genezen van de psorisch
    chronisch miasmatische ziekte. Alle andere homeopatische verergeringen die zich gedurende de
    behandeling bij de minerale geneesmiddelen maar ook bij de niet minerale geneesmiddelen kunnen
    voordoen, hebben een andere oorzaak en reden en verdienen derhalve niet het predikaat eindverergering.

    Vraag 5 - Is er sprake van een klachtenpatroon behorende bij een ziekte-tendens zoals die in de familie
    van de patiënt voorkomt?

    De erfelijke belastingen vormen een indicatie voor het gebruik van de daarbij horende nosoden. De
    hereditaire tendens ontstaat doordat de ziekten waarmee het voorgeslacht is geconfronteerd niet goed tot
    een oplossing zijn gebracht en niet tot immuniteit aanleiding hebben gegeven. Zoals we ook de kleur van
    de ogen en haren via overerving meekrijgen worden deze ziektetendensen ook als een soort aangeboren
    „zwaktes‟ of pathologische tendens meegegeven. Heeft het voorgeslacht wel immuniteit als „vermogen‟
    opgebouwd, werkt dit op positieve wijze door in het nageslacht als verminderde predispositie,
    verminderde vatbaarheid ofwel verhoogde immuniteit.
    Afhankelijk van de duidelijkheid van het beeld betreffende de erfelijke belasting kan er alleen een
    nosode voorgeschreven worden, of een nosode in afwisseling met een plantaardig of mineraal
    geneesmiddel voorgeschreven op de overige symptomen (behorende bij het incident, de tussenziekte of
    de constitutionele symptomen van de patiënt). Dit betekend dat de op de verschillende ziektesoorten
    geïndiceerde geneesmiddelen in afwisseling voorgeschreven dienen te worden. In afwisseling omdat
    beide gerechtvaardigd zijn door de zich manifesterende symptomatologie die te herleiden zijn naar hun
    verschillende pathologische oorsprong.



                                                                                                            93
     
  • 94.
    Bij voorkeur schrijvenwe, zoals de ervaring leert, de nosode het eerst en hoger gedynamiseerd voor dan
  • het op de andere symptomen geïndiceerde plantaardige of minerale geneesmiddel dat dan bij voorkeur in
    lagere L.M potentie dient te worden voorgeschreven.
    De erfelijke belasting, als predispositie voor ziekte, zal anders blokkerend werken op de curatieve actie
    van het minerale of plantaardige geneesmiddel of op de reactie van de dynamus daarop. Als de nosode
    wat hoger gedynamiseerd wordt voorgeschreven dan het plantaardige of minerale geneesmiddel zien we
    deze genezing blokkerende conflict- situatie niet meer of veel minder.




                                                                                                          94
     
  • 95.
    Vraag 6 -Is er sprake van klachten ten gevolge van geneesmiddelgebruik de zgn. iatrogene ziekte,
  • schrijf dan het geneesmiddel voor behorende bij de relevante symptomen, eventueel een tautopatisch
    middel (Een tautopatisch middel is een geneesmiddelpotentie gemaakt van het allopatische middel dat
    het probleem veroorzaakt).

    We spreken hier veelal van een situatie waarbij de patiënt of al een langere tijd een bepaald allopatisch
    geneesmiddel heeft gebruikt, of door een allergische reactie op een bepaald medicament mogelijk schade
    heeft opgelopen waardoor er deze niet meer op de geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen kan
    reageren. Het specifiek op deze „blokkade‟ voorschrijven zal dan veelal de oplossing blijken te zijn voor
    de gerezen problemen. Als tautopatische middelen worden bijvoorbeeld gebruikt penicillinum bij het
    gebruik en verkeerd reageren op penicilline, prednisolonum bij het misbruik en de gevolgen van
    prednison etc. etc. De praktijk van alle dag staat bol van voorbeelden. Veelal worden echter eerst de
    reeds bekende homeopatische geneesmiddelen voor deze situaties gebruikt zoals: Sepia bij pilgebruik,
    Nux-v. bij gebruik van tranquillizers, Sulphur of Carbo-v. bij klachten ten gevolge van het gebruik van
    antibiotica etc... Natuurlijk dient er ondanks de ogenschijnlijke oorzaak altijd op de symptomen te
    worden voorgeschreven, veelal blijken het echter de genoemde middelen te zijn.
    Is er voldoende zicht op de overige ziekte symptomatologie, dan kan er in overeenstemming met deze
    symptomen (incident, tussenzieke, miasmatische belastingen etc.) voorgeschreven worden in afwisseling
    met het geïndiceerde geneesmiddel bij de iatrogene ziekte. Door het complementaire effect versterken ze
    elkaar in hun effect op de patiënt, daar waar ze indien onbehandeld elkaar alleen maar blokkeren.
    Zo vinden we in het repertorium onder het hoofdstuk „generals‟ de sub rubriek „medicine‟ en „allopathic
    abuse‟ de geneesmiddelen die dienstig zijn in het neutraliseren van de negatieve reacties op het gebruik
    van diverse allopatische medicatie. Natuurlijk vertoont de patiënt ook hier niet het specifieke
    constitutionele beeld van het homeopatisch geneesmiddel wat ter neutralisatie ingezet dient te worden.
    Het is dan ook niet geïndiceerd als constitutiemiddel. Dit geneesmiddel wordt veelal op beperkte
    symptomatologie ingezet. Merendeels omdat de patiënt op het geïndiceerde constitutiemiddel niet
    adequaat reageerde.
    Vraag 7 - Is er sprake van een geblokkeerd reactie patroon op het geïndiceerde en voorgeschreven
    minerale constitutionele geneesmiddel ? Waardoor?

    *Psorische indifferentie?
    *Erfelijke belasting?
    *geneesmiddelgebruik?
    *omstandigheden, biografische elementen?

    Schrijf dan voor op de verstorende factor. Reageert de patiënt goed op het geneesmiddel voorgeschreven
    op de ziekteverwekkende of onderhoudende omstandigheden dan mogen we ook verwachten dat de
    patiënt goed zal reageren op het dieper werkende antipsorische minerale constitutiemiddel. Dit kan dan
    vervolgens voorgeschreven worden eventueel, zolang noodzakelijk, in afwisseling met het geneesmiddel
    dat voorgeschreven werd op de acute ziektesituatie of blokkade. Dit tot een ongehinderde curatieve
    reactie op het constitutionele minerale geneesmiddel plaatsvindt. Pas dan is het verantwoord het
    ondersteunende geneesmiddel weg te laten.

    De genoemde psorische indifferentie komen we in de behandeling van de patiënt daar tegen wanneer er
    na een aanvankelijk positief en curatief reageren plotseling een eind gekomen lijkt te zijn aan de
    gevoeligheid van de dynamus voor homeopatische prikkels. Wat we ook doen in potentie en dosering
    met het geïndiceerde homeopatisch minerale constitutiemiddel, de patiënt reageert niet of met
    verergeringen, welke vervolgens niet omgezet worden in verbeteringen in het welbevinden van de


                                                                                                          95
     
  • 96.
    patiënt. Hier vindenwe de indicatie voor wat we in de homeopathie het gebruik van „tussenmiddelen‟
  • noemen.

    Chronische ziekten blz.155:.."overigens zal het, naarmate enige veranderingen in de symptomen
    optreedt, ook hier vaak nuttig zijn tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te
    voegen, eveneens in verschillende potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk
    worden). Niet zelden kan ter afwisseling naar gelang van de omstandigheden een dosis Nux vomica C30
    of ook mercurius (C30) worden gegeven…"..
    Dit voor wat betreft de behandeling van primaire psora die in deze fase nog min of meer het karakter
    draagt van een acute ziekte.

    Chronische ziekten blz. 156:.."Maar toch ontstaan er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal
    tevoren allopatisch verknoeide ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer
    eens een dosis Sulphur of Hepar sulphuris te geven (al naar gelang van de symptomen). Dat moet ook
    als de patiënten al eerder verknoeid waren door grote allopatische zwaveldoses en door
    zwavelhoudende baden. In die gevallen geven we eerst een dosis Mercurius C30.

    Opvallend is dat Hahnemann kennelijk ongeacht de symptomen Mercurius gebruikt als antidote voor de
    overdosering met zwavel. Vanuit de classificatie van ziekten is dit echter heel helder en inzichtelijk te
    maken.
    Zoals ook in alle bovengenoemde situaties veranderd de patiënt niet spoorslags in een constitutionele
    Nux vomica of Mercurius patiënt. Constitutionele Nux vomica en Mercurius patiënten bestaan vanuit de
    optiek van Hahnemann niet, en dus zijn de indicaties voor deze geneesmiddelen in bovengenoemde
    situaties andere dan constitutionele.
    De benadering vanuit Organon en Chronische ziekten, vanuit de ziekte-classificatie en de daaraan
    gekoppelde miasmaleer brengt een veel groter begrip van de patiënt en de therapeutische mogelijkheden
    van de homeopathie binnen het bereik van de homeopaat.
    Als we onderkennen dat we alle elementen zoals we deze in de ziekteclassificatie omschreven vinden bij
    al onze patiënten tegen kunnen komen geeft dat heel veel richting aan de behandeling door de
    homeopaat.
    Van nu af aan weet de homeopaat altijd wat hij aan het doen is, wat hij aan het behandelen is, met andere
    woorden, waar de patiënt zich bevind in de constitutiebehandeling en waar hij naar toe moet, het geeft
    duidelijker richting aan tijdens de behandeling.
    Het is het doel om vanuit de periferie van de patiënt, vanuit de problemen in de biografische sfeer, mede
    door hem te verlossen van de knellende erfelijke pathologische belastingen, te komen tot het
    voorschrijven op de diepste endogene miasmatische verstoringen, voornamelijk de psorische. Dit om
    door het neutraliseren van de psorische belasting de patiënt de mogelijkheid te geven een vernieuwde
    gezondheid te verwerven. Zo hebben de plantaardige, de dierlijke geneesmiddelen, de tautopatische
    middelen en de nosoden als functie het neutraliseren van die belemmeringen die de werkelijke endogene
    antipsorische genezing door de minerale constitutionele geneesmiddelen in de weg staan. Ze staan als
    het ware om de minerale middelen heen om hun werking mogelijk te maken te bevorderen en te
    ondersteunen. Het is daarom dat Hahnemann ze benoemde als behorende tot de meer algemene of
    overige homeopatherapie. In de praktijk van alle dag is het werken vanuit de achtergrond van de
    ziekteclassificatie zeer praktisch en effectief. De verschillende geneesmiddelgroepen worden dan daar
    gebruikt waar hun grootste geneeskrachtige vermogen ligt, en op dat moment dat het aan de orde is,
    geïndiceerd door de geclassificeerde symptomatologie.
    Het hebben van inzicht in de miasmatische belastingen, de ziekteclassificatie en ziektedynamica is bij
    deze wijze van voorschrijven voorwaarde.


                                                                                                          96
     
  • 97.
    Het is detaak van de homeopaath de verschillende pathologische tendensen in de anamnese te traceren
  • aan de hand van de symptomen van de patiënt. De karakteristieke symptomen behorende bij iedere
    pathologische tendens worden bepaald, en de bijbehorende geneesmiddelen worden voorgeschreven op
    een wijze en in een frequentie passend bij hun dynamiek. Opdat als gevolg van het uiteindelijke
    antipsorische effect van de behandeling de patiënt zich kan verheugen in een duurzaam herwonnen
    gezondheid, hetgeen genezen wordt gemoemd.

    Samenvatting:
    Het einddoel van de homeopatische behandeling is de antipsorische behandeling van de dynamus.
    In de analyse maken we gebruik van het classificeren van de symptomen van de patiënt als behorende bij
    de verschillende ziektevormen.
    Het classificeren is een synthetiserend proces (niet een eliminerend, symptoom verwijderend proces).
    De holistische benadering van de patiënt wordt door het classificeren mogelijk.
    Pathologische tendensen kunnen middels het classificeren al in een vroeg stadium onderkend worden.
    De behandelmogelijkheden worden navenant effectiever.




                                                                                                       97
     
  • 98.
    9 Het gebruikvan de complementaire effecten van homeopatische geneesmiddelen in
  • ziekte beelden en ziektedynamica.

    Zoals we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien heeft de patiënt over het algemeen te maken met
    een diversiteit aan klachten die we vanuit de ziekteclassificatie omschrijven als uitdrukking van
    verschillende ziektesoorten.(incident, miasmatisch, hereditair, epidemisch etc.)
    Bij ieder ziektesoort hoort een groep geneesmiddelen waardoor er een hiërarchie tussen de verschillende
    homeopatische geneesmiddelgroepen ontstaat. Zo komen de homeopatische geneesmiddelen in
    onderlinge verhouding tot elkaar te staan. Het zijn deze onderlinge verhoudingen die we in de materia
    medica terugvinden onder de vermelding geneesmiddelrelaties. Deze blijken bij het opeenvolgend
    voorschrijven van homeopatische geneesmiddelen belangrijk te zijn. Zo kennen we een aantal
    onderlinge verhoudingen tussen geneesmiddelen.

    Wanneer onder de noemer geneesmiddelrelaties de onderlinge relatie wordt benoemd als antidote houdt
    dit in dat de werking van het eerst gegeven geneesmiddel door het 2e en later gegeven geneesmiddel
    wordt geantidoteerd.
    Dit betekend dat het tevoren gegeven geneesmiddel wordt stopgezet en zijn werking niet langer kan
    voortzetten.
    Af en toe wordt van dit onderlinge vermogen van homeopatische geneesmiddelen bewust gebruik
    gemaakt ten einde geneesmiddelverergeringen te voorkomen of weer in de hand te krijgen. De
    homeopaath zoekt dan naar het geneesmiddel dat passend bij de symptomen zich tot het gegeven
    geneesmiddel als antidote verhoudt. Vaak gebeurt het als een soort noodgreep die bij correct
    voorschrijven slechts zelden hoeft te worden toegepast.
    Er is echter een veel charmantere en mildere manier van het neutraliseren van een overreactie op
    homeopatische geneesmiddelen. Deze wordt bij de L.M. methode veelvuldig wordt toegepast teneinde
    een optimaal verloop in het genezingsproces te bewerkstelligen maar kan ook bij het gebruik van C
    potenties zeer wel dienst doen.
    Regelmatig wanneer er een verergering optreedt als reactie op een homeopatisch geneesmiddel is er
    sprake van het gebruik van een onjuiste potentie, van een te grote of te frequente dosering. Het is de
    combinatie van de hoogte van de potentie maar meestal vooral de hoeveelheid van het geneesmiddel dat
    is ingenomen dat de verergering veroorzaakt.

    Het gemakkelijkst en het meest geruisloos laat zich deze overreactie neutraliseren door hetzelfde
    geneesmiddel, in de zelfde potentie, in een verder verdunde, dosis na slechts 2x schudden nogmaals te
    geven en eventueel daarna nogmaals.

    Totdat de dynamus zich weer op een milde en constructieve manier laat stimuleren. Hiervoor is echter
    wel noodzakelijk dat de homeopaath het geneesmiddel in vloeibare vorm voorschrijft omdat alleen in
    vloeibare vorm de verdere dynamisering van het geneesmiddel tussen iedere volgende inname mogelijk
    wordt. Ook in de 4e editie van het Organon heeft Hahnemann zich hierover uitgelaten.

    Organon 4e editie 1829, §269:…."                                         Dat iedere artsenij het
    duidelijkst en vergelijkbaarst in oplossing werkt maakt dat de verstandige genezer (Heilkünstler) alle
    geneesmiddelen zo(in oplossing) voorschrijft die door hun natuur niet verlangen dat men ze in
    poedervorm aanwend…."..




                                                                                                        98
     
  • 99.
    Het gegeven geneesmiddeldat als antidote is voorgeschreven is gelijk aan het geneesmiddel dat de
  • verergering veroorzaakte, door de vloeibare potentie zeer gering te verhogen en de dosis sterk te
    reduceren wordt het 2e geneesmiddel slechts gelijksoortig aan het voorgaande en niet meer gelijk. Deze
    dosis vormt dan tegelijkertijd de optimale prikkel voor het hierboven omschreven doel, het antidoteren
    van de overreactie. Na het neutraliseren van de overreactie zal een volgende, meer passende dosis van
    het geneesmiddel de dynamus tot de gewenste milde reactie kunnen stimuleren.

    Innimical betekend vijandig, hetgeen wil zeggen dat de betreffende geneesmiddelen niet na elkaar
    gegeven kunnen worden omdat dat voor de patiënt vervelende gevolgen kan hebben. Er kunnen heftige
    verergeringen optreden tot een ziektecrisis aan toe, een risico dat men zeker loopt in geval van ernstige
    pathologie of bij patiënten die substitutietherapie nodig hebben zoals bijvoorbeeld insuline. Dit
    innimical fenomeen doet zich echter alleen voor bij het gebruik van C potenties. Als de homeopaath
    L.M. potenties gebruikt komt dit nadeel van innimical relatie te vervallen en kunnen alle mogelijk
    geïndiceerde geneesmiddelen naar behoefte door elkaar gebruikt worden zonder zat men bang hoeft te
    zijn voor vervelende reacties vanwege onderlinge geneesmiddelconflicten.

    Following well betekend zoals de woorden al aangeven dat de vermelde geneesmiddelen goed op elkaar
    volgen.
    Het laatst gegeven geneesmiddel wordt dan niet in zijn werking gehinderd door de mogelijke na effecten
    van het daarvoor gegeven homeopatisch geneesmiddel. Het eerst gegeven geneesmiddel draagt echter
    ook niet actief bij aan een betere reactie op het daaropvolgende. Deze geneesmiddelen bezitten zogezegd
    wanneer in C potentie gegeven wel een positieve verhouding tot elkaar. Wederom wanneer
    voorgeschreven wordt in L.M.potenties verdragen alle verschillende geneesmiddelen zich onderling
    goed en komen in een complementaire verhouding tot elkaar te staan.

    Compatible houdt in dat de invloeden van de verschillende geneesmiddelen elkaar verdragen, elkaar
    niet verstoren maar ook niet elkanders werking ondersteunen of benadrukken. Meestal is de compatible
    situatie die waarbij het eerste geneesmiddel waaneer zijn werkingsduur nog niet totaal verstreken is, in
    zijn actie niet verstoord wordt door het tweede er bijkomende homeopatische geneesmiddel. Ze
    verdragen elkaar en kunnen naast elkaar bestaan. Bij het voorschrijven van Centisimale potenties is dit
    een geruststellende gedachte. Het zal in ieder geval de patiënt niet in problemen brengen, ook niet
    wanneer een geneesmiddel onverhoeds onterecht zou zijn voorgeschreven.

    De complementaire relatie wordt gezien als de meest positieve onderlinge relatie tussen verschillende
    geneesmiddelen en is die relatie waarbij ze elkaar ondersteunen en versterken in hun onderlinge effect
    op de patiënt. Het is dan alsof de effecten van de geneesmiddelen samenwerken, elkaar bevorderen en
    een soort win-win situatie creëren. Het is deze verhouding die we complementair noemen. De
    complementaire relatie is homeopatisch de meest wenselijke situatie omdat de rendementen van de
    verschillende geneesmiddelen optimaal tot hun recht komen ten gunste van de patiënt.
    Als er bij een volgend voorschrift tussen het nieuwe en het voor laatste geneesmiddel een
    complementaire relatie bestaat, strekt dit tot aanbeveling van het nieuwe voorschrift.
    Bestaat de complementaire relatie dan geniet het complementaire geneesmiddel bij „gelijk‟ geïndiceerd
    zijn van een ander geneesmiddel, meestal de voorkeur. Het is dit vraagstuk dat speelt bij het gebruik van
    C potenties. Wanneer de geneesmiddelen in L.M.potentie worden voorgeschreven spelen conflictrelaties
    geen enkele rol meer en gaan alle geneesmiddelen zich als zijnde complementair aan elkaar gedragen.




                                                                                                          99
     
  • 100.
    Zoals geneesmiddelen zichals complementair ten aanzien van elkaar gaan gedragen in L.M.potenties, zo
  • verhouden zich ook de verschillende ziekte soorten, zoals door Hahnemann beschreven in Organon en
    Chronische ziekten, ten opzichte van elkaar.
    Zo kan iemand die chronisch psorisch ziek is ook onder een auto komen. Op dat moment is de Arnica
    die geïndiceerd is op basis van het acute trauma complementair ten aan zien van de ziektesoort onder
    welke deze patiënt met een chronische Sulphur constitutie gebukt gaat. Het is immers deze Sulphur
    patiënt die het ongeluk ondergaat.
    Een groot verschil tussen de Arnica staat van zijn, op basis van het acute incident, en de chronische
    Sulphur constitutie is dat de eerste de laatste in alle opzichten zal domineren.
    De heftigheid en de kracht van het incident, de acuut dynamische verstoring, zal de werking van de
    daarvoor gegeven Sulphur sterk afremmen of zelfs totaal blokkeren. Geven we in deze situatie wel de
    Arnica waar de patiënt middels de symptomen om vraagt, dan werkt de Sulphur vaak nog even door.

    Chronische ziekten blz. 157:.."Deze methode, via ruiken het gepotentieerde middel op de patiënt te laten
    inweken, heeft grote voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de
    chronische ziekten niet zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk
    weer uit de weg te ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere
    sterkte via ruiken laten ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft
    zodoende ook het snelste baat, zodat de voortzetting van de behandeling der chronische ziekte ook het
    minst wordt opgehouden. Ja, als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het
    tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de
    dosis van het ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden, dat zijn werking slechts juist
    toereikend is om het nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn
    werking te kunnen voortzetten….".

    Volgens de ervaring van Hahnemann is de dynamus bij machte, terwijl het zwaartepunt van dat moment
    op het neutraliseren van het incident ligt, in de diepte de reactie op het tevoren ingenomen antipsorische
    geneesmiddel voort te zetten. Ondanks het incident gaat de genezing van de chronische ziekte in de
    diepte, omdat deze van een totaal andere intensiteit en kracht is, gewoon door. Zeker daar waar de
    invloed van de tegenslag door passend homeopatisch voorschrijven tot een minimum beperkt wordt.
    Het antipsorische geneesmiddel werkt door terwijl er een ander geneesmiddel (plantaardig of dierlijk van
    origine) op het incident wordt voorgeschreven. Sterker nog wanneer de invloed van het incident zo snel
    mogelijk wordt geneutraliseerd werk het tevoren ingenomen antipsorische geneesmiddel vaak nog enige
    tijd door, terwijl het waarschijnlijk anders geblokkeerd zou worden door de gevolgen van het incident.
    In deze werken de geneesmiddelen op het incident en de chronische ziekte als in complementaire
    verhouding.

    Toen Hahnemann in 1835 de Chronische ziekten schreef werkte hij nog uitsluitend met Centisimale
    potenties, de potenties waarbij zich ook conflictrelaties voor kunnen doen. In de laatste 5 jaren van zijn
    leven, de Parijse periode, heeft hij gewerkt aan en met de nieuwe potenties die alle beperkingen die aan
    de C potenties kleven niet meer zouden blijken te bezitten. Volgens Hahnemann zijn de L.M. potenties
    dan ook ver superieur aan de C potenties.

    Organon voetnoot 1 §276:…"De lof, die in de laatste tijd door enkele homeopathen wordt toegezwaaid
    aan de groter doses, berust voor een deel op het feit, dat ze de lagere potenties van de aan te wenden
    medicijn gebruikten volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren
    bij gebrek aan beter weten heb gedaan) …….".



                                                                                                          100
     
  • 101.
    Voor Hahnemann warende C potenties de lagere potenties daar deze tussen iedere potentie slechts 2 à 5
  • maal geschud werden tegenover de L.M. potentie 100 maal. Ook zijn het de C potenties die de grotere
    doses bevatten daar deze potenties slechts 1op 100 worden verdund.
    De verdunning van de L.M potentie is 1 op 50.000 en deze bevat dan ook een evenredig geringere dosis
    van de oorspronkelijke geneesmidelsubstantie..
    Dat de conflictrelaties bij het gebruik van L.M. potenties verdwijnen heeft in de behandeling van de
    incidenten het grote voordeel dat deze de behandeling van de chronische ziekte niet ingrijpend verstoord.
    Dit is bij het correcte gebruik van C potenties al niet het geval. Bij L.M. gebruik kunnen we op basis van
    het complementaire effect zelfs overwegen het acute geneesmiddel, zo lang het nodig blijkt, af te
    wisselen met het geneesmiddel dat voorgeschreven was op de chronisch psorische constitutionele
    symptomatologie.

    Uit ervaring blijkt dan vervolgens dat het geneesmiddel voorgeschreven op de chronisch constitutionele
    symptomen beter gaat werken wanneer het geneesmiddel op het incident, zolang er nog restanten van
    zichtbaar zijn, er aan vooraf gaat. Het lijkt alsof het geneesmiddel dat de dynamus uit de acute situatie
    helpt komen door zijn werking, een kanaliserend, een gezondheid bevorderend en vitaliserend effect
    heft op diezelfde levenskracht. Het bereidt de werking van het chronisch minerale geneesmiddel als het
    ware voor.
    Daardoor kan er vanuit deze verhoogde activiteit, in één doorgaande, vloeiende beweging veel meer
    verbetering bewerkstelligt worden dan wanneer de stagnerende chronisch zieke dynamus, vanuit stasis,
    in beweging gebracht moet worden.

    In de afwisseling van het geneesmiddel, voorgeschreven op het incident, en het geneesmiddel
    voorgeschreven op de chronisch psorisch ziektetoestand, komt de gezonde vitaliteit vrij gemaakt onder
    invloed van het plantaardige of dierlijke middel voorgeschreven op het incident direct ter beschikking
    voor een diepere curatieve reactie op het geneesmiddel voor de chronische ziekte. Dit geneesmiddel zal
    vervolgens veel beter gaan werken en een hogere curatieve waarde opleveren. De geneesmiddel
    werkingen sluiten elkaar niet uit maar versterken en ondersteunen elkaar door het op elkaar afgestemde,
    complementaire curatieve effect op de levenskracht.

    De patiënt die bij voortduring onder stress gebukt gaat zal vanwege zijn basale psorische gesteldheid
    maar moeilijk tot de noodzakelijke, zijn leven verbeterende, ingrijpende keuzes geneigd zijn. Het gevolg
    is meestal dat de patiënt doorgaat te volharden in het maken van dezelfde, tegen het eigen leven gerichte,
    fouten. Dit gaat „goed‟ totdat de patiënt acuut ziek wordt en de zelfde, zelf vernietigende, leefwijze niet
    meer volgehouden kan worden. De ontstane overmachtsituatie werkt dwingend en bepalend.
    Met een hartinfarct of hersenbloeding in het ziekenhuis heb je als patiënt niet meer zo veel in te brengen.
    Meestal wordt er in zo‟n situatie gewoon voor je beslist wat er moet gebeuren.
    Bij de nog in de stress fase verkerende chronisch zieke patiënt zal het antipsorische minerale
    constitutiemiddel veelal ook niet een optimaal reactiepatroon laten zien. Vaak zien we eerder nog een
    versterking van de problematiek doordat de patiënt op basis van het feit dat hij zich wat beter voelt als
    reactie nog harder gaat werken om toch maar vooral de in het vooruitzicht gestelde promotie niet mis te
    lopen.
    Dit gebeuren blijkt zeer schadelijk te zijn voor het rendement van de behandeling van de chronische
    ziekte en dus voor de patiënt.
    De werksituatie zouden we in deze kunnen definiëren als een incident met een biografisch karakter,
    waarmee gezegd wil zijn dat deze patiënt vaak al vele jaren bezig is op deze pathologische wijze carrière
    te maken.



                                                                                                           101
     
  • 102.
    Er is heftigheidbij voortduring. Er is inspanning, overbelasting, ergernis, frustratie, kritiek op
  • meerderen, spanning, de hoop op succes etc etc. Voldoende indicaties voor geneesmiddelen als
    Staphisagria, Nux vomica, Rhust toxicodendron etc, etc. En dat terwijl we wellicht te maken hebben met
    een constitutionele Silicea patiënt.
    De Silicea zal de patiënt stimuleren om de chronische ziektesituatie te herstellen en om te zetten in een
    nieuw en gezond evenwicht. Levensgroot is echter het risico dat onze patiënt vanuit de gestreste
    leefsituatie de door de behandeling vrijgekomen energie per direct gaat aanwenden voor de competitie
    met zijn collega‟s, in een verwoedde poging nu de „winst‟ binnen te halen. Aldus de verbetering die door
    de Silicea bewerkstelligd is wederom in zijn pathologische carrière drang te investeren. Meer van
    hetzelfde dreigt dan.
    Wordt echter bijvoorbeeld op de vermeende „onrechtsituatie‟ op het werk, eerst gekozen voor een
    geneesmiddel als Staphisagria of Nux vomica (natuurlijk op de karakteristieke, subjectieve symptomen
    van de patiënt!), dan ontstaat er wat meer ruimte en rust, een wat minder geërgerde mentaal- emotionele
    situatie. De patiënt krijgt daardoor de gelegenheid, dat wat tot voor kort super belangrijk leek, wat meer
    te relativeren en kan wat meer „afstand‟ nemen. Het is in deze meer ontspannen ruimte, dat de
    vervolgens ingenomen Silicea een veel dieper helend effect aan de dag kan leggen.
    Omdat de patiënt de volgende dag toch weer naar zijn werk gaat, zich weer terug begeeft in dezelfde
    stressvolle leefsituatie, is er bij voortduring de dreiging van terugval in oude patronen.
    Door een tijdlang een geneesmiddel als Staphisagria of bijvoorbeeld Nux vomica in afwisseling te geven
    met Silicea word de patiënt op een milde manier de mogelijkheid geboden keuzes te maken die leiden
    naar het ontsnappen uit deze mogelijk dodelijke tredmolen. In deze worden Staphisagria of Nux vomica
    op de leef- en werkomstandigheden van de patient voorgeschreven en Silicea op de chronische
    constitutie.

    Chronische ziekten blz.160:.."Als incidenten die de (antipsorische) kuur slechts tijdelijk storen,
    beschouw ik:…..o.a. Ergernis met verontwaardiging, diepe innerlijke krenking (als men dan weggooit
    wat men juist in de hand heeft: Staphisagria.) en als er verontwaardiging is met stille (opgekropte)
    innerlijke krenking (hiervoor Colocynthis). Ongelukkige liefde met stil verdriet (Ignatia), ongelukkige
    liefde met jaloezie (Hyoscyamus)….".

    Wanneer zoals Hahnemann al beschrijft, deze incidenten de behandeling van de chronische ziekten
    storen, hebben we in de o.a. hierboven beschreven plantaardige middelen, geneesmiddelen die niet
    alleen de patiënt helpen het incident te overkomen maar vervolgens ook de werking van het dieper
    werkende antipsorische geneesmiddel bevorderen. De ontwikkelingen in de westerse samenleving in de
    laatste jaren wekt de indruk dat we in de leefomstandigheden van de mensen met veel van dergelijke
    stress en stoorfactoren te maken hebben, en dat we dus frequent van de diensten van de plantaardige en
    dierlijke geneesmiddelen gebruik dienen te maken. Bij een éénmalig centisimaal voorschrift en tussen de
    verschillende doses „lang‟ wachten komen we dan, de leefomstandigheden in ogenschouw nemend, aan
    het constitutioneel behandelen wellicht niet eens toe.

    Deze op de verschillende ziektesoorten voorgeschreven geneesmiddelen dienen niet tegelijk worden
    ingenomen, maar in afwisseling met elkaar. Er is sprake van een duidelijke functie ten opzicht van
    elkaar. Het plantaardige geneesmiddel dient er aan mee te werken dat het op de chronische constitutie
    werkende minerale geneesmiddel optimaal kan werken. Dus dient, in het geval van in afwisseling
    voorschrijven, het plantaardige geneesmiddel voorafgaand aan het minerale geneesmiddel gegeven te
    worden.
    Onder de incidenten vallen niet alleen de meer emotionele en stress toestanden maar ook zaken als
    kouvatten, voedselvergiftiging, klachten ten gevolge van schrik, verbrandingen, vertillen verrekken etc.


                                                                                                          102
     
  • 103.
    Chronische ziekten blz.160:…" Als incidenten die de kuur slechts tijdelijk storen, beschouw ik:
  • "…overladen maag (die weer kan worden opgeknapt door honger, d..w.z alleen maar wat dunne soep
    gebruiken i.p.v. een maaltijd, en een beetje koffie drinken, dan bedorven maag door vet vlees, vooral
    varkensvlees (herstel door honger en Pulsatilla),……Klachten door spiritualiën (Nux vomica), bedorven
    maag met gastrische koorts, rillerigheid en kou (Bryonia )…..Vertillen en verrekken (in enkele gevallen
    Arnica, maar het zekerst te verhelpen met Rhus toxicodendron)…".

    Ook deze zaken kunnen als ze een wat heftiger verloop hebben de behandeling van de chronische ziekte
    verstoren. Dit was in de tijd van Hahnemann al zo en is dat tot op de dag van vandaag. Vandaar dat
    Hahnemann bij de beschrijving van de effecten van de incidenten ook aandacht besteed aan deze
    verstorende invloeden en vervolgens aangeeft dat de homeopaath ook deze moet behandelen ten einde de
    antipsorische behandeling zo spoedig mogelijk voort te kunnen zetten.
    Zoals hij het beschrijft wordt er in deze situatie op een beperkte symptoomgroep voorgeschreven. Het
    incident wordt als acute ziekte behandeld, waarbij het totaalbeeld van de acute ziekte is meestal zeer
    beperkt is. Er wordt dan ook in dergelijke situaties zoals dat heet op sleutelsymptomen, de zogenaamde
    key-notes, voorgeschreven.
    Dit blijkt ook uit de beperkte symptomengroep die voor Hahnemann de indicatie zijn tot voorschrijven
    van de betreffende plantaardige geneesmiddelen. Er wordt in deze dan ook niet op de constitutie voor
    geschreven maar op een incident.

    Wat voor de behandeling van de incidenten geld ten aanzien van hun storend effect op de behandeling
    van de chronisch zieke patiënt geld ook voor de invloed van wat Hahnemann de tussenziekten of
    collectieve ziekten noemt. Het zijn die ziekten die meestal als epidemieën hun weg door de wereld
    banen. Ook hier geld wederom dat afhankelijk van de heftigheid en de ernst van de epidemie er al dan
    niet behandeld moet worden. In de tijd van Hahnemann waren de epidemische ziekten kennelijk meer
    aan de orde van de dag maar ook in de huidige tijd lijken we aan de vooravond te staan van opleving van
    ingrijpende epidemische ziekten.
    Zoals we kunnen zien gebeuren hebben dit soort besmettelijke, epidemische ziekten vaak een zeer lange
    nasleep.
    Jongeren kunnen lang te kampen hebben met de gevolgen van de ziekte van pfeiffer, maar ook een
    ordinaire soort griep kan, indien onbehandeld, de behandeling van de chronisch zieke patiënt gedurende
    langere tijd blokkeren. Het wel behandelen van deze acute ziekten dient dan ook niet alleen het doel het
    lijden aan deze ziekte te bekorten maar zeer zeker ook daardoor de patiënt in de positie te brengen dat de
    behandeling van zijn chronische ziekte op de meest efficiënte wijze doorgang kan vinden.

    Chronische ziekten blz.161:… "Maar we hebben gedurende de behandeling der chronische ziekten door
    antipsorica ook helemaal niet zo zelden behoefte aan de overige niet-antipsorische
    geneesmiddelvoorraad, nl. in die gevallen, waarin tussenziekten (morbi intercurrentes), die epidemisch
    maar soms alleen sporadisch de mensen aantasten en gewoonlijk door meteorische of tellurische
    oorzaken zijn ontstaan, onze chronische ziekten niet onaangetast laten en op die manier de antipsorische
    kuur niet alleen maar storen, maar vaak gedurende langere tijd onderbreken. Hier komen we te hulp met
    de overige homeotherapie….".

    Ook in het geval van de epidemische ziekten, is adequate behandeling, volgens Hahnemann met de
    geneesmiddelen uit de sfeer van de overige homeotherapie gewenst.
    Wat Hahnemann onder de overige homeotherapeutische geneesmiddelen verstond wordt duidelijk als we
    de vermelde geneesmiddelen onder de incidenten op hun oorsprong bezien.


                                                                                                          103
     
  • 104.
    Het accent voorwat betreft de antipsorische geneesmiddelen ligt dus op de geneesmiddelengroep
  • afkomstig uit het mineralenrijk.
    Dientengevolge betreffen de overige homeotherapeutische geneesmiddelen, die middelen, die betrokken
    worden uit een andere bron dan het mineralenrijk.
    Het karakter van de zo genaamde epidemische ziekte draagt alle kenmerken van een acute ziekte. Ze
    wordt ook als zodanig behandeld. De essentie van het acute ziektegebeuren drukt zich veelal uit in een
    beperkte symptomen groep en dus hoort de behandeling hiervan relatief eenvoudig te zijn. De
    symptomen worden de oplettende homeopaat als op een presenteerblaadje aangeleverd.

    Organon §82:….."Bij acute ziekten vallen de hoofdsymptomen nl.
    vlugger op en laten zich snellen inprenten en daarom is er voor de
    anamnese veel minder tijd nodig en valt er veel minder na te vragen
    (omdat het meeste zichzelf presenteert), dan bij de veel moeilijker
    vindbare symptomen van een al meerdere jaren geleidelijk
    voortgeschreden chronische ziekte….".
    In de praktijk van de grondlegger van de homeopathie, Samuel Hahnemann, kwam het voor dat de
    geïndiceerde homeopatische geneesmiddelen in afwisseling ook met korte intervallen gegeven werden.
    Er werden, indien nodig, plantaardige en dierlijke geneesmiddelen op acute klachten in onderlinge
    afwisseling voorgeschreven Ook werden geneesmiddelen op de acute symptomatologie in afwisseling
    met dieper werkende antipsorische geneesmiddelen, op de onderliggende chronische constitutie
    voorgeschreven. Bij een dergelijk gebruik van homeopatische geneesmiddelen maken we bewust
    gebruik van het complementaire effect, hetgeen Hahnemann getuige zijn „Chronische ziekten‟ al in 1835
    tot een dagelijkse wijze van werken had gemaakt.

    Chronische ziekten blz.161: ….".Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door
    homeopatische vernietiging van hun psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende
    wisselkoortsen bijna ieder jaar qua karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna
    ieder jaar door een ander, verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum,
    een ander jaar met Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha
    afgewisseld met Nux vomica, Samiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met
    Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo vormen,
    Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz…..Ook in het begin van de kuur van een
    epidemische wissselkoorts kan de homeopatisch arts het zekerst handelen door eerst iedere keer een
    subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in daarvoor geschikte gevallen Hepar sulphuris in een klein
    korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij de uitwerking enkele dagen afwachten, tot de eruit
    resulterende verbetering weer stilstaat… omdat bij alle lijders aan wisselkoorst in elke epidemie
    voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van iedere behandeling van een epidemische
    wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van wezenlijk belang, waardoor de zieke met
    des te meer zekerheid en gemak herstelt….".

    Op basis van het wisselende beeld bij deze koortsende ziekten gaf Hahnemann op dat wisselende beeld
    indien nodig in afwisseling de geïndiceerde plantaardige geneesmiddelen. Echter hij geeft ook
    voorbeelden waar hij plantaardige geneesmiddelen met de dieper werkende minerale constitutionele
    geneesmiddelen in afwisseling voorschrijft. De indicaties voor de plantaardige middelen vinden we ook


                                                                                                      104
     
  • 105.
    hier in deacute ziekte symptomen. De indicatie voor de minerale geneesmiddelen is gebaseerd op de
  • constitutionele symptomen van de patiënt.
    Uitzondering vormen, zoals beschreven de meer algemeen antipsorisch vitaliserende geneesmiddelen als
    Sulphur en Hepar sulphuris, maar ook zoals Hahnemann in bovengenoemd citaat beschrijft, in
    afwisseling met een der beide Carbo vormen welke ook een sterk activerend en vitaliserend karakter
    hebben echter milder werken dan Sulphur en Hepar sulphuris.
    De plek van Sulphur en Hepar sulphuris is een dermate bijzondere dat Hahnemann stelt dat deze
    geneesmiddelen vanwege hun antipsorische en daardoor vitaliserend effect aan het begin van iedere
    epidemische acute ziekte gegeven dient te worden vanwege de psorische ondergrond en dat de patiënt
    daardoor op de volgende geneesmiddelvoorschriften makkelijker geneest. Soms is door een dergelijk
    voorschrift een volgend, voor de epidemie specifiek geneesmiddel, al helemaal niet meer nodig.
    Aldus geeft hij een beschrijving van het complementaire effect dat Sulphur of Hepar sulphuris hebben
    op de daarop volgende geneesmiddelen.
    Ook in de behandeling van chronisch constitutionele ziektegevallen begon Hahnemann veelal de
    behandeling met een dosis Sulphur of Hepar sulphuris om vervolgens een betere reactie op de daarna
    aangewezen homeopatische geneesmiddelen te verkrijgen.
    In de chronische ziekten zijn vele passages te vinden waar Hahnemann spreek over het tussendoor
    gebruik van speciale geneesmiddelen teneinde de psora in de „juiste baan‟ te houden en een curatieve
    reactie op de geïndiceerde antipsorische minerale constitutiemiddelen te bevorderen.
    Dit gegeven verhoudt zich polair ten opzichte van wat doorgaans onder klassieke homeopathie verstaan
    wordt.

    Als onder klassieke homeopathie verstaan wordt het éénmalig voorschrijven van een centisimale
    potentie, liefst op de „essentie‟ van de patiënt dan was Samuel Hahnemann niet wat er verstaan wordt
    onder een klassiek homeopaat..

    Hahnemann had kennelijk een veel indringender en een meer begrip van wat we dienen te verstaan onder
    ziekte, en wist tevens een weergaloos therapeutisch systeem neer te zetten wat in zijn tijd en tot op de
    dag van vandaag onvoldoende begrepen is. Een van de belangrijkste elementen is het neutraliseren van
    het dogma van het „ultieme similimum‟, vanuit de optiek van Hahnemann bezien is dit namelijk de
    grootste onzin. Ook in de praktijk van alle dag zal de patiënt na het vermeende ultieme similimum,
    voorgeschreven op de essentie van de patiënt, terugkomen met klachten ten gevolge van incident of
    tussenziekte of gewoon met een verandering in het constitutionele beeld waardoor een ander, mineraal
    antipsorisch geneesmiddel voorgeschreven dient te worden op de nieuw ontstane situatie.

    Chronische ziekten Blz.127: …"Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid, dat absoluut iedere
    psoravorm- met uitzondering van, zoals al gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers
    ontstane, door een nog niet verdreven huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die
    nog binnenin sluimert, alsook die zich tot één van de talloze uit haat voortgekomene chronische ziekten
    heeft ontplooid, zeer zelden door een enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal
    hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze
    geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar…. „.

    Wil de homeopaat de homeopathie in praktijk brengen zoals deze door Hahnemann werd bedreven en
    zoals deze in Organon en Chronische ziekten staat beschreven, dan wordt het begrijpen van de
    miasmaleer en de overige ziektevormen als ziekteclassificatie van bepalend belang. Een juist begrip van
    het verschil in dynamiek en virulentie van de verschillende pathologische ziektetendensen maakt de
    juiste beoordeling en interpretatie van de symptomen mogelijk. Slechts hierdoor ontstaat de


                                                                                                        105
     
  • 106.
    mogelijkheid als hetware op basis van gelijksoortigheid mee te bewegen met de patiënt en wanneer er
  • door de symptomen de aanleiding ontstaat voor te schrijven op de actuele situatie. Dit kan zijn een
    eenmalige dosering van een diep werkend antipsorisch mineraal constitutie middel, maar ook een snelle
    afwisseling van geneesmiddelen voorgeschreven op een acuut ziekteproces en dat in afwisseling met het
    op de chronische symptomen voorgeschreven minerale antimiasmatische geneesmiddel. Ook is de
    afwisseling met Sulphur, Hepar sulphuris of een der beide Carbo vormen mogelijk om het curatieve
    vermogen van de dynamus te vergroten.

    Heeft de patiënt in de eigen biografie bijvoorbeeld syphilis of gonorrhoe doorgemaakt dan zal de
    homeopaat inde anamnese extra aandacht besteden aan de vraag of er nog gevolgen van de desbetreffend
    venerische ziekte aanwezig zijn. In dat geval zal de behandeling het eerst hierop gericht dienen te
    worden.
    Enerzijds omdat deze miasmatische belasting in dit stadium over het algemeen nog gemakkelijk te
    genezen is en anderzijds omdat indien onbehandeld de miasmatische ontwikkeling gewoon progressief
    voortgaat en naast het creëren van de aan haar aard eigen pathologie ook de antipsorische behandeling
    danig kan blokkeren. Ook kan een soort versmelting met de psora aangegaan worden hetgeen de
    behandeling alleen maar verder kan compliceren.

    Organon §106:… "Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint is het absoluut
    noodzakelijk eerst met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syphilis (of
    eventueel gonorrhoe). Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste
    alleen maar verschijnselen van syphilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte)
    aanwezig zijn…".

    Bijna altijd zijn ook deze acute syphilitische dan wel sycotische infecties geënt op een onderliggende
    psorische basisgesteldheid, en dient de antisyphilitische of antisycotische behandeling altijd gevolgd te
    worden door de antipsorische constitutionele behandeling. Ook in deze situatie is er sprake van een
    complementaire verhouding al was het alleen maar omdat de verschillende ziektesoorten zich allemaal in
    één en dezelfde mens, de patiënt afspelen.

    In de behandeling van de chronisch zieke patiënt spelen ook de erfelijke factoren een rol die vanuit het
    voorgeslacht op de volgende generatie worden overgedragen. Deze erfelijke pathologische tendensen
    vinden hun oorsprong in de niet goed gecureerde ziektetoestanden van de vorige generatie.
    Het zijn deze latent pathologische tendensen die de effectiviteit van de homeopathische behandeling
    behoorlijk kunnen vertragen en blokkeren. Sterker nog wanneer deze voor eerst nog „latente‟ tendensen
    onbehandeld blijven loopt de patiënt een behoorlijk risico op enig moment in zijn leven te maken te
    krijgen met een ziektevorm die het gevolg is van deze erfelijke familiare belasting. Dit betekent dan dat
    de patiënt wordt geconfronteerd met een plotselinge uitbraak van astma, reuma, eczeem, of kanker enz.
    d.w.z. met datgene waaraan enkele of meerdere van zijn familieleden lijden of zijn gestorven. Deze
    ziekten in het voorgeslacht waren ook toen al van chronisch miasmatische origine, dus de patiënt krijgt
    via de overerving de chronisch miasmatische belastingen al mee overgedragen. Dit kan dan het karakter
    hebben van een overerfde psora, sycosis of syphilis, maar ook gecompliceerdere belastingen waarin
    bijvoorbeeld sycosis een duurzaam monsterverbond aangegaan is met het syphilitisch miasma en als
    resultante de patiënt opzadelt met een zogenaamde tuberculinische of carcinogene belasting.

    Het tuberculinische wordt wel eens per abuis als een apart op zichzelf staand miasma beschouwd. Bij
    nadere beschouwing echter kan dit niet zo zijn en is het tuberculinische net als het carcinogene te



                                                                                                         106
     
  • 107.
    herleiden naar eencombinatie van de achterliggende pathologische psorische, syphilitische en sycotische
  • ziektetendensen.

    Het gegeven dat we onze „zuigelingen‟ al vroeg na hun geboorte inenten tegen vele acute ziekten heeft
    voor de zuigeling ook ten gevolge dat de natuurlijke antwoorden om tot een oplossing te komen van de
    erfelijke belastingen van het kind worden afgenomen. Het kind mag in de huidige tijd geen
    kinderziekten meer krijgen, kinderziekten welke het antwoord van moeder natuur zijn op de erfelijke
    pathologische belastingen. Doordat de kinderen de relatief onschuldige kinderziekten niet meer mogen
    doormaken vindt er een vroegtijdige manifestatie plaats van ernstige chronische ziekten bij jonge
    kinderen. In de westerse wereld zien we dan ook als gevolg allergieën, mentaal en emotionele
    stoornissen maar ook astma en andere bijna organische ziekten dramatisch toenemen. Zeer recent werd
    er nog melding gemaakt van een explosieve toename van diabetes bij peuters, toevallig in dezelfde
    periode dat er massaal is ingeënt tegen de meningococ-C. Kennelijk leven we in de medische
    middeleeuwen. Het vaccineren en het daaruit voortvloeiende onheil betekent een enorme belasting voor
    de constitutie gezien de van daaruit geprovoceerde pathologische ontwikkeling. Waarbij er voor de
    kinderen naar de toekomst toe dan ook niet veel goeds valt te verwachten.

    Geen wonder dat we veel van deze kinderen uiteindelijk ook in de homeopatische praktijk tegenkomen
    voor behandeling. Zeker in de behandeling van het jonge kind speelt de beoordeling van de erfelijke
    belastingen een grote rol. De biografie van het kind heeft meestal nog niet zulke zware sporen
    getrokken, daarvoor heeft het kind veelal nog te kort geleefd.
    De latente constitutionele miasmatische belasting heeft ook meer tijd nodig om tot wasdom te komen en
    het gezonde leven te bedreigen. Wanneer er zich bij jonge kinderen dan ook ernstige problemen
    voordoen kunnen we met vrij grote zekerheid stellen dat in deze vrijwel altijd de erfelijke tendensen op
    zijn minst medeoorzaak zijn en in de behandeling dienen te worden betrokken tenzij er een duidelijk
    incident de aanleiding en oorzaak vormde.
    Echter ook wanneer er niet direct sprake is van ernstige problematiek dienen we bij alle patiënten maar
    zeker ook bij het jonge kind te letten op de symptomen die duiden op het aanwezig zijn van mogelijk
    dominante erfelijke belastingen. Dit opdat deze tijdens de homeopatische behandeling kunnen worden
    geneutraliseerd.
    Deze erfelijke tendens verhoudt zich tot de constitutie als complementair, aanvullend. Om tot genezing
    van de hereditaire belastingen van de patiënt te komen maken we in de homeopathie gebruik van de
    nosoden.
    Het zijn geneesmiddelen afgeleid van ziekteprodukten die ontstaan zijn als gevolg van een ziekteproces.
    Bij de patiënt die mogelijk belast is met chronische ziektetendensen van de familie, of blijft hangen in de
    gevolgen van ziekten in de eigen biografie, kunnen de aangewezen nosoden de levenskracht spiegelen
    waardoor deze belastingen eindelijk tot een oplossing worden gebracht.
    Anders dan bij de incidenten en de tussenziekten is de erfelijke tendens een inactief gebeuren. Pas
    wanneer op basis van een zich ontwikkelende psora en bijvoorbeeld tegenslagen in het leven er
    aanleiding toe geven, kan deze tot dan toe latente tendens zich actief gaan manifesteren en de chronische
    ziekte de kleur van de familiare belasting meegeven.
    Latente tendensen herkennen
    In een vroeger stadium zijn latente tendensen vaak wel te herkennen in het subjectieve symptoombeeld.
    Bij de differentiaaldiagnose en de repertorisatie passeren ze mede de revue. Voor de keuze van een
    nosode gelden andere regels dan voor een middel dat de chronisch constitutionele miasmatische
    psorische laag moet dekken. Om een nosode voor te schrijven hoeft niet te worden gewacht tot een
    typisch Tuberculinum-, Carcinosinum-, Syphilinum- of Medorrhinumbeeld zichtbaar is. Waar het beeld
    al duidelijk op een nosode wijst mogen we redelijkerwijs aannemen dat de erfelijke belasting een


                                                                                                           107
     
  • 108.
    maximale pathologische invloedop de constitutie van de patiënt heeft. Na de nosode zal steeds het
  • minerale middel vereist zijn dat past bij de psorische constitutie die onder de, bijvoorbeeld,
    tuberculinische laag vandaan komt. Zien we duidelijke constitutionele indicaties voor Calcarea
    phosphorica, dan kan dit middel afwisselend met Tuberculinum worden gebruikt.
    Net als bij de dierlijke en plantaardige middelen vinden we de indicaties voor nosodes regelmatig in de
    keynote sfeer. Een uitgesproken voedingsvoorkeur, een bepaalde slaaphouding, een bepaalde vorm van
    onrust, overmatig transpireren in combinatie met andere symptomen, het voorkomen van de
    desbetreffende ziekte in het voorgeslacht of in de biografie en, als hoofdindicatie, niet goed reageren op
    passende middelen - zijn vaak reden genoeg om te overwegen de nosode af te wisselen met het
    geïndiceerde constitutiemiddel.


    Holistische benadering
    Pas wanneer we in de benadering en behandeling van de patiënt de diverse ziektesoorten, zoals die zich
    als groepen complementaire symptomen aandienen, meenemen in de totale beeldvorming en daarna het
    gehele symptoomcomplex volgens de aanwijzingen van Hahnemann classificeren, kunnen we met recht
    spreken van een holistische totaalbenadering. Alle symptomen krijgen de plaats waar ze thuishoren; we
    laten niets weg en hoeven niets te elimineren. We brengen het beeld naar een synthese, een
    totaaloverzicht, op basis waarvan we door het classificeren van symptomen kunnen beoordelen waar in
    de anamnese de zwaartepunten liggen.
    Zo kunnen we zien wanneer de patiënt zich in relatief constitutionele rust bevindt, zodat kan worden
    volstaan met het voorschrijven van het geïndiceerde minerale constitutiemiddel. In geval van ernstige
    biografische problematiek of gevolgen van een epidemische ziekte of erfelijke belasting kan het zijn dat
    de passende middelen in complementaire verhouding tot elkaar staan en in afwisseling voorgeschreven
    moeten worden om “een snel, zacht en duurzaam herstel van de gezondheid” te bewerkstelligen.


    Ziektedynamica
    De diverse ziektevormen lopen onderling uiteen wat betreft intensiteit, heftigheid en dynamiek van de
    symptomen. Acute ziekten zijn het meest dynamisch en heftig en dringen zich het sterkst op aan de
    beleving van de patiënt. Betreft het een acuut miasmatische of een wisselziekte dan komt het element
    van heftigheid soms nog sterker naar voren. Bij heftige en intense problemen moeten we altijd nagaan of
    de symptomen niet onder een van deze ziektesoorten vallen. De keuze valt dan op een plantaardig of
    dierlijk middel in frequente dosering (meerdere malen per dag). Bijvoorbeeld: we hebben te maken met
    een acuut miasmatische aanval wanneer in het voorjaar de hyperallergische patiënt raad vraagt vanwege
    een intense hooikoortsaanval. Alle slijmvliezen zijn opgezet. De oogleden zijn zo gezwollen dat hij bijna
    niets kan zien. Hij wordt haast gek van de jeuk, snakt naar adem door de benauwdheid en loopt heel de
    dag te niezen.
    Gezien de ziektesoort en de aard der klachten is een mineraal antipsoricum ongewenst, en wel om twee
    redenen: het werkt niet of het maakt de klachten erger. Beter is het een acuut plantaardig middel te geven
    dat de symptomen dekt. Middelen als Nux vomica, Pulsatilla of Sabadilla zullen doorgaans verlichting
    brengen, waardoor de „rust‟ terugkeert en de klachten in intensiteit en heftigheid afnemen.
     Zelfs bij een duidelijke verbetering is het in zo‟n geval echter af te raden de inname snel te staken. Bij
    periodiek terugkerende klachten betreft is het raadzaam het geneesmiddel, in sterk verminderde
    frequentie weliswaar, door te laten gebruiken tot de risicoperiode achter de rug is. Een acuut plantaardig
    middel, dat constitutioneel een relatief oppervlakkige werking heeft, kan tijdens de acute fase frequent
    worden ingenomen en dan in een LM-potentie, naar behoefte iedere twee uur of nog vaker! Wanneer de


                                                                                                           108
     
  • 109.
    risicoperiode afloopt ende heftigheid van de klachten afneemt, kan de innamefrequentie worden
  • teruggebracht naar bijvoorbeeld een- of tweemaal daags.
    In de periode waarin de acute klachten vrijwel naar de achtergrond zijn verdwenen en het chronische
    beeld door de relatieve rust weer duidelijker naar voren komt, moeten we beoordelen wanneer kan
    worden begonnen met het minerale antipsoricum. Doen we dit te voortvarend, we laten bijvoorbeeld het
    minerale middel meteen tweemaal per dag innemen, dan is het risico groot dat de acute klachten
    opnieuw opvlammen, speciaal indien we het plantaardige middel gelijktijdig met de start van het
    minerale hebben gestopt.
    De Dynamis is bezig vanuit een staat van grote opwinding af te dalen naar de frequentie van de
    „psorische baan‟ doch is door de acute ontwikkelingen doorgaans nog hypersensibel. Op deze
    hypersensibiliteit kunnen we inspelen door nu, tijdelijk, het plantaardige middel af te wisselen met het
    passende, complementaire, minerale constitutiemiddel. Dat gaat zo: voorafgaand aan het minerale
    middel wordt eerst het acute plantaardige middel ingezet. Zodra blijkt dat het minerale middel zonder
    tegensputteren door de Dynamis wordt geaccepteerd en er geen verergeringen optreden, kan het
    plantaardige middel worden weggelaten. Daarmee is de psora en de antipsorische behandeling in de
    juiste baan geleid.
    Bij een blokkade is het omgekeerd. In plaats van actief toont de blokkade zich veelal als een soort latente
    tendens. De patiënt zegt dat hij zich sinds “die griepaanval van drie jaar geleden” nooit meer echt goed
    heeft gevoeld. Of hij overleefde dertig jaar geleden maar net een meningitis ten gevolge van mazelen. Of
    veel familieleden hebben reumatische klachten en hij begint nu bij belasting eveneens last te krijgen van
    zijn gewrichten.
    De aanwijzingen voor een nosode zijn hier in aanleg aanwezig en bij nadere beschouwing vinden we
    misschien nog wel meer bevestiging. Zulke indicaties worden echter regelmatig overschaduwd door
    symptomen die bij de miasmatische constitutie horen. Op de constitutionele symptomen wordt
    voorgeschreven. We zullen kunnen constateren dat de psorische symptomen actiever, virulenter en
    dynamischer zijn dan de symptomen van de veel passievere blokkade, die dienovereenkomstig wordt
    gekenmerkt door symptoomschaarste.
    De passieve blokkadesymptomen zijn tevens minder dynamisch en treden minder op de voorgrond dan
    acute en acuut miasmatische verschijnselen. Het verschil in dynamiek is opvallend groot. De
    adynamische en passiviteit bevorderende invloed van in het verleden niet goed doorgemaakte ziekten
    staat genezend reageren van de Dynamis op de veelzijdige antipsorische symptomen en het passende
    antipsoricum in de weg. Het vormt een blokkade.
    De niet goed doorgemaakte ziekte uit het verleden en het onvermogen om relatief vrij op het minerale
    constitutiemiddel te reageren vormen tijdens de antipsorische behandeling een voortdurende rem. De
    patiënt reageert niet of onvoldoende op goed gekozen middelen. Frustratie is het gevolg en voor de
    beginnende homeopaat niet zelden desillusie. De Dynamis is in zijn reacties dubbel gehandicapt:
    enerzijds door de psorische belasting, anderzijds door de biografische of erfelijke blokkade. Hierdoor
    lijkt de patiënt bijna ongeneeslijk. Afhankelijk van de duur van de blokkade en de mate waarin deze
    genezende reacties in de weg staat, is het noodzakelijk de bij de blokkade passende nosode af te wisselen
    met het antipsorische minerale constitutiemiddel.
    De nosode heft de stagnatie van de Dynamis op, zodat deze ruimte krijgt om te reageren op het
    constitutiemiddel. Zo ondersteunt de nosode de werking van het antipsoricum en zijn ze complementair
    aan elkaar.
    Een andere situatie die wij regelmatig in de praktijk tegenkomen is de volgende. Na aanvankelijk goede
    en constructieve reacties op het minerale constitutiemiddel blijven verdere reacties uit. Het is alsof een
    soort „reactiemoeheid‟ is opgetreden, die verdere vooruitgang in het genezingsproces belemmert. Alsof
    een soort indifferente Dynamis verdere medewerking weigert.



                                                                                                           109
     
  • 110.
    We kunnen hetvergelijken met een toestand van adynamie en uitputting. Hahnemann adviseert hier het
  • gebruik van middelen als Sulphur, Hepar sulphuris en de Carbo‟s. Ze dienen als tussenmiddel om de
    Dynamis te stimuleren op geïndiceerde constitutiemiddelen te reageren. Soms is het voldoende zulke
    tussenmiddelen slechts eenmaal toe te dienen; andere keren moeten ze regelmatig worden herhaald. LM-
    potenties lenen zich daartoe uitstekend en kunnen in dagelijkse afwisseling met het minerale
    constitutiemiddel worden ingenomen.
    Essentieel is dat wij weten wat we doen en welk doel wij willen bereiken. Dat wil zeggen: kunnen
    herkennen van de indicaties voor de verschillende ziektesoorten en hun verschil in dynamiek; en weten
    dat nosoden, plantaardige-, dierlijke- of tussenmiddelen dienen om de genezende reacties op het
    minerale constitutionele antipsoricum te bespoedigen.


    Samenvatting
    Homeopathische middelen zijn aan elkaar gerelateerd in hun werking. Het beste effect hebben
    complementair werkende middelen. Middelen toegediend in LM-potentie gaan zich gedragen als
    complementair. Onder ziektedynamiek wordt de heftigheid en intensiteit van symptomen en
    ziekteverloop verstaan. De achterliggende drijfveer is de miasmatische verstoring (psora, sycosis,
    syphilis). Tussenmiddelen worden toegepast om de reactiekracht van de Dynamis te stimuleren.




                                                                                                     110
     
  • 111.
    10. De antipsorischebehandeling als centraal thema

  • Antipsorische behandeling
    Als een rode draad loopt door Organon en Chronische Ziekten de anti-psorische behandeling van
    chronisch zieke patiënten. Ofschoon Hahnemann‟s geschriften hierover niets aan duidelijkheid te
    wensen overlaten, wordt er in de huidige homeopathie over het algemeen weinig mee gewerkt. Als
    eenzijdige beschrijving van pathologische tendensen die zich endogeen constitutioneel voltrekken, heeft
    de miasmaleer inderdaad ook weinig praktische waarde. Zij wordt pas werkelijk praktisch en bruikbaar
    indien zij als grondslag wordt gezien van de ziekteclassificatie.
    Zodra we dit begrijpen en ermee uit de voeten kunnen, zullen we waarschijnlijk op geen andere manier
    meer willen werken!
    Reikwijdte en potentieel van de behandeling worden erdoor enorm vergroot. Wat Hahnemann ons met
    de antipsorische behandeling heeft nagelaten is van een rijkdom die tot op heden door onkunde en
    onbegrip te weinig in praktijk wordt gebracht. De kern van de ziekteclassificatie en de eraan gekoppelde
    miasmaleer draait om het psorisch miasma. Psora vormt de diepste kern van de problematiek van de
    patiënt.

    Organon, §78:
    “De echte, natuurlijke chronische ziekten zijn die welke door een chronisch miasma ontstaan. Aan
    zichzelf overgelaten, zonder gebruik van specifieke geneesmiddelen ertegen, worden ze steeds erger.
    Zelfs onder de beste psychische en lichamelijke leefregels nemen ze toch toe en teisteren de mens met
    steeds erger lijden tot aan het einde van zijn leven. Naast de door geneeskundige mishandeling
    teweeggebrachte (§74) zijn dit de talrijkste en grootste kwelgeesten van het menselijk geslacht, want
    zelfs de sterkste lichamelijke constitutie, de meest geordende leefwijze en de meest actieve energie van
    de levenskracht kunnen ze niet overwinnen.”




                                                                                                        111
     
  • 112.
  • “Nu ik echter deze grote ontdekkingen aan de wereld bekend maak, moet ik helaas betwijfelen of mijn
    tijdgenoten de logica van mijn leer wel zullen inzien. Zullen ze die zorgvuldig navolgen en de winst
    behalen die de getrouwe, precieze opvolging van de voorschriften zonder mankeren moet opleveren? Of
    zullen ze, afgeschrikt door het ongehoorde van sommige van deze uiteenzettingen, die liever onbenut
    laten, zonder ze te hebben uitgeprobeerd en nagevolgd?
    Ik mag tenminste niet de hoop koesteren dat het deze belangrijke mededelingen beter zal vergaan dan de
    al tot dusver door mij gepresenteerde algemene homeopathie.”


    Ontwikkeling van de homeopathie
    In de jaren tussen 1816 en 1828 zocht Hahnemann naar de achterliggende oorzaak van chronische
    ziekten. Het was in zijn tijd gebruikelijk om iedere klacht als een op zichzelf staand probleem te
    behandelen. Op termijn gaf dit niet het gewenste resultaat omdat de onderliggende chronische ziekte
    zich ongestoord verder kon ontwikkelen, de patiënt uiteindelijk meesleurend in een vrije val, tot de dood
    aan toe.

    Chronische Ziekten, blz. 5:
    “Of het nu sneller verliep of langzamer, zo was en bleef de gang van zaken van zulke behandelingen bij
    alle niet-venerische, belangrijke chronische ziekten, zelfs als die behandelingen precies volgens de leer
    van de tot dan bekende homeopathische kunst leken te worden uitgevoerd. Het begin was verheugend, de
    voortzetting minder gunstig en de afloop hopeloos.”

    In dit stadium werkte Hahnemann voornamelijk met plantaardige en dierlijke middelen. Minerale
    antipsorica waren hem nog onbekend, ja, hij had psora als zodanig nog niet onderkend, begrepen en
    gedefinieerd. Het ongunstige verloop van de toenmalige homeopathische behandeling prikkelde
    Hahnemann tot verregaand, grondig onderzoek.

    Chronische Ziekten, blz. 6:
    “Deze hoogst belangrijke opgave hield me in de jaren 1816 en 1817 dag en nacht bezig en zie! de Gever
    van alle goede dingen maakte dat ik geleidelijk in deze periode, door steeds maar na te denken,
    onvermoeid te onderzoeken, trouw te observeren en zo nauwkeurig mogelijk proeven te nemen, dat
    grootse probleem kon oplossen, tot heil van de mensheid.”

    Nauwkeurig onderzoek van chronische ziektegevallen leerde Hahne-mann dat alle betrokkenen in hun
    voorgeschiedenis huiduitslag hadden gehad. Bij het merendeel der chronische patiënten was dit zo‟n
    opvallende overeenkomst dat Hahnemann er de de bron inzag van de (niet-venerische) chronische
    ziekten. Uit zijn omschrijving van de „aard der chronische ziekten‟ blijkt dat Hahnemann niet enkel
    afging op zijn eigen waarnemingen.
    De beschrijvingen van ziekten en ziektegevallen door andere auteurs hielpen hem tot zijn conclusies en
    inzichten te komen betreffende pathologische ontwikkelingen voortkomend uit eerdere vormen van
    huiduitslag. Uiteindelijk bracht het hem tot de ontdekking en vaststelling van het meest basale euvel, het
    „Psora-miasma‟.

    Chronische Ziekten, blz. 8:
    “Zover was ik gekomen, toen ik bij mijn onderzoeken en observaties van zulke (niet-venerische)
    chronische ziekten direct in het begin al waarnam dat de belemmering van de genezing van die
    verschillende ziektegevallen (die bedrieglijk leken op eigensoortige, op zichzelf staande ziekten) op


                                                                                                          112
     
  • 113.
    homeopathische manier, metde tot dan toe onderzochte geneesmiddelen, vaker wel dan niet scheen te
  • liggen aan een eerdere jeukuitslag („Krätze‟), die niet zelden werd toegegeven; en ook dateerde het
    begin van alle ellende nadien gewoonlijk vanaf deze tijd.
    Ook had bij soortgelijke chronische patiënten, die zo‟n besmetting niet toegaven, of ook wel, wat nog
    vaker voorkwam, door onachtzaamheid niet opgemerkt of het zich in ieder geval niet konden herinneren,
    mijn zorgvuldige speurwerk toch gewoonlijk uitgewezen dat zich kleine sporen ervan (enkele
    schurftblaasjes, schimmels enz.) bij hen van tijd tot tijd, hoewel zelden, hadden voorgedaan als
    onbedrieglijke tekenen van de voormalige besmetting van dit type.”

    Psora wordt primair gedefinieerd als „een infectie of een besmetting‟. Dit rechtvaardigt de vraag: hoe
    komt het dat de Dynamis niet in staat is deze psorische besmetting met haar vitale reactie ongedaan te
    maken, terwijl dat met andere besmettingen wel gebeurt? Waarom verwerft zij, in tegenstelling tot wat
    verwacht zou mogen worden, geen immuniteit tegen een vergelijkbare aanval in de toekomst?
    Kennelijk is deze besmetting van een andere aard dan gebruikelijk. Het psorisch miasma kunnen we zien
    als een besmetting die een soort parasitaire verbinding aangaat met de levenskracht zodra de Dynamis
    geïnfecteerd, doordrongen en geïmpregneerd is. De Dynamis kan zich hier niet zonder hulp van ontdoen,
    waardoor vanaf dat moment het functioneren van de levenskracht ziekelijk wordt beïnvloed. Zo gauw de
    huiduitslag van de huid verdwijnt verandert zij in een chronische ziekte die in het organisme onzichtbaar
    aanwezig blijft.
    Het natuurwetmatige actie = reactie principe dat aan de activiteiten van de Dynamis ten grondslag ligt
    raakt verstoord vanaf het moment van de psorische infectie, resulterend in disfunctie van de Dynamis.
    De gezondheidsbalans, het natuurlijk evenwicht (homeostase) dat vóór de psorische infectie automatisch
    door de Dynamis werd hersteld, raakt allengs meer verstoord en buigt steeds verder af van „gezondheid‟.
    Psora maakt dat de Dynamis te traag en onvolledig reageert op prikkels. Voorts hebben de opgeroepen
    symptomen als vanzelf de neiging om weer latent te worden.
    Een dergelijke vertraagde en incomplete reactie kenmerkt alle psorische symptomatologie. Symptomen
    treden een tijdje in meer of mindere mate op om vervolgens periodiek geheel of gedeeltelijk te
    verdwijnen. De patiënt zou de indruk kunnen hebben aan de beterende hand te zijn. Niets is minder
    waar. Bij lichte tegenslag, soms zelfs zonder directe aanleiding, vlammen de klachten weer op, dikwijls
    erger of soms anders dan bij de voorgaande terugval. Spontaan verlaat de psorische belasting de
    Dynamis nooit. Ze zal zich tijdens het leven steeds nadrukkelijker laten gelden, om uiteindelijk pas uit te
    doven met het overlijden van de patiënt.

    Organon, voetnoot 1, §78:
    “Als de jongen zich ontplooit tot man, als bij het meisje de geregelde menstruatie begint en dit gepaard
    gaat met een voor geest, ziel en lichaam weldadige leefwijze, blijven die chronische aandoeningen vaak
    meerdere jaren onopgemerkt. De slachtoffers lijken dan in de ogen van familie en kennissen volkomen
    gezond, alsof de hun door infectie of erfelijkheid ingeplante ziekte totaal verdwenen is. Maar ze komt in
    de latere jaren, bij tegenwerkende gebeurtenissen en omstandigheden in het leven, onontkoombaar
    opnieuw tevoorschijn en neemt des te sneller toe, naarmate het levensbeginsel door verzwakkende
    hartstochten, door zorg en verdriet, maar vooral door ondoelmatige geneeskundige behandeling is
    ondermijnd.”


    Psora gewekt
    Omstandigheden en gebeurtenissen (incidenten) kunnen de sluimerende en latente psora wekken tot de
    manifestatie van een chronische ziekte. Zoals Hahnemann in bovenstaande voetnoot aanduidt wordt de
    psorische belasting door infectie verkregen of door erfelijkheid ingeplant. In de huidige tijd is het niet


                                                                                                           113
     
  • 114.
    anders. Bij adequategenezing van psora blijven eventuele nakomelingen gevrijwaard van psorische
  • belasting. Deze zegening bewerkstelligd door de antipsorische behandeling komen we dagelijks in de
    praktijk!
    Hahnemann beschrijft psora als een soort oermoeder, als grondoorzaak van alle chronische ziekten. Na
    besmetting, soms al tijdens de gang door het geboortekanaal, maakt zij zich in het allereerste begin
    kenbaar door een jeukende uitslag, die soms alleen maar bestaat uit enkele „papeltjes die wellustig
    jeuken‟. De besmetting is een feit.
    Nadat de levenskracht „dynamisch‟ geïnfecteerd en doordrongen is met de psorische besmetting
    verschijnen er tijdens de primaire reactiefase van de Dynamis (actie = reactie) jeukende bultjes op de
    huid. Wanneer dit een éérste reactie op de psorische infectie is spreken we van primaire psora. Zolang
    de primaire manifestatie zich op de huid bevindt kan de patiënt nog gemakkelijk van de psorische
    belasting worden genezen.
    In de voetnoot bij §246 van de vijfde editie van het Organon schrijft Hahnemann dat primaire psora zich
    het snelst laat genezen door de patiënt eenmaal per week gedurende twaalf à dertien weken een dosis
    Sulphur te geven en Carbo vegetabilis wanneer dit onvoldoende werkt.




                                                                                                       114
     
  • 115.
  • “Maar bijde psora laat het inwendige ontzagwekkende chronische miasma, eveneens pas na voltooide
    inwendige aantasting van het gehele organisme, van zich blijken door de specifieke huiduitslag, die
    soms maar uit enkele papeltjes bestaat met een onverdraaglijke kriebelige, opwindende jeuk en een
    speciale geur.”

    Chronische Ziekten, blz. 121:
    “Het blijft derhalve een uitgemaakte zaak dat de genezing van de complete, verderfelijke psora door de
    antipsorica alleen dan het gemakkelijkste plaats vindt als de oorspronkelijke schurftuitslag nog
    aanwezig is.”

    Zodra de primaire schurftuitslag hetzij spontaan, hetzij door medisch handelen van de huid verdwenen is
    spreken we van secundaire psora. Alle chronische ziekten van psorische aard die we in de praktijk
    tegenkomen behoren tot de ziekten ontsproten aan secundaire psora. Door hun geaardheid zijn deze
    moeilijker te behandelen en neemt de behandeling langere tijd in beslag.

    Chronische Ziekten, blz. 127:
    “Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
    van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
    huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
    tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
    enkel antipsorisch middel kan worden genezen.
    Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing te geraken, de toepassing nodig van meerdere
    van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel van vele na elkaar.”


    Karakter van psora
    Het karakter van psora - de vertraging en verstoring van de Dynamis - vormt de diepst mogelijke
    verstoring. De levenskracht kan op drie fundamentele manieren in haar werkzaamheid verstoord raken.
    Ze kan met overdaad reageren (te veel), ze kan met vernietiging reageren (destructie) of ze kan te weinig
    reageren (gebrekkig).
    De laatste reactiewijze heet psora.
    De twee andere reactiepatronen getuigen van meer vitaliteit en dynamiek en zijn daarom gemakkelijker
    te behandelen en te verhelpen. Psora vergt meer tijd. De dynamiek en daarmee de ontvankelijkheid van
    de psorisch besmette en belaste Dynamis is veel lastiger te prikkelen. Bovendien zijn er meer
    geneesmiddelen benodigd. Aldus moet psora worden gezien als de grondoorzaak van de meeste
    chronische ziekten. Psorische manifestaties zijn tot ver in de menselijke geschiedenis terug te vinden,
    wat psora de oudste pathologische verstoring maakt. Psora is zo met het menselijk identiteitsgevoel
    verweven dat bepaalde eigenschappen die wij onszelf toedichten psorisch ingekleurd zijn zonder dat wij
    het ons realiseren. Sterker nog, wij ervaren de psorische beperkingen in onze constitutie veelal als
    normaal. Wanneer we ons onvrij voelen, niet open en spontaan vanuit onszelf durven of kunnen
    reageren, terwijl daartoe geen aanleiding is, kunnen we spreken van een uiting van de psorische
    gesteldheid. Hebben we van nature de neiging om tegen dingen op te zien of faalangst te krijgen in
    moeilijke situaties, dan is dit evenzeer een psorisch reactiepatroon.

    Chronische Ziekten, blz. 11:
    “De psora is het, die oudste, meest algemene, verderfelijkste en desondanks meest miskende chronisch-
    miasmatische ziekte, die als sedert vele duizenden jaren de volken heeft mismaakt en gepijnigd, maar in


                                                                                                         115
     
  • 116.
    de laatste eeuwenhet aanzijn heeft gegeven aan al die duizenden ongelooflijk verschillende (acute en)
  • chronische (niet-venerische) kwalen, waardoor thans het geciviliseerde mensdom op de ganse bewoonde
    wereld steeds meer wordt geteisterd. De psora is de oudste chronisch-miasmatische ziekte die wij
    kennen.”

    Na de acute behandeling van de gevolgen van een incident of epidemische ziekte komt altijd de
    chronische constellatie en daarmee de behoefte aan een antipsorisch geneesmiddel naar boven.
    Anders gezegd: een plantaardig of dierlijk middel of een nosode dient altijd te worden gevolgd door een
    mineraal constitutiemiddel vanwege de constitutionele psorische belasting. Indien passend dient dit liefst
    tot aan de eindverergering te worden toegediend, omdat anders de chronische constitutionele verstoring
    onvoldoende wordt beïnvloed en de patiënt niet duurzaam geneest.


    Ontwikkeling psora miasma
    De ontwikkeling van het psorisch miasma kent globaal genomen twee fasen.
    Eerst komt de primaire psora, die door onderdrukking of via overerving meegekregen, overgaat in
    secundaire psora. In de praktijk zullen wij vrijwel uitsluitend met secundaire psora te maken krijgen. De
    geaardheid van de psorische belasting is enkel te spiegelen door het passende geneesmiddel. De impuls
    die het minerale antipsoricum geeft en de reactie erop van de Dynamis werken samen om de chronische
    gevolgen van de psorische besmetting op te lossen. De ernst van de verstorende werking van het
    psorisch miasma stelt tegelijkertijd een soort kwaliteitseis aan de benodigde geneesmiddelen om de
    verstoring op te heffen. Niet ieder homeopathisch middel bezit die kwaliteit. De groep die zich door deze
    kwaliteit onderscheidt noemen we antipsorische geneesmiddelen (antipsorica). Met deze term brengen
    wij een hiërarchisch onderscheid aan in de diverse geneesmiddelgroepen.
    De resterende middelen betitelt Hahnemann als de overige homeotherapeutica. De indicaties voor zulke
    middelen liggen in andere ziektesoorten dan de psorische. Welke middelen tot de antipsorica worden
    gerekend geeft Hahnemann aan in Chronische Ziekten:

    Chronische Ziekten, blz. 176:
    “In het algemeen bleek uit hun pure werkingen dat de meeste aardsoorten, alkaliën en zuren, evenals de
    daaruit samengestelde neutrale zouten, naast meerdere der metalen onmisbaar waren voor de genezing
    van de haast ontelbare psorasymptomen.”

    De substanties die onderdeel uitmaken van het stoffelijk lichaam zijn dus bij machte zijn om de
    psorisch verstoorde Dynamis tot zelfgenezing te stimuleren, mits toegediend in gepotentieerde,
    gedynamiseerde vorm. Hoe groot de affiniteit tussen Dynamis en stoflichaam is lezen we in het
    Organon.
    Organon, §9:
    “Als de mens gezond is, heerst de spirituele levenskracht (autocratie), die als Dynamis het stoffelijk
    lichaam (het organisme) leven doet, onbeperkt. Ze houdt al zijn delen in een bewonderens-waardig
    harmonische, levende werking, die zich uit in voelen en handelen, zó, dat de met verstand toegeruste
    geest zich vrij van dit levende, gezonde werktuig kan bedienen voor de hogere bedoelingen van ons
    bestaan.”


    Primaire zorg van de Dynamis




                                                                                                          116
     
  • 117.
    De hoofdtaak vande Dynamis betreft de instandhouding van het stoffelijk organisme. Hiermee worden
  • de voorwaarden geschapen voor het tot stand komen en maximaal ontwikkelen van “hogere menselijke
    kwaliteiten”. De gezonde mens ontwikkelt zich volgens dit patroon.
    Allereerst moet het organisme door de Dynamis in een gesteldheid worden gebracht die ontwikkeling
    van hogere menselijke kwaliteiten mogelijk maakt. De ontwikkeling van het stoflichaam gaat aan de
    ontwikkeling van het gevoelsleven en het geestelijke en spirituele leven vooraf. Het schept er min of
    meer de voorwaarden voor. Gaat er deze ontwikkeling iets mis dan passen wij geneesmiddelen uit
    dezelfde stoffelijke minerale sfeer toe om te stimuleren tot genezing, dat is: „wording‟ of, beter nog,
    „zelfwording‟.
    Omdat tussen Dynamis en stoflichaam de grootste affiniteit bestaat, zijn het speciaal de minerale
    substanties waaruit het stoflichaam is opgebouwd die als homeopathisch antipsoricum werken. Een
    ontregeling van de Dynamis heeft het eerst een uitwerking op de mineraalhuishouding van het
    organisme, die bijgevolg (in gepotentieerde vorm) bij uitstek geschikt zijn om de disfunctie weer
    ongedaan te maken. Het is Hahnemann‟s grote verdienste de minerale middelen voor de geneeskunst te
    hebben ontsloten en tegelijkertijd de indicaties, vanuit de ziekteclassificatie, te hebben aangereikt!
    Antipsorica optimaliseren daadwerkelijk de constitutie, die met iedere volgende geneesmiddelinname en
    met ieder volgend geneesmiddel geleidelijk wordt bevrijd van de chronische psora die de gezondheid
    bedreigt. De vooruitgang komt eveneens tot uitdrukking in de gezondere kwalitatieve en kwantitatieve
    verhoudingen van de mineralen in het stoflichaam. Afhankelijk van de tijdsduur van de verstoring, zal
    de levenskracht, onder invloed van de antipsorica, de mens steeds meer de mogelijkheid bieden de
    gezondheid zo te beleven als in §9 omschreven staat.

    Organon, §171:
    “Bij de niet-venerische, dus meest voorkomende, door een psora ontstane chronische ziekten, heeft men
    voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
    volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
    middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

    Duurzaam herstel van de gezondheid is uiteindelijk slechts mogelijk door adequate antipsorische
    behandeling. Dit is het doel van de homeopathische behandeling. Alle overige ziektesoorten die dit
    proces kunnen storen dienen homeopathisch met de passende middelen het hoofd te worden geboden,
    zodat zo min mogelijk energie verloren gaat en, in de eerste plaats, om het hogere doel, adequate
    antipsorische behandeling, mogelijk te maken. Alle niet-antipsorische middelen die tijdens de
    behandeling worden ingezet zijn bijgevolg voorwaardescheppend voor het effectieve verloop van het
    enige dat uiteindelijk duurzame genezing kan bewerkstelligen: de antipsorische behandeling.

    Organon, §205:
    “De homeopathische arts zal nooit een van de primaire symptomen van de chronische miasma‟s en ook
    niet een van de stoornissen die er secundair uit zijn voortgekomen, plaatselijk behandelen (noch door
    uitwendige, dynamisch werkzame noch door mechanische middelen). Maar als zich die primaire of
    secundaire symptomen voordoen, zal hij alleen het grote miasma genezen dat er aan ten grondslag ligt.
    Daardoor verdwijnen dan ook vanzelf zijn primaire en secundaire symptomen.”




                                                                                                       117
     
  • 118.
  • Ook in deze paragraaf wijst Hahnemann op het belang van voorschrijven op de miasmatische
    achtergrond. Miasmatische behandeling is de enige manier om constitutionele oorzaken aan te pakken.
    De andere ziektesoorten zijn qua geaardheid ongelijksoortig aan de endogeen miasmatische
    verstoringen. Plantaardige of dierlijke middelen brengen de constitutionele genezing geen stap dichterbij
    wanneer wordt verzuimd tevens een antimiasmatisch mineraal middel in te zetten.
    Heeft de patiënt echter een geslachtsziekte gehad dan moet de antipsorische behandeling worden
    opgeschort en dient de geneesmiddelkeuze te berusten op de symptomen die nog van de geslachtsziekte
    resteren. Hieruit blijkt het belang van goede navraag, ook naar zo‟n dikwijls delicaat onderwerp als
    geslachtsziekte.

    Organon, §206:
    “Voordat men met de behandeling van een chronische ziekte begint, is het absoluut noodzakelijk eerst
    met grote zorgvuldigheid na te gaan of de patiënt besmet is geweest met syfilis (of eventueel gonorroe).
    Dan immers moet de behandeling uitsluitend hierop gericht zijn, als tenminste alleen maar
    verschijnselen van syfilis (of van de veel minder vaak voorkomende condylomataziekte) aanwezig zijn.”

    Een geslachtsziekte die zich in het bestaande symptoombeeld niet meer nadrukkelijk manifesteert kan
    desondanks blokkerend werken op de antipsorische behandeling. Dit kan een reden zijn om de bij de
    geslachtsziekte horende nosode voor te schrijven in afwisseling met het antipsoricum totdat uit de
    ongeremde reactie op het antipsoricum blijkt dat er van een constitutionele venerische belasting geen
    sprake meer is. De antipsorische behandeling is een ontwikkelingsweg. Indien goed bewandeld bevrijdt
    deze van ziekelijke tendensen in de constitutie en de eruit voortvloeiende consequenties voor het ziels-
    en geestelijk leven. Zo krijgt de patiënt weer een gezonde kijk op zichzelf en zijn leven. Hij maakt
    andere keuzes, het leven krijgt meer diepgang en biedt meer bevrediging.
    De Dynamis, en daarmee de mens, is gelouterd, gezuiverd en geheeld. Alle andere homeopathische
    geneesmiddelen (plantaardig, dierlijk, tautopathisch en nosoden) functioneren enkel als ruimtescheppend
    voor helende constitutionele reacties op minerale antipsorica.
    Organon, §1:
    “De hoogste en enige roeping van de arts is zieke mensen beter te maken, wat men genezen, helen
    noemt.”


    Samenvatting
    Psora zorgt voor een dynamische verstoring van de levenskracht waardoor deze haar balans niet meer
    kan herstellen. Het balansverlies leidt tot een chronisch ziekteprobleem dat nooit uit zichzelf kan en zal
    verdwijnen. Psora kent twee stadia: primaire psora, waarbij zich de eerste uitslag nog op de huid
    bevindt, en secundaire psora, die meteen ontstaat nadat de eerdere huiduitslag van de huid verdwijnt en
    in het organisme onderduikt. Alle chronische klachten die naderhand optreden behoren tot de secundaire
    psora. Psora is de oudste en diepste chronische verstoring die de mens teistert en die, door Hahnemann
    “een duizendkoppig monster” genoemd, ontelbare chronische ziekten veroorzaakt.
    De venerische chronische miasma‟s zijn van later datum en doorgaans geënt op psorische bodem. De
    minerale middelen passen bij het psorisch miasma. Alle andere ziektevormen kunnen de antipsorische
    behandeling verstoren en dienen derhalve behandeld te worden met de voor hun specifieke
    geneesmiddelen. Genezing van de psorische belasting van de Dynamis is het doel van de
    homeopathische                                                                               behandeling.




                                                                                                          118
     
  • 119.
    11. Epidemische ziektenen wisselziekten

  • Blokkerend effect
    Acute collectieve ziekten (epidemische ziekten) kunnen een korter of langer blokkerend effect hebben
    op het verloop van de antipsorische constitutiebehandeling. Nauw in verband hiermee staan wat
    Hahnemann wisselziekten noemt. Beiden kunnen gevolgen hebben voor de chronische
    ziektebehandeling.
    Een epidemische ziekte is van exogene aard. Het is een pathologische impuls van buitenaf, die grote
    groepen mensen aandoet en bij een deel ervan ziektesymptomen oproept. Of en de mate waarin de
    epidemische ziekte manifest wordt hangt af van de individuele gezondheid en miasmatische gesteldheid.
    In die zin is de levenskracht erbij betrokken. Desondanks ontwikkelt de epidemische ziekte zich niet
    primair vanuit een dynamische endogene ontregeling, doch dient zij te worden opgevat als een poging
    van de levenskracht om onder druk van de (epidemische) ziekteverwekker de gezonde balans te
    handhaven c.q. te herstellen.
    Een epidemische ziekte kent een en dezelfde exogene oorzaak en vertoont een specifiek beeld, dat
    „genus epidemicus‟ wordt genoemd.
    Met het stijgen van het aantal „slachtoffers‟ komen de typische kenmerken van de epidemie aan het licht.
    De genus epidemicus verschaft ons een totaaloverzicht, dat past bij Gelsemium, Eupatorium, Arsenicum
    e.d. We kunnen zelfs de voor ieder middel typerende reacties voorspellen, omdat bij acute ziekten
    dikwijls vergelijkbare reactiepatronen optreden. Dat neemt niet weg dat iedere epidemische ziekte
    onbevooroordeeld wordt tegemoet getreden, in de wetenschap dat elke ziektesituatie eenmalig en uniek
    is. Om met Hahnemann te spreken:

    Organon, §100:
    …“hij moet nooit vermoeden in plaats van waarneming zetten …”

    Organon, §101:
    “Het kan zijn, dat de arts tijdens een epidemie niet direct bij de eerste patiënt, die in zijn praktijk
    voorkomt, het complete beeld ervan te zien krijgt. Elke zodanige collectieve ziekte toont immers pas bij
    de observatie van meerdere gevallen het volledige beeld van haar symptomen en verschijnselen.
    Maar toch kan de arts bij zorgvuldig onderzoek vaak al aan de eerste en tweede patiënt de werkelijke
    toestand zo benaderen, dat hij er zich een karakteristiek beeld van kan vormen – en dan ook wel een
    geschikt homeopathisch passend geneesmiddel voor hen vindt.”

    Organon, §102:
    “Alle patiënten die door de huidige epidemie zijn aangetast, hebben weliswaar een gelijke ziekte,
    voortgekomen uit één en dezelfde besmettingsbron, maar het complete beeld van zo‟n epidemische ziekte
    en de totaliteit van haar symptomen kan men niet aan een enkele patiënt waarnemen. Dat kan alleen uit
    het ziekteverloop van meerdere zieken van verschillende lichamelijke condities volledig geabstraheerd
    en omschreven worden. En de kennis van die totaliteit is nodig om een overzicht te krijgen over het
    gehele ziektebeeld, zodat het voor die totaliteit meest passende homeopathische geneesmiddel kan
    worden gekozen.”


    Appèl op de levenskracht


                                                                                                        119
     
  • 120.
    Hoewel patiënten behoorlijkziek kunnen zijn van een collectieve ziekte schuilt daarin toch niet per
  • definitie het grootste gevaar. Een groter risico is dat de acute ziekte zo‟n aanslag doet op de levenskracht
    dat automatisch de chronische miasmatische gesteldheid gaat meevibreren en het tot een acuut
    miasmatische ziekte maakt. Dan is de patiënt nog veel zieker. Oudere patiënten kunnen zelfs in de
    risicofase komen te verkeren omdat zij dikwijls reeds lijden aan een ver ontwikkeld stadium van
    chronisch ziekte. Sterfgevallen komen voor, die dan worden toegeschreven aan de griep.
    De chronische ziekte wekken tot een acute uiting heeft een trager herstel tot gevolg. Het duurt langer eer
    patiënten weer de „oude‟ zijn en vaak is het zo dat zij “sinds de griep” nooit meer de „oude‟ zijn
    geworden. Verwezen wordt dan naar de ziekte van Pfeiffer, of een hevige griep (waarna de patiënt
    diabetes ontwikkelde), of een hevige verkoudheid (waarna de patiënt astma kreeg) enz. Dit is de rubriek
    „Never well since‟.
    In de acute fase gebruiken wij geneesmiddelen uit de bij deze ziektegroep behorende plantaardige en
    dierlijke remedies.

    Chronische Ziekten, blz. 161:
    “Hier komen we te hulp met de overige homeotherapeutica,…
    Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
    geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
    behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

    Wanneer blijkt dat dit onvoldoende werkt vanwege een dreigende acuut miasmatische manifestatie moet
    er antipsorische hulp worden ingeroepen.

    Chronische Ziekten, blz. 163 en 164:
    “De epidemische en sporadische koortsen hebben derhalve, net als de acute miasmatische ziekten, als ze
    niet spoedig heel duidelijk koers bepalen en zonder uitstel tot genezing overgaan, vaak een antipsorische
    assistentie nodig – zelfs als men voor die epidemische of acuut miasmatische aandoening een specifiek
    homeopathisch middel zou hebben gevonden en op de juiste wijze toegepast. Gewoonlijk hielp ik dan na
    met Sulphur, tenzij de patiënt kort tevoren al een Sulphurhoudend geneesmiddel had gebruikt. In dat
    geval moet men uit de reeks der overige antipsorica het nu passende gebruiken.”


    Voortzetting van de chronische constitutionele behandeling
    Bij een epidemische ziekte wordt een antipsoricum alleen ingezet wanneer uit verloop en duur van het
    herstel blijkt dat dit door de endogeen constitutioneel psorische belasting wordt vertraagd en
    bemoeilijkt. Het komt in de praktijk geregeld voor dat wij de afweging moeten maken om een acute
    ziekte wel of niet te behandelen. Met betrekking tot de continuering van de chronische
    constitutiebehandeling is het meestal raadzaam wél tot behandeling over te gaan. Een acute ziekte die in
    korte tijd en doelmatig wordt genezen bewerkstelligt een conditie die de reacties op het antipsoricum
    verbeteren.

    Chronische Ziekten, blz. 163:
    “Er komen bijzonderheden van andere aard opzetten (die we gewoonlijk nasleep, naziekten noemen),
    die langzamerhand dreigen erger en chronisch te worden. In zo‟n geval heeft de arts bijna steeds met
    een psora te maken, die zich tot chronische ziekte aan het ontwikkelen is. Dus zal hij deze, volgens de
    leer van dit boek, antipsorisch weten te genezen. Het is hier de plaats erop attent te maken dat de grote
    epidemische ziekten, de mensenpokken, mazelen, purpura, roodvonk, kinkhoest, najaarsdysenterie en



                                                                                                            120
     
  • 121.
    andere tyfussoorten nahun verloop het organisme in een erg geschokte en overgevoelige toestand
  • achterlaten, vooral als ze geen doelmatige homeopathische behandeling hebben gekregen.
    Zodoende kan bij vele tot zover herstelde patiënten de psora, die tevoren in hun binnenste sluimerde en
    latent aanwezig was, snel actief worden hetzij in schurftachtige uitslagen of in andere chronische
    kwalen. Als die niet naar behoren antipsorisch worden aangepakt, zullen ze, omdat nu het organisme
    nog in zo‟n grote uitputting verkeert, in korte tijd een hoogtepunt bereiken.
    In zo‟n geval verkondigt dan de gewone allopathische arts, als de patiënt na al zijn inadequate
    maatregelen sterft – wat vaak gebeurt – dat hij gestorven is aan de gevolgen van de kinkhoest, de
    mazelen enz. Maar deze gevolgen zijn de ontelbare chronische ziekten in de talloze vormen van
    ontplooide psora, waarvan men tot dusver de oorsprong niet kende en die derhalve onbehandeld zijn
    gebleven.”


    Breekpunt in de biografie
    Dat het doormaken van een heftig verlopende acute ziekte veel energie kost behoeft geen verder betoog.
    Zelfs wanneer dit zich jaren geleden heeft voltrokken, maar de acute aandoening door de patiënt als
    breekpunt in zijn leven wordt beschouwd, is er reden om er alsnog op voor te schrijven. Het zal anders
    zo goed als zeker als een soort blokkade tijdens de behandeling opduiken, of het doet dat al meteen al,
    waardoor de patiënt op geen enkel voorgeschreven middel adequaat reageert. Daarom is het van cruciaal
    belang dat dergelijke breekpunten met de anamnese in kaart worden gebracht. Zo krijgen we er zicht op
    of de patiënt een bepaalde nosode nodig heeft, bijvoorbeeld Variolinum. Het betekent geenszins dat hij
    een „Variolinum-constitutie‟ heeft, want dat is onmogelijk. De Variolinum-toestand zit het
    zelfgenezende vermogen in de weg. Zonder het oplossen van de blokkade kunnen de geïndiceerde
    antipsorica hun werk niet naar behoren doen.


    Wisselziekten – ritme, regelmaat, periodiciteit
    Wisselziekten nemen een andere plaats in.
    Bij epidemische ziekten gaat het vrijwel zonder uitzondering om koortsende infectieuze ziekten, terwijl
    wisselziekten soms wel en soms niet met koorts gaan gepaard. Bovendien behoren ze niet tot de
    besmettelijke infectieuze (epidemische) ziekten doch betreffen meestal één afzonderlijke patiënt. Gaan
    zulke periodieke ziekten wél met koorts gepaard dan worden ze wisselkoortsen genoemd.

    Organon, §233:
    “De typische wisselziekten zijn die, waarbij op een vrij nauwkeurig bepaalde tijd, bij een schijnbaar
    goede conditie, een steeds identieke ziekelijke toestand recidiveert en in een evenzo bepaalde tijd weer
    ophoudt. Men vindt dit zowel bij de schijnbaar koortsloze, maar kenmerkend (op bepaalde tijden)
    komende en gaande ziekelijke toestanden, alsook bij die met koorts – de veelsoortige wisselkoortsen.”

    Wisselziekten kenmerken zich door een klachtenpatroon met een zeker ritme en regelmaat, een zekere
    periodiciteit. De patiënt krijgt zomaar opnieuw die onverklaarbare koorts, of ieder voorjaar die lastige
    hooikoorts, of elk najaar als het kouder wordt die piepende bronchitis. Het zijn ziekten die op gezette
    tijden, met de regelmaat van een klok, hun stempel drukken op het welbevinden van de patiënt.

    Organon, §234:
    “De hier overwogen ziektetoestanden, die bij één enkele patiënt (want ze plegen niet sporadisch of
    epidemisch voor te komen) op bepaalde tijden, typisch, recidiveren, schijnbaar zonder koorts, horen
    steeds bij de groep van de chronische ziekten, meest de zuiver psorische, slechts zelden gecompliceerd


                                                                                                        121
     
  • 122.
    met syfilis. Zekrijgen dezelfde behandeling met goed resultaat. Maar soms is het vereist tussentijds een
  • minimale dosis gepotentieerde kinabastdilutie te gebruiken, om hun wisselkoortsachtige type volledig uit
    te kunnen doven.”


    Wisselziekten – chronische ziekten op psorische grondslag
    Wisselziekten, ongeacht of ze koortsend zijn of niet, behoren tot de “chronische ziekten op psorische
    grondslag”. Primair moeten ze daarom met antipsorische middelen worden behandeld. Het betreft veelal
    aandoeningen van acute aard, waardoor ze enige gelijkenis vertonen met acuut miasmatische ziekten.
    Anders dan de acuut miasmatische ziekte keert de wisselziekte echter steeds met een zekere regelmaat
    terug. Ieder jaar gedurende een vaste periode wordt de patiënt geconfronteerd met hetzelfde probleem.
    Hiermee is het begrip wisselziekte van toepassing op veel patiënten!
    Patiënten wier klachten zich kenmerken door regelmaat kunnen mogelijk eveneens tot deze groep
    worden gerekend. In de acute fase wordt er behandeld met de passende niet-antipsorische middelen.
    Vervolgens, in de rustige fase, worden de antipsorica ingezet.
    Zo wordt de patiënt met hardnekkige hooikoorts op carcinogene basis genezen in de winter door de
    geïndiceerde antipsorica, eventueel in afwisseling met Carcinosinum. De patiënt met najaarsbronchitis
    geneest in voorjaar en zomer. In de rustige fase kunnen de antipsorica in alle rust hun werk doen. Dit is
    onmogelijk wanneer de Dynamis tijdens een acute fase in een staat van opwinding verkeert. Dooft het
    wisselziekteachtige karakter van de klachten niet uit dan is als tussenmiddel China officinalis vereist.
    De patiënt die na een tropenreis thuiskomt met een malaria-infectie zal beter reageren op de
    antipsorische behandeling als hij tussendoor het middel China gebruikt. Zonder antipsorica zal hij niet
    constitutioneel genezen. Maar zelfs met het juiste gebruik van passende antipsorica is met regelmaat
    China officinalis nodig om de wisselkoortsachtige aard van het klachtenpatroon duurzaam te
    doorbreken. China, als tussenmiddel, vormt zo tijdens de chronische constitutiebehandeling het
    geneesmiddel voor de ontregeling van de Dynamis die zich op regelmatige, gezette tijden manifesteert.
    De aard van de klacht is niet zo van belang. China neutraliseert de wisselkoortsachtige tendens,
    waardoor de antipsorica voor de verdere genezing kunnen zorgen. Daar China een plantaardig middel is
    ligt constitutionele genezing buiten haar werkingssfeer.


    Samenvatting
    Een epidemische ziekte is exogeen van origine en doet grotere groepen mensen aan. Afhankelijk van
    leeftijd, vitaliteit en chronische ziekteontwikkeling kan de interferentie van de epidemische ziekte met
    de chronische gesteldheid een ziektecrisis veroorzaken. Epidemische ziekten worden behandeld met de
    voor hen specifieke middelen uit planten- of dierenrijk.
    Epidemische ziekten hinderen de voortgang van de antipsorische behandeling. Niet goed
    doormaken van een epidemische ziekte kan de antipsorische behandeling langdurig
    blokkeren.
    Wisselziekten zijn ziekten die zich met regelmatige tussenpozen voordoen bij één en dezelfde patiënt. Ze
    behoren tot de psorische ziekten. Wisselziekten kunnen het karakter hebben van acuut miasmatische
    ziekten. Om hun wisselkoortsachtige karakter te doorbreken is tijdens de antipsorische behandeling
    dikwijls            China            officinalis          vereist          als            tussenmiddel.




                                                                                                         122
     
  • 123.
    12. De behandelingvan psychische ziekten

  • Intensieve ziektegevallen – de psychisch zieke patiënt
    Psychisch zieken en psychiatrische patiënten vergen intensieve begeleiding. In de dagelijkse praktijk
    zijn er altijd wel één of twee patiënten bezig uit een psychische impasse te geraken. Het kan een
    uitdaging zijn die onze kundigheid aardig op de proef stelt. Gelukkig is het merendeel van zulke
    patiënten goed te behandelen.
    Waarschijnlijk het moeilijkst zijn patiënten die reeds sinds de puberteit als „manisch depressief‟ zijn
    gediagnosticeerd. Na jaren lithiumgebruik wenden zij zich tot de homeopaat, met als doel de lithium en
    eventuele andere medicatie af te bouwen. Homeopathie boekt hier goede resultaten, al kan bij dergelijke
    patiënten, ten gevolge van het onder het lithium „niet geleefde leven‟, het probleem optreden dat zij
    moeite hebben de levensdraad weer terug te vinden c.q. op te pakken.
    De ziekte is opgeheven maar de levensloop komt niet op gang. Vaker echter is het alsof zij onder de
    stolp vandaan komen waaronder zij jarenlang hebben geleefd. De ontwikkelingen in het persoonlijk
    leven hernemen hun loop. Gebeurtenissen lijken elkaar in sneltreinvaart op te volgen. Ineens is er de
    jarenlang gewenste relatie of zwangerschap; nu lukt het wél die baan te verwerven of dat huis of die
    studie. Het betekent dat de verstoring is opgeheven en het leven zijn loop neemt zoals het bedoeld was!
    Een voor patiënt en homeopaat zeer bevredigende situatie!


    Eénzijdige ziekten - symptoomschaarste
    Hahnemann noemt de „psychische‟ ziekten „eenzijdige‟ ziekten.
    Eenzijdige ziekten worden getypeerd door een eenzijdig symptoombeeld. Er is een uiterst beperkte
    groep symptomen en meer valt er dikwijls niet te melden!
    De beperkte doch nadrukkelijk op de voorgrond tredende symptoomgroep laat alle andere symptomen
    naar de achtergrond verdwijnen. Genezing wordt daardoor moeilijker. Hoe uitgebreider en verscheidener
    de symptomen, hoe gemakkelijker de rode draad en een passend geneesmiddel zijn te vinden. Behalve
    het mentaal/emotionele beeld hebben we ook nog plaatselijke totaalsymptomen, generaliteiten, eventuele
    concomiterende symptomen e.d., waardoor een gefundeerder geneesmiddel keuze mogelijk wordt.
    Wanneer enkel mentale symptomen present zijn wordt een differentiaaldiagnose tussen mogelijk
    geïndiceerde geneesmiddelen aanzienlijk lastiger.
    Psychische ziekten zijn dus eenzijdig ziekten. De psychische verschijnselen, psychosen, wanen e.d.
    treden sterk op de voorgrond en vragen zo alle aandacht. In de praktijk lijkt het vrijwel onmogelijk en
    soms zelfs ongepast het hoofd-voeten-schema na te vragen, alsof we de aandacht van het werkelijke
    probleem willen afleiden.
    Bij de psychotische patiënt met identiteitsverlies hebben we aan symptomen uitsluitend wat zich op het
    moment manifesteert en wat wij zelf kunnen waarnemen of van familieleden horen. We moeten het doen
    met een beperkt aantal symptomen, die nagenoeg allemaal samenhangen met de zelfbeleving van de
    patiënt en diens verstoorde relatie met de omgeving. Ofschoon we te maken hebben met een „acute
    ziekte‟ (!) is er toch veelal sprake van een chronische psorische achtergrond.

    Organon, §210:
    “Bij de psora horen bijna alle ziekten, die ik eerder als “eenzijdig” betitelde. Die schijnen door deze
    eenzijdige symptomatologie (waarbij ten opzichte van het enkele prominente symptoom alle overige
    ziekteverschijnselen als het ware in het niet vallen) moeilijker te genezen. Tot deze soort horen de


                                                                                                       123
     
  • 124.
    zogenaamde affectieve enwaanpsychosen. Deze vormen echter niet een ziektegroep die scherp
  • onderscheiden is van alle andere ziekten. Immers, ook in elk van de overige lichamelijk ziekten is steeds
    de affectieve en mentale gesteldheid gealtereerd.”

    Psychische aandoeningen ontspruiten aan de psorische gesteldheid. Ze komen als eenzijdige uiting het
    eerst als een acuut miasmatisch ziekte aan het oppervlak, de vorm aannemend van beperkte eenzijdige
    psychische problematiek, bijvoorbeeld een psychose.
    De ware oorzaak is evenwel de onderliggende psorische basisverstoring van de levenskracht.
    De intense psychische problematiek berust op een onderliggende functionele verstoring van de Dynamis.
    De psychische ontregeling werkt min of meer als een drukventiel waardoor de psorisch-dynamische
    spanning die ervoor, soms jarenlang, werd opgebouwd kan ontsnappen.

    Organon, §215:
    “Bijna al die zogenaamde „geestes- en zielsziekten‟ zijn niet anders dan lichamelijke ziekten. Maar het
    voor elk van hen typische symptoom van verstandelijke of affectieve ontstemming versterkt zich, vlugger
    of langzamer, onder gelijktijdige vermindering van de lichamelijke symptomen, net zolang totdat het
    zich tenslotte opvallend eenzijdig, haast als een locale stoornis in de onzichtbare fijne organen van
    geestes- of gemoedsgesteldheid nestelt.”


    Grondige anamnese
    Het spreekt vanzelf dat een grondige anamnese onontbeerlijk is. In een echt acute fase is dit echter
    onmogelijk. We moeten de patiënt eerst in rustiger vaarwater zien te krijgen. De psychose is het topje
    van de ijsberg, die door adequaat voorschrijven voorlopig wordt verankerd. Nu komt het erop aan de
    drijvende kracht achter de acuut miasmatische psychotische aandoening aan te pakken! Ongenezen en
    beroofd van de psychische uitlaatklep zal de psorische predispositie zich hergroeperen en wederom
    proberen de gezondheid duurzaam te ontregelen. De overvolle psychiatrische inrichtingen getuigen
    ervan hoe dikwijls de psorische predispositie hierin slaagt.

    Organon, §221:
    “Maar als vanuit de gewone toestand van rust er plotseling een psychose of manie uitbreekt (door
    schrik, ergernis, door spiritualiën enz.) als een acute ziekte, dan kan die, ofschoon bijna zonder
    uitzondering ontstaan vanuit inwendige psora, als een eruit oplaaiende vlam, in haar acute begin niet
    direct met antipsorica behandeld worden.
    Eerst moeten hier de aangegeven middelen uit de groep van de overige
    beproefde medicamenten1 in hoog gepotentieerde, minieme
    homeopathische dosering worden toegepast om de acute toestand zover
    weg te werken dat de psora voorshands terugkeert in haar vorige, bijna
    latente staat, waarin de patiënt hersteld lijkt.”
    Voetnoot1 b.v. Aconitum, Belladonna, Stramonium, Hyoscyamus, Mercurius enz.

    Paragraaf 221 beschrijft hoe de vrijwel latente psora, de rustsituatie, door een incident, schrik, ergernis,
    alcohol wordt gebracht tot de productie van acute klachten, “als een eruit oplaaiende vlam”. Het resultaat
    is een acuut miasmatische ziekte, met op de achtergrond een al langer bestaand chronisch probleem.
    Door een externe „trigger‟ wordt de mettertijd opgebouwde interne pathologische spanning als het ware
    tot ontploffing gebracht en ontstaat een acute ziekte. Als geneesmiddelen voor zulke condities noemt
    Hahnemann enkele niet-antipsorische plantaardige middelen en het niet-antipsorische metaal Mercurius.


                                                                                                            124
     
  • 125.
    Vanuit de ziekteclassificatiebezien is het belangrijk eerst de acuut miasmatische conditie onder controle
  • te krijgen om daarna, wanneer de constitutionele rust is hersteld, de behandeling te vervolgen met de
    dieper werkende minerale constitutiemiddelen. Laten we het inzetten van de dieper werkende minerale
    antipsorica na dan laten we de psorisch pathologische ondergrond in tact.
    Deze zal na verloop van tijd opnieuw opvlammen en andermaal de eenzijdige psychische aandoening
    voortbrengen. Hahnemann adviseert de genoemde middelen toe te passen in hoge potentie en minimale
    dosering. In de terminologie van de zesde editie van het Organon betekent dit: LM-potenties.

    Organon, §222:
    “Toch mag men zo‟n patiënt, die van een acute psychose door de genoemde niet-psorische
    geneesmiddelen is hersteld, nooit als genezen beschouwen. Integendeel, er is geen tijd te verliezen. Men
    moet hem direct door een verdere antipsorische, misschien ook antisyfilitische behandeling helemaal
    bevrijden van het chronische miasma. Dat is namelijk weliswaar weer latent geworden, maar van nu af
    aan zeer geneigd te recidiveren met aanvallen van de doorgemaakte waan- of affectieve ziekte.
    Pas na voltooide behandeling is er geen soortgelijke, toekomstige aanval meer te vrezen, als de patiënt
    tenminste zijn dieetregime en een geordende leefwijze trouw blijft.”

    Afwisseling ook hier
    Plantaardige, niet-antipsorische middelen hebben een stabiliserend effect op patiënten die net uit een
    psychose komen. Sterke psychische schommelingen worden zo voorkomen. Afhankelijk van de duur
    van de psychose is het aan te bevelen enige tijd door te gaan met het plantaardige middel en geleidelijk,
    in afwisseling ermee, het antisporische minerale constitutiemiddel te introduceren. Omdat het de
    constitutie dieper beïnvloed kan het minerale middel anders een toename van de psychische klachten
    teweegbrengen.
    Het plantaardige middel kan achterwege worden gelaten zodra blijkt dat het minerale middel goed wordt
    verdragen. Het kan eventueel achter de hand worden gehouden worden om bij calamiteiten en sterke
    schommelingen opnieuw dienst te doen als stabilisator, als acuut complement van het chronische
    constitutiemiddel.


    Een voorbeeld uit de casuistiek.
    Een vrouw die door het verlies van haar kind in een psychose terechtkomt, waarvan de symptomen op
    Ignatia wijzen, loopt het risico van recidivering indien de inname van dit middel te snel wordt gestaakt.
    Werkelijk genezen kan Ignatia de constitutionele tendens echter niet, om de simpele reden dat het niet
    behoort tot de antipsorica. Voor duurzame genezing van de psorische gesteldheid zijn de
    complementaire minerale middelen vereist. De materia medica vermeldt met name Natrium muriaticum,
    Aurum, Phosphoricum acidum en Sepia. (Hahnemann ziet Sepia als een der weinige antipsorica van
    dierlijke origine.) Alle minerale geneesmiddelen met diepe antipsorische werking kunnen feitelijk
    dienen als complement van Ignatia, op voorwaarde dat de symptomen erop wijzen!
    Voor het duurzaam hervinden van haar innerlijke stabiliteit zal de moeder het op basis van
    symptoomgelijksoortigheid geïndiceerde minerale antipsorische geneesmiddel nodig hebben.
    Krijgt ze het dan, ondanks de inname van dit geneesmiddel af en toe toch nog echt „te kwaad‟, dan kan
    ze op die erg moeilijke momenten de Ignatia eventueel nog gebruiken.




                                                                                                          125
     
  • 126.
    We hoeven geenterugval meer te vrezen indien de passende minerale middelen worden gegeven tot een
  • eindverergering optreedt. Angst voor een terugval zit er vaak ook diep in bij de familie van de
    psychotische patiënt. Zij hebben veel meegemaakt en hun geduld en incasseringsvermogen zijn danig op
    de proef gesteld. Behalve de patiënt zelf zijn zij eveneens gebaat bij een goed verloop van de
    behandeling. Een stabiele sociale omgeving is voor de psychisch zieke tijdens de herstelfase een
    belangrijke factor. Alle genezing belemmerende factoren zouden van hem weggehouden moeten
    worden.
    Zwaar psychisch verstoorde patiënten zijn niet in huiselijke kring op te vangen en zullen moeten worden
    opgenomen in een psychiatrisch zieken-huis. Helaas staat dit vrijwel gelijk aan het voorgeschreven
    krijgen van allopathische medicatie, waardoor onderdrukking en daarmee toename van pathologie in de
    hand wordt gewerkt.

    Organon, voetnoot 1, §229:
    “Het herstel van paranoïde, maniakale, en melancholische patiënten is alleen in een daarvoor speciaal
    ingericht instituut te bewerkstelligen, niet in de eigen familiekring.”

    Organon, §223:
    “Laat men echter de antipsorische (of ook wel antisyfilitische) behande-ling achterwege, dan is het
    vrijwel zeker te verwachten dat spoedig een nieuwe en meer hardnekkige aanval van de psychose
    optreedt, terwijl er nog minder aanleiding toe is dan de eerste keer. En ondertussen ontwikkelt de psora
    zich dan compleet en de patiënt belandt hetzij in een periodieke of continue psychische desintegratie, die
    dan veel moeilijker antipsorisch kan worden genezen.”


    Gebruik van psychofarmaca
    Tegenwoordig zitten zulke psychische en psychiatrische patiënten vaak zwaar onder de medicijnen, die
    de “continue psychische desintegratie” camoufleren. De psorisch pathologische tendens wordt,
    ogenschijnlijk, aan banden gelegd met een arsenaal chemisch-synthetische middelen. Het effect ervan op
    zowel geest als lichaam laat zich raden.
    Homeopathische behandeling zal lange tijd in beslag nemen.
    “Kunnen stoppen met de allopathische medicatie” is dikwijls wat de patiënt verlangt van de
    homeopathische behandeling. Tegelijkertijd bestaat er zo‟n medicijnafhankelijkheid en zo‟n (niet
    onterechte) angst voor een nieuwe psychose dat de moed tot het afbouwen van de medicatie in de
    schoenen zinkt.
    Ook hier biedt het gebruik van LM-potenties grote voordelen. De LM-potentie maakt het mogelijk de
    allopathische medicatie heel geleidelijk af te bouwen, zonder dat zich crisissituaties voordoen. In
    weerwil van de allopathische medicatie zal de LM-potentie, indien meerdere malen daags ingenomen,
    toch een beperkt antipsorisch effect kunnen bewerkstelligen.
    Daartoe kan nog worden bijgedragen door het passende middel af te wisselen met een geneesmiddel dat
    de werking van de psychofarmaca enigszins neutraliseert. Samen zijn deze middelen doorgaans
    toereikend om de allopathische medicatie te kunnen afbouwen. Het antipsorisch effect van het
    homeopathisch geneesmiddel zal erdoor alleen maar meer toenemen. De eerste stap op de lange
    genezingsweg is gezet.


    Psychische klachten door ‘oorzaak van buiten’
    Het merendeel der psychische ziekten ontstaat door een oplaaiende psora. Maar er zijn uitzonderingen:
    bijvoorbeeld bij mensen die zoveel tegenslagen in hun leven te verwerken hebben gekregen dat ze er niet


                                                                                                          126
     
  • 127.
    meer tegen kunnen.De tegenslagen zijn op te vatten als „incidenten‟, die in eerste instantie zonder
  • directe constitutionele consequenties blijven. Door de frequentie en de tijdsduur ervan blijft de
    constitutie echter niet buiten schot. Waar de situatie in de beginfase nog betrekkelijk simpel
    behandelbaar is, kunnen we na verloop van tijd niet zonder antipsorica.
    Terwijl de eerder beschreven psychische ziekten een afspiegeling zijn van een ver ontwikkelde
    sluimerende psora, draait het er bij de exogene variaties op uit dat in de levenskracht, ontregeld door
    tegenslagen, de erin verankerde, latente psorische tendens wordt gewekt. Dit echter vaak pas na langere
    tijd
    Het onderscheid tussen beide vormen - de geestesziekte vanuit de geest of vanuit de ontregelde
    levenskracht - is relatief eenvoudig te maken.




                                                                                                       127
     
  • 128.
  • “Soms, alsde geestesziekte nog niet volledig ontwikkeld is, zou er nog enige twijfel over kunnen
    bestaan, of die nu echt uit lichamelijke ziekte zou zijn voortgekomen of veeleer door opvoedingsfouten,
    slechte gewoonten, verdorven zeden, verwaarlozing van de geest, bijgeloof of onwetendheid zou zijn
    ontstaan. In dat geval kan men het volgende als criterium hanteren. Al zulke aberraties nemen af en
    verbeteren door begrijpend en welwillend toespreken, door troost-gevende argumenten of door ernstige
    en verstandige uiteenzettingen.
    Maar een echte waan- of affectstoornis op somatische bodem wordt er snel door verergerd. De
    melancholie wordt nog depressiever, klagender, meer ontroostbaar en teruggetrokken, maligne
    paranoïdie wordt er nog meer door verbitterd en wartaal wordt duidelijk nog onzinniger.”

    Bij geestesziekte gebaseerd op exogene oorzaken kunnen alle therapieën helpen die we tegenwoordig
    kennen.
    De mogelijk latent op de achtergrond sluimerende psorische, of soms ook syfilitische, predispositie kan
    evenwel niet zo worden opgelost. Zodra de geestesziekte primair op somatische bodem is ontstaan, dat
    wil zeggen: op basis van een dynamische psorische of soms ook syfilitische ontregeling van de
    Dynamis, haalt bijvoorbeeld psychotherapie niet veel meer uit omdat er basaal geen „gezond‟ stuk meer
    is aan te spreken in de patiënt. Alle therapeutische input zal uiteindelijk in geen andere output resulteren
    dan in een toename van de klachten.
    Pas wanneer de balans van de psorisch of syfilitisch belaste Dynamis is hersteld door antipsorische c.q.
    antisyfilitische behandeling kan de patiënt beter op z‟n verantwoordelijkheid worden aangesproken en is
    er een voedingsbodem geschapen voor psychotherapie.


    Samenvatting
    De psychische ziekten behoren tot de eenzijdige ziekten waarbij, door het verschuiven van het
    symptoombeeld, de lichamelijke symptomen naar de achtergrond zijn verdwenen. De psychische ziekten
    komen voor het merendeel voort uit een onderliggende psora.
    Psychische ziekten kunnen tevens ontstaan door langdurige of ingrijpende tegenslagen. Dan compliceert
    de psychische gesteldheid zich vaak later met de fundamenteel psorische verstoring. Zulke psychische
    aandoeningen van buitenaf reageren goed op andere therapieën, in tegenstelling tot psychische ziekten
    veroorzaakt door psora.
    In de acute fase worden psychische ziekten behandeld met plantaardige en dierlijke middelen. Zo gauw
    de acute fase achter de rug is moet antipsorisch worden behandeld om terugval te voorkomen.




                                                                                                            128
     
  • 129.

  • Hoge potenties
    Reeds tijdens Hahnemann‟s leven was het gebruik van hoger gepotentieerde geneesmiddelen een
    controversiële kwestie. De verschijning van Chronische Ziekten in 1828 en de erin beschreven
    antipsorische geneesmiddelen, die vrijwel uitsluitend - naar de toenmalige maatstaven - in hoge
    potenties moesten worden voorgeschreven, riepen grote spanningen op in de groep volgelingen van de
    pasgeboren nieuwe geneeskunst. Het voorwoord van de uitgever (Richard Haehl) van de eerste uitgave
    der zesde editie (1921) beschrijft de toenmalige sfeer aldus:
    (Januari 1821) “Hahnemann had met de buitenwereld, afgezien van zijn patiënten, weinig verbinding en
    voeling meer in deze periode. Hij was tot inwoner van Köthen geworden. Ook met zijn eigen leerlingen
    en collega‟s bleef de persoonlijke omgang tot een klein groepje beperkt, die hem af en toe in Köthen
    bezochten en met wie hij een levendige briefwisseling onderhield. De verenigingsambities van de
    homeopathische artsen, die hij over het algemeen wantrouwend, vaak zelfs afwijzend bejegende,
    ondersteunde en stimuleerde hij geenszins.
    Ook de wetenschappelijke en schrijversactiviteiten verdwenen meer en meer naar de achtergrond.
    Slechts op twee uiteenlopende gebieden vlamden ze nog een keer op.
    In 1828 verscheen „Die Chronische Krankheiten, ihre eigentümliche Natur und homöopathische
    heilung.‟
    Door de publicatie van Chronische Ziekten werd de vervreemding van Hahnemann ten opzichte van een
    groot deel der homeopathische artsen openlijke vijandschap. Hahnemann wilde alle chronische ziekten
    baseren op slechts drie chronische miasma‟s: Syfilis, Sycosis en Psora (waarvan de laatste de
    verderfelijkste ziekte zou zijn) die zich bovendien sinds vele duizenden jaren van geslacht op geslacht
    zouden hebben voortgeplant.
    Dit werd door de homeopathische artsen gelijkelijk afgewezen als de door Hahnemann aanbevolen
    antipsorische geneesmiddelen. Bij zijn voorschriften was hij tot steeds hogere verdunningsgraden
    overgegaan.
    Uiteindelijk verklaarde hij de 30ste centesimale potentie de werkzaamste. Hiervan liet hij veelal slechts
    en maanzaad-groot korreltje nemen, waarna hij 30, 40, 50 en meer dagen afwachtte (vierde editie
    Organon).
    De „wetenschappelijk-kritische‟ richting in de Homeopathie wees zowel de psorische ziekteverwekker
    alsook de lang werkende hoge potenties van de hand en verweet de „zuivere homeopaten‟ een
    gedachteloze eed op het woord van de meester. Hahnemann op zijn beurt noemde de homeopaten van de
    „wetenschappelijke‟ richting „halfhomeopaten‟, die hij voor veel gevaarlijker vijanden van zijn
    homeopathie hield dan de publieke tegenstanders. De langdurige en heftige strijd tussen de
    Hahnemannianen en de halfhomeopaten werd tenslotte door een scherp aanvalsartikel op 23 oktober
    1832 in het „Leipziger Tagesblatt‟ openbaar gemaakt.”


    Inzichtelijk homeopathisch handelen
    Er moesten in de „homeopathische school‟ enkele harde noten worden gekraakt. De miasmaleer, of
    beter: de ziekteclassificatie, bleef in Hahnemann‟s tijd onbegrepen en werd tot op de dag van vandaag
    nooit de basis voor inzichtelijk homeopathisch handelen. Door vooroordeel en onwetendheid werden (en
    worden) daarnaast de potenties beschreven in de zesde editie van het Organon niet of nauwelijks in de
    praktijk gebruikt. De diverse stromingen die de homeopathie kent begonnen reeds tijdens Hahnemann‟s
    leven.


                                                                                                         129
     
  • 130.
    Hahnemann noemde degenendie afweken van zijn leer „halfhomeopaten‟ omdat ze alleen het Organon
  • als uitgangspunt gebruikten. Toen was dat nog de derde editie; de vierde verscheen pas in 1829. De
    latere vierde editie van het Organon vormde de basis voor de manier waarop de homeopathie door de
    Amerikaanse homeopaten werd ontwikkeld.
    De praktische aanwijzingen in Chronische Ziekten over ziekteclassificatie en miasmaleer werden niet in
    de praktijkvoering geïntegreerd. Dit heeft grote consequenties gehad voor de ontwikkeling van de
    homeopathie.
    Blinde navolging van Hahnemann gaat natuurlijk te ver, maar anderzijds is het weinig beter hem te
    passeren zonder minimaal grondig kennis te hebben genemen van wat hij ons heeft nagelaten.
    De verdieping van de praktijkvoering, de deskundigheid en het begrip van de homeopathie die dit
    oplevert kan naar mijn idee op geen enkele andere wijze worden verkregen. Het getuigt niet alleen van
    respect, maar ook van zelfinzicht, wanneer we in overeenstemming met de woorden van Dr. Wilhelm
    Schwarzhaupt in het voorwoord van de hernieuwde uitgave der zesde editie van het Organon in 1955
    concluderen:
    “Indringende studie heeft mij ertoe gebracht er van af te zien het werk van Hahnemann in moderne
    taalvorm te gieten. Niet als laatste op basis van mijn wens piëteitsvol en in alle bescheidenheid achter
    het genie van Hahnemann terug te treden.”


    Twee verschillende potentiereeksen
    De homeopathie kent twee verschillende potentiereeksen. Het oudst zijn de centesimale- of C-potenties,
    waarmee Hahnemann gedurende langere tijd verwoed experimenteerde om te beantwoorden aan het door
    hem zelf geformuleerde axioma. Dit axioma is hij zijn gehele leven trouw gebleven: “Het hoogste ideaal
    van genezen is een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel van de gezondheid.”
    En met betrekking tot de werking van geneesmiddelen: “Het door mij aangegeven procédé maakt
    medicijnen van hoogste activiteitsontplooiing en mildste werking, die echter, mits goed gekozen, alle
    zieke plekken geneeskrachtig beïnvloeden.” Bij zijn streven naar het meest zachtzinnige herstel stuitte hij
    steeds opnieuw op het probleem van potentie en dosering.
    Propageerde Hahnemann in de vierde editie van het Organon nog de eenmalige snuifdosis (olfactie), om
    vervolgens 30, 40, 50 dagen of langer af te wachten, in de vijfde editie adviseert Hahnemann het
    geneesmiddel - zeker bij primaire psora - in een wekelijks ritme in te nemen.
    In het hoofdstuk over het technische gedeelte in het derde deel der Chronische Ziekten, gepubliceerd in
    1837, schrijft Hahnemann dat homeopathische potenties bij voorkeur in vloeibare vorm moeten worden
    toegepast en voor iedere inname enkele malen moeten worden geschud. Op deze wijze gaf Hahnemann
    ook de naar onze begrippen „lagere‟ C-potenties om de dag, of. zoals hij zelf schrijft, “bij voorkeur
    iedere dag”:
    Chronische Ziekten, Engelse uitgave, aanhangsel “Concerning the technical part of homeopathy”:
    “In chronische ziektegevallen heb ik ervaren dat het beste één dosis (d.w.z. een lepel vol) van een
    oplossing van het passende geneesmiddel gegeven kan worden; ten minste iedere twee dagen, maar
    gewoonlijk iedere dag.”
    De voortdurende experimenten met geneesmiddelen en potenties in verschillende doses hadden het
    bereiken van een ideaal tot doel: “een snel, zachtzinnig en duurzaam herstel”. Hahnemann‟s activiteiten
    resulteerden in de jaren 1837-1843 in de ontwikkeling van een revolutionair nieuwe potentiewijze, die
    hij in de achttien maanden voorafgaand aan het laatste half jaar vóór zijn dood, in zijn 87ste levensjaar,
    alsnog in de laatste editie van het Organon verwerkte.

    Organon, §275:



                                                                                                           130
     
  • 131.
    “Dat een geneesmiddelprecies past voor een bepaalde zieke berust niet alleen op de juiste
  • homeopathische keuze ervan, maar evenzeer op de vereiste grootte of liever gezegd kleinheid van de
    dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
    ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal die gift beslist, ongeacht de weldadige
    aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
    geval onnodige, veel te sterke impressie die ervan uitgaat op de levenskracht.”

    Gezien het doorslaggevende belang van de soort potentie en de eraan gekoppelde dosis is het voor
    Hahnemann een levenslange zoektocht geweest om geneesmiddelpotenties te ontwikkelen die aan het
    gestelde doel beantwoorden. Een zoektocht die is uitgemond in een ontdekking waarmee wij ons
    voordeel kunnen doen.


    De bereiding van homeopathische geneesmiddelen
    De door Hahnemann gebruikte potentiëringsschaal was tot de vijfde editie van het Organon de C-
    potentie. Bij de C-potentie is de verdunningsgraad van de geneesmiddelhoeveelheid ten opzichte van de
    draagsubstantie 1:100. Substanties die niet direct oplosbaar zijn in vloeistof worden eerst door
    verwrijving met melksuiker tot een niveau gebracht waarop ze wel opgelost kunnen worden in water of
    alcohol. De grens waarna alle vaste substanties oplosbaar zijn in vloeistof ligt bij de miljoenvoudige
    verdunning, dat is: C3. Moeilijk oplosbare stoffen worden zodoende eerst tot een miljoenvoudige
    verdunning - C3 - verwreven met melksuiker.
    Deze procedure is identiek voor de bereiding van C-potenties én LM-potenties. Pas vanaf de C3 treden
    er in de bereiding wezenlijke verschillen op.
    Het potentiëringsproces maakt de latente geneesmiddelkrachten vrij die in de materie verscholen liggen.
    De wegen voor het vrij maken van deze latente energie zijn bij C- of LM-potenties verschillend.

    Organon, §269:
    “De homeopathische geneeskunst haalt voor haar speciale behoefte de innerlijke, spirituele, medicinale
    krachten van de ruwe grondstoffen te voorschijn door middel van een geheel eigen
    behandeling,”waardoor ze allemaal pas echt bijzonder, ja zelfs onmetelijk „doordringend‟ actief en
    dienstig worden, zelfs die substanties onder hen, die in onbewerkte toestand niet de minste medicinale
    kracht op het menselijk lichaam laten blijken. Deze merkwaardige verandering in de eigenschappen van
    natuurlijke stoffen ontwikkeld door mechanische inwerking op hun kleinste partikels, door verwrijven en
    schudden (terwijl ze door middel van een indifferente droge of vloeibare substantie van elkaar
    gescheiden zijn), de latente dynamische krachten die tevoren onopgemerkt, als het ware sluimerend in
    hen verborgen waren (§11) en vooral invloed kunnen uitoefenen op het levensbeginsel, op de conditie
    van dierlijk leven. Daarom wordt deze bewerking van die stoffen dynamiseren of potentiëren genoemd
    (ontwikkelen van artsenijkracht) en de ontstane producten dynamiseringen ofwel potenties in
    verschillende graden.”

    Organon, voetnoot 2, §269:
    “Net zo ontwikkelt wrijven van de geneesmiddelsubstantie en schudden van de oplossing ervan
    (dynamisering, potentiëring) de geneeskundige, in haar verborgen krachten en ontplooit die steeds
    meer. Men zou misschien mogen zeggen, dat het de materie spiritualiseert.”

    Organon, §270:




                                                                                                       131
     
  • 132.
    “Om nu tebewerken dat deze (latente, in de materie verscholen) kracht zich het beste kan ontplooien
  • wordt een klein beetje van de substantie die gedynamiseerd moet worden, ongeveer één grein (= 62 mg)
    genomen.”
    Dynamisatieproces
    Het “spiritualiseren van de materie” vindt stapsgewijs plaats, volgens een procedure die in totaal drie uur
    in beslag neemt.
    Een derde deel van honderd grein melksuiker wordt in een vijzel gedaan met daarop één grein van het te
    dynamiseren geneesmiddel. Dit wordt omgeroerd en vervolgens met de stamper gedurende zes à zeven
    minuten krachtig verwreven. Daarna wordt het mengsel gedurende drie à vier minuten bijeengeschraapt
    en dan opnieuw zes à zeven minuten verwreven, gevolgd door nog eens drie à vier minuten van
    bijeenschrapen.
    Hierna wordt het tweede derde deel van de melksuiker toegevoegd en zes à zeven minuten ermee
    verwreven, gevolgd door drie à vier minuten schrapen. Daarna zes à zeven minuten verwrijven en drie à
    vier minuten schrapen. Nu, na veertig minuten, wordt het laatste derde deel van de melksuiker
    toegevoegd. Weer volgt zes à zeven minuten verwijven en drie à vier minuten schrapen en tenslotte de
    laatste keer zes à zeven minuten verwrijven en drie à vier minuten schrapen.
    Zo wordt de eerste honderd grein van het geneesmiddel in wording verwreven en is na één uur de
    potentie C1 ontstaan.
    Om C2 te maken wordt 1 grein van de C1 vermengd met het eerste derde deel van de tweede honderd
    delen melksuiker, waarna op precies dezelfde wijze wordt te werk gegaan als bij de bereiding van de C1.
    Dus in drie keer 20 minuten met afwisselend verwrijven en schrapen. Zo is na twee uur de potentie C2
    bereikt. Volgens exact hetzelfde procédé wordt tenslotte de C3 potentie bereid.


    Organon, voetnoot 11, §270:
    “Dat zijn de drie trappen van de droge poedertrituratie, welke, als ze correct zijn uitgevoerd, al een
    goed begin gemaakt hebben met de activiteitsontplooiing (dynamisering) van de medicijnsubstantie.”

    Voor de bereiding van de volgende C-potenties (1:100) wordt deze procedure gevolgd:
    Chronische Ziekten, blz. 182:
    “De eerste oplossing kan niet in pure alcohol gebeuren, omdat melksuiker niet oplost in alcohol.
    Derhalve vindt de eerste oplossing plaats door gelijke delen water en alcohol. Daarom worden bij een
    grein van het beschreven, door wrijven miljoenvoudig (C3) gepoten-tieerde, medicinale poeder 50
    druppels gedestilleerd water gevoegd. Dit wordt door enkele keren het flesje om zijn as te laten draaien
    gemakkelijk opgelost; vervolgens worden er 50 druppels goede alcohol aan toegevoegd en zo het slechts
    voor tweederde met dit mengsel gevuld en met een stop gesloten flesje twee keer (dus met twee
    neerwaartse slagen van de arm) geschud.”

    Met de verkregen vloeistof C4 worden kleine, niet-medicinale globuli geïmpregneerd, die nadat ze op
    vloeipapier vlug zijn gedroogd in een flesje worden opgeslagen met het etiket „C4‟. Bij de bereiding van
    de C5 potentie wordt gebruik gemaakt van de lagere C4. Eén korreltje van de C4 potentie wordt opgelost
    in 1 druppel water. Vervolgens worden er 99 of 100 druppels alcohol aan toegevoegd. Deze oplossing
    wordt wederom slechts tweemaal geschud. Met de verkregen oplossing worden opnieuw
    melksuikerkorrels geïmpregneerd en daarna snel gedroogd. De verkregen potentie is „C5‟. Zo kan met
    dit procédé vervolgen tot in de hoogste potentiegraden.
    Voor alle duidelijkheid wil hier gezegd zijn dat bij de correcte bereiding van de centesimale potenties
    iedere volgende potentie tijdens het bereidingsproces slechts tweemaal geschud wordt. De
    dynamisatiegraad neemt dus bij iedere volgende trap met twee schudslagen toe.


                                                                                                           132
     
  • 133.
    Wanneer door hetschudden de dynamisatiegraad toeneemt is de toename van energie tussen iedere
  • volgende C-potentietrap, bij bereiding volgens Hahnemann‟s aanwijzingen, beperkt tot twee keer
    schudden. De mate van dynamisering tussen de onderlinge elkaar opvolgende potenties is derhalve
    beperkt. Indien goed bereid is de veelgebruikte C30 potentie dus minder dan 60 keer geschud.Tot C3 is
    er namelijk alleen sprake van verwrijving Volgens Hahnemann wordt deze beperking in de
    dynamiseringsmogelijkheden opgelegd door het geringe verdunningsmedium van 1:100.
    Homeopathische geneesmiddelen die anders worden gemaakt wijken af van Hahnemann‟s aanwijzingen.

    Organon, voetnoot 6, §270:
    “Toen men nog volgens het aanvankelijke voorschrift, steeds een volle druppel van de dilutie van lage
    potentie voegde bij 100 druppels 96%-alcohol om hogere potenties te maken, was de verhouding van
    het verdunningsmedium ten opzichte van de daarin te dynamiseren hoeveelheid geneesmiddel (100 op 1)
    veel te krap bemeten dan dat veel van zulke schudslagen, zonder dat men teveel geweld moest gebruiken,
    in staat zouden zijn de krachten van de gebruikte geneesmiddelsubstantie naar behoren en in hoge mate
    tot ontplooiing te brengen. Vermoeiende proefnemingen hebben me daarvan overtuigd.”


    Vermoeiende proefnemingen
    We mogen er gevoeglijk vanuit gaan dat het inderdaad “vermoeiende proefnemingen” zijn geweest die
    Hahnemann overtuigden. Bij het schrijven van het Apotheker Lexicon, tussen 1793 tot 1797geschreven,
    verbeterde Hahnemann de eerdere editie door alle vermelde proeven te onderwerpen aan een kritisch
    onderzoek. In voetnoten gaf hij dan zijn commentaar om vervolgens een betere, door hemzelf
    ontwikkelde procedure aan te bevelen. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het door Hahnemann
    geschreven Apotheker Lexicon, in Duitsland hét handboek voor de apotheker, zo‟n honderd jaar lang als
    standaardwerk in gebruik is geweest! Met dezelfde nauwgezetheid als waarmee hij het Apotheker
    Lexicon schreef, zal hij de “vermoeiende proefnemingen” hebben uitgevoerd om tot de bereiding van
    optimaal werkende potenties te komen. Dit ten behoeve van zijn eigen patiënten, maar zeker ook ten
    voordele van het homeopathisch nageslacht.
    De centesimale potenties hielden tijdens Hahnemann‟s leven lang stand. Met de jaren kwam verandering
    in de wijze waarop ze werden voorgeschreven. Hahnemann heeft veel geexperimenteerd met het
    voorschrijven van geneesmiddelen in potenties, in droge en in vloeibare vorm, in snijfdosis en met
    verschillende frequenties van inname van het middel. Deze nam geleidelijk toe van één keer in de paar
    maanden, bij duidelijke terugkeer van symptomen, tot in 1835 één keer in de week gedurende twaalf tot
    dertien weken bij een „vers‟ ontstane psora (voetnoot §246, vijfde editie Organon). Uiteindelijk werden
    de C-potenties, zoals Hahnemann in 1837 beschrijft, ook bij chronische ziektegevallen om de dag of
    zelfs bij voorkeur dagelijks gegeven. Dit onder de voorwaarde dat de het geneesmiddel in vloeibare
    vorm werd verstrekt en vóór iedere toediening één of meerdere keren geschud. Tijdens dit stadium van
    Hahnemann‟s ontwikkeling - in 1837 - zien we de directe voorloper van de manier waarop latere LM-
    potenties worden voorgeschreven. In Chronische Ziekten vinden we herhaaldelijk dat de
    geneesmiddeltoediening plaatsvond door ruiken aan medicinale geneesmiddelkorrels of aan een
    oplossing van 40%-alcohol waarin het geneesmiddel was opgelost. Op verzoek van zijn leerlingen, die
    bang waren dat de meer materieel ingestelde beroepsgenoten moeite zouden hebben met de snuifdoses
    en dit daarom de homeopathische zaak geen goed zou doen, heeft Hahnemann, die zelf deze wijze van
    praktiseren hanteerde, de snuifdosis als wijze van inname in de zesde editie van het Organon
    onderbelicht gelaten.

    Organon, §248:



                                                                                                       133
     
  • 134.
    “Als men terbehandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
  • waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
    drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken acht à tien maal
    krachtig worden geschud.”

    Dat het homeopathisch geneesmiddel op diverse manieren kan worden toegediend spreekt ook uit §284
    van zesde editie van het Organon:
    “Behalve de tong, de mond en de maag, die meestal bij het medicijn innemen worden geraakt, zijn in het
    bijzonder ook de neus en de ademorganen ontvankelijk voor de inwerking van geneesmiddelen in
    vloeibare vorm, door middel van ruiken en van inademen via de mond.”


    Verdere ontwikkelingen
    De gebruikelijke methode van éénmalige inname van een droge korrel van een homeopathisch
    geneesmiddel correspondeert met de wijze waarop Hahnemann homeopathie bedreef vóór 1828. Dit is
    de periode vóór de publicatie van Chronische Ziekten, waarin de ervaringen opgedaan tussen 1816 en
    1828 zijn vervat. Vér voor 1828 werkte Hahnemann klaarblijkelijk al niet meer op de manier die
    tegenwoordig voor menig homeopaat nog wél steeds gebruikelijk is! Voor Hahnemann moesten toen de
    vruchtbaarste jaren nog komen. De conclusie moet zijn dat latere homeopaten, voor wat betreft
    Hahnemann, genoegen hebben genomen met de vroegere, minder ontwikkelde vorm van homeopathie.
    In de „Parijse periode‟ ontwikkelde Hahnemann een totaal nieuwe potentiereeks, de zogenaamde LM-
    potenties. Toen de zesde editie van het Organon in 1921 werd uitgebracht stuitte wederom een aspect
    van de homeopathie op onbegrip van de beroepsgroep. Ditmaal ging het om de compleet andere
    methode van potentiegebruik. Nadat eerder de ziekteclassificatie en de miasmaleer niet begrepen en dus
    niet in praktijk waren gebracht, gebeurde nu hetzelfde met LM-potenties. Aangevoerde redenen waarom
    de nieuwe LM-potenties weinig tot niet werden gebruikt, behelsten de eigenaardigste redenaties.
    “LM werkt minder krachtig dan C” tot en met de mening dat “Hahnemann in de Parijse periode seniel
    werd”, of dat “de zesde editie niet van zijn hand was”. Afgezien van het feit dat Richard Haehl in de
    eerste uitgave een complete verklaring en verantwoording geeft voor de authenticiteit van het manuscript
    van de zesde editie, is de praktijk de ultieme test. In plaats van met bizarre excuses te komen zou het
    beter zijn toe te geven dat de totaal nieuwe methode zo verschilt van wat ons is geleerd dat wij tijd nodig
    hebben om aan de verandering te wennen.


    Kennislacunes bij de beroepsgroep
    Een boek als Chronische Ziekten is tot nu toe slecht begrepen, wat de vraag doet rijzen of dit met de
    zesde editie van het Organon wellicht ook niet het geval is. Navraag bij zowel praktizijns als studenten
    heeft mij geleerd dat homeopathieopleidingen aan beide standaardwerken nauwelijks aandacht besteden.
    De student mag ze op eigen houtje bestuderen. Studenten worden opgeleid volgens de heersende opinie
    binnen de school of van de docent. Wordt er wel gedoceerd uit Organon en Chronische Ziekten, dan
    blijkt de hedendaagse werkwijze sterk af te wijken van de manier waarop Hahnemann de laatste twintig
    (!) jaar van zijn leven praktiseerde!
    Hahnemann‟s werk wordt op homeopathieopleidingen dikwijls overschaduwd door het werk van latere
    meesters. Vroeger waren dat Kent, Hering, Allen, Lippe, e.d., nu zijn het Vithoulkas, Sankaran, e.d.. Al
    met al zijn de wijsheden en ervaringen van de grondlegger van de homeopathie hierdoor overvleugeld.
    De homeopathie heeft erdoor zeker een andere ontwikkeling doorgemaakt dan in de lijn van Hahnemann
    had gelegen. Door de fundamenteel onvolkomen ontwikkeling van de homeopathie van vóór 1820, is de
    latere ontwikkeling, berustend op de vierde editie van het Organon, eveneens onvolkomen. Bijgevolg


                                                                                                           134
     
  • 135.
    ontstonden in detoenmalige nieuwe wereld diverse scholen (stromingen) die tegen het einde van de
  • negentiende eeuw al zwaar met elkaar overhoop lagen. De veelbelovende nieuwe geneeswijze doofde als
    een nachtkaars uit door onenigheid en strijd, die uiteindelijk voortkwam uit ONBEVREDIGENDE
    RESULTATEN. Voor een belangrijk deel ligt de oorzaak van de versplintering in de homeopathie in het
    onbegrip van wat Hahnemann de laatste twintig jaar van zijn leven nog aan de homeopathie heeft
    toegevoegd. Verlaten van de bron draagt het risico van versnippering in zich. Veel verschillende
    meningen gaan op, die elkaar bestrijden en die of hun relatie met de bron nooit hebben gehad of die
    inmiddels allang zijn verloren.
    Om te oordelen over Hahnemann‟s geschriften zullen wij die eerst grondig moeten bestuderen.


    De LM-potentie
    Mede dankzij zijn liefhebbende echtgenote Melanie was Hahnemann op het einde van zijn leven nog
    intensief werkzaam in de praktijk. In deze periode ontwikkelde hij een nieuwe wijze van potentiëren met
    als doel een milde en toch diepe en krachtige geneesmiddelwerking. Driekwart van zijn twee laatste
    levensjaren besteedde hij aan het herschrijven van de vijfde editie van het Organon. In een brief
    gedateerd 20 februari 1842 schrijft Hahnemann aan zijn uitgever Schaub:
    “Zojuist heb ik na 18 maanden werken de zesde editie afgerond van mijn Organon, welke de mogelijk
    meest volmaakte is.”
    Deze editie van het Organon is geheel geënt op de nieuwe wijze van potentiëren en voorschrijven.


    Bereiding van de LM-potentie
    Zoals we hebben gezien bestaat er tot en met de C3 geen verschil in de bereiding van een C- of LM-
    potentie. De C3 vormt de basis voor de verdere bereiding van de hogere dynamisatiegraden (potenties)
    van zowel de C-reeks als de LM‟s.
    Bij de bereiding van LM-potenties is de werkwijze als volgt:

    Organon, §270:
    “Om redenen die verderop in de voetnoot zijn aangegeven, wordt nu eerst van dit poeder (C3) één
    bgrein opgelost in 500 druppels van een mengsel, bestaande uit één deel 90%-alcohol en vier delen
    gedestilleerd water. Hiervan wordt één enkele druppel in een flesje gedaan. Daar voegt men 100
    druppels 96%-alcohol (spiritus fortior) aan toe en geeft dan het toegekurkte flesje met de hand 100
    krachtige schudstoten tegen een hard, maar toch elastisch voorwerp. Dit is dan het geneesmiddel in de
    eerste dynamiseringsgraad. Daarmee worden fijne suikerglobuli eerst goed bevochtigd, dan vlug op
    vloeipapier uitgespreid, gedroogd en in een toegekurkt flesje bewaard met het etiket van de eerste
    potentiegraad(I). Van deze potentie wordt slechts één globulus genomen om verder te dynamiseren.”

    Eerst wordt dus één grein opgelost in vijfhonderd druppels vloeistof en dit mengsel wordt niet geschud.
    Van deze oplossing wordt één enkele druppel (één-vijfhonderdste deel) opgelost in honderd druppels
    96%-alcohol.
    Vijfhonderd maal honderd is 50.000, de verdunningsverhouding van de basisvloeistof. Het volume van
    de C3 verwrijving wordt hiermee 50.000 keer verkleind.
    Door honderd keer krachtig schudden wordt de geneesmiddeloplossing gedynamiseerd en de eerste LM-
    potentie, nog in vloeibare vorm, verkregen. Hiermee geïmpregneerde globuli worden opgeslagen als LM
    1. De LM kan worden verstrekt in de vorm van korrels of, gebruikelijker, in vloeibare vorm. De
    miniscule globuli horen de grootte van een “maanzaadje” te hebben, zodat vijfhonderd ervan nog niet



                                                                                                       135
     
  • 136.
    voldoende zijn omhet vocht van 1 druppel water te absorberen! Daarom wordt LM zowel als korreltje
  • en als potentie geschreven: 0/1, 0/2, 0/3 enz.
    Ter bereiding van de hogere potenties (dynamisaties) wordt één korrel opgelost in één druppel water.
    Een globule van een grootte die in staat is één-vijfhonderdste deel van één druppel water op te nemen!
    We wachten tot de korrel is opgelost en voegen er vervolgens honderd druppels 96%-alcohol (= 2ml)
    aan toe. Het flesje met de oplossing wordt 100 maal krachtig geschud tegen een hard doch elastisch
    voorwerp. Zo neemt met iedere stap van potentiëring het volume van de oplossing ten opzichte van de
    massa van de geneesmiddelsubstantie met de factor 50.000 toe.
    Met de nu ontstane oplossing worden weer globuli bevochtigd en vervolgens snel gedroogd op
    vloeipapier. Zo krijgen we de LM 2.
    Om hogere potenties te bereiden wordt steeds één globule van de lagere dynamisatie opgelost in één
    druppel water. Daarna volgen de toevoeging van honderd druppels 96%-alcohol (factor 50.000) en
    honderd krachtige schudslagen om de hogere potentiegraad te verkrijgen, waarmee dan opnieuw
    globules bevochtigd kunnen worden.

    Organon, §270:
    “Door deze bewerking van ruwe geneesmiddelsubstanties ontstaan preparaten, die pas op deze manier
    het volle vermogen verkrijgen de door het lijden aangetaste delen in het zieke organisme op de juiste
    wijze te treffen en zodoende, door een gelijkende kunstmatige ziekteaandoening te creëren, dat het in die
    delen aanwezige levensprincipe de gewaarwording van de natuurlijke ziekte verliest. Door deze
    mechanische bewerking, als ze volgens het bovenstaand voorschrift naar behoren is uitgevoerd, wordt
    bereikt dat de geneesmiddelsubstantie, die zich in ruwe toestand alleen maar als materie, soms zelfs als
    niet-medicinale materie aan ons presenteert, zich door middel van zulke steeds hogere dynamiseringen
    eindelijk helemaal tot een geestachtige, spirituele geneesmiddelkracht verfijnt en omvormt, die op
    zichzelf weliswaar voor ons niet meer zintuiglijk waarneembaar is, maar waarvoor de medicinaal
    geworden globulus al in droge vorm, maar nog veel meer als die weer in water is opgelost, de drager
    wordt. In deze toestand bevestigt hij de heilzame werking van die onzichtbare kracht in het zieke
    lichaam.”

    Voor Hahnemann waren de nieuwe LM-potenties superieur.

    Organon, voetnoot 7, §270:
    “Deze bewering kan men niet onwaarschijnlijk noemen, als men bedenkt dat bij deze manier van
    dynamiseren (waarvan ik constateerde, na veel moeizame proeven en controleproeven, dat de
    preparaten het meest actief en tegelijk het zachtste werkten, dat wil dus zeggen het meest volmaakt) de
    materie van het middel bij iedere dynamiseringstrap 50.000 keer verminderd wordt en desondanks
    ongelooflijk veel aan kracht wint.
    Hierdoor wordt het bijzonder waarschijnlijk dat de materie zich door zulke dynamiseringen
    (ontplooiingen van haar echte, innerlijke medicinale essentie) op het laatst volledig oplost in haar
    individuele spirituele wezen. Derhalve zou men die materie in haar onbewerkte toestand eigenlijk alleen
    kunnen beschouwen als bestaande uit deze onontplooide spirituele essentie.”

    Het moet wel ervaring zijn geweest die Hahnemann zo lyrisch maakte over de nieuwe
    potentiëringsmethode! Wanneer we Hahnemann in het Organon op zijn woord mogen geloven had het
    gebruik van C-potenties na deze ontdekking afgedaan. Het geven van „ruimte‟ - het noodzakelijke
    volume aan de geneesmiddeloplossing - maakt het klaarblijkelijk mogelijk dat de geneesmiddelkracht
    zich door de honderd schudslagen optimaal kan ontwikkelen. Het beoogde doel - “snel, zacht en



                                                                                                         136
     
  • 137.
    duurzaam herstel vande gezondheid” - kwam ermee binnen handbereik! Over het gebruik van C-
  • potenties laat Hahnemann zich verderop minder lovend uit.

    Organon, voetnoot 1, §275:
    “De lof, die de laatste tijd door enkele homeopaten wordt toegezwaaid aan de grotere doses, (de C-
    potentie is slechts 1:100 verdund en dus is de dosis veel groter) berust voor een deel op het feit dat ze de
    lagere potenties van het aan te wenden medicijn gebruikten, volgens de tot nu toe gebruikelijke wijze
    gedynamiseerd (zoals ook ikzelf vele jaren bij gebrek aan beter weten heb gedaan…)”

    Bezien we de LM-potenties in het licht van de miasmaleer, de ziekteclassificatie en het benutten van de
    complementaire effecten van geneesmiddelen, dan heeft het gebruik ervan veel voordelen boven het in
    die zin verouderde gebruik van C-potenties. Het in de dagelijkse praktijk integreren van de laatste door
    Hahnemann gedane ontdekkingen is de uitdaging waarmee de hedendaagse homeopathie wordt
    geconfronteerd!

    Een effectieve manier om van een Lm1 een Lm2 te maken:

    1. Doe één korreltje Lm1 in een 5ml flesje voeg vervolgens één druppel gedestileerd water toe en laat
    het korrelje oplossen;
    2. Voeg 2ml (=100 druppels) 96% drink alcohol toe. sla het flesje100 maal zeer krachtig op een dik
    boek.
    3. Giet het flesje bijna leeg; voeg nu de inhoud van een buisje lac-sac (2ml) toe en beweeg dit flesje
    zodat dat alle korreltjes bevochtigd (nat) worden.
    4. Schud nu de inhoud van het flesje in een koffiefilter en vouw het filter dicht. Beweeg het filter met
    daarin de korrels horizontaal, zodat de overtollige alcohol in het filter gaat en zodoende vervliegt.
    5.Label het buisje met lm2 en de naam van het geneesmiddel. Maak een vouw in het koffiefilter en giet
    de medicinaal gemaakte korrels terug in het buisje. De Lm2 is klaar.

    Bij het voorschrijven aan de patiënt wordt 1 korrel opgelost in 2 ml alcohol 6% tot 40%. Voor iedere
    inname, na een aantal schudslagen, doet de patiënt een snuifdosis .
    Met het aantal schudslagen regel je de dynamisatie. Tesamen met de inname frequentie, EN DE DIEPTE
    VAN HET OPSNUIVEN, regel je de dosering.
    Na totaal 100 schudslagen moet je over wegen naar een hogere potentie te gaan. Immers tussen iedere
    lm potentie zitten 100 schudslagen.                ZOLANG EEN POTENTIE ECHTER NOG DUIDELIJK
    VERBETERINGEN BEWERKSTELLIGD DEZELDE POTENTIE DOORGEBRUIKEN

    Organon § 271:
    "Als de arts zijn homoeopatische geneesmiddelen zelf klaar maakt, wat hij redelijkerwijs, om mensen te
    bevrijden van hun ziekten, altijd zou moeten doen, dan kan hij, als hij voor de genezing het uitgeperste
    sap mischien niet nodig heeft, de verse plant zelf gebruiken. Dan kan hij met minder uitgangsmateriaal
    volstaan. Hij doet dan bijv. Een paar grein ervan in een mortier om het met driemaal 100 grein
    melksuiker op een miljoenste verdunning te brengen (§ 270) en dan de verdere potentiëring van een
    opgeloste kleine fractie daarvan via schudden ter hand te nemen. Dit is een werkwijze, die men ook met
    de overige, onbewerkte geneesmiddelsustanties van droge of olieachtige aard in acht moet nemen".
    bVoetnoot 1
    Totdat de overheid eindelijk inzicht krijgt in de onmisbaarheid van volmaakt toebereide homoeopatische
    geneesmiddelen en die door een deskundige, onpartijdige instantie zal laten maken. Die geneesmiddelen
    moeten dan aan de homoeopatische artsen van het land, die in homoeopatische ziekenhuizen in de


                                                                                                            137
     
  • 138.
    therapie geoefend, inde praktijk en de theorie zijn geëxamineerd en zodoende gelegitimeerd, gratis
  • beschikbaar worden gesteld, opdat de arts niet alleen van de kwaliteit van deze goddelijke werktuigen ter
    genezing overtuigd zou kunnen zijn, maar ze ook aan zijn patiënten (rijk en arm) zonder betaling zou
    kunnen verstrekken.

    Het zelf bereiden en verder potentiëren van homoeopatische geneesmiddelpotenties is kennelijk vanuit
    de optiek van Hahnemann min of meer een voorwaarde.

    Samenvatting
    Tot en met de C3 verwrijving is de bereiding van C- en LM potentie identiek. De C-potentiereeks wordt
    bereid via de verdunningsverhouding 1:100 en wordt met iedere potentiestap gedynamiseerd door
    tweemaal schudden.
    De LM-potentie wordt bereid via de verdunningverhouding 1:50.000 en wordt met iedere potentiestap
    gedynamiseerd door honderd maal schudden.
    De LM wordt ook wel geschreven als 0/1, 0/2, 0/3 enz.; dit verwijst naar de methode met de globule.
    De LM-potentie is volgens Hahnemann “de meest volmaakte potentie”. Desondanks is het gebruik ervan
    in de homeopathie nooit echt goed doorgedrongen.




                                                                                                         138
     
  • 139.
    14. Het gebruikvan LM-potenties

  • Verschillen tussen C- en LM-potenties
    De toepassing van LM-potenties verschilt op veel punten van die van C-potenties. Mede daardoor is
    gebruik van LM-potenties in de afgelopen tachtig jaar niet echt van de grond gekomen.
    Bovendien besteden literatuur, opleidingen en seminars nauwelijks aandacht aan dit type potentie.
    Laten we eens kijken naar de verschillen. Wie ook wel eens LM-potenties wil „proberen‟ moet zich
    realiseren dat „proberen‟ meer inhoudt dan het vervangen van een C-potentie door een LM-potentie. Het
    is een leerproces waarbij hij bereid moet zijn om weer vanaf het allereerste begin te beginnen.
    LM-potenties zijn namelijk heel anders dan C-potenties. De reactiepatronen verschillen, de dosering
    verschilt, het aantal schudslagen en de verdunningsgraad zijn per situatie anders, en de innamefrequentie
    hangt af van het individu en de pathologie. De werkwijze verschilt hemelsbreed van de eenmalige
    inname van een C-potentie. Niet iedereen is genegen zo‟n leerproces aan te gaan, doorgaans vanuit het
    idee dat LM-potenties bewerkelijker zijn dan C-potenties.
    Het onder de knie krijgen van de methode vergt een zekere inspanning, maar daarna vragen LM-
    potenties niet veel meer werk dan C-potenties. De inspanning die wij ons moeten getroosten zou feitelijk
    geen criterium mogen zijn. De herhaaldelijke confrontatie met de beperkingen van C-potenties en het
    willen optimaliseren van de homeopathische behandeling zijn veel rechtmatiger beweegredenen!
    Zeker bij gecompliceerde gevallen of bij patiënten met ernstige fysieke pathologie zullen LM-potenties
    dikwijls uitkomst bieden. Maar ook bij de minder diep chronisch zieke patiënt kunnen we niet om de
    voordelen van LM-potenties heen. Hahnemann beschrijft hoe de toepassing van LM‟s de
    behandelingsduur tot één-derde of zelfs één kwart van de gebruikelijke duur kan bekorten.




                                                                                                         139
     
  • 140.
  • “Maar aande ene kant is zoiets maar zelden het geval en aan de andere kant moet er de arts zowel als
    de zieke veel aan gelegen zijn deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart
    ervan of zelfs nog korter, zodat een veel sneller herstel zou kunnen worden verkregen.”


    Opvallende verschillen
    Enkele opvallende verschillen met C-potenties zijn:
    -    Een LM-potentie kan, ook bij chronische gevallen, dagelijks of desnoods meerdere malen per dag
    worden ingenomen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen met een lange werkingsduur, zoals de minerale
    constitutiemiddelen.
    -    De LM-potentie wordt uitsluitend in vloeibare vorm toegepast,
    Ook ruiken aan het geneesmiddel opgelost in alcohol wordt in het Organon als mogelijkheid
    aangegeven.


    Organon, §246:
    “Zolang in een kuur vooruitgang gezien wordt en er nog DUIDELIJKE SPECTATULAIRE verbetering
    (uiterst zeldzaam) is betekent dit altijd dat - zolang dit aanhoudt - iedere herhaling van welk
    medicijngebruik dan ook absoluut uitgesloten is.” (zie ook voetnoot §246)

    Het woord kuur wordt door Hahnemann in Organon en Chronische Ziekten steeds gebruikt in
    samenhang met de antipsorische behandeling. Bij ziektevormen die een tijdelijk karakter dragen, zoals
    incidenten en tussenziekten, spreekt hij doorgaans niet over een kuur. Zodra de acute klachten over zijn
    wordt de inname van het acute middel afgebouwd en gestaakt. Bij op de chronische klachten
    geïndiceerde constitutiemiddelen is dit niet zo. Tijdens de antipsorische kuur worden er geen andere
    geneesmiddelen ingezet indien de patiënt duidelijk verbetert en wordt evenmin het eerdere geneesmiddel
    herhaald.
    Het draait hier om het begrip duidelijke vooruitgang. Bij een terugval of het optreden van een andere
    ziektevorm (incident, tussenziekte, etc.) wordt zo spoedig mogelijk op de nieuwe situatie
    voorgeschreven. Zolang er sprake is van een geleidelijke verbetering handhaven we de inname van het
    geneesmiddel in de gegeven frequentie en wordt het vóór iedere inname steeds enkele malen geschud.

    Organon, §280:
    “Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
    verhoging zolang gecontinueerd ...”


    Centesimale reeks
    De centesimale potenties bestaan in een bepaalde reeks waarbij de tussenliggende of intermediaire
    potenties worden overgeslagen, zoals in het Kentiaanse schema, 30-200-M-10M-50M-CM-MM. (Flux
    dynamisatie)
    Bij LM-potenties wordt daarentegen iedere opvolgende potentie gebruikt. De dynamisatieverschillen
    tussen de opeenvolgende potenties zijn dermate groot (honderd maal schudden + 50.000 maal
    verdunnen) dat iedere dynamisatiegraad zijn effectiviteit zal aantonen. We starten de behandeling met de
    laagste potentie graden




                                                                                                        140
     
  • 141.
  • “Maar sinds de laatste 4-5 jaar zijn door mijn sindsdien veranderde, nieuwe, vervolmaakte werkwijze al
    deze moeilijkheden volkomen opgeheven. Hetzelfde welgekozen medicijn kan nu dagelijks doorgebruikt
    worden en indien nodig zelfs maanden lang. Dat gaat dan zo, dat als de lagere potentie na één of twee
    weken op is, men bij de behandeling van chronische ziekten op dezelfde manier op hogere potenties
    overgaat (want bij de hierna uiteengezette, nieuwe manier van dynamiseren begint men met het
    gebruiken van de laagste potentiëringsgraden).”

    Is een bepaalde potentie uitgewerkt, wat zich toont in stagneren van de vooruitgang of in een terugval,
    dan wordt overgegaan op een hogere, meestal volgende potentie: 0/1, 0/2, 0/3, 0/4, enz. Bij acute ziekten
    werkt een potentie soms maar kort, zodat sneller moet worden overgegaan op een hogere. Bij chronische
    gevallen kan één potentie dikwijls twee tot soms wel zes weken lang effectief zijn en vaak nog langer.
    Zolang een bepaalde LM-potentie positieve effecten heeft wordt de inname ervan niet gestaakt en wordt
    de potentie (nog) niet verhoogd. We willen het maximale uit iedere potentie halen. Te snelle overgang
    op een hogere potentie kan de Dynamis problemen bezorgen met de gemaakte, (te) grote stap in
    potentie. Dit blijkt uit een toename van klachten en het moeilijker kunnen vinden van de juiste dosering.
    De dosering is juist wanneer de levenskracht er niet eerst met een verergering op reageert doch meteen
    alle vrijgemaakte energie omzet in een verbetering van de klachten.
    De LM-potentie wordt dagelijks in vloeibare vorm gebruikt. Hiertoe wordt één geneesmiddelkorreltje
    opgelost in een bepaalde hoeveelheid water en een klein beetje alcohol toegevoegd om bederf te
    voorkomen

    Organon, voetnoot §248:
    “In 40, 30, 20, 15 of 8 eetlepels water onder toevoeging van een beetje alcohol of een stukje houtskool
    om de oplossing voor bederf te vrijwaren. Als men houtskool gebruikt, dan moet men die aan een draad
    in de fles laten hangen en deze er alleen uittrekken als de fles geschud moet worden. De oplossing van
    het geneesmiddelkorreltje (want meer dan één globulus heeft men er van een behoorlijk gedynamiseerd
    geneesmiddel zelden voor nodig) in een zeer grote hoeveelheid water kan men vervangen doordat men
    van een oplossing in bv. maar zeven à acht eetlepels water, na voorafgaand krachtig schudden van de
    fles, één eetlepel in een glas water doet (van acht à tien eetlepels inhoud), dit vervolgens meermalen
    krachtig omroert en hiervan de patiënt een bepaalde dosis toedient. Als de zieke bijzonder prikkelbaar
    en gevoelig is, dan neemt men uit dit zo krachtig omgeroerde glas weer een thee- of koffielepel vol, die
    men in een tweede glas water krachtig mengt, om daarvan de patiënt een koffielepel vol (of iets meer) te
    geven. Er zijn patiënten die zo reagibel zijn dat het nodig is een derde of vierde glas op dezelfde manier
    klaar te maken om een voor hen passende verdunning van de geneesmiddeloplossing te verkrijgen.”




                                                                                                          141
     
  • 142.
  • Van het geneesmiddelwordt eerst een basisoplossing van een bepaald volume gemaakt. Dit is geen
    absolute hoeveelheid: bijvoorbeeld 100 ml. De basisoplossing wordt vóór de toediening van een
    volgende dosis enkele malen krachtig geschud.

    Organon, §248:
    “Daartoe wordt de oplossing van het geneesmiddel vóór iedere toediening opnieuw gepotentieerd (met
    bijv. 2, 4, 8, 10, of 12 schudslagen van de fles).


    Niet ongemodificeerd herhalen
    Het geneesmiddel wordt dus niet ongemodificeerd (ongeschud) herhaald.
    Van de basisoplossing wordt 1 thee- of koffielepel genomen en deze wordt opgelost in een glas met
    vijftig à honderd ml water. Deze oplossing wordt kort en krachtig geroerd. Van de aldus verkregen
    oplossing kunnen één of meerdere thee- of koffielepels worden ingenomen, eventueel, afhankelijk van
    de klachten, één of meerdere malen per dag. Het doel ervan is om de kunstmatige geneesmiddelprikkel
    (wat een homeopathisch middel feitelijk is) precies af te stemmen op de gevoeligheid van de patiënt.
    Geneesmiddelverergeringen worden zo voorkomen en genezing wordt optimaal gestimuleerd. Op deze
    manier kunnen wij met de dosering nauwkeurig inspelen op de gevoeligheid en situatie. De opzet is het
    voorkomen van verergeringen, die gelijk staan aan energieverlies en dus per saldo negatief zijn.
    Patiënten wier vitaliteit op een laag pitje staat kunnen er niet nog eens een verslechtering bij hebben.
    Homeopathische verergeringen hebben geen meerwaarde voor het ziekteproces en, volgens Hahnemann,
    evenmin voor de bewustwording van de patiënt:

    Organon, §253:
    “Een nog zo klein begin van verbetering blijkt eruit dat de patiënt zich meer op zijn gemak voelt en
    geestelijk vrijer; hij vat meer moed en hij gedraagt zich als het ware weer natuurlijker. Als er echter
    sprake is van ook maar een heel klein beetje verergering, gebeurt het tegenovergestelde - de patiënt is
    bevangener, onbeholpener, meelij-wekkender in zijn stemming, zijn denken, zijn gedrag en in alle
    houdingen, posities en handelingen. Men kan het bij nauwkeurige observatie gemakkelijk zien en
    aantonen, al is het niet in woorden te beschrijven.”

    Organon, voetnoot §253:
    “Als een dosis onnodig groter is, werkt ze zelfs bij het homeopathisch meest passende middel te heftig.
    Dan verstoort ze in het begin de geestelijke en stemmingstoestand te erg en te langdurig om bij de
    patiënt spoedig de verbetering te kunnen gewaarworden, om nog maar te zwijgen van de andere nadelen
    (§276) van al te grote doses. Hierbij moge ik opmerken dat tegen deze zo dwingende regel het meest
    gezondigd wordt door eigenwijze beginners in de homeopathie en door artsen die uit de oude school
    overgaan tot de homeopathische geneeskunde. Deze mensen zijn door oude vooroordelen in zulke
    gevallen huiverig voor de minimale doses van de hoge geneesmiddel-potenties. Daardoor missen ze de
    grote voordelen en de zegeningen van deze methode, die in duizend ervaringen als de meest heilzame
    bevonden werd. Ze kunnen niet presteren, waartoe de echte homeopathie in staat is en geven zich te
    onrechte voor haar leerlingen uit.”


    Potentie, dosering en frequentie van inname afstemmen op gevoeligheid
    Geneesmiddelveregeringen passen niet bij het doel van een “snel, zacht en duurzaam herstel van de
    gezondheid”.


                                                                                                        142
     
  • 143.
    Potentie, dosering eninnamefrequentie van LM-potenties wordt zo afgestemd op de gevoeligheid en
  • situatie dat de levenskracht niet te sterk wordt gestimuleerd en zodoende geen verergeringen optreden.
    De hoge innamefrequentie, soms zelfs meerdere keren daags, verhoogt het genezende effect van het
    geneesmiddel en bekort daarmee de behandelduur.
    Over het gebruik van C-potenties merkt Hahnemann op:

    Organon, §246:
    “Bij meer chronische ziekten daarentegen kan één dosis van een passend gekozen homeopathisch
    middel het weliswaar soms ook wel klaar spelen de hulp te verschaffen waartoe dat middel in zo‟n geval
    krachtens zijn aard in staat is, als men maar 40, 50, 60, 100 dagen afwacht. Maar aan de ene kant is
    zoiets zelden het geval en aan de andere kant moet er de arts zowel als de zieke veel aan gelegen zijn
    deze tijdsduur, indien mogelijk, te verkorten tot een helft of een kwart ervan of zelfs nog korter, zodat
    een veel sneller herstel kan worden verkregen. En dat is ook, zoals de laatste, vaak herhaalde
    ervaringen mij hebben geleerd, heel goed te doen als men de volgende voorwaarden in acht neemt:
    Ten eerste moet het medicament in alle zorgvuldigheid heel nauwkeurig homeopathisch gekozen zijn.
    Ten tweede moet het hoog gepotentieerd (in Hahnemann‟s optiek dus in LM potentie), in water opgelost,
    in behoorlijk kleine dosis toegediend worden met zulke tussenpozen als de ervaring het meest geschikt
    bevonden heeft om de behandeling zo vlug mogelijk te laten verlopen. Dit echter met dien verstande dat
    iedere dosis in potentie-graad iets verschillend moet zijn van de vorige en de volgende.”

    En in de voetnoot van §247 over LM-potenties:
    “Maar als iedere dosis in haar dynamisatiegraad wordt gemodificeerd, zoals ik hier nu leer, vindt zelfs
    een vakere herhaling der giften geen aanstoot, al zou het middel ook nog zo hoog, met nog zoveel
    schudslagen gepotentieerd zijn.
    Men zou haast kunnen stellen dat ook het best uitgekozen homeopathisch middel pas als het in meerdere
    verschillende vormen wordt toegediend, de ziekelijke ontstemming het meest efficiënt van het
    levensprincipe kan verdrijven en bij chronische ziekten opheffen.”

    En in §248:
    “Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
    waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
    drie of vier dagen moet worden geroken, dan moet ook dit flesje voor elk ruiken 8 à 10 maal krachtig
    worden geschud.”




                                                                                                         143
     
  • 144.
    Door de vermeerderdetoediening en de navenant verhoogde medicinale input, nog eens versterkt door
  • de schudslagen, overtreft de geneeskracht van LM-potenties, volgens Hahnemann, die van C-potenties.
    Desondanks doet zich de eigenaardige situatie voor dat Hahnemann‟s volgelingen deze hint nauwelijks
    ter harte hebben genomen.


    Diversiteit van geneesmiddelinnamen
    De dosering en toediening van homeopathische geneesmiddelen kent grote diversiteit en variatie.
    Sommige patiënten behoeven driemaal daags een dosis, die voor inname tien keer moet worden geschud,
    terwijl twee keer per week, met twee schudslagen voor inname, het maximum is voor anderen.
    Sommigen reageren het best op olfactie, anderen moeten het medicijn enkele malen extra verdunnen. Bij
    LM-potenties wordt niet alleen het geneesmiddelvoorschrift op het individu afgestemd doch ook de
    wijze van inname. De wijze van inname hangt samen met de gevoeligheid, de mate van
    ziekteontwikkeling en de ziektesoort c.q. hoe diep de pathologie in de constitutie is verankerd. Uit de
    reacties op de gekozen potentie, dosis en frequentie kunnen we veel aflezen. Bij te sterke of te zwakke
    reactie hoeft vaak alleen het aantal schudslagen te worden aangepast.
    Maar talloze andere variaties zijn mogelijk, uiteenlopend van heel weinig tot heel vaak schudden; van
    olfactie tot extra verdunning met één of meerdere glazen. Bovendien kan de innamefrequentie naar
    behoefte worden veranderd. Een goede interpretatie van de reacties stelt ons in staat de potentie,
    dosering en frequentie zo te kiezen dat deze gelijksoortig zijn aan de gevoeligheid en de behoefte van de
    patiënt.


    Homeopathische verergeringen
    Bij chronische ziekten op endogeen miasmatische psorische basis dienen we aan het begin van de
    behandeling bedacht te zijn op acuut miasmatische manifestaties, die soms wel „homeopathische
    verergering‟ of „beginverslechtering‟ worden genoemd. De Dynamis, die lang gebukt is gegaan onder
    het juk van het psorisch miasma, grijpt dan de door het geneesmiddel geboden mogelijkheid aan om zich
    gedeeltelijk van het juk te bevrijden door middel van een heftige reactie. De acuut opspelende
    chronische symptomen kunnen voor lastige situaties zorgen. Niet zelden zien wij dergelijke reacties bij
    patiënten met, bijvoorbeeld, chronische huidklachten of astma. Uit ervaring weten we in zulke gevallen
    voorzichtig te moeten zijn met een middel als Sulphur, omdat het de vitaliteit zo sterk stimuleert dat
    hevige reacties ontstaan. Ieder antipsorisch geneesmiddel kan begineffecten geven waar patiënt noch
    homeopaat echt blij mee is. Soms wordt het excuus aangevoerd dat de ziekte „eruit‟ moet, wat
    miasmatisch gezien natuurlijk nonsens is. Lang aanhoudende homeopathische verergeringen hebben
    menige patiënt ertoe gebracht z‟n heil bij de orthodoxe geneeskunde te zoeken en doen bovendien de
    naam van de homeopathie geen goed.
    Aan het begin van de chronische ziektebehandeling moeten we ervoor waken de stimulans die het
    homeopathisch middel geeft niet al te ver op te voeren. Het aantal schudslagen voor iedere inname kan
    beter wat laag worden gehouden, bijvoorbeeld twee- of vijfmaal in plaats van twaalf. Blijkt na een aantal
    innamen dat reacties moeizaam op gang komen, dan kan het aantal schudslagen geleidelijk worden
    opgevoerd, evenals de frequentie van inname.
    Bij het optreden van duidelijke reacties is het andersom: de innamefrequentie moet meteen worden
    verminderd, bijvoorbeeld van drie- naar eenmaal per dag. Dit om overprikkeling en overstimulatie te
    voorkomen. De psorisch belaste levenskracht in beweging krijgen vereist meer energie dan hem in
    beweging houden. Bij de zogeheten „psorische indifferentie‟ starten we van meet af aan met een middel
    dat specifiek op dit probleem inwerkt, zoals bijvoorbeeld Hepar sulphuris, Sulphur, Carbo vegetabilis of



                                                                                                         144
     
  • 145.
    Carbo animalis. Omdie reden schrijft Hahnemann in Chronische Ziekten dat wij de behandeling moeten
  • beginnen met voorschrijven op de basale psorische constitutie.

    Chronische Ziekten, blz. 105:
    “Dan is het nodig allereerst het ergste deel, nl. de psora, met de hierna genoemde, specifiek
    antipsorische geneesmiddelen te hulp te komen en dan pas de voor de sycosis geïndiceerde middelen te
    gebruiken, eer men de passende dosis van het beste kwik-preparaat, als hieronder te lezen voor de syfilis
    voorschrijft.”


    Een andere ziektesoort als ingang
    Een andere methode om de chronische behandeling te starten is het kiezen van een andere ziektesoort als
    ingang. We denken hier aan plantaardige of dierlijke middelen, die op de psorische constitutie geen
    invloed hebben.
    Bij een patiënt die na een ernstig trauma een duidelijke persoonlijkheidsverandering heeft ondergaan,
    leidt deze specifieke combinatie ons op het spoor van Natrium sulphuricum. Maar omdat we niet kunnen
    inschatten hoe de patiënt op de inname van dit minerale constitutiemiddel zal reageren, doen we er
    verstandig aan eerst een geneesmiddel te kiezen op de oorzaak op zich, in dit geval bijvoorbeeld Arnica.
    Arnica is van plantaardige origine, werkt daardoor minder diep en brengt de patiënt dus minder snel in
    moeilijkheden. Uit de reactie op Arnica - een middel dat verband houdt met de klachtenoorzaak - kunnen
    we vervolgens opmaken of de levenskracht in staat is duidelijk en curatief te reageren. Is de reactie op de
    Arnica bevredigend dan mogen we aannemen dat genezende reacties op een dieper werkend middel
    eveneens mogelijk zijn. Aldus kunnen we overgaan op Natrium sulphuricum, eventueel tijdelijk in
    afwisseling met Arnica.
    Zo kunnen we bij chronische huidklachten kiezen om eerst Carbo vegetabilis, Mercurius of een
    plantaardig analoog middel in te zetten om de casus te „openen‟. Daarna volgen constitutiemiddelen.
    Van plantaardige middelen weten we dat ze geen duurzame genezing kunnen bewerkstelligen, hoe
    hoopgevend hun effect aanvankelijk ook mag zijn.
    Zodra we de Dynamis in beweging hebben gekregen is deze gemakkelijker te stimuleren tot diep
    curatieve reacties zonder dat we bang hoeven te zijn voor hevige reacties.
    Antipsorica zoals Sulphur, Hepar sulphuris, Carbo vegetabilis e.d. leggen feitelijk de basis voor de
    oplossing van de psorische lethargie waarin de levenskracht verkeert. Gewekt uit z‟n lethargie kan de
    Dynamis doelgericht en genezend reageren op het passende minerale constitutiemiddel. De reacties
    verbeteren, de voorgeschreven middelen werken beter, kortom de behandeling slaat beter aan.


    Het geneesmiddel in oplossing
    Overgevoelige patiënten kunnen het best worden behandeld met LM-potenties in extra verdunning. De
    prikkel kan zo nauwkeurig worden afgestemd op de situatie. Het kan zijn dat het beste resultaat wordt
    verkregen met slechts tweemaal schudden van de basisoplossing en inname van de verdunning uit het
    derde glas. Het aantal schudslagen kan naar behoefte worden opgevoerd, net zoals de verdunning kan
    worden vergroot (bijv.: tiende glas) of verkleind (bijv.: eerste glas).


    Snuifdoses
    Het gebruiksvriendelijkst is oplossing van het geneesmiddel in een klein flesje met wat 40%-alcohol,
    waaraan naar believen kan worden geroken (§248), nadat het flesje eerst twee- tot twaalfmaal is
    geschud. Voor veel patiënten is deze wijze van innemen de sterkste dosering. Het beste advies is om


                                                                                                           145
     
  • 146.
    slechts licht teruiken, “alsof er aan een roos wordt geroken”. Bij te sterke reacties kunnen we de prikkel
  • enigszins dempen door het alcoholpercentage in het flesje te verlagen naar 15, 10 of 5 %. De kracht van
    de snuifdosis neemt af naarmate het alcoholpercentage lager is en de patiënt lichter aan de oplossing
    ruikt. Bij overgevoelige patiënten die wij het geneesmiddel toch via ruiken willen toedienen is het
    bijgevolg raadzaam met een lager alcoholpercentage te beginnen.


    Zware pathologie
    Bij ernstige pathologie met organische veranderingen is het ziek-zijn tot in het lichamelijke afgedaald.
    Dit is per definitie een vergevorderde endogeen miasmatische toestand. De patiënt is ernstig ziek. We
    moeten hier bijzonder voorzichtig zijn met zowel de potentiehoogte als het aantal schudslagen tussen de
    afzonderlijke geneesmiddelinnames. Wanneer de Dynamis te sterk wordt geprikkeld zal zij namelijk op
    de stoffelijke beperkingen stuiten, die vervolgens een curatieve dynamische reactie in de weg staan. De
    lichamelijke belemmeringen blokkeren het vrijelijk reageren van de Dynamis. Bij reversibele pathologie
    zal de levenskracht door frequente doch zeer lichte prikkeling ertoe moeten worden bewogen het
    ziekteproces om te keren. Het aantal schudslagen, evenals de dosering van het geneesmiddel, behoort
    aan de lage kant te zijn zodat de levenskracht op even milde wijze kan reageren op de
    geneesmiddelprikkel. Aan frequente inname valt niet te ontkomen omdat het effect van de eenmalige
    geneesmiddeldosis vrij snel wordt opgebruikt door de pathologisch dynamische gesteldheid van de
    levenskracht.
    In dergelijke gevallen kan de basisoplossing, bijvoorbeeld, tweemaal worden geschud en één theelepel
    ervan over vijf glazen worden verdund. Uit dit vijfde glas kan dan gedurende één dag drie- tot vijfmaal
    een theelepel worden ingenomen, nadat de oplossing voor iedere inname is omgeroerd. De volgende dag
    wordt het procédé van voren af aan herhaald: tweemaal schudden van de basisoplossing, één theelepel
    ervan over vijf glazen verdunnen, drie- tot vijfmaal een theelepel innemen, na roeren van de oplossing.

    Organon, voetnoot §248:
    “Iedere dag giet men de rest van het zo klaargemaakte glas (of van de meerdere glazen) weg, zodat het
    iedere dag opnieuw moet worden bereid.”


    Psora in de juiste baan
    Bij zware pathologie dienen we na te gaan of er belemmerende omstandigheden zijn die een goede
    reactie op het antimiasmatische geneesmiddel in de weg staan. Zijn er incidenten die gevolgen hebben
    gehad? Zijn er symptomen die op een erfelijk miasmatische belasting wijzen? Het is raadzaam eerst op
    deze aspecten voor te schrijven, omdat ze de reactie op het constitutiemiddel kunnen blokkeren. Dit
    dient met even grote voorzichtigheid te gebeuren als bij het voorschrijven van een constitutiemiddel. Het
    doel is toename van vitaliteit, om de simpele reden dat vitaliteit benodigd is om genezend op het
    constitutiemiddel te kunnen reageren. Hahnemann zou zeggen dat het van overheersend belang is “psora
    in de juiste baan” te brengen om de chronische behandeling kans van slagen te geven! Tendensen uit het
    voorgeslacht zijn evenwel allerminst gemakkelijk op te lossen. Nosoden brengen rust in de situatie en
    geven een schijnbare verbetering. Schijnbaar, want zo gauw het minerale constitutiemiddel wordt
    ingezet laten de reacties erop te wensen over. Het is moeilijk om de doeltreffendste dosis en frequentie te
    bepalen. Om een curatieve respons op het antipsoricum te bevorderen kunnen we het best de nosode in
    afwisseling met het constitutiemiddel laten innemen.
    Het effect is maximaal wanneer de nosode in een hogere potentie wordt toegediend dan het
    antipsorische constitutiemiddel.



                                                                                                           146
     
  • 147.
    We kunnen hetons zo voorstellen: de nosode creëert, dynamisch gezien, de ruimte die de Dynamis vrijer
  • laat reageren op het constitutiemiddel. De nosode schept de mogelijkheid, zoals plantaardige en dierlijke
    middelen dat doen in andere situaties.
    Bij chronische ziektegevallen kan het homeopathisch geneesmiddel, in dit geval dus ook het minerale
    antipsoricum, dagelijks of om de dag gegeven worden. Diepwerkende minerale antipsorica, die anders
    slechts incidenteel kunnen worden herhaald, kunnen dus dagelijks en soms zelfs meerdere malen daags
    worden ingenomen indien ze worden toegediend in LM-potentie. Met de innamefrequentie neemt de
    geneeskrachtige werking evenredig toe. Bij eventuele blokkerende tendensen, erfelijk overgedragen of
    tijdens het leven verkregen, kan inname eveneens gescheiden in afwisseling met de passende nosode c.q.
    met de overige homeotherapeutica (middelen van plantaardige en/of dierlijke origine, geïndiceerd op
    chronische gevolgen van incidenten of epidemieën). Bij acute ziekten kunnen we de innamefrequentie
    desgewenst nog opvoeren. Het geneesmiddel kan na een aantal keren te zijn geschud of omgeroerd ieder
    uur of nog vaker worden ingenomen.

    Organon, §248:
    “Daarvan laat men de patiënt een of (in stijgende hoeveelheid) meerdere koffie – of theelepeltjes
    innemen, bij langdurige ziekten dagelijks of om de dag, maar in acute ziekten alle 6, 4, 3 of 2 uur en in
    dringendste gevallen elk uur of nog vaker. Op die manier kan bij chronische ziekten ieder goed
    homeopathisch gekozen middel, zelfs die met op zichzelf een lange werkingsduur, dagelijks,
    maandenlang worden ingenomen met toenemend resultaat.”


    Chronische endogeen miasmatische ziekte
    Een geneesmiddel dat maandenlang met goed resultaat wordt gebruikt wijst erop dat we te maken
    hebben met een chronische endogeen miasmatische ziekte op psorische grondslag. Bij alle andere
    ziektevormen is de behandelduur namelijk veel korter. Bij acute ziekten kan de innamefrequentie heel
    hoog liggen en is de periode waarin het middel is geïndiceerd relatief kort. Chronische ziekten geven een
    ander patroon te zien: het constitutiemiddel wordt soms gedurende maanden dagelijks of om de dag
    toegediend. Ook als er verbetering optreedt wordt de inname niet gestopt. Daar de LM-reeks dertig
    opeenvolgende potenties beslaat kunnen we het constitutiemiddel in stijgende potentie langdurig
    benutten. De praktijk wijst uit dat die dertig potenties vrijwel nooit allemaal benodigd zijn om genezing
    te bewerkstelligen. Daarbij stemmen we de potentie en de verdunningsgraad af op de pathologie en de
    individuele gevoeligheid. In de regel is het goed mogelijk de dosering zo te regelen dat het middel
    frequent kan worden ingenomen, zodat snel genezing intreedt.

    Voor alle homeopathische geneesmiddelen - behalve de antipsorische - geldt dat ze gedurende een
    beperkte periode worden ingenomen. De ziekte soorten waarvoor deze regel opgaat hebben per definitie
    een beperkte invloed en zijn over het algemeen niet diep constitutioneel verankerd.

    Chronische Ziekten, blz. 158:
    “Ja als het incident op deze manier snel uit de weg wordt geruimd, werkt het tevoren ingenomen
    antipsorische geneesmiddel soms nog enige tijd door. In dat geval moet echter de dosis van het
    ruikmiddel tegen de ziekelijke storing zo bemeten worden dat zijn werking juist toereikend is om het
    nadeel van de tegenslag uit te wissen, zonder dieper te gaan of nog langer zijn werking te kunnen
    voortzetten.”


    Eindverergering


                                                                                                         147
     
  • 148.
    Met het verdwijnenvan de klachten verdwijnt de reden voor de toediening van een bepaald
  • geneesmiddel. Dat geldt voor alle middelen, met uitzondering van de antipsorische minerale
    constitutiemiddelen.
    Voor een blijvend resultaat moet met de inname van minerale antipsorica worden doorgegaan tot zich de
    zogenaamde eindverergering voordoet. Hieronder wordt de terugkeer in milde vorm van een of meerdere
    van de oorspronkelijke klachten verstaan nadat gedurende langere tijd het minerale antipsoricum is
    ingenomen. Na de voortschrijdende verbetering die in deze periode optrad, wijst de eindverergering erop
    dat het tijd is de inname te beëindigen.
    Alle andere verergeringen tijdens een homeopathische behandeling kunnen weliswaar reacties op
    geneesmiddelinname zijn, maar zijn beslist geen eindverergeringen in de zin zoals Hahnemann het
    bedoelde. Tussen de antipsorische middelen en de overige homeotherapeutica bestaan wezenlijke
    verschillen. Niettemin zullen bij de antipsorische behandeling dikwijls eveneens meerdere antipsorica na
    elkaar benodigd zijn. In Organon en Chronische Ziekten gaat Hahnemann herhaaldelijk in op dit
    fenomeen.

    Organon, §171:
    “Bij de niet-venerische, dus de meest voorkomende door psora ontstane chronische ziekten heeft men
    voor herstel vaak meerdere antipsorische geneesmiddelen na elkaar nodig. Maar dan moet ieder
    volgend middel gekozen worden naar bevind van de symptomen-groep, die na uitwerking van het vorige
    middel nog is overgebleven, op homeopathische gelijkenis.”

    Chronische Ziekten, blz. 127:
    “Hier stuit ik op de merkwaardige omstandigheid dat absoluut iedere psoravorm – met uitzondering
    van, zoals gezegd, de zo gemakkelijk inwendig te genezen, vers ontstane, door een nog niet verdreven
    huiduitslag vergezelde – dat wil dus zeggen zowel de psora die nog binnenin sluimert, als ook die zich
    tot één van de talloze uit haar voortgekomen chronische ziekten heeft ontplooid, zeer zelden door een
    enkel antipsorisch middel kan worden genezen. Praktisch allemaal hebben ze, om tot volledige genezing
    te geraken, de toepassing nodig van meerdere van deze geneesmiddelen en in de ergste gevallen ook wel
    van vele na elkaar.”


    Diep constitutionele werking
    Een antipsorisch geneesmiddel dat over een langere innameperiode, zonder dat er andere middelen aan
    te pas hoeven te komen, structurele verbeteringen teweegbrengt, duidt erop dat de psora in de „juiste
    baan‟ is. Het geneesmiddel werkt diep constitutioneel. De gezondheid vertoont een stijgende lijn,
    genezing komt naderbij. Hier kunnen we de genoemde eindverergering verwachten.
    Gedurende langere tijd is een diepwerkend mineraal antipsoricum gebruikt, dat uiteindelijk genezing
    heeft helpen bewerkstelligen. Nu, tot besluit van de innameperiode, komen de oorspronkelijke klachten
    in lichte mate terug. Dit is een teken dat een verzadigingspunt is bereikt; waarschijnlijk zal geen
    medicatie meer nodig zijn.

    Organon, §280:
    “Zolang het middel helpt en geen nieuwe hinderlijke symptomen oproept, wordt het in geleidelijke
    verhoging zolang gecontinueerd tot de zieke, terwijl hij zich over het geheel beter voelt, een of meer van
    zijn oude, oorspronkelijke klachten opnieuw in gematigde vorm begint te bespeuren.
    Bij zo‟n geleidelijke verhoging van de zeer beperkte doses, die iedere keer door schudden zijn
    gemodificeerd (§247), wijst zoiets erop dat de genezing dichtbij is. Het toont namelijk dat het
    levensbeginsel het bijna niet meer nodig heeft bewerkt te worden door de gelijkende geneesmiddelziekte,


                                                                                                          148
     
  • 149.
    om daardoor hetgevoel voor de natuurlijke ziekte kwijt te raken (§148). Het laat zien dat het
  • levensbeginsel nu bevrijd raakt van de natuurlijke ziekte en alleen nog maar wat last begint te krijgen
    van die homeopathische geneesmiddelziekte die men anders homeopathische verergering pleegt te
    noemen.”


    Genezing nadert voltooiing
    De genezing nadert zijn voltooiing. De patiënt lijdt niet aan een epidemische ziekte of aan de gevolgen
    van een incident. Er is geen sprake van een acuut miasmatische stoornis, noch van de manifestatie van
    een pathologische erfelijke tendens. Eventuele syfilitische of sycotische belastingen behoren eveneens
    tot het verleden. Al deze problemen zijn opgelost, opgeruimd en opgeheven. Nu is de psora in de „juiste
    baan‟. Het beeld is duidelijk en de patiënt reageert goed, constructief en curatief. Vervolgens
    manifesteert zich de eindverergering. Een of meerdere van de oorspronkelijke klachten steekt in lichte
    mate weer de kop op. De behandeling kan nu worden gestaakt om te zien of de patiënt zonder
    geneesmiddel kan. Dit is het geval wanneer de klachten wegblijven die bij het oorspronkelijke
    chronische ziektepatroon behoorden.


    Organon, §281:
    “Om hier zekerheid over te krijgen, laat men de patiënt 8, 10, 15 dagen zonder medicijn en geeft hem
    intussen enkel wat poeders melksuiker. Als dan die paar laatste klachten alleen maar afkomstig zijn van
    het geneesmiddel, dat de voormalige, oorspronkelijke ziekte nabootste, dan gaan die binnen enkele
    dagen of uren over. Is er dan in deze medicijnvrije dagen, als de patiënt voortgaat verstandig te leven,
    niets meer van de oorspronkelijke ziekte te merken, dan is hij zeer waarschijnlijk genezen. Zouden zich
    echter in die laatste dagen nog sporen van de voormalige ziektesymptomen vertonen, dan zijn dat nog
    overblijfselen van de oorspronkelijke ziekte, die dus nog niet helemaal is uitgedoofd. Die moeten dan
    opnieuw op de aangegeven manier met hogere dynamiseringsgraden van het middel worden
    behandeld.”

    We zien hoe voorzichtig Hahnemann is in de beoordeling of iemand „genezen‟ is. Beoordelen of de
    patiënt is genezen van de diepst mogelijke - psorische - verstoring vraagt tijd. Het sterke, de vitale
    reactie vertragende element van psora maakt dit miasma niet voor niets het „tijdsmiasma‟.
    In de praktijk zijn patiënten er al in een eerder stadium dan dat van „waarschijnlijk genezen‟ moeilijk toe
    te bewegen de geneesmiddelinname voort te zetten, in het bijzonder wanneer de symptomen zich slechts
    sporadisch en in veel lichtere mate voordoen. Toch is juist hier de continuering van het minerale
    antipsoricum van het grootste belang. Ook de veel mildere symptomen zijn namelijk van psorische
    origine. Laten wij ze ongemoeid en onbehandeld laten, dan recidiveert de chronische ziekte komen de
    klachten terug. Dan kan het moeilijker zijn om het psora-monster weer te kooien. De door de terugval
    teleurgestelde patiënt voelt er weinig voor de behandeling voort te zetten omdat hij de schuld voor het
    falen van de behandeling bij de homeopaat legt.
    DE ENIG WERKELIJKE ZEKERHEID VAN DE GENEZING VAN CHRONISCHE ZIEKTEN BESTAAT UIT
    HET DOORGAAN MET HET INNEMEN VAN HET ANTIPSORISCHE GENEESMIDDEL TOT DE
    EINDVERERGERING.
    Wanneer zich in de medicijnvrije dagen en gedurende een langere periode na het staken ervan geen van
    de oorspronkelijke klachten meer voordoen hebben we echte zekerheid.
    In §281 beschrijft Hahnemann de methode om de geneesmiddelinnamen plotseling te staken bij
    terugkeer van oude symptomen tijdens het geneesmiddelgebruik. In de praktijk doet zich de situatie voor
    dat de patiënt reeds eerder vindt zonder geneesmiddel te moeten kunnen. Psora is evenwel van een


                                                                                                           149
     
  • 150.
    zodanige aard dathet zich niet laat opheffen zonder een exogene, gelijksoortige antipsorische
  • geneesmiddelprikkel.
    De endogeen psorische, syfilitische en/of sycotische miasmatische belasting kan door de Dynamis niet
    zelf worden opgelost. Zou dat mogelijk zijn, dan zou er geen chronische ziekte zijn opgetreden. De
    miasma-tische belasting speelt bij alles een rol. Zo ook is het zelfbeeld van de patiënt gekleurd door zijn
    miasma!
    Behalve de geneesmiddelinname plotseling en abrupt te stoppen kan worden overwogen dit proces
    geleidelijker te laten verlopen. Het geneesmiddel wordt langzaam afgebouwd: de intervallen tussen de
    afzonderlijke doses worden vergroot, of de doses worden verkleind.

    Organon, §248:
    “Maar als zich daarentegen bij bijna dagelijkse herhaling van het volkomen homeopathische middel
    aan het eind van de behandeling van een chronische ziekte zogenaamde homeopathische vererge-ringen
    voordoen (§161), zodat het restant van de ziekte weer wat schijnt op te laaien, (doordat de
    geneesmiddelziekte, die zo lijkt op de oorspronkelijke, zich nu nog bijna alleen manifesteert), dan
    moeten de doses óf nog meer verkleind worden en met langere intervallen herhaald, óf ze moeten
    misschien meerdere dagen geheel worden gestaakt. Dan kan men zien of het herstel het misschien ook
    zonder geneesmiddelhulp kan stellen en in dat geval zullen die schijnsymptomen, die alleen maar van
    een teveel van de homeo-pathische medicijn afkomstig waren, eveneens vanzelf verdwijnen, waarna
    ongestoorde gezondheid overblijft.”


    Tot de eindverergering toe
    Voor volledige genezing dient het antipsorische middel te worden ingenomen tot de eindverergering toe.
    Pas dan kunnen we zeker zijn dat genezing een feit is. Aan het eind van de behandeling kan het
    geneesmiddel plotseling of geleidelijk worden gestopt.
    Afbouwen heeft het voordeel dat door het abrupte afbreken niet een soort „vrije val‟ optreedt. Wanneer
    tijdens het afbouwen de klachten geleidelijk toenemen, zal de patiënt des te gemotiveerder tot
    hernieuwde geneesmiddelinname overgaan. Ook bij kinderen, waarbij het belang van het verder geven
    van het geneesmiddel soms moeilijk te motiveren is, geniet het geleidelijk afbouwen van het
    geneesmiddel de voorkeur.
    Bij de overige ziektevormen heeft het plotseling staken van de verdere geneesmiddelinname in het
    algemeen geen nadelig effect. In de herstelfase van een acute ziekte kan inname van een middel de
    patiënt behoeden voor terugval. Het herstel wordt bespoedigd als het middel met grotere intervallen nog
    één of meerdere dagen wordt voortgezet. Vormde de acute fase een tijdelijke onderbreking van de
    chronische behandeling, dan kan onder hoede van het acute middel het chronische constitutiemiddel
    reeds één of twee keer worden ingezet.
    Als de toediening van het dieper werkende constitutiemiddel geen terugval van de acute symptomen tot
    gevolg heeft, kan het acute middel worden weggelaten. Deze methode heeft het voordeel dat de door de
    acute ziekte opgeroepen dynamiek en beweeglijkheid, het actie-potentiaal, van de Dynamis direct wordt
    benut voor de reactie op het chronische constitutiemiddel. Het betekent eveneens dat wij gelijksoortig
    handelen aan het proces waarin de Dynamis is betrokken, wat een optimale toepassing van het
    gelijksoortigheidsprincipe is ten gunste van de patiënt. Een praktijkvoorbeeld ter illustratie:
    Een kind met een Calcarea carbonica-constitutie ontwikkelt na een bezoek aan de kapper de typische
    Belladonna koorts. Haar moeder belt na drie dagen dat de koorts niet wil verdwijnen. Na Belladonna zal
    de koorts in de regel snel wijken. De verhoogde activiteit van de Dynamis tijdens de koorts zal
    geleidelijk tot bedaren komen. Koorts is een uitdrukking van vitaliteit en zouden we nu te lang wachten
    met het passende constitutiemiddel - Calcarea carbonica - dan valt de Dynamis weer terug in z‟n


                                                                                                           150
     
  • 151.
    psorische indolentie. Calcareacarbonica zal veel beter werken als wij het, onder hoede van Belladonna,
  • vrij snel nadat de koorts is verdwenen geven.
    De levenskracht reageert veel alerter en het rendement van de Calcarea carbonica voor de
    constitutiebehandeling is veel groter. De chronische klachten zullen progressiever verdwijnen, zodat er
    ook minder kans bestaat op de terugkeer van koorts. Belladonna past bij de acute fase, in dit geval:
    koorts ten gevolge van een incident (haren knippen). Calcarea carbonica past bij de constitutionele
    symptomen. Zowel de verschillende symptoomgroepen als de passende middelen zijn complementair en
    ondersteunen elkaar in hun genezende effecten.
    Naarmate ziekte zich meer op een dynamisch vlak afspeelt en minder is verstoffelijkt, zal de
    behandeling over het algemeen gemakkelijker verlopen.
    De geneesmiddelrespons voltrekt zich sneller. Bepaling van de juiste dosering geeft eveneens weinig
    problemen. In situaties waarbij het chronische ziekteproces in relatieve kalmte verloopt kan het
    constitutiemiddel zonder probleem één- of tweemaal daags worden voorgeschreven, met toenemend
    resultaat. Vanwege de minimale kans op overprikkeling doen hier het aantal schudslagen of de dosis er
    ook minder toe.
    We kunnen min of meer een standaarddosis als uitgangspunt kiezen om die te wijzigen als er aanleiding
    toe is. Een standaard dosis waarop doorgaans goed wordt gereageerd is: vijf keer schudden en
    vervolgens één- of tweemaal daags ruiken aan het flesje waarin het geneesmiddel is opgelost in 30 of
    40%-alcohol. Of een theelepeltje nemen uit het eerste glas van de verdunning van de basisoplossing.
    Anders wordt wanneer de basale rust ontbreekt. Bijvoorbeeld: patiënten die doorlopend problemen
    hebben en er zwaar gefrustreerd door raken. De problemen kunnen positieve reacties op een mineraal
    constitutiemiddel danig verstoren. Soms lukt het de stoornis op te heffen door de dosis te verkleinen en
    de frequentie te verhogen. Maar lang niet altijd! Hier is sprake van storende invloeden van buitenaf,
    terwijl het minerale geneesmiddel werd gekozen op de endogeen miasmatische constitutie. Daarmee is
    het minerale geneesmiddel qua geaardheid ongelijksoortig aan de aard van de exogene verstoring. Er
    dient op de exogene verstoring een andersoortig middel (bijvoorbeeld van plantaardige of dierlijke
    origine) te worden voorgeschreven.
    Zolang op de omstandigheden moet worden voorgeschreven ligt de chronische behandeling echter stil.
    In zo‟n situatie is het gerechtvaardigd om beide middelen af te wisselen. Voor de patiënt die door de
    stress van moeilijke levensomstandigheden bijvoorbeeld zijn mooi genezende huiduitslag weer tot
    bloedens toe openkrabt is het gerechtvaardigd, ja zelfs noodzakelijk, om naast het constitutiemiddel
    complementair op de omstandigheden voor te schrijven wil hij kunnen genezen.
    Zo kan het in deze situatie zijn dat Natrium muriaticum wordt gekozen op de constitutie en Apis of
    Ignatia op de omstandigheden. Mits vooraf gegeven, zorgt Apis ervoor dat het constitutiemiddel
    Natrium muriaticum beter wordt verdragen en verwerkt.
    Zonder de toediening van Apis zouden, bijvoorbeeld, roodheid, zwelling en branden van de huid na de
    inname van Natrium muriaticum dermate toenemen dat de ruimte die wordt gewonnen tijdens de
    reactiefase, weer wordt verspeeld met de eerstvolgende inname van het minerale constitutiemiddel.

    Afhankelijk van de ziektesoort waarop ze worden voorgeschreven, zijn LM-potenties na kortere of
    langere tijd uitgewerkt. Bij chronische klachten kunnen dat wel vier tot zes weken zijn. Tegen het einde
    van zo‟n periode treedt dan een lichte terugval op, waaruit blijkt dat de genomen potentie z‟n invloed
    begint te verliezen. We kunnen nu het effect nog een tijdje rekken door het middel voor iedere inname
    vaker te laten schudden. Als dit niet of slechts kortstondig werkt is het tijd voor een hogere potentie van
    hetzelfde middel.


    Samenvatting

                                                                                                           151
     
  • 152.
    De LM-potentie wordttoegepast in vloeibare vorm, opgelost als verdunning in water of opgelost in een
  • flesje met alcohol waaraan geroken moet worden. LM-potenties kunnen meerdere malen per dag worden
    ingenomen, afhankelijk van de aard der klachten. De LM reeks gaat van 0/1 tot en met 0/30. Alle
    opvolgende potenties kunnen wordt gebruikt zolang de patiënt het geneesmiddel nodig heeft. LM leent
    zich uitstekend voor complementair voorschrijven.
    Dosering kan op velerlei wijzen worden aangepast aan de behoefte: het aantal schudslagen, de grootte
    van de dosis en de frequentie van inname.
    Onder eindverergering verstaan we een lichte terugkeer van de oorspronkelijke symptomen aan het slot
    van de innamereeks van een antipsorisch constitutiemiddel.




                                                                                                     152
     
  • 153.
    15. Olfactie alsgeneesmiddelinname

  • Ruik- of snuifdosering
    Homeopathische middelen kunnen op uiteenlopende manieren worden toegediend. Dosering en methode
    van inname willen in de homeopa-thische praktijk nog wel eens een stiefkindje zijn, laat staan dat de
    snuifdosis wordt toegepast. Veel homeopaten houden zich hier niet mee bezig. De gebruikelijke
    methode is een korrel C 30 droog onder de tong en af en toe een C 200, onder het motto: “Wanneer het
    middel goed is werkt het altijd.” Voor Hahnemann lag het niet zo simpel. Integendeel, de bepaling van
    de juiste dosering heeft hem veel hoofdbrekens gekost.

    Organon, §275:
    “Dat een geneesmiddel precies past voor een bepaalde zieke berust niet alleen op de juiste
    homeopathische keus ervan, maar evenzeer op de vereiste goede grootte of liever gezegd kleinheid van
    de dosis. Geeft men namelijk een te krachtige dosis van een middel, ook al is het voor de onderhavige
    ziektetoestand volkomen goed homeopathisch gekozen, dan zal de gift beslist, ongeacht de weldadige
    aard van het middel op zichzelf, desondanks schade berokkenen alleen al door de grootte en de in dit
    geval onnodige, veel te sterke impressie die er vanuit gaat op de levenskracht.”

    Hahnemann heeft het in deze paragraaf over de zieke en niet over de ziekte. Het geneesmiddel werkt op
    de ziekte, terwijl de dosering overeen dient te komen met de gevoeligheid van de zieke. Om onnodige
    verergeringen te voorkomen, moet de dosis zo goed mogelijk op de gevoeligheid worden afgestemd. In
    weerwil van de lovende bewoordingen waarin Hahnemann zich over olfactie uitlaat heeft deze methode
    in de praktijk nauwelijks navolging gevonden. Sterker nog, er wordt met grote scepsis op gereageerd.




                                                                                                     153
     
  • 154.
  • Zoalsiedereen weet hebben geuren ontegenzeglijk een sterke uitwerking. Geuren kunnen ons uitermate
    tegenstaan of buitengewoon welgevallig zijn. De zuigeling vindt de tepel door de geur. Geuren roepen
    herinneringen op, ze voeren ons terug in de tijd. “Zo rook het vroeger bij oma”, wat gepaard gaat met de
    bijbehorende emoties.
    De nervus olfactorius behoort tot het zogenaamde limbische systeem: de oerhersenen. Alles wat via het
    reukorgaan binnenkomt raakt ons daarom zeer diep. Afgezien van het feit dat olfactie voor de patiënt de
    gebruiksvriendelijkste methode is, werkt een aldus toegediend geneesmiddel minstens even diep en
    waarschijnlijk zelfs dieper dan bij de traditionele methode. Het is de moeite waard om de snuifmethode
    eens op z‟n merites uit te testen. Laat patiënten het eens proberen en hoor wat zij ervan vinden!

    Chronische Ziekten, blz. 157:
    “Daarenboven is er geen betere manier om een dosis van een homeopathisch middel voor uiterst
    prikkelbare patiënten te temperen en te verlagen, dan door de methode van ruiken aan een stopflesje,
    waarin een zeer klein korreltje ligt dat met het gekozen middel in hoge potentie is bevochtigd. De zieke
    houdt de opening van het flesje aan een neusgat en ademt een ogenblik een beetje ervan in. Over het
    algemeen kan men met deze manier van ruiken de kracht van ieder gepotentieerd middel in elke
    gewenste dosering aan de patiënt toedienen.
    In het reukflesje kunnen zich een of meer van zulke medicinale korreltjes, ook grotere, bevinden en als
    de dokter zijn patiënt langer en sterker daaruit laat opsnuiven, dan kan hij de dosis wel honderd keer zo
    sterk maken als het eerst genoemde kleinste snuifje. Ook houdt op deze manier de werking van de kracht
    van het gepotentieerde geneesmiddel, die via het ruiken op zo‟n groot oppervlak indringt (als van de
    neusholte en longen samen), niet minder lang aan, dan wanneer een kleine massieve dosis via mond en
    slokdarm zou zijn ingenomen.”

    De snuifdosis in de vorm van een droog korreltje in een flesje is geschikt als eenmalige dosering voor
    overgevoelige patiënten. Willen we dezelfde potentie herhalen dan kan deze namelijk niet met een of
    meer schudslagen verder worden gedynamiseerd. Daartoe moet het geneesmiddelkorreltje eerst worden
    opgelost in water (met wat alcohol om bederf tegen te gaan). Pas in vloeibare vorm kan het middel
    verder worden gedynamiseerd. Willen we bij overgevoelige patiënten de snuifdosis aanhouden, dan
    houden we het alcoholpercentage zo laag mogelijk en laten we de patiënt er licht aan ruiken. Voor de
    meeste patiënten met „normale‟ gevoeligheid vormt een wat hoger alcoholpercentage (30 of 40%) geen
    enkel probleem. Een bijkomend voordeel is dat zo‟n middel jarenlang z‟n werkzaamheid behoudt en
    minder te lijden heeft van ongunstige omstandigheden zoals hitte en zonlicht. Voorts kan de snuifdosis
    ook worden toegepast bij patiënten die hun reukvermogen kwijt zijn.

    Chronische Ziekten, blz. 157, voetnoot 1:
    “Ook mensen, die zonder reukzin geboren zijn of hem door ziekte zijn kwijtgeraakt, kunnen dezelfde
    hulp verwachten van het inademen via een van beide neusgaten, waar ze de opening van het flesje
    insteken en zo iets van de ervan uitgaande onmerkbare damp inhaleren, net zo goed als zij die met de
    fijnste reukzin begiftigd zijn. Hieruit volgt, dat reeds de enkel maar tastgevoelige zenuwen de
    geneeskrachtige impressie aannemen en onstuitbaar op het hele zenuwstelsel voortplanten.”

    Ongeacht hun origine (plantaardig, dierlijk, mineraal, nosode enz.) kunnen alle homeopathische
    geneesmiddelen worden toegediend via de methode van ruiken aan het geneesmiddel in droge of
    vloeibare vorm. Het garandeert de meest directe en snelste manier van geneesmiddelopname. Het is een
    methode die zijn geschiktheid in de praktijk heeft bewezen.



                                                                                                         154
     
  • 155.
  • “Deze methode, via ruiken het gepotentieerde middel op de patiënt te laten inwerken heeft grote
    voordelen bij de velerlei incidenten (tegenslagen), die de behandeling van de chronische ziekten niet
    zelden plegen te storen en te onderbreken. Om die hindernissen zo snel mogelijk weer uit de weg te
    ruimen, kan men de patiënt dan het beste het tegenmiddel ook in meer of mindere sterkte via ruiken laten
    ontvangen. Dit garandeert de vlugste inwerking op de zenuwen en geeft zodoende ook het snelst baat…”
    Chronische Ziekten, blz. 161:
    “Maar ook hier is, als de aandoening niet al te erg was, de genoemde toepassing der benodigde
    geneesmiddelen door ruiken aan een daarmee bevochtigd korreltje vaak als hulp afdoende, hetgeen de
    behandeling van de acute ziekte bijzonder bekort.”

    Het eerste citaat gaat over de toepassing van snuifdoses bij incidenten, het tweede over die bij collectieve
    ziekten of tussenziekten. De snelle inname en het eruit voortvloeiende directe effect op zenuwstelsel en
    Dynamis maken snuiven tot een uiterst doelmatige toedieningsmethode. En niet alleen in de hierboven
    genoemde acute situaties! Algemeen bekend is het gunstige effect van Nux vomica bij zoiets acuuts als
    menstruatiepijn:

    Chronische Ziekten, blz. 168:
    “Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
    worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n globulus ruiken
    ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

    Het resultaat is tweeledig. Er wordt beter gereageerd op de antipsorische behandeling en de menstruatie
    verloopt beter (na enkele snuifdoses van Nux vomica).

    Organon, §248:
    “Als men ter behandeling alleen een flesje gebruikt (met een klein beetje verdunde alcohol, ± 4 gr. 40%,
    waarin een globulus van het geneesmiddel door schudden is opgelost), waaraan dagelijks of om de twee,
    drie of vier dagen moet worden geroken, …”

    Dit citaat laat Hahnemann volgen op de beschrijving van de eindverergering, met een repeterende
    inname van om de een tot vier dagen. Hij geeft ermee aan dat ook chronische psorisch miasmatische
    ziekten uitstekend met olfactie kunnen worden behandeld.




                                                                                                            155
     
  • 156.
    Richard Haehl, „SamuelHahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 424:
  • “Ik kan over het afgelopen jaar amper één op de honderd namen noemen van patiënten die mijn advies
    zochten en door mij of mijn assistenten werden behandeld, wiens chronische of acute ziekte we niet
    behandeld hebben met de meest gelukkige resultaten, uitsluitend middels deze methode van olfactie
    (ruiken, opsnuiven). Ik ben overtuigd geraakt (hetgeen ik voorheen nooit zou hebben geloofd) dat via
    deze methode van olfactie de kracht van het geneesmiddel op, tenminste, dezelfde sterkte, en dat op
    mildere wijze, op de patiënt inwerkt. Dat het even lang werkt als wanneer het geneesmiddel via de mond
    is ingenomen en dat dientengevolge de intervallen waarin de olfactie herhaald zou moeten worden niet
    korter zou hoeven zijn dan in geval van inslikken van een meer materiële dosis via de mond.”


    Betrouwbare geneesmiddelimpuls
    De toedieningswijze van een homeopathisch geneesmiddel moet aan zekere criteria voldoen. We moeten
    erop kunnen vertrouwen dat de geneesmiddelimpuls goed is en daadwerkelijk aankomt. Een directe en
    snelle werking is een extra bonus. Misverstanden over de wijze van inname moeten worden voorkomen.
    Het moet gebruiksvriendelijk te zijn. De dosering dient zo exact mogelijk afgestemd te kunnen worden
    op de behoefte van de patiënt. Toediening door middel van ruiken aan korrel of oplossing voldoet aan al
    deze criteria. We laten Hahnemann het laatste woord erover:

    Organon, vijfde editie, voetnoot §288:
    “Al hetgeen homeopathie vermag te genezen (en wat kan het niet genezen behalve hetgeen toebehoort
    aan het gebied van de chirurgische aandoeningen?) van de meest ernstige chronische ziekten die niet
    geruïneerd zijn door de allopathie, maar ook de acute ziekten, worden het meest veilig en zeker genezen
    door deze methode van ruiken.”




                                                                                                       156
     
  • 157.
  • Hahnemann paste jarenlangvrijwel uitsluitend de toedieningsmethode toe van ruiken aan korrel of
    oplossing. Toediening door middel van olfactie leent zich voor alle ziektevormen en alle
    geneesmiddelen. Door het alcoholpercentage of de mate van snuiven aan te passen kan de dosering
    worden afgestemd op de gevoeligheid van iedere patiënt. Van alle innamemethodes is dit de
    gebruiksvriendelijkste.




                                                                                                157
     
  • 158.
    16. Afwisseling vanhomeopathische geneesmiddelen

  • Geen combinaties – geen middelen tegelijk
    In het Organon vinden we regelmatig vermaningen dat er geen combinaties van geneesmiddelen
    gegeven dienen te worden en dat er geen geneesmiddelen tegelijk toegediend mogen worden.
    Dat geneesmiddelen niet gecombineerd dienen te worden spreekt vanzelf. Samenvoegen van substanties
    ter bereiding van geneesmiddelen resulteert in wederzijdse chemische beïnvloeding. Als dit niet
    geschiedt met steeds exact dezelfde substanties in precies dezelfde hoeveelheden en identieke
    verhoudingen qua warmte en vochtigheidsgraad, lopen we de kans verschillende en daarmee anders
    werkzame geneesmiddelen te verkrijgen. De homeopathie zal erdoor aan betrouwbaarheid verliezen.
    Hahnemann doelt tevens op de antipsorische behandeling.
    Bij één constitutie kunnen niet twee verschillende anti-psorische middelen passen, althans niet op
    hetzelfde moment. Een individu kan niet tegelijkertijd een Natrium muriaticum- én een Phosphorus type
    zijn. De kans is klein dat twee op de constitutie voorgeschreven (minerale) middelen in afwisseling
    gegeven zullen worden.
    En zo dit al het geval is, dan zal het in afwisseling zijn en NOOIT tegelijkertijd. Bijvoorbeeld: het ene
    minerale middel wordt voorgeschreven op de constitutie en het andere omdat adequate reacties
    uitblijven. Middelen zoals Sulphur, Carbo vegetabilis, Carbo animalis, Hepar e.d. kunnen tijdelijk als
    hulpmiddel worden ingezet om de constitutionele respons te verbeteren. Zulke middelen vallen onder de
    noemer tussenmiddelen indien met C-potenties wordt gewerkt.

    Organon, §273:
    “Voor geen enkel geval van efficiënte therapie is het nodig, en daarom alleen al is het ontoelaatbaar,
    meer dan één enkele, enkelvoudige, geneesmiddelsubstantie tegelijk bij een patiënt aan te wenden. Ik
    kan niet inzien dat er ook maar de minste twijfel zou kunnen bestaan over de vraag of het natuurlijker en
    verstandiger is, maar één enkele, enkelvoudige, goed gekende, medicinale substantie tegelijk bij een
    ziekte voor te schrijven, dan een mengsel van meerdere verschillende middelen. In de enige echte,
    eenvoudige geneeskunde, de enige die zich houdt aan de natuur, de homeopathie, is het absoluut uit den
    boze de patiënt twee verschillende geneesmiddelen tegelijk toe te dienen.”


    Verschillende geneesmiddelen op verschillende tijdstippen
    Hahnemann‟s woorden sluiten andere interpretaties uit. Hierover kunnen geen misverstanden bestaan.
    Eén geneesmiddel tegelijk voor de behandeling van één ziekte. Echter, bij de aanwezigheid van
    verschillende pathologische tendensen (ziekten) worden verschillende geneesmiddelen op uiteenlopende
    tijdstippen gegeven, namelijk als daar door het karakter van de ziektetendensen aanleiding toe is. Dit kan
    eventueel op verschillende momenten op één dag of bijvoorbeeld om de dag. Hahnemann classificeert de
    geneesmiddelen volgens een duidelijke hiërarchie: ze zijn antipsorisch werkzaam of ze zijn het niet.
    Ditzelfde onderscheid speelt een rol in de afwisseling van geneesmiddelen. In acute situaties wisselde
    Hahnemann soms ook plantaardige geneesmiddelen kort na elkaar af.
    Het afwisselen van middelen sluit aan bij Hahnemann‟s concept van de verschillende ziektevormen en
    dit concept is op zijn beurt in overeenstemming met de levende werkelijkheid van alledag. In het
    Organon laat Hahnemann zich er zo over uit:

    Organon, voetnoot §40:


                                                                                                          158
     
  • 159.
    “Nauwkeurige proefnemingen engenezingen van dit soort complex ziekten hebben mij ervan overtuigd,
  • dat ze geen legering hebben gevormd, maar dat in zulke gevallen alleen de een naast de ander in het
    organisme voorkomt, ieder in de voor haar geschikte delen. Genezing komt dan ook tot stand door de
    passende afwisseling van de beste middelen tegen syfilis en scabies, elk in de juiste toebereiding en
    dosering.”

    Iedere afzonderlijke ziektesoort vraagt behandeling met geneesmiddelen die op basis van
    gelijksoortigheid de achterliggende pathologische tendens kunnen uitdoven. Zo kent iedere ziektesoort
    haar eigen geneesmiddelgroep.

    Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 1, p. 177, over cholera:
    “Als de ziekte zich ontwikkeld had tot in het tweede of derde stadium, adviseerde Hahnemann het pure
    gebruik van Cuprum, Veratrum album, Bryonia en Rhus toxicodendron, de laatste twee in afwisseling
    met elkaar.”

    En in deel 2, blz. 217, uit 1832: Hahnemann‟s brief aan Bönninghausen:
    “Ik wilde je ook nog meedelen dat mijn assistent Dr. Lehman (die in een opmerkelijk korte tijd een
    scherp en capabel homeopaat geworden is, na zeventien jaar allopathische praktijkvoering) de
    afgelopen vier maanden alle patiënten met ontzettend goede resultaten behandelde, en alleen middels
    snuifdoses (met in meerdere of mindere mate sterk ruiken), waarbij, afhankelijk van de omstandigheden,
    het geneesmiddel iedere 7, 10 of 14 dagen werd herhaald, of het werd toegestaan zijn werking een
    aantal weken te continueren. Soms werd het in afwisseling gegeven met het volgende best geïndiceerde
    geneesmiddel.”

    Het betreft hier een brief uit 1832, dus lang voor de ontwikkeling van LM-potenties. Het is nog in een
    vroeg stadium van het sneller herhalen van geneesmiddelen (één keer per week), wat pas zo rond 1835
    de regel werd. Tevens wordt olfactie ter sprake gebracht en het herhalen dan wel afwisselen van
    geneesmiddelen binnen een relatief korte periode. Ondanks dat wij er bij lang werkende middelen vanuit
    kunnen gaan dat de eerdere dosis nog werkzaam is, blijken middelen - met toenemend succes - sneller te
    kunnen worden herhaald, eventueel in afwisseling met andere passende geneesmiddelen.

    In een brief van 27 april 1832 schrijft W. Gross aan Hahnemann:

    “Ik had mezelf al verzoend met het idee spoedig te zullen overlijden en toch, in tegenstelling tot alle
    menselijke verwachtingen, had ik het goede geluk de brandende koorts te zien verdwijnen binnen zeven
    dagen, enkel door het gebruik van dat geweldige homeopathische geneesmiddel tegen de meest ernstige
    ontstekingen Aconitum, met behulp van een paar secondaire geneesmiddelen zoals Bryonia, Cannabis,
    Nux vomica en Pulsatilla, voor enkele van de andere symptomen. Na de achtste dag begon het herstel.”
    (Richard Haehl, „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 229)

    In Gross‟ brief wordt niet rechtstreeks gesproken van in afwisseling genomen middelen, maar uit de
    context kunnen we afleiden dat Aconitum het hoofdmiddel was en vier andere middelen eveneens
    werden ingezet in een tijdsbestek van zeven dagen. We mogen op z‟n minst concluderen dat de middelen
    een goed complementair effect hadden. Het bijzondere is dat het met C-potenties werd bereikt. Op grond
    van de aard der gekozen geneesmiddelen en de intensiteit van de klachten kunnen we vaststellen dat
    Gross leed aan een „acute ziekte‟ of „collectieve- of tussenziekte‟. Gezien de hevigheid van de klachten
    was Gross‟ achterliggende miasmatische constitutie klaarblijkelijk nog onbehandeld gebleven.
    Anders lag het toen Hahnemann zelf ziek werd.


                                                                                                        159
     
  • 160.
    Richard Haehl: „SamuelHahnemann, his life and work‟, deel 2, blz.184:
  • (Hahnemann in een brief aan Dr. Stapf over het overlijden van zijn vrouw) .
    “Verscheidene dagen voor haar overlijden werd ik ziek door een brief
    van Rummel, zo heftig en zo ernstig dat ik met niemand kon spreken, ik
    kon lezen noch schrijven. Moeizaam kwam ik een aantal keren per dag
    van mijn bed om naar de stervende moeder te gaan (want ze had mij zo
    gemist) zonder haar te laten zien dat ik ziek was. Staphisagria en
    Arsenicum verscheidene keren per dag in afwisseling ingenomen hebben
    mij gered, zodat ik herstellende was toen zij overleed. De ontrieving door
    een staatsbegrafenis (verplicht hier), het begeleiden van mijn twee
    dochters, het verdelen van het (behoorlijke) materiële erfgoed, en daarbij
    een terugval in die soort van zenuwkoorts, die mij opnieuw gedurende een
    dag of drie, vier van al mijn krachten beroofde.”


    Afwisseling, een voorbeeld
    Hier is sprake van drieërlei ziekmakende omstandigheden. Hahnemann‟s vrouw ligt op sterven, wat hem
    diep aangrijpt. Er wordt een brief bezorgd die Hahnemann zo ontstelt dat hij enkele dagen niet kan
    praten. Hierin vinden we de indicatie voor Staphisagria tegen (ten derde) een constitutionele Arsenicum-
    achtergrond. Beide geneesmiddelen, in afwisseling ingenomen, helpen de dan 76-jarige Hahnemann er
    weer bovenop.
    Deze twee incidenten, het overlijden van zijn vrouw en de brief van Rummel (Staph.), grepen
    Hahnemann zo aan dat de constitutie als reactie acuut miasmatische (Ars.) „zenuwkoorts‟ produceerde.
    Verschillende ziektevormen die om verschillende medicatie vragen.

    Over de toepassing van Sulphur bij het psorisch miasma schrijft Hahnemann in het voorwoord van
    Bönninghausen‟s Repertory of anti-psoric remedies het volgende:

    “Het is beter, om in plaats van deze doses (Sulphur) in snelle opeenvolging te geven na bijvoorbeeld
    drie doses een passend intermediair geneesmiddel toe te dienen. Nux vomica, bijvoorbeeld, gedurende
    acht of tien dagen, want de constitutie verzet zich vaak tegen het ongestoord door laten werken van
    meerdere doses Sulphur, hoe noodzakelijk dat geneesmiddel ook is voor de chronische conditie. Door de
    werking van deze intermediaire geneesmiddelen is de natuur meer genegen de gecontinueerde doses van
    Sulphur rustig te laten werken, met een goede uitwerking op het systeem.”
    (in: Richard Haehl: „Samuel Hahnemann, his life and work‟, deel 2, blz. 249)


    Frequente dosering van Sulphur geeft, zeker bij C-potenties, problemen vanwege het sterk antipsorische
    effect en de daardoor heftige reactie van de Dynamis. Deze toestand van overprikkeling en
    overstimulatie wordt in balans gebracht door het intermediaire Nux vomica. Daarna neemt de Dynamis
    aan meerdere doses Sulphur geen aanstoot meer, maar kan hij het geboden actiepotentiaal curatief
    aanwenden tegen de psorische belasting. Vergelijkbare voorbeelden vinden we in Chronische Ziekten:




                                                                                                        160
     
  • 161.
  • “De dosis antipsoricum mag niet kort voor of gedurende de menstruatie worden ingenomen. Het middel
    kan wel, indien nodig, op de vierde dag na het begin, dus ongeveer 96 uur erna, worden toegediend.
    Maar als de menses totnogtoe gewoonlijk te vroeg begonnen of te hevig waren of meerdere dagen bleven
    voortsudderen, is het vaak nodig die vierde dag eerst een kleine dosis Nux vomica te laten ruiken (een
    enkele globulus, met een hoge potentie bevochtigd) en dan pas vier tot zes dagen later het antipsoricum.
    Is zo‟n vrouw echter erg gevoelig en zwak van zenuwgestel, dan moet ze, totdat ze beter begint te
    worden, bijna elke keer 72 uur na het begin van de menstruatie eenmaal aan zo‟n korreltje ruiken,
    ongeacht de voortzetting van de antipsorische behandeling.”

    „Chronische Ziekten, blz. 168, voetnoot 1:
    “Bij zo‟n ziekelijke gesteldheid der menses bereikt men in de behandeling van chronische ziekten niets
    zonder het vermelde tussendoor gebruik van Nux vomica. Dit middel kan hierbij de door zo‟n
    ongeordend regelverloop steeds weer opgeroepen disharmonie in de zenuwfuncties weer doen
    accorderen en zo de overgevoeligheid en overprikkeldheid tot bedaren brengen, die anders voor de
    heilzame werking van de antipsorica een onoverkomelijke hindernis zouden vormen.”

    Als de menstruatieperiode een „dynamisch‟ dieptepunt in de maand vormt kunnen we met het
    antipsorische constitutiemiddel beter nog even wachten. Het ligt voor de hand dat het antipsoricum door
    z‟n dieptewerking zou kunnen zorgen voor een omgekeerd homeopathisch effect, dat wil zeggen: hevige
    verergeringen.
    Het „dynamisch dieptepunt‟, op te vatten als acuut miasmatische gesteldheid, wordt hier geneutraliseerd
    door het intermediaire gebruik van Nux vomica. De passende antipsorica gaan erdoor beter hun werk
    doen. Sterker nog, als we nalaten Nux vomica in te zetten en dus niets aan de ziekelijke gesteldheid van
    de menses doen, haalt de chronische behandeling niets uit. Nux vomica wordt gegeven ongeacht de
    voortzetting van de antipsorische behandeling.
    De antipsorische behandeling is in dit geval slechts mogelijk omdat er tussendoor Nux vomica, in
    afwisseling, wordt gegeven. Hahnemann kwam hiermee in 1835, toen hij nog uitsluitend met C-
    potenties en een bijgevolg lagere innamefrequentie werkte. Door hun aard lenen LM-potenties zich
    daarentegen bij uitstek voor toediening van diverse geneesmiddelen met kortere tussenpozen.Vanzelf
    sprekend gerechtvaardigd door de symtomen behorende bij de onderliggende ziektesoort

    Chronische Ziekten, blz. 155:
    “Overigens zal het, naarmate enige verandering in de symptomen optreedt, ook hier vaak nuttig zijn
    tussen de doses pure Sulphur soms een kleine gift Hepar sulphuris te voegen, eveneens in verschillende
    potentiegraden (als er van tijd tot tijd meerdere giften noodzakelijk worden). Niet zelden kan ook ter
    afwisseling naar gelang de omstandigheden een dosis Nux vomica (C30) of Mercurius (C30) worden
    gegeven.”

    De bij de psorische constitutie passende Sulphur en Hepar sulphuris worden afgewisseld met de door de
    omstandigheden geïndiceerde Nux vomica en Mercurius, die allebei geen antipsorische
    constitutiemiddelen zijn. Bij de chronische constitutiebehandeling met de minerale anti-psorica is zo nu
    en dan het tussendoor gebruiken van Sulphur en Hepar en met enige regelmaat Mercurius geïndiceerd.

    Chronische Ziekten, blz. 156:
    “Maar toch ontstaat er bij zeer langdurige en gecompliceerde, meestal tevoren allopathisch verknoeide
    ziekten bijna altijd de noodzaak, van tijd tot tijd gedurende de kuur weer eens een dosis Sulphur of
    Hepar sulphuris te geven (al naar gelang de symptomen). Dat moet ook als de patiënten eerder al


                                                                                                        161
     
  • 162.
    verknoeid waren doorgrote allopathische zwaveldoses en door zwavelhoudende baden. In die gevallen
  • geven we tevoren eerst een dosis Mercurius C30.”


    Reactiemoeheid
    Zelfs de chronische behandeling met minerale antipsorica maakt van tijd tot tijd een dosis Sulphur,
    Hepar sulphuris of soms Mercurius noodzakelijk. Bij Sulphur en Hepar sulphuris is dat vanwege de
    achterliggende reactiemoeheid, de psorische indifferentie. Door deze antipsorica wordt de Dynamis tot
    reageren gestimuleerd. De geïndiceerde constitutionele minerale antipsorica kunnen zo beter hun werk
    doen. Omdat de levenskracht soms de neiging heeft om of niet, of te heftig, te reageren, zijn Mercurius
    en soms Nux vomica in het andere uiterste de tegenhangers van Sulphur en Hepar sulphuris. Bij
    minerale constitutiemiddelen die met name ‟s avonds en ‟s nachts sterke verergeringen uitlokken,
    denken we aan Mercurius om de opgeroepen, bijna acuut miasmatische toestand weer tot bedaren te
    brengen. De Dynamis wordt ermee tot constructieve reacties aangezet, speciaal wanneer eerder grote
    materiële doses zwavel of mineraalbaden zijn toegediend.
    Zo ken ik het geval van een vrouw met ernstige longinfiltraten en bronchi-ëctasiën die, na drie bezoeken
    aan een mineraal bad in Zwitserland, acuut miasmatische longproblemen ontwikkelde waarbij zij er na
    een longontsteking op het nippertje met het leven vanaf kwam.
    Een ander voorbeeld van het afwisselen van homeopathische middelen:

    Chronische Ziekten, blz. 161 en 162:
    “Sinds ik leerde de langdurige ziekten en kwalen te genezen door homeopathische vernietiging van hun
    psorische oorsprong, ontdekte ik dat de epidemisch heersende wisselkoortsen bijna ieder jaar qua
    karakter en symptomen verschillend waren en derhalve ook bijna ieder jaar door een ander,
    verschillend geneesmiddel specifiek te genezen. Het ene jaar met Arsenicum, een ander jaar met
    Belladonna of met Antimonium crudum, met Spigelia, Aconitum, Ipecacuanha afgewisseld met Nux
    vomica, Salmiak, Natrium muriaticum, Opium, Cina alleen of in afwisseling met Capsicum, met alleen
    Capsicum, met Menianthes trifoliata, Calcarea carbonica, Pulsatilla, een der beide Carbo-vormen,
    Arnica alleen of in afwisseling met Ipecacuanha enz.”


    Tussenziekten behandeld met afwisseling van middelen
    Dit citaat uit Chronische Ziekten laat zien we hoe Hahnemann bij de behandeling van epidemische
    ziekten, door hem ook wel tussenziekten genoemd, geneesmiddelen afwisselde binnen de behandeling
    van één ziektebeeld. Let wel: in afwisseling, niet tegelijkertijd. Verder valt op dat hij eveneens
    afwisselde met antipsorica die op de constitutie en niet op een acute ziekte worden voorgeschreven.
    Geneesmiddelen als Natrium muriaticum en Calcarea carbonica zijn beide diepwerkende
    constitutiemiddelen. Dat Arsenicum en Antimonium crudum ten tonele verschijnen hoeft geen verbazing
    te wekken omdat ze allebei regelmatig zijn aangewezen bij ziektetoestanden die een acuut miasmatisch
    karakter dragen. Voorts zien we dat Hahnemann afwisselde met één der beide Carbo‟s om,
    overeenkomstig hun aard, de dreigende reactiemoeheid - de psorische indifferentie - het hoofd te bieden.
    Verderop in dezelfde voetnoot:

    Chronische Ziekten, blz. 162:
    “Ook in het begin van de kuur van een epidemische wisselkoorts kan de homeopathische arts het zekerst
    handelen door iedere keer een subtiele dosis Sulphur toe te dienen of in de daarvoor geschikte gevallen
    Hepar sulphuris in een klein korreltje of via eraan te ruiken. Dan moet hij enkele dagen afwachten, tot
    de eruit voortvloeiende verbetering weer stilstaat.


                                                                                                        162
     
  • 163.
    Dan pas geefthij het voor de epidemie van dat jaar homeopathisch passend gevonden, niet-
  • antipsorische middel in een of twee minieme doses (maar iedere keer als de aanval is afgelopen). Omdat
    bij alle lijders aan wisselkoorts in elke epidemie voornamelijk psora betrokken is, is in de aanvang van
    iedere behandeling van een epidemische wisselkoorts een minieme dosis Sulphur of Hepar sulphuris van
    wezenlijk belang, waardoor de zieke met des te meer zekerheid en gemak herstelt.”

    Reeds voor de ziekte, de wisselkoorts in dit geval, echt doorzet geeft Hahnemann vooraf een dosis
    Sulphur om het potentiële gebrek aan reactievermogen in de kiem te smoren. Kan de Dynamis het vanaf
    dan, door de verbetering van de psorische ondergrond, alleen klaren dan is geen ander, niet-antipsorisch
    geneesmiddel benodigd. Maar als het herstel stagneert, kan alsnog het bij de genus epidemicus passende
    acute plantaardige of dierlijke middel worden ingezet.
    Het acute middel heeft een betere uitwerking omdat de levenskracht dankzij Sulphur vitaler reageert.
    Afwisselen van geneesmiddelen is feitelijk niets nieuws. Denk bijvoorbeeld aan de patiënt die na een val
    - twee weken na het laatste constitutionele voorschrift - toch maar even Arnica komt halen!




                                                                                                        163
     
  • 164.
  • Hahnemann wisselde homeopathischegeneesmiddelen af op grond van de eigenschappen hen
    toegemeten vanuit de ziekteclassificatie. Het beoogde doel is het bewerkstelligen van een diepe,
    genezende respons op het passende minerale antipsorische constitutiemiddel. Zodra dit doel is bereikt
    wordt uitsluitend het constitutiemiddel gebruikt. Middelen worden soms met heel korte tussenpozen
    afgewisseld.




                                                                                                     164
     
  • 165.
    17. Palliatieve behandeling:wanneer wel/niet behandelen


  • Palliatief behandelen
    De homeopathie heeft veel te bieden bij onomkeerbare ziekteprocessen. Homeopathische behandeling
    betekent voor patiënten met een irreversibele ziekte vaak een weldaad, bijvoorbeeld met betrekking tot
    pijnbestrijding. Tot op het laatst van het ziekteproces kan de patiënt relatief pijnvrij worden gehouden,
    zonder dat toevlucht hoeft te worden genomen tot bewustzijnsverlagende medicijnen. We doelen hier op
    ernstig zieke patiënten die naar een kwalititief goede laatste levensfase streven met behulp van
    homeopathie. Voor patiënt zowel als homeopaat is dit een intensieve en enerverende gebeurtenis.
    Van doorslaggevend belang is intensief, meestal dagelijks contact, speciaal bij ernstig lijden. De
    homeopaat moet continue aanspreekbaar zijn om desgewenst het geneesmiddel te wijzigen of de
    dosering of innamefrequentie bij te stellen. De chronische gesteldheid is in zulke gevallen een
    doorlopende ziektetoestand, die overeenkomsten vertoont met acuut miasmatische ziekten.


    Plantaardige middelen
    Met plantaardige middelen bereiken we in zulke ernstige situaties dikwijls het meest. Omdat genezing
    niet meer mogelijk is kunnen we diepwerkende antipsorica beter achterwege laten. De chronisch
    miasmatische ziekteconditie is onomkeerbaar en volgt haar eigen verloop. Desondanks kunnen de
    machteloze activiteiten van de Dynamis de patiënt wel in een toestand van totale ontreddering brengen.
    Ze roeren zich op een voor de patiënt belastende en uitputtende manier. Deze door pathologie
    gedomineerde toestand wordt door passende homeopathische middelen min of meer draaglijk gehouden,
    zodat bijvoorbeeld niet naar bewustzijnsdempende opiumderivaten hoeft te worden gegrepen.


    Urgente en levensbedreigende situaties
    Organon, voetnoot 1, §67:
    “Een uitzondering vormen de zeer urgente gevallen, waar door levensgevaar of doodsdreiging voor de
    werking van homeopathische middelen geen enkele tijd, geen uren, zelfs geen kwartieren, nauwelijks
    minuten ter beschikking staan.
    Bij plotselinge accidenten bij tevoren gezonde mensen, zoals ademstilstand, schijndood door bliksem,
    verstikking, bevriezing, verdrinking enz. is het geoorloofd en zinvol een palliativum toe te passen,
    bijvoorbeeld matige elektrische prikkels, sterke koffie-clysmata, prikkelende reukstoffen, geleidelijke
    verwarming en dergelijke.
    Daardoor worden om te beginnen de prikkelbaarheid en het gevoel, dus het fysieke leven, in ieder geval
    weer opgewekt. Is iemand dan weer gereanimeerd, dan neemt het spel van de orgaanfuncties zijn
    gezonde loop als tevoren, omdat hier geen ziekte maar alleen blokkade en onderdrukking van de op
    zichzelf gezonde levenskracht hoefde te worden weggenomen.”

    Vanuit homeopathische optiek zijn allopatische prikkels alleen dan geïndiceerd wanneer de levenskracht
    door oorzaken van buitenaf niet meer kan voldoen aan haar meest basale taak: instandhouding van het
    leven. Voor Hahnemann was de toepassing van allopathische medicatie als palliatief tijdens de
    homeopathische behandeling uitgesloten. Het was hem een doorn in het oog:

    Organon, voetnoot 11, §67:


                                                                                                         165
     
  • 166.
    “En toch beroeptde moderne half-om-half sekte (van de eclecticisten – vertaler Organon) zich hierop
  • en vindt in allerlei ziekten zulke uitzonderingen op de regel, om op die manier hun allopathische
    palliatieven door te drukken, samen met andere verderfelijke allopathische rommel. En dat alleen om
    zich de moeite te sparen voor ieder geval het passende homeopathische geneesmiddel op te zoeken. Zo
    kunnen ze gemakkelijk homeopathische artsen lijken zonder het echt te zijn. Hun daden zijn er ook naar,
    in één woord verderfelijk.”

    En verder in Organon, voetnoot 1, §148, waar hij doelt op de heren (en dames tegenwoordig) van de
    van-alles-wat-sekte:

    “Wie zou het wagen zulk lichtzinnig, schadelijk gebroed de eer aan te doen ze naar de naam van de zeer
    moeizame, maar ook heilzame kunst „homeopathische geneesheren‟ te noemen? Het is te hopen, dat zij
    hun gerechte loon niet ontgaan en zelf, eens ziek geworden, op dezelfde manier worden behandeld!”


    Tussendoor gebruik van allopathie
    Rancune ten aanzien van hen die „zijn‟ homeopathie in diskrediet brengen en daarmee de patiënten
    tekort doen, kan Hahnemann niet worden ontzegd! Het roept de vraag op of het tussendoor gebruiken
    van willekeurig welke allopathische medicatie de levenskracht tegenwerkt en daarmee de genezing - het
    doel van de homeopathische behandeling.
    Ieder onderdrukkend allopathisch medicijn vertraagt het herstel en zodoende de genezing. Het is niet
    ondenkbaar dat frequent allopathisch gebruik de homeopathische behandeling op den duur volledig
    ondermijnt. Dat de patiënt dit soort medicatie - op eigen houtje - gedurende de homeopathische
    behandeling inneemt moet dan ook worden afgeraden.
    Het zou eigenlijk niet mogen voorkomen dat de homeopaat adviseert dergelijk medicijngebruik af te
    bouwen. Wie weet hoe een en ander op grond van de ziekteclassificatie homeopathisch kan worden
    opgelost, kan erop staan dat de allopathische medicatie zo snel mogelijk wordt gestaakt. Het is hier een
    overweging om patiënten die zich bij herhaling vergrijpen aan allopathische medicatie, daarmee
    mogelijk alle homeopathische inspanningen tenietdoend, verdere homeopathische behandeling te
    weigeren.


    Substitutietherapie
    Een uitzondering moeten worden gemaakt voor substitutietherapie. Wanneer van een bepaald orgaan de
    functie totaal is uitgevallen is het niet met het leven verenigbaar om de patiënt, bijvoorbeeld, het gebruik
    van insuline of cortisonen te ontzeggen. Dit is absoluut uitgesloten. Zulke substanties vullen aan wat in
    het organisme volledige ontbreekt. Bij relatief lichte deficiënties, zoals ouderdomsdiabetes, kan door
    adequate antipsorische behandeling de behoefte aan substituerende insuline drastisch worden
    verminderd of zelfs overbodig gemaakt. De verleiding terug te vallen op allopathische behandelwijzen
    wordt geneutraliseerd door kennis en inzicht en daardoor opgedane ervaring.

    Hahnemann zag zich soms bij voorbaat voor een hopeloze taak geplaatst. Wij hebben onszelf zonder
    twijfel ook wel eens in zo‟n situatie bevonden. Of wij hier Hahnemann‟s advies moeten volgen of de
    patiënt toch telkens opnieuw het voordeel van de twijfel moeten gunnen, zal per situatie verschillen en
    uiteindelijk worden bepaald door de patiënt zelf of afhangen van het temperament en geduld van de
    homeopaat.

    Chronische Ziekten, blz. 138:


                                                                                                            166
     
  • 167.
    “Maar als deomstandigheden van de zieke in dit opzicht niet te verbeteren zijn, als hij niet over zoveel
  • levenswijsheid, religie en zelfbeheersing beschikt om alle lijden en lotsbeschikkingen, waaraan hij geen
    schuld draagt en die hij niet bij machte is te veranderen, geduldig en gelijkmoedig te dragen, als
    verdriet en gram onafwend-baar op hem afkomen zonder dat de arts in staat is deze grootste
    levenverstoorders voorgoed van hem af te wenden? Laat dan de arts liever de behandeling van die
    chronische ziekte opgeven en de zieke aan zijn lot overlaten. Want daar waar de levenshouding door
    voortdurende aanvallen op de gemoedsgesteldheid wordt verstoord, kan zelfs de meest magistrale
    behandelingsstrategie met optimaal uitgezochte en voor de lichamelijke aandoening passende genees-
    middelen niets, helemaal niets goeds uitrichten voor welke chronische patiënt ook die onder
    voortdurende zorg en narigheid gaat gebukt. Het is dwaasheid door te gaan met het mooiste bouwwerk,
    als de grond eronder elke dag, hoe geleidelijk ook, door aanspoelende golven wordt ondermijnd.”

    Chronische Ziekten, voetnoot 1, blz. 138:
    “Tenzij de patiënt weinig of geen reden zou hebben voor zijn ontstemming of verdriet of vrijwel geen
    aanleiding tot ergernis van buitenaf. Dan zou hij dus meer voor zijn affectieve stoornis behandeld
    moeten worden met de antipsorische middelen die zijn resterende chronische ziektesymptomen ook
    dekken. Dat zijn gevallen die niet alleen te genezen, maar vaak zelfs simpel te genezen zijn.”


    Gezonde levenshouding – lotsbeschikking en karma
    Wat Hahnemann lotsbeschikkingen noemt, noemen wij tegenwoordig karma. Het moge duidelijk zijn
    dat homeopathische behandeling geenszins de individuele lotsbeschikking in de weg staat. Het is eerder
    omgekeerd. Overeenkomstig Hahnemann‟s beschrijving van incidenten heeft homeopathie juist een
    ondersteunende functie. De individuele levensomstandigheden en de reacties erop helpen ons het
    passende geneesmiddel te vinden. Dit middel helpt de patiënt de voor hem „gezonde‟ verhouding ten
    opzichte van zijn levensomstandigheden te vinden. Geduld is hier een schone zaak.
    Ik herinner mij een patiënte die meteen na haar geboorte werd afgestaan door haar moeder. Voor haar
    16e levensjaar verloor zij beide pleegouders (door vroegtijdig overlijden) en haar pleegbroer (door een
    bromfietsongeval). Zij voelde zich hierdoor opnieuw totaal alleen staan. Zij worstelde met kwesties
    zoals: “Durf ik ooit kinderen te krijgen? Ik weet niet eens hoe dat moet! En durf ik me überhaupt nog
    wel met mensen te verbinden?”
    Tijdens de homeopathische behandeling kwam steeds sterker de drang opzetten op zoek te gaan naar
    haar biologische moeder. Na lang wikken en wegen gaf zij er schoorvoetend aan toe. Ondanks het grote
    geheim dat haar dochter in haar leven betekende reageerde de biologische moeder direct op het via een
    officiële instantie gedane verzoek om contact. De verbinding werd voorzichtig hersteld.
    Nu, jaren later, heeft zij een relatie en twee gezonde kinderen.
    Soms blijken ogenschijnlijk maar ook daadwerkelijk tegenwerkende krachten de mens in staat te stellen
    de levensdraad terug te vinden en op te pakken.

    Naar mijn ervaring kan homeopathische behandeling karmische processen als geen ander ondersteunen.
    Waar de uiteindelijke „oplossing‟ voor de levensproblematiek niet wordt gevonden, maakt het palliatieve
    effect op de gevolgen van de levensomstandigheden, de behandeling toch zinvol. De omstandigheden
    zelf veranderen niet, maar wel hoe ermee wordt omgegaan. Dan kunnen wij uit de vicieuze cirkel
    vandaan komen en de behandeling van de psorische belasting van de levenskracht beginnen.




                                                                                                         167
     
  • 168.
  • Richard Haehl,Samuel Hahnemann, his life and work.
    Samuel Hahnemann, Chronische Ziekten.
    Samuel Hahnemann, Organon (1e, 4e, 5e en 6e editie).
    Rima Handley, In search of the later Hahnemann.
    J.T. Kent, Lectures on hom. philosophy
    Roberts, Princeples and Art of Cure
    Samuel Hahnemann, Lesserwriting




                                                             168
     
  • 169.
  •